De opkomst van een nieuwe religie

Gent, oktober 2024

De onderhandelingen voor een nieuw gemeentebestuur in Gent liepen faliekant af voor Groen. Dat laatste had op een nogal opzichtige manier zijn stempel op het vorige bestuur gedrukt, hetgeen te merken was aan commentaren in de media. Matthias De Clercq, een telg uit het bekende liberale geslacht in het Gentse – ze leverde ooit een EU-commissaris -, was de onafgebroken bemoeienis van de Groenen die hem haast tot een koelie degradeerden – hij mocht al blij zijn dat hij naar de pijpen van de Groenen mocht dansen – kennelijk zo beu dat de belgicist De Clercq nog liever met zijn flamingantische tegenstanders van N-VA in zee ging.

Als De Clercq veronderstelde dat hij hiermee van het groene geteem verlost was, had hij het mooi mis: De rood-groene jongens en meisjes kwamen op straat. Ze vonden het niet kunnen dat zij, de grote tovenaars van de groene transitie-die-de-wereld-zal-redden, zomaar opzij werden gezet: hun taak is immers verre van af. Integendeel: volgens de pastoors van de groene verlichting moet alles nog gebeuren opdat de wereld van de toekomst een hemel op aarde zou worden. Ze hielden het niet bij één manifestatie, want hun opdracht vereiste een ver doorgedreven inzet. Ze hielden zowaar een echte wake. Iets wat men doet als een geliefde op het sterfbed ligt. En zo kwamen ze meteen ook in verzet tegen de regels van het meerderheidsdenken. Democratie à la Vert-Rouge.

Een bekend verhaal

Met een naar mijn oordeel te grote regelmaat lezen we dat extremistische “groene” groepen zoals Extinction Rebellion in Nederland of in het Verenigd Koninkrijk de autowegen blokkeren, omdat de transitie naar een schone wereld volgens hen veel te traag verloopt. En de figuren met het minste geduld onder hen schromen zich niet om aloude, kostbare kunstwerken te besmeuren. Die kunst: dat is toch maar het product van een bourgeoiscultuur, die verantwoordelijk is voor de ondergang van de wereld en de aanstaande massa-extinctie van de mensheid, gevolg van een vreselijk doorslaande opwarming van de aarde door het opstoken van fossiel. En dan is, volgens hen, de keuze duidelijk. Want wat is er belangrijker: leven of het kunstwerk? Het komt bij hen niet op dat dit helemaal geen tegenstelling is, maar dat kan de pret niet bederven.

Ik twijfel er niet aan dat deze lieden zich voor de volle 100% achter hun Gentse geestesgenoten zullen scharen.

Met dit alles verschijnt de groene séance in Gent als een van de zovele verschijningsvormen van een verhaal dat vooral jonge geesten in voornamelijk het Westen in z’n greep houdt.

Een nieuwe religie

Jammer genoeg gaat het bij dit alles niet simpelweg om een “verhaal”. Er is meer aan de hand. Er is namelijk een canon dat een geloofsbelijdenis omvat, er zijn missionarissen die de ongelovigen moeten bekeren en er zijn militante hogepriesters die de onwilligen in de voegen moeten houden. Er is ook een verlossingsverhaal en daarbij hoort uiteraard een of andere vorm van martelaarschap of, tenminste, de plicht voor elkeen om zich in de leer te scholen en als een trouw volgeling van de Heilige Boodschap te streven naar een zo zuiver mogelijk leven, waarbij het verfoeien der zondaren niet mag ontbreken.

De canon van het nieuwe geloof is zo onderhand wel bekend: door de onnoemelijke schuld van vooral de blanke, westerse mens is de natuur in groot gevaar. Niet alleen de leeuwerik, de steenuil en de gagel dreigen door de lichtzinnige geldzucht van de mens te verdwijnen: er is ook geen plaats meer voor grotere dierlijke wezens, zoals de wolf. Meer zelfs: de hele planeet gaat er aan. Schuldige is dan ook de massale industrialisatie, waarom er moet gedeïndustrialiseerd worden. Het is dus een weldaad dat er profeten opstaan, niet alleen om de mensen te waarschuwen en tot bekering op te roepen, maar ook om de straffen die de zondaren boven het hoofd hangen in herinnering te brengen. Daarmee kunnen de lieden die tot zonde neigen zich op het nippertje nog bekeren tot de ware groene kerk.

Dit verhaal is natuurlijk een mengeling van spot en cynisme. Evenwel daag ik iedereen uit om met deze achtergrond in gedachten te kijken naar het diepdroeve optreden van de groene zeloten van Gent, die nu plaats moeten maken voor de farizeeërs van N-VA.

Ieder zijn eigen narratief

De groene beweging is erin geslaagd om zichzelf te bekleden met een aureool van onaantastbare heiligheid. Zij hebben zich gehesen in het gewaad van de apostelen die de arme, verdwaalde kudde weer naar de ware schaapstal moeten leiden. En voor wie toch misloopt, wacht de verdiende straf. Zo komt het dat wie een boom velt die hij ooit zelf heeft geplant een delegatie van “die van ’t groen” over de vloer kan krijgen, want zij achten zich de wraakengelen in dienst van de groene god.

Dat is religie in zijn slechte verschijningsvorm, zoals we die vinden in bepaalde islamitische landen. Daar heeft de sharia ook voorrang op welk democratisch principe dan ook.

Maar ons verhaal klinkt anders, want onze visie is er een van een leven dat doortrokken is van de verlichtingsgedachte. We kennen ze allemaal, de doordringende woorden van Immanuel Kant in het voormalige Koningsbergen: SAPERE AUDE! Durf te denken! Durf je te bedienen van je eigen verstand!

Politiek krijgt die oproep nu een wel heel duidelijke én actuele betekenis: iedere politieke partij moet haar eigen verhaal brengen, in plaats van zich door de groene bacterie te laten besmetten. De socialisten moeten zich richten op de zorgen van de gewone werkende mens. De kristelijken moeten zich richten naar de bovennatuurlijke betekenis van de menselijke waardigheid. En de nationalisten moeten zich bezighouden met de bloei van onze Vlaamse gemeenschap. En speciaal voor deze laatsten hoort te worden herinnerd aan de gedachte die hoog op de IJzertoren staat geschreven: nooit meer oorlog. Te beginnen met de relaties tussen de nationalisten zélf.

Er is zeker nood aan een beleid voor de natuur en het toekomstig welzijn. Maar laten we dan toch consequent wezen: je kunt niet aan de ene kant opkomen voor de bloemen en de bijtjes en tegelijk de staatsgrenzen wagenwijd willen open zetten. Want in het dichtbevolkte Vlaanderen leidt een massieve immigratie onverbiddelijk tot vernietiging van de natuur. Die mensen moeten toch érgens wonen?

Dat werpt ook een schril licht op de hele EU-politiek, die heel duidelijk onder druk van het groene geloof staat. De EU streeft niet zomaar naar een veilige, gezonde landbouw, maar beoogt een heuse transitie, de overstap naar een nieuwe, heerlijke wereld, de hemel op aarde als stapsteen naar het eeuwige geluk. Het gevolg is dat een kabinetslid in een vrije tribune in Landbouwleven (26/9/2024) moet schrijven dat het “lastig is eerlijk te vertellen waar we als veeteeltsector voor staan.”

Inderdaad: het ideale paradijs van het groene geloof is lastig uit te leggen aan mensen die met de beide voeten in de grond staan. Of voor mensen wier intellectueel adagio dat van Immanuel Kant blijft.

Jaak Peeters

Oktober 2024

Wat is dat allemaal met die EU?

Enkele losse kritische vragen

Toen de nieuwe minister van migratie, Faber, verklaarde dat Nederland zich in een asielcrisis bevindt en dat er bijgevolg restricties of correcties moeten komen op het EU-beleid in deze materie, kreeg zij van de EU een nogal brutale nul op het rekest.

Enige tijd geleden verklaarde Ursula von der Leyen dat de EU moet “gevaccineerd” worden tegen fakenews. Ze vergat even te definiëren wat ze onder ‘fakenews’ verstaat en ze vergat eveneens – pour besoin de la cause – erbij de vertellen dat in zowat alle Europese grondwetten censuur uitdrukkelijk verboden is. Kennelijk vertoefde v.d. Leyen op dat ogenblik met haar hoofd nog in de dagen van corona, toen vanuit o.m. de EU-lokalen druk op media werd uitgeoefend en de bevolking angst werd aangejaagd. Waarop de auteurs van het Clingendaelinstituut schreven: De hoofdvraag zou moeten zijn of het ethisch verantwoord is om in een noodsituatie bij de burgerbevolking bewust in te spelen op de menselijke emotie van angst.

Waarom zet de EU zo fanatiek in op energietransitie – mede onder druk van de  groene extreme linkerzijde en met uitsluiting van kernenergie? Waarom een voor onze landbouw zeer bedenkelijk stikstofbeleid? Waarom niet meer aandacht voor het feit dat de technische voorzieningen niet klaar zijn, zodat de bevolking zich terecht bezorgd afvraagt of zij binnenkort nog regulier elektriciteit zal krijgen en of ze nog voldoende te eten zal hebben. Dat alles terwijl het evenmin duidelijk is wie dat allemaal gaat betalen.

En waarom wil de EU landbouwgrond vernietigen en tegelijk de immigratie nog bevorderen “om de vergrijzing van de EU tegen te gaan”?

En dan is er het gepraat over een centrale ID-registratie, waarbij sommige auteurs al waarschuwend vroegen of we binnenkort bij de kassa van de supermarkt te horen zullen krijgen dat ons jaarrantsoen vlees is opgebruikt. Wat is dat allemaal, die digitalisering die de EU toelaat in onze persoonlijke wereld binnen te dringen maar het omgekeerde verhindert?

Toen Hongarije zich onlangs voornam de vaste prijzen op sommige basislevensmiddelen zoals meel, eieren en melk te verlagen, verbood het Europees Hof van Justitie dit, omdat dit de vrije concurrentie zou hinderen. Iedereen begrijpt meteen wat er aan de hand is: multinationals willen vrije baan. Het lijkt er wel heel sterk op dat de EU opgetrokken is met een grote welwillendheid ten aanzien van internationale kapitalistische groepen die hun winsten willen maximaliseren.

De nieuwe Nederlandse regering wilde bezuinigen op asieluitkeringen. Het gaat om afgewezen asielzoekers, die sedert het onzalige Marrakesh-akkoord wel héél talrijk zijn geworden, omdat het asielrecht in dat pact tot in het extreme werd uitgerekt. De Nederlandse regering wilde de overheidsbijdage aan de huisvesting van mensen die het land al lang hadden moeten verlaten stopzetten. De Europese Commissie wist evenwel mee te delen dat Nederland  dergelijke maatregelen niet kan nemen zonder voorafgaande goedkeuring van de EU. Hoezo? Dit is een maatregel die een simpele gemeente zou moeten kunnen nemen…

Deze en vele andere vragen rijzen op bij iedereen die het beleid van de EU gadeslaat. Dat beleid produceert overigens zo’n 5 volle vellen nieuwe regelgeving per dag!

Met de verkeerde dingen bezig?

Het eerste wat een kritisch mens die zulks allemaal leest zich afvraagt is: waar is die EU eigenlijk mee bezig? Is het misschien de bedoeling om een totalitaire maatschappij te vestigen? Want laten we wel wezen: democratie en totalitarisme kunnen volgens Jan van Putten wel degelijk samen bestaan![1]

En zijn er echt geen andere problemen die van veel groter belang zijn?

Sinds enige tijd duiken er geruchten op dat Volkswagen, hét icoon van de Duitse auto-industrie, wel eens zou kunnen besluiten Duitsland te verlaten. Enige tijd terug klonken gelijkaardige geluiden in verband met BASF – nog een industrieel icoon.

De kranten brengen met grote regelmaat artikelen over de verdwijning van de maakindustrie uit Europa. We worden voor de meest essentiële dingen steeds meer afhankelijk van landen als China, waarvoor we – tenminste volgens de Amerikanen – bevreesd moeten zijn, al geldt die vrees eerder voor Amerika zélf.

Het lijkt er verder op dat de EU met haar hoofd nog steeds in het tijdperk van de hyperglobalisatie[2] leeft, en maar geen oog wil hebben voor de kwalijke gevolgen daarvan.

Een van die meest kwalijke van die gevolgen is de massa-immigratie, waartegen steeds meer verzet oprijst in heel Europa: in Nederland, in Duitsland, in Polen, in Hongarije, in Italië en ook in Vlaanderen[3]. Mensen maken zich zorgen over de toekomst van onze cultuur, over de toekomstige positie van de blanke bevolking, over de veiligheid van de autochtonen. Maar die bezorgheid stuit vanuit EU-kringen steeds weer op de beschuldiging van racisme. Als we de mensen die bezorgd zijn om het behoud van de eigen cultuur nationalisten noemen en de verdedigers van totale open grenzen kosmopolieten, dan blijkt uit onderzoeken dat de nationalisten duidelijk de meerderheid van de bevolking vormen[4]. Toch krijgen die het etiket van populisme opgespeld – ook vanuit de EU.

Kortom: het lijkt er veel te veel op dat de EU de bevolking een bestaanswijze wil opdringen zonder die bevolking daarover te raadplegen, hetgeen de gedachte oproept dat het EU-parlement slechts schone schijn is.

De Nordstream-affaire

Zoals bekend draai(d)en de Europese bedrijven in belangrijke mate op goedkope Russische energie. Na het opblazen  van de Nordstream pijpleiding onder de Baltische zee is de toegang tot die goedkope energie grotendeels afgesloten. Het gevolg is een sterke vermindering van het internationale concurrentievermogen van de industrie in de EU en bijgevolg een belangrijke oorzaak van banenverlies. Nu zijn die bedrijven verplicht te werken het veel duurdere Amerikaans schaliegas, waarvan de winning dan ook nog eens zeer vervuilend is.

Die Nordstream was van bij de conceptie een doorn in de Amerikaanse geopolitieke ogen. Volgens hen moet Rusland immers geïsoleerd worden en wegzakken tot een pariastaat[5]  – de Amerikaanse droom over de wereldhegemonie gaat over veel meer dan de strijd tegen China. Iedereen in Europa die de ontwikkelingen volgt, wist dat Biden zowat gezworen had dat Nordstream er niet zou komen. Die afwijzing paste perfect in de Amerikaanse strategie van een proxy-oorlog tegen Rusland. Maar het resultaat daarvan is concreet dat Europa een pak industrie zal verliezen en tegelijk de Amerikanen geld zal toespelen waarmee zij hun oorlog tegen China kunnen helpen bekostigen, terwijl de Europeanen opgezadeld zitten met een oorlog tegen dat andere Europa – Rusland – waarvoor zij zelf in alle opzichten moeten opdraaien en totaal geen voordeel bij halen.

Sterker nog: einde september nam het EU-parlement een resolutie aan waarin het vraagt de inzet van langeafstandsraketten tegen Russische doelen goed te keuren – terwijl nota bene noch de EU, noch het EU-parlement over een leger beschikken en dat laatste bijgevolg geen resoluties over deze materie heeft aan te nemen. Het lijkt wel de uitvoering van een bevel van Blinken.

Men vraagt zich bij zulke toestanden of die lieden wel goed bij hun hoofd zijn, vermits de Russen kernraketten op EU-doelen kunnen afschieten en dat voor Amerika zullen nalaten. Het slaafs navolgen van het Amerikaanse oorlogsnarratief zou dus op een volledige vernietiging van ons continent kunnen uitdraaien. Daarmee zou ons continent voor de derde keer op een goede 100 jaar worden verwoest. Volledig ditmaal: einde Europese beschaving.

Mooi resultaat, voorwaar!

Men denkt hierbij onwillekeurig aan Trump, wiens grootspraak soms meer aandacht verdient dan ze krijgt. Men herinnert zich dat deze man verklaarde dat zijn eerste daad als president zou zijn: het stoppen van de oorlog in Oekraïne. Of dat zou lukken, weet niemand, maar dit had bij de EU-Commissie het idee kunnen oproepen om zélf, als EU, een verregaand initiatief te nemen. De aanslag op Nordstream is zo schadelijk en zo manifest tegen elk Europees belang, dat de Commissie deze aanslag had kunnen aangrijpen om zichzelf tot in de top van de wereldpolitiek te hijsen. Jammer, want de rekening is in alle opzichten voor de werkende bevolking.

De houding van de EU ten aanzien van een mogelijke nieuwe oorlog in Europa – er wordt serieus over gesproken – is op z’n minste bedenkelijk, zeker nu op belangrijke posten  russofobe commissarissen uit het Balticum werden geplaatst: Kubilius uit Litouwen voor defensie en Kallas uit Estland voor buitenlandse zaken. Haviken dus.

Het Europa der volkeren

Hoever staat dit alles af van de oude droom over het Europa der volkeren, waarbij de slagzin op de IJzertoren in het Vlaamse Diksmuide centraal staat:  Nooit meer oorlog!

Voorlopig is die oorlog binnen de EU niet waarschijnlijk, maar men heeft de oorlogskans nu verlegd naar een oorlog met – zoals al genoemd: dat andere Europa. Niemand schijnt soms maar heel even de oude landkaarten van Europa te raadplegen. Dat zou nochtans goed zijn, want dan zou men zien dat Rusland algemeen tot Europa werd gerekend, althans tot 1917, hetgeen nieuwe vragen oproept[6]. Rusland, de EU én Oekraïne liggen, tot nader bericht, op het Euraziatische vasteland en Amerika nu eenmaal niet.

In de plaats van zo’n gedurfd maar groots plan op te zetten, gebruik makend van het  Nordstreamschandaal, blijft men zich bezig houden met het ontmantelen van de nationale staten, alsof men nog altijd staat te staren naar de puinhopen van 1945, toen men zwoer dat men alles zou ondernemen om iets dergelijks voorgoed te voorkomen. Sommigen, zoals Mark Eyskens[7], vonden dat daarvoor de nationale staten tot provincies van een haast unitaire Europese staat zouden moeten worden herleid. Maar nu haalt men langs de achterdeur een nog veel gevaarlijker conflict in huis, een waaraan voor Europa geen goede kant te bespeuren valt en waarvan de voordelen – als er al die zijn – volledig aan Europa zullen voorbijgaan. En dat terwijl er geen geld is voor de gezondheidszorg.

Het lijkt er veel te veel op dat het EU-project geheel is doorgeslagen.

De EU biedt te veel het beeld van een groep volken die in de greep is van een zelfverklaarde elite die geen oog heeft voor de concrete, dagelijkse zorgen van de gewone Europese sterveling. Of een die dienstbaar is aan het grootkapitalisme en globalisten, zich laat opjutten door klimaatbevlogenen en/of door wokenaars van allerlei slag. In plaats van ten dienste van de mensen en de volkeren te staan, biedt de EU-elite het beeld van een arrogante, hautaine club van lieden die onder elkaar met hun eigen besognes bezig zijn en vooral uit zijn op hun eigen macht. Ze scheppen een vreemdsoortige symbiose tussen een democratie en een totalitair, alles controlerend systeem  en ‘promoveren’ daarmee zichzelf tot de vijand van iedereen die ooit droomde over het Europa van de vrije volkeren.

Te veel ook wekt de EU de indruk dat ze de Europeanen in een digitale knelbuis wil opsluiten. Als het niet is in het kader van de strijd tegen de kinderporno, dan gaat het om de gezondheid, de veiligheid of om manipulatie door “buitenlandse machten”.  En over manipulatie gesproken: wat te denken over de weigering van Musk om de door de EU voorgestelde ‘deal’ over het invoeren van censuur op X in de EU in ruil voor de vrijstelling van zware belastingen?

Het is niet de eerste keer dat de EU – boot de mist in vaart. Mark Elchardus schrijft in zijn Reset dat de EU een regeling zou moeten uitwerken, waardoor volksgroepen onder bepaalde voorwaarden op een geregelde, vredevolle manier kunnen uittreden uit de staat waarin ze tot dat ogenblik zijn opgenomen. Maar in de Catalaanse crisis van 2019 heeft de EU er koppig het zwijgen toe gedaan.

Als de EU op de eerste plaats aan de mensen en de volkeren zou denken, zou het niet nodig zijn miljoenen uit de geven aan reclameborden om de mensen te overtuigen:  “Europa: dat bent U”. Want kennelijk zijn de mensen daar niet zo van overtuigd. Ze zou de soevereiniteit van de volkeren kunnen ondersteunen in plaats van die systematisch af te breken. Ze zou een werkbare buitengrenscontrole kunnen opzetten, hetgeen de veiligheid ten goede zou komen. Daar is toch reden toe, zou men denken. Ze zou kunnen ophouden met te zeuren over het opkomende populisme – dat ze vooral door eigen schuld heeft opgeroepen. Ze zou wat redelijker kunnen zijn in haar klimaatbezorgdheden. En men zou zich grondiger kunnen beraden over de plaats van de EU in de globale defensiepolitiek in plaats van al te kritiekloos het VS-verhaal te volgen[8].

Ze zou haar duurbetaalde en vaak heel bekwame ambtenaren dus op tal van gebieden heel nuttig kunnen inzetten en daarbij de zorgen van de volkeren helpen verlichten. Ze zou, bijvoorbeeld, sommige onwillige Belgen kunnen aansporen om de moeizaam tot stand gekomen Belgische taalwetten stipter na te leven. Of de integratie van nieuwkomers in de lidstaten bevorderen, in plaats van diezelfde lidstaten te willen uitwissen via een omvolking[9]. Enzovoorts. Enzovoorts.

En dan hebben we het niet eens over spectaculaire, grootse dingen…

Er bestaan wel degelijk mogelijkheden om de nationale staat – lees: de volkeren – meer in het vizier te brengen. Het nieuwe kabinet in Nederland toont alvast de weg, zoals de Nederlandse commentator Johannes Vervloed onlangs schreef.

Het is almeteen dus niet alleen de EU die op de strafbank moet. De nationale regeringen moeten zichzelf ook willen manifesteren in plaats van het slaafje van de EU te zijn.

En zelfs voor wie niet om de nationale staat maalt, kan een goed geleide EU zinvol zijn, nu de financiële wereld in het westen allesbehalve gezond is en op instorten lijkt te staan. De staatsschuld van de VS zit boven hun BNP en de rol als reservemunt voor de dollar wordt ernstig aangetast[10]. Als er al sprake is over afhankelijkheid van China, dan ligt de oplossing daarvoor niet bij een oorlog.

We hebben zoiets als Europa nodig. Al was het maar om ons te verweren tegen het geweld van de Bloombergsen, de Rockefellers en het bent figuren dat gelooft dat hun rijkdom hen het recht verschaft over de toekomst te beslissen in de plaats van de volkeren. De EU moet zich daarom op kerntaken richten en ophouden zich te bemoeien met de zaken van de lidstaten. Pas dan voegt het bestaan van de EU essentiële waarde toe.

Jaak Peeters

September 2024


[1] Op blz. 207 schrijft van Putten overigens: De geschiedenis van de Europese Unie levert (…) een recent voorbeeld van een doelbewust streven naar vermindering van democratie. Zie zijn “Politiek. Een realistische visie”, Aula,1994.

[2] Zie Mark Elchardus, Over grenzen, Ertsberg, 2024.

[3] Mensen als Paul Collier en Eugeen Roosens trokken al eerder de aandacht op dit probleem.

[4] Clingendaelnota, 2023.

[5] Kees van der Pijl, De tragedie van Oekraïne, De Blauwe Tijger, 2023.

[6] Bijvoorbeeld de wereldatlas van uitgeverij Wesmael-Charlier, Namen, 1912.

[7] De latere Belgische premier.

[8] Zie hierbij ook de interessante beschouwingen in een recent artikel: https://www.dwarsliggers.eu/index.php/2016-04-01-23-22-58/2016-04-01-23-24-27/navo/1045-is-de-navo-een-anachronisme

[9] Een net niet verboden woord, dat door Mark Elchardus nochtans openlijk wordt gebruikt.

[10] Eén van de redenen waarom de BRICS ontstond

Onder taboes gebukt

De hiernavolgende tekst verscheen eerder in www.dwarsliggers.eu. Ik publiceer deze tekst hierna als “wake-up call” (zoals dat in modern taalgebruik heet) in deze vakantietijd. De tekst bevat m.i. interessante inzichten die mensen kunnen helpen bij de debatten die men in het komende najaar kan verwachten.

Inleiding

Het is heel goed mogelijk, om niet te zeggen waarschijnlijk, dat er in de lange loop van de menselijke evolutie al heel vroeg sprake is geweest van raciale verschillen. (…) Wij kunnen er echter zeker van zijn dat de hominiden, evenzeer als andere levensvormen, neiging tot variatie vertoonden. (…) Weidenreich[1] heeft, op morfologische gronden, systematischer dan ik het hier laat voorkomen, verondersteld dat de moderne mensenrassen reeds vroeg in de menselijke evolutie ontstonden en dat zij in bepaalde aardrijkskundige gebieden hun eigen onafhankelijke ontwikkeling volgden.”[2]

En wat verder in zijn tekst schrijft Prof. Shapiro het volgende: “Ras is dus een classificerend etiket dat we gebruiken om algemene patronen van erfelijke variaties aan te duiden, die binnen een soort voorkomen en door een populatie in stand worden gehouden.”

Het zal meteen opvallen hoe afstandelijk-nuchter en zakelijk antropologen in de jaren zestig van vorige eeuw het begrip ras in menselijk verband hanteerden.

Het is niet nodig te vragen in welke krant of publicatie er vandaag op een dergelijke zakelijke manier over menselijke rassen wordt geschreven. Geen auteur durft dat tegenwoordig aan, want die loopt meteen aan tegen heftige protesten in naam van de menselijkheid en het is best denkbaar dat de auteur die het begrip ras gebruikt op de manier dat Shapiro dat deed zich voor de rechter moet verantwoorden.

Taboes

Wat we hier constateren is de werking van wat taboe is gaan heten: op het woord (menselijk) ras rust een taboe.

Om dat wat beter te begrijpen gaan we even nader in op het begrip taboe. Het woord taboe is een verbastering van het Polynesische woord tapoe, dat verwijst naar verboden handelingen of gedachten. Een taboe is dus een verbodsbepaling en in vele ‘primitieve’ culturen werd het overtreden van dergelijke verbodsbepalingen streng bestraft.

Omdat het Polynesische woord tapoe had te maken met onnatuurlijke bovenmenselijke krachten, zelfs met heiligheid[3], ging van het taboe een sterke, dominante kracht uit.

Dit verwijst naar het doorwerken van een geloof in magische krachten. “Het meest voor de hand liggende passieve magische middel bestaat in het vermijden van alle personen, zaken en plaatsen die door het bezit van bijzonder machtige krachten gevaarlijk zijn.”[4]

De moderne mens kent geen taboes?

Met opzet werd in het voorgaande geput uit wat oudere teksten. Kritische geesten zullen immers geneigd zijn aan te voeren dat de inzichten over taboes intussen veranderd zijn. Vele mensen geloven dat wij in een tijd leven waarin alle taboes sneuvelen: de moderne westerse mens kent geen taboes en als hij die ontmoet, moeten die zo snel mogelijk worden opgeruimd.

We gaan even te rade bij de goede oude Sigmund Freud in diens beroemde essay Totem en Taboe.

Freud bereidt zijn stelling voor door een aantal taboes nader te ontleden. Zo vertelt hij dat er restrictieve verboden tegen de omgang van een jongen met zijn moeder en zusters zijn gericht. In sommige gemeenschappen mocht een jongen vanaf een bepaalde leeftijd het huis van zijn moeder niet meer binnen.[5] Aan deze vermijding, die met de puberteitsceremonie begint, wordt gedurende het hele leven vastgehouden, zegt hij nog.

We weten natuurlijk dat Freud de diepere oorsprong van dit soort verboden gedragingen ging zoeken in de seksuele sfeer, zoals het verbod op incest.

Of zijn verklaring van de diepere ondergrond van deze taboes volstaat, doet in ons verhaal niet terzake. Wat hier wel mee aan de orde komt is dat taboes, hoe onbegrijpelijk ze soms ook zijn, niet simpelweg iets verbieden zoals ouders een klein kind verbieden met een scherp mes te spelen, maar dat er een verwijzing in het spel is naar boven-individuele krachten en gevaren. Hiermee sluit Freud dus aan bij hierboven genoemde schrijvers.

En dan komt Freud met een uitspraak die we verderop willen illustreren: Wij mogen vermoeden dat het taboe van de wilden van Polynesië toch niet zo ver van ons afligt als wij eerst geneigd waren te geloven, dat de zedelijke en morele verboden waaraan wij zelf gehoorzamen met dit primitieve taboe in wezen verwant zouden kunnen zijn, en dat de opheldering van het taboe licht zou kunnen werpen op de duistere oorsprong van onze eigen “categorische imperatief”.[6] En verderop: De eigenlijke bronnen van het taboe liggen evenwel dieper dan in de belangen van de bevoorrechte standen; ze ontspringen daar waar de primitiefste en tegelijk duurzaamste menselijke driften hun oorsprong hebben, namelijk in de vrees voor de werking van demonische machten. Het taboe, dat oorspronkelijk niets anders is dan de geobjectiveerde vrees voor de demonische macht die men in het voorwerp waarop een taboe rust verscholen waant, verbiedt deze macht te prikkelen en wanneer het opzettelijk of onopzettelijk is geschonden, gebiedt het taboe dat de wraak van de demon wordt geëlimineerd.”[7]

De feiten

Deze uitspraak van Sigmund Freud zal sommigen doen steigeren.

Daarom is het goed even naar de dagelijkse werkelijkheid te kijken. Tot veler (onaangename) verbazing zullen zij merken dat ook wij, mensen uit de 21e eeuw, onder taboes gebukt gaan.

We mogen, vanzelfsprekend, het begrip taboe niet opvullen met een exacte kopie van wat de schrijvers van halverwege de twintigste eeuw ons meedeelden.

We omschrijven een taboe dus als een negatieve beoordeling of een afwijzing waarbij de overtreding van het verbod kritiek of zelfs sancties oproept. Die sancties kunnen politiek of zelfs economisch zijn, maar meestal zijn ze van sociale aard: de overtreder wordt geconfronteerd met afkeurende reacties die vaak de uitsluiting uit de groep tot gevolg hebben.

Laten we er eens enkele nader onder de loep nemen.

Haast klassiek is het woord neger. Hoewel de Bosnegers in Suriname zichzélf ‘negers’ noemen, hetgeen een afkeurende houding toch zou moeten temperen, wordt in vele scholen op dit ogenblik de kinderen geleerd dat ze dat woord neger niet mogen uitspreken. Onlangs sprak een grootmoeder midden in een gesprek het woord neger uit. Prompt kreeg ze van één van haar kleinkinderen afkeuring: “Dat mag je niet zeggen, oma, dat is slecht!”.[8] Oma werd weliswaar niet uitgestoten, maar ze stootte op flink wat afwijzing. Toen oma haar kleinkind vroeg waarom dat woord slecht is, bleef het eerst stil, waarna vervolgens opklonk dat het doemwoord verwijst naar de ondergeschikte positie van de negers, bijvoorbeeld (en vooral!) in de Verenigde Staten van Amerika. Dat er honderdduizenden blanke slavinnen zijn geweest, dat de slavernij mee door plaatselijke negerkoningen werd mogelijk gemaakt, dat zelfs admiraal Tromp vier jaar lang in slavernij heeft geleefd: daar wist het kind niets van.

Op het woord neger rust een taboe. Dat is voor wie iets van geschiedenis kent zo onredelijk, dat men wel moet vermoeden dat er zoiets werkzaam is als een ondefinieerbare onrust of misschien wel angst als het verbod op het woord neger overtreden zou worden. Zoals hiervoor gesteld gaat het bij taboes niet om het feit zelf, maar om de morele, geestelijke en politieke achtergrond van het taboe en om de onzekerheid over wat er komen zal als het verbod overtreden wordt.

Een ander voorbeeld ligt in de sfeer van de heisa rond het klimaat. Iedere intellectueel geschoolde mens weet dat het klimaat natuurlijke cycli vertoont en dus veranderlijk is. Toch zien we hoe duizenden mensen met grote angst naar die natuurlijke verandering kijken. Die angst is zo groot dat er extremistische groepen opkomen voor de ‘extinctie’, en het is niet altijd even duidelijk welke extinctie hen voor ogen staat. Derhalve dringt zich in hun ogen de plicht op om veronderstelde oorzakelijke factoren met alle middelen te bestrijden. Het gevolg is dat lieden die oproepen om in alle kalmte te feiten van een veranderlijk klimaat onder ogen te zien, beladen worden met alle zonden van Israël en hen in vele media het spreken wordt belet.

Er rust niet alleen een taboe op het ontkennen van de menselijke invloed op de klimaatverandering: het taboe strekt zich uit tot het kritisch bestuderen van de feitelijke gegevens van de klimaatverandering. Sommigen zullen zeggen: tot een correcte wetenschapspraktijk.

Het woord ras uitspreken is tegenwoordig al een voldoende reden voor opwinding, zo heikel is het. Hierboven zijn voorbeelden te lezen hoe mensen op een nuchtere manier over dingen zoals menselijke rassen konden denken en schrijven. Dat kan zelfs niet eens meer. Volgens diverse instituties en wettelijke teksten moet men spreken over “zogenaamd ras”. Men is al verdacht als men het aandurft het bestaan van menselijke rassen te veronderstellen.

Het feit zelve dat het uitspreken van een woord of een term zoveel geladen heisa oproept, wijst al in de richting van een zwaar taboe.

Een ander heikel taboe is dat wat te maken heeft met de immigratie. Het woord “omvolken” is verboden – met als enige motivatie dat dit racisme uitstraalt. Uitstraalt!

Laat ons hier even op ingaan, vermits het hele gedoe over racisme, sinds de massale instroom van andere volkeren, op de bovenste plank van vele politieke deugmensen is komen liggen.

Dat racisme-taboe ligt op het spreken over niet-blanke mensen. Een zichzelf filosoof noemende en voorts onbekende figuur, de genaamde Emma-Lee Amponsah, produceerde in De Standaard onder meer volgende afschuwelijke praat: Mannen brengen de wereld onherstelbare schade toe en zijn verantwoordelijk voor het aan de macht brengen van een reeks exreemrechtse halvegaren. Als we extreemrechts willen aanpakken, dan moeten mannen hun stemrecht worden afgenomen. Mannen vormen op dit moment de grootste bedreiging van de menselijke soort.[9] En even verder nog: Witte (sic) mannen zijn genetische racisten en de schuld voor alles wat misloopt in de maatschappij.

Als die schrijfster haar woorden echt zo bedoelt, dan is hier sprake van een grove vorm van mannenhaat. Intussen sleept Amponsah zélf het racisme-verhaal aan. Er bestaat een taboe op racisme ten overstaan van niet-blanken, maar blanke mannen mogen over de hekel worden gehaald. Dat illustreert de onredelijkheid van vele hedendaagse taboes.

Iets gelijkaardigs geldt voor de kennelijke moeite die sommigen hebben met de zorgen en vragen van de mensen die liever die oude, bekende wereld niet door de massieve immigratie willen laten vernietigen. De deugmensen die het met dat ‘conservatisme’ zo moeilijk hebben, doen critici in de ban en bedreigen hen met bestraffing en uitsluiting.

Wie zei daar ook weer dat er in onze ontwikkelde wereld geen taboes bestaan?

Waarom dat alles?

Freud schrijft dat taboes ontspringen daar waar de primitiefste en tegelijk duurzaamste menselijke driften hun oorsprong hebben, namelijk in de vrees voor de werking van demonische machten.[10]

De verdienste van Freud is dat hij ons laat zien dat taboes niet zomaar uit de lucht komen vallen. Hiermee treedt hij in het voetspoor van vele schrijvers die hem voorafgingen.

Mensen leven niet in een rationeel universum – dat proberen ze te scheppen in de wetenschap en de techniek en zelfs daar gelukt het vaak niet.

De echte wereld van de mens is er een vol gevaren en angsten: de onzekerheden van het leven en de krachten die we niet de baas kunnen. Leven en dood, zin en onzin.

Die grote hersenen van ons spelen ons ook op een onaangename manier parten. De mens is voorzien van een groot voorstellingsvermogen en dat stelt hem in staat om zichzelf een wereld voor stellen. Bij voortduring maakt hij plannen die zijn hoop en zijn verlangens vorm geven. Maar tegelijk is zijn voorstellingswereld doortrokken van bezorgdheden, twijfels, onrust en van signalen die op gevaar wijzen. Tegelijk ook ervaart de mens een zekere machteloosheid, en dat brengt hem ertoe denkbeelden te ontwikkelen over gevaarlijke machten – die Freud ‘demonisch’ noemt. De mens voelt aan dat hij niet alles beheerst en dat hij soms het willoze voorwerp is van machten die hem te boven gaan.

De oorsprong van taboes moet dus gezocht worden in die door emoties en bezorgdheden gekleurde voorstellingen en in het gevoel te leven in een wereld die hem ontglipt. Het naleven van een taboe helpt de onrust te beheersen.

Als, bijvoorbeeld, op het bevragen van klimaatalarmisme een taboe ligt, dan wijst dat op gevoelens van onzekerheid, angst en boosheid.

Voor het woord neger krijgen we een onderbouwing door de verwijzing naar de slavernij, waarvan men vervolgens de pijnlijkste vorm in de Verenigde Staten meent aan te treffen. Bovendien vormen de niet-blanken in de VS een zeer grote bevolkingsgroep. De confrontatie met zwarten haalt de herinnering aan de verwerpelijke behandeling van zwarten herhaaldelijk weer naar boven en confronteert de blanke bij voortduring met zijn minder mooie geschiedenis. Als groep krijgen de blanken dus permanent te maken met de schande over het aangerichte menselijke kwaad. Het gevolg is dat in alles wat de modale Amerikaan zich voorstelt, altijd weer die racismedimensie aanwezig is en bijgevolg ook altijd de schuldgevoelens. Die wil men liever kwijt en daarom bant met het woord dat rechtstreeks naar deze gevoelens leidt.

Sinds de immigratie vanuit het zuiden roept de confrontatie met niet-blanken ook bij ons verwarde, onzekere gevoelens op en die mijden we dan maar door het woord neger te schrappen – een klassieke methode om ons van een probleem af te maken.

Ook nieuwe taboes kunnen worden gecreëerd. Als een overheid bijvoorbeeld alle uitspraken over ‘gender’ censureert en erin slaagt overtredingen laten te bestraffen, zal als vanzelf een deel van de bevolking argwanend worden bij afwijkende genderuitspraken en geneigd zijn die te veroordelen. Of erger: een spreker het spreken te beletten en misschien zelfs te molesteren.

Wat doen we daar nu mee?

Het is een illusie te denken dat we het ontstaan van taboes kunnen verhinderen. De aard van de menselijke natuur neigt naar taboevorming.

Het heeft zo mogelijk nog minder zin om een directe strijd aan te gaan. Een rechtstreekse strijd verhardt de posities en levert altijd een verliezer op, hetgeen extra-wrok veroorzaakt.

Taboevorming is ook geen individuele zaak. Daarom zijn taboes zo taai. De een jut de ander op. Geduld oefenen is dus de boodschap.

Wat wél zin heeft is het aannemen van een wetenschappelijke houding. Dat wil zeggen: kritisch bevragen en confrontatie met feiten. Dat is geen simpele houding, want de waarheid kwetst en we zijn allemaal behept met emoties. Maar als bewezen werd dat een jogger die 1 km hard loopt evenveel CO2 uitstoot als een auto van 1 ton die 1 km tegen 120 km/u rijdt, dan kan niemand dat feit blijven ontkennen.

Daartoe is het vrije woord noodzakelijk. Het is van het grootste belang elke vorm van censuur, om welke reden dan ook gevoerd, onafgebroken te bestrijden.

Daarbij betreden we voornamelijk het terrein van de media. Of het nu gaat over klimaat, de oorlog in Oost-Europa, de neiging om tegen zowat elke denkbare kwaal te vaccineren, de immigratie, of, zoals destijds, een nieuwe Hongaarse mediawet: kritische beoordeling dwingt ons telkens weer het ontbreken van een voldoende afstandelijke, kritische geest in de media aan de kaak te stellen.

We moeten die dwarse houding niet aannemen voor ons plezier of om mee te spelen in de waan van de dag, maar omdat er uiteindelijk veel meer op het spel staat: het vermijden dat we afglijden naar een dystopische wereld.[11] Bedenken we dat ook in het verhaal van Orwell de taboes overheersen: “Oorlog is vrede, vrijheid is slavernij, onwetendheid is kracht”.

Laten we daar maar niet te lacherig over doen. Europa is gevormd door het christendom in zijn katholieke, protestantse en byzantijnse versies. Het is niet onmogelijk dat de massieve immigratie van islamieten op een of ander nieuw religieus taboe uitloopt. Men kan in dat verband inderdaad ook argumenteren dat de EU zélf taboes schept.[12]

Onze houding moet er daarom een zijn van een resoluut verzet tegen het geknoei, het gedraai en het gekeer in en buiten de politiek. Wat éérst komt is de liefde voor de waarheid.


[1] Franz Weidenreich was een Duitse anatoom en antropoloog van joodse afkomst. Hij werkte aan de universiteit van Heidelberg. Zijn belangrijkste publicaties dateren uit 1927 en 1932.

[2] Harry K. Shapiro. Het begin van de mensheid. In de bundel Culturele Antropologie, Aula 1965, blz. 30.

[3] Felix M. Keesing. Inleiding tot de culturele antropologie. Aula, 1965, blz. 385.

[4] Kunz Dittmer. Algemene volkenkunde, Aula, 1962, blz. 90.

[5] Sigmund Freud. Beschouwingen over cultuur. Boom, 1999, blz. 35.

[6] Sigmund Freud, o. c., blz. 50.

[7] Freud haalt hier de visie van W. Wundt aan, die hijzelf verderop “verseksualiseert”. Freud was geen marxist.

[8] Dit is waar gebeurd.

[9] Julien Borremans in ‘t Pallieterke van 18 april 2024.

[10] Sigmund Freud, o.c., blz. 51.

[11] Het boek van Prof. Mattias Desmet, De psychologie van totalitarisme, (Pelckmans, 2022) waarschuwt hiervoor eveneens.

[12] De demissionaire U. von der Leyen verklaarde dat de EU moet ‘gevaccineerd’ worden tegen nepnieuws. In een resolutie in 2024 stemde het EU-parlement in met een motie die abortus provocatus restrictieloos uit het strafrecht wil halen. Erg katholiek is dat niet en islamitisch evenmin. De EU-commissie roept op om alle beschikbare middelen te gebruiken om ervoor te zorgen dat organisaties tegen gendergelijkheid en vrouwenrechten, inclusief ‘reproductieve rechten’ financieel droog komen te liggen. De Digital Services Act van 2022 verplicht platformen als Facebook ‘hatelijke inhoud’ te verwijderen. Het ziet er naar uit dat algemene censuur weldra zal uitmonden in nieuwe taboes (bron: EUSSR. Europa op de snelweg naar een superstaat. Uitgave Civitas Christiana, 2024.)

Jaak Peeters

juli 2024

Nederland een Nederlandstalig land? Dat is mis!

Een “onzichtbaar” onderwerp.

De Nederlandse taalkundige M. Verrips stelt dat in Nederland steeds meer kinderen met meerdere talen opgroeien[1]. Volgens moderne inzichten bij een aantal taalwetenschappers is het opgroeien in een meertalig milieu goed voor de taalontwikkeling.

In de grote steden van Nederland spreekt 60% van de mensen thuis een andere taal dan de landstaal. Er is dus sprake van meertaligheid. Maar volgens Verrips is daar onvoldoende aandacht voor. En dus is het probleem “onzichtbaar”.

Zodoende stelt zij voor door te gaan met het zogeheten “taalvriendelijk onderwijs”. Daarbij passen leerlingen in de klas niet alleen het Nederlands toe, maar ook andere talen. Zo begrijpen ze, volgens Verrips, beter de leerstof. Onderdompeling in één schooltaal is volgens haar geen goede methode om het leertraject van kinderen te verbeteren. Nederland beschouwen als een Nederlandstalig land is volgens haar dus ook om die reden fout.

Het vraagstuk van de meertaligheid.

Nederlanders hebben nooit echt met meertaligheid te maken gehad, althans niet in eigen land. Dat is anders in Vlaanderen waar het Frans lange tijd zelfs volstrekt dominant was. Ze hebben dan ook veel minder oog voor de problemen die meertalige toestanden met zich brengen.

Om een eerste insteek te maken in deze materie maken we een onderscheid tussen persoonlijke meertaligheid en maatschappelijke meertaligheid.

Een mens is meertalig als hij of zij meer talen beheerst dan alleen maar de moedertaal. Of het waar is dat een mens zoveel keren mens is als hij talen kent, is op de eerste plaats een gezegde. Maar zeker is dat de kennis van meerdere talen verrijkend is. Dat is tegelijk kritiek op de mode van vandaag: men volstaat tegenwoordig met Engels. Dat noemt men dan “een brugtaal”. Dat is een verarming, want wie leest er nog iets van Antoine De Saint-Exupéry in het Frans of de Geschichte des Abfalls der vereinigten Niederlande van Friedrich Schiller in het Duits?

Een meertalige maatschappij is iets totaal anders. Een dergelijke maatschappij bestaat uit verschillende taalgroepen, die ieder normaal hun eigen moedertaal leven en waarvan de leden misschien zelfs ééntalig zijn. Hier doelt meertaligheid niet op de aanwezigheid van meerdere talen bij één persoon, maar op de aanwezigheid van talige groepen. Dan spelen sociologische groepsprocessen en die concentreren zich vaak precies rondom de talen.

Inclusiviteit.

Dat is een term uit het modernistisch taalgebruik die, zoals vele van de termen uit dat modernistische wereldje, vooral verwarrend en verhullend is. ‘Inclusie’ betekent op de allereerste plaats ‘integreren, opnemen, toevoegen, deelnemen.’[2]

Inclusiviteit vereist het scheppen van een omgeving waarin alle individuen, ongeacht hun achtergrond, cultuur enz. volwaardig kunnen functioneren binnen een bepaalde groep. In dit geval is die groep de Nederlandse of Vlaamse samenleving.

Dat lijkt simpel, maar de adder zit ook hier onder het gras. Als er sprake is van inclusie, gaat het naar normaal aanvoelen om de opneming in een groep als een volwaardig lid. Maar dat is niet wat de protagonisten van de meertalige maatschappij op het oog hebben. Die menen immers dat “nieuwkomers” hun eigen moedertaal moeten behouden. Ze pleiten dus voor een maatschappij die uit onderscheiden groepen bestaat.

Nieuwkomers zichzelf zouden zichzelf kunnen ervaren als ‘meertalige personen’. Zoals de taalkennis van een Vlaming die ook Duits en Frans spreekt geen hinderpaal hoeft te zijn om zich te volle in de gemeenschap van de Vlamingen te engageren, zou een nieuwkomer ook zo kunnen functioneren. Er zijn er die dat doen. Hoewel namen noemen altijd riskant is, willen we toch één naam noemen: Özcal Akyol, de man die met een uitgestreken gezicht op NPO mensen interviewt.

Maar jammer genoeg zijn mensen niet zo rationeel als sommigen zouden willen en zijn mensen altijd vatbaar voor de hierboven genoemde sociologische processen: vele nieuwkomers identificeren zich namelijk met hun eigen oorsprongsgroep. Daardoor ontstaat een onaangename animositeit tussen de autochtone Nederlandse groep en de groep waartoe de betrokken allochtoon behoort. Inclusiviteit wordt dan een illusie, simpelweg omdat de nieuwkomer niet in staat is om de sprong naar de opname in de (in dit geval) Nederlandse samenleving te maken.

Hoe meer anderstaligen er zijn, hoe groter dat probleem wordt want de identificatie met de eigen oorsprongsgroep wordt dan interessanter. Preken voor meer begrip en inclusief gedrag bij de autochtonen stoot in het beste geval op schouderophalen of hoongelach. In de praktijk komen we uit op een maatschappij waarin een aantal groepen tegenover elkaar staan. Dat is precies het omgekeerde van inclusiviteit.

Die fameuze brugtaal

Verrips ziet geen graten in wat zij ‘een brugtaal’ noemt. In de praktijk is dit het Engels. Volgens haar verloopt het gesprek tussen verschillende groepen dan “het meest gelijk en eerlijk”. Maar dat is alweer géén inclusiviteit – zelfs het tegendeel ervan. Iedereen begint Engels te leren en behoudt intussen zijn eigen moedertaal. Dat is exclusiviteit of apartheid en dat leidt onverbiddelijk tot vervreemding.[3]

In dit verhaal wordt een klassieke fout gemaakt. Men vat een taal voornamelijk op als een communicatiemiddel.

Een waar gebeurd feitje zal dit duidelijk maken.

Je moet het je voorstellen: aan de kassa van een klein supermarktje staat een hoop klanten aan te schuiven om hun aankopen te betalen. Om van de verpakkingen af te raken heeft de supermarkt de lege dozen aan diezelfde kassa op een hoopje opgestapeld, zodat de klanten hun aankopen in één of meer van die dozen kunnen stoppen. In het geval in kwestie heeft het personeel zijn uiterste best gaan om de stapel zo te maken, dat hij zo weinig mogelijk ruimte inneemt.

Dan komt er een klant die precies die doos helemaal onderaan de stapel nodig heeft. Heel voorzichtig trekt hij de doos naar zich toe, maar de operatie loopt jammerlijk mis en de hele voorbeeldig opgebouwde stapel valt uiteen op de vloer.

Natuurlijk heeft de hele rij aanwezigen het voorval zien gebeuren. De klant staat daar een beetje beteuterd met zijn uitgekozen doos in de hand. Dan draait hij zich om naar de mensen aan de kassa en zegt: “het had nog véél erger kunnen zijn!”, waarop de hele troep in een lach schiet.

Wat hier gebeurt is menselijke communicatie. Die gebeurt uiteraard met taal, maar aan de woorden hangt een hele wereld van betekenissen vast, die in dit geval duidelijk op de lachspieren heeft gewerkt.

Stel je voor dat een paar nieuwkomers in de rij staan en gewoon niet begrijpen wat de klant met de doos in zijn hand aan betekenissen overdraagt: hooguit zullen ze glimlachen omdat ze anderen zien lachen. En aan de kassa zullen ze gebruik maken van een “brugtaal”. Maar die brugtaal zal nog altijd niet de finesse, de menselijke teneur van de boodschap hebben overgedragen, zoals die van de man met zijn doos bij de in elkaar gestuikte stapel dozen. En als die ‘brugtaal’ dat wél zou doen, dan zou ze geen brugtaal meer zijn, maar een volwaardige als een moedertaal functionerende taal, die in sociologische omstandigheden de bestaande moedertaal kan vervangen.

Dat is alweer géén inclusiviteit.

De sociaal-politieke dimensie

Nederland was tot voor kort een eentalige staat. Het land heeft geen enkele ervaring met de feitelijke praktijk van een maatschappij die bestaat uit verschillende van elkaar onderscheiden taalgroepen. Als de verdedigers van de multiculturele maatschappij wat in het rond zouden kijken zouden ze zien dat multiculturele staten instabiel zijn. Of ze vallen uit elkaar, of de dominante groep slorpt de subgroepen zodanig op, dat die geen sociologisch gewicht meer hebben.

Vlaanderen heeft die ervaring wel, met name in Brussel.

Nog rond 1900 was Brussel een dominant Nederlandstalige stad. De populaire TV-serie Jeroom en Benzamien illustreerde dat heel duidelijk.

Maar Brussel was en is ook het centrum van de franstaligheid in België en die was, zoals bekend, niet bepaald vriendelijk tegenover de Vlamingen, ook al vormen die de meerderheid in deze staat. De Brusselse bovenlaag was dus Franstalig en dat feit verleidde vele Vlamingen ertoe hun eigen taal te verloochenen, in de hoop in de rangen van de voornamen te worden opgenomen.

Maar in de decennia na WOII streken grote aantallen nieuwkomers neer in en rond Brussel. Velen onder hen kwamen uit landen die traditioneel op Frankrijk waren georiënteerd. De feitelijke situatie in Brussel en hun eigen achtergrond bracht de nieuwkomers ertoe Brussel als een Franstalige stad te ervaren. Het gevolg was dat, àls er al sprake was van een brugtaal, dat niet het Engels, maar het Frans was.

Omdat de transfer vanuit bijvoorbeeld Marokko naar Brussel op zichzelf menselijk gesproken een diep ingrijpende actie is, ervoeren deze mensen de neiging om zich met de eigen oorsprongsgroep te identificeren. En als ze dan toch de brug naar de Brusselse samenleving moesten maken, dan werd die brugfunctie door het Frans opgenomen.

Hier ziet men de concrete werking van de zogenaamde multiculturaliteit geïllustreerd, zoals ook Verrips en haar geestesgenoten die in Nederland denken te moeten propageren.

Om het bondig en enigszins brutaal te zeggen: in een multiculturele situatie is er gewoon geen sprake van inclusiviteit, behalve voor zeldzame gevallen zoals Akyol of burgemeester Aboutaleb van Rotterdam. In de praktijk draait de multiculturaliteit uit op de werking van het recht van de sterkste, alle lyrische en aandoenlijke beschrijvingen ten spijt. En wat wellicht het ergste is van alles: uiteindelijk leidt dit alles tot een geestelijke verschraling, waarbij de Lucifer van Vondel voor de gewone Nederlander ontoegankelijk is geworden. En blijft alleen nog de sociaaleconomische machtspolitiek over.

Jaak Peeters                                                                                                                                                           Juli 2024


[1] Isidore van Westing. Rekenen in het Frans, spellen in het Nederlands. Hoe meertaligheid de taalontwikkeling bevordert. Neerlandia, 2024 nr 2, blz. 40-41.

[2] https://synonyms.reverso.net/synoniem/nl/inclusie.

[3] De reactie hierop heet volksnationalisme. Dat werd uitvoerig beschreven door Miroslav Hroch in diens Social Preconditions of National Revival in Europe. Cambridge University Press, 1985.

Tussen wrok en democratie

Een rechtse Nederlandse regering in de steigers

Na 175 dagen onderhandelen kringelde in Nederland op 16 mei de witte rook op: er was een akkoord over een regeerprogramma, waaraan de rechtse (om dan toch maar die ongelukkige termen te gebruiken) PVV, de boerenpartij, de liberale partij en de van het CDA afgescheurde partij van Pieter Omtzigt, deel zullen uitmaken. De gedoodverfde kandidaat-premier van de linkerzijde, de voor velen zowat onuitstaanbare ex-EU-commissaris Timmermans mag daarmee zijn eigen ambities voorlopig aan de haak hangen.

Het door de partijen afgesproken regeerprogramma gaat onder de opmerkelijke titel HOOP, LEF EN TROTS – Hoofdlijnenakkoord 2024 – 2028 van PVV, VVD, NSC en BBB.[i]

Dit is om twee redenen opmerkelijk.

Ten eerste valt het eerste deel van de titel op: de auteurs verklaren een boodschap van hoop te brengen en ze doen dat met lef en zelfs trots. Hoop, omdat de kans oprijst dat er een einde komt aan vele jaren van links politiek overwicht. Het zal  moeten blijken hoe realistisch die hoop is, omdat al die jaren ‘linkse’ personen in allerlei machtsposities konden komen en die zullen niet meteen geneigd zijn hun beleid te heroriënteren. Het valt dus te vrezen dat een rechts kabinet veel tegenkanting zal ondervinden vanuit de linkerzijde, inclusief de universiteiten en de culturele sector.

Daarom is het woord lef op zijn plaats. De onderhandelaars verwachten immers ook zelf wel tegenkanting en dus moet je lef hebben om daar tegen in te willen gaan. En trots is men ter rechterzijde, omdat men er eindelijk in is geslaagd om het linkse cordon te doorbreken.

De tweede reden waarom het opmerkelijk is dat dit akkoord voorligt zit in het feit dat de als extreemrechts geklasseerde PVV van Geert Wilders voluit aan de macht deelneemt en, meer zelfs: dat zélfs de liberale Yesilgöz sprak over een “unaniem akkoord”.

Opmerkelijk is, los van de inhoud van het akkoord, eveneens het opvoeren van Ronald Plasterk als mogelijke kandidaat-premier. De academicus Plasterk was in het verleden al minister van Binnenlandse Zaken. Maar dat een lid van de concurrerende PVDA van Timmermans genoemd kan worden als premier van een rechts kabinet zonder PVDA: dat kunnen maar weinigen in Vlaanderen zich voorstellen.

Zoals was te verwachten vielen er in de media zure oprispingen te noteren. Zo wist NPO-coryfee Özcan Akyol te vertellen dat de premier van deze rechtse regering niet de premier van alle Nederlanders is. Waarmee hij bedoelde dat de rechtse regering de Nederlandse linkerzijde niet vertegenwoordigt. Een enigszins zurige opmerking van een man die men doorgaans wel kan pruimen. Vanuit deze invalshoek kan immers geen enkele meerderheidsregering àlle burgers vertegenwoordigen, omdat ze per definitie nooit de oppositie vertegenwoordigt.

De Volkskrant had het over het meest rechtse kabinet dat Nederland ooit gekend heeft en meteen het grootste politiek experiment sinds de oorlog en in Algemeen Dagblad wist de commentator mee te delen dat Wilders een stuk van zijn politiek DNA moest laten vallen.  Wilders zelf sprak over een droom die (eindelijk) uitkomt.

Zoals het geval is bij het aantreden van elke regering, is het afwachten of de soep zo heet zal opgelepeld worden als ze ingeschept werd.

Vlaamse zurigheid

Het was te verwachten dat het rechtse regeerakkoord in Nederland in Vlaanderen zure commentaren zou uitlokken.

Een van de meest gematigde commentaren was dan nog die in een stuk in De Morgen, die voorspelde dat de nieuwe Nederlandse regering met tegenwerking van binnenuit te maken zal krijgen, hetgeen inderdaad te vrezen valt.

Een hoofdvogel werd afgeschoten in Gazet van Antwerpen, waar Dirk Hendrickx er alles aan doet om het epitheton de rechtse krant van de Linkeroever zo grondig mogelijk uit te wissen. Zo wist de heer Hendrickx onlangs een uitvoerig commentaar te plegen over racisme, waarvan volgens hem de kern eruit bestaat dat mensen een verschil opmerken tussen blank en zwart. Natuurlijk is dat pure nonsens, want overal in de natuur valt het ongewone op. Dat is voor mensen niet anders, zodat een zwarte in een blanke maatschappij opvalt en omgekeerd. Het uitrekken van een begrip maakt het begrip zelf waardeloos.

Maar ditmaal maakte de commentator van dienst van de genoemde krant zich zorgen over het effect van de overwinning van Wilders in Vlaanderen. Hij ergerde zich duidelijk al aan het glunderen van Tom Van Grieken.

En hiermee wordt de kern van de dominante strekking in de Vlaamse commentaren meteen aangegeven: stel dat dit succes van Wilders op Vlaanderen afstraalt? In duidelijke taal: wat als Vlaams Belang in Vlaanderen een klinkende overwinning behaalt? Vanuit de linkerzijde wist men al meteen te vertellen dat overal waar rechts aan de macht komt, de vrouwenrechten worden geschonden, doelend op het door links gewenste onbegrensde recht op abortus.

Hoewel dit laatste vraagstuk niet de kern van dit opstel is, ilustreert het toch de vrees van de linkerzijde. Die heeft al tientallen jaren de teneur van het openbaar debat bepaald en ziet de bui nu hangen: aan haar dominantie zou wel eens een eind kunnen komen. En dat betekent dat er inderdaad normen en waarden zullen worden opgelegd die niet de hunne zijn. Wat de kernwaarde van links is, is overigens heel simpel en ze werd ooit door een volbloed marxist geformuleerd: totale bevrijding. Een vrouw is baas over haar lichaam en het (ongeboren) kind telt niet mee.

Niet alleen mensen met een christelijke achtergrond zullen in deze houding een extreem individualisme zien en de expressie van de macht van de sterkste. Die macht verdraagt geen beperkingen. Ze verdraagt geen kritisch debat. Ze verdraagt zelfs geen verdeling van de macht. Ze wil gewoon alles. Ze wil het totale eigen volk eerst – waarbij dat eigen volk synoniem is met de eigen politieke strekking, maar veroordeelt “eigen volk eerst”, wanneer dit slaat op het maatschappelijke volk.

Men kan zich overigens afvragen hoe men in links Vlaanderen zou reageren als Van Grieken een regering zou vormen en daarbij als premier John Crombez zou voorstellen. Toch is het zoiets wat in Nederland zomaar zou kunnen gebeuren.

Als er één feit uittorend boven al deze zurige wrok in Vlaanderen, dan is het dat de dominante strekking geen verstand (meer) heeft van wat democratie is. In een democratie doet het er niet toe wie de macht uitoefent, maar wat er met die macht gebeurt. Als men voor een politicus kiest is dat omdat men hoopt dat deze persoon de wensen van de kiezer het best ten uitvoer legt. Zo zou het alleszins moeten zijn. Bijgevolg is democratie geen optelsommetje, zoals in dit land de walgelijke gewoonte is geworden. Men denke aan Vivaldi, waarvan de Gutmenschliche linkerzijde volhoudt dat ze democratisch is omdat ze gesteund wordt door de meerderheid van de verkozenen, maar wel vergeet te vermelden dat die regering in Vlaanderen zelfs geen meerderheid heeft en dus volgens het inzicht van Akyol in Vlaanderen geen legitimiteit bezit.

Democratie is voor de dominante linkerzijde van toepassing als zijzelf de lakens kan uitdelen. Als ze niet in die mogelijkheid zijn, is de democratie volgens hen in gevaar. Dan welt de wrok alom op.

De grote boodschap van de regeringsvoming in Nederland is dat het volk zich daar niet hoeft bij neer te leggen en dus met lef en trots zijn mening mag doordrukken.

Jaak Peeters

Mei 2024


[i] Voor de volledige tekst zie: https://www.kabinetsformatie2023.nl/actueel/nieuws/2024/05/16/eindverslag-en-hoofdlijnenakkoord-informateurs-dijkgraaf-en-van-zwol

CD&V: Nouvelle CVP?

Inleiding

Nu ook Wouter Beke openlijk verklaard heeft dat voor zijn partij ‘België niet mag uitgekleed worden’, rijst de vraag of de CD&V voor de verdere Vlaamse ontwikkeling nog langer van nut is. Ik zal niet de enige vlaamsgezinde zijn die deze vraag stelt. Hun stelling dat een degelijke rechtse politiek noodzakelijk is, is leeg omdat ter rechterzijde al politiek personeel genoeg is en hun aantal nog zal toenemen. De CD&V zou beter de media even aanpakken…

Natuurlijk gaat het niet om het plezier van het ‘uitkleden’ op zich. Maar België – of La Belqique – zit in de weg voor de ontwikkeling op langere termijn van Vlaanderen. Het gaat daarbij niet alleen om taalkundige (vastgekleefd aan het francofone), territoriale (Brussel en de rand) of financiële (transfers) kwesties: er is nog een andere reden voor.

Om dat te verhelderen gebruik ik de inzichten van de Joodse auteur Zygmunt Bauman.

Eerst zal ik iets meer zeggen over wat Bauman ons te vertellen heeft. Het zal blijken dat zijn oplossing ons – althans naar mijn oordeel – niet echt helpt, maar dat zijn visie wel de aandacht richt naar wat we vaak subsidiariteit noemen.

Baumans’ vloeibare tijden.

De grondstelling van Zygmunt Bauman is dat de moderniteit, die de oplossing moest brengen voor de eeuwenoude zorgen van de mensheid, in die opdracht niet is geslaagd.

Als Jood voert hij daarbij als felste voorbeeld de holocaust aan. De moderne beschaving was op zich geen voldoende, maar wel een noodzakelijke voorwaarde voor die holocaust. Vele historici zullen bij deze uitspraak ongetwijfeld commentaren hebben omdat genocides jammer genoeg van alle tijden zijn. Maar het feit van de holocaust doet inderdaad twijfels rijzen over de kwaliteiten van de moderniteit.

Bauman hamert erop dat de hedendaagse mens integendeel leeft in onzekerheid, hetgeen angst oproept.

Tegenwoordig hebben we aardig wat andere argumenten om kritisch te staan tegenover het vermeende helende effect van de moderniteit. Het tegendeel van dat heilsgeloof ontvouwt zich immers vandaag voor onze ogen: kunstmatige intelligentie wordt door talloze mensen aangevoeld als een heuse existentiële bedreiging; nooit waren de economische en politieke verhoudingen op wereldschaal zo wispelturig of tenminste onzeker als vandaag. Grote bedrijven verhuizen van continent naar continent, zonder enige binding met de bevolking die hen nochtans hielp groot te worden. En in onze dagen roffelt de oorlogstrom een beetje te hard om er gerust bij te slapen. Te talrijk zijn ook de gremia waarin over onze hoofden heen over ons lot beslist wordt.

Bauman komt erop uit dat, als de mensheid naar een veiligere wereld wil evolueren, zij vooreerst naar gerechtigheid op zoek zal moeten gaan. De eerste zin van zijn essay dat aan de basis van deze bijdrage ligt, luidt dan ook: Als u vrede wilt, zorg dan voor gerechtigheid.

Maar wat dan met onze hedendaagse neoliberale wereld, waarin zich een mundiale markt heeft ontwikkeld? Die functioneert onafhankelijk van welke democratische regering dan ook.  Ze heeft zelfs haar eigen instituties, zoals de Wereldhandelsorganisatie met haar eigen juridische uitrusting. Veel sporen van gerechtigheid vallen daar niet te vinden.

De ‘Markt zonder Grenzen’ is een recept voor ongerechtigheid en voor mundiale wanorde, waarin de politiek de voortzetting van de oorlog is. Dat schrijft Bauman. Het gevolg daarvan is de toenemende angst onder de bevolking, die vlucht in sport en spel. “Het nieuwe individualisme, het verslappen van menselijke banden en het verleppen van de saamhorigheid vormen de ene zijde van de medaille, waarvan de keerzijde de vage omtrekken laat zien van de negatieve mundialisering”, schrijft bij op blz. 43 van zijn essay.

Internationale instituties: globalisme.

Bauman ziet maar één weg om hier uit te komen: tegenover het geweld van die ‘markten zonder grenzen’, moet een mundiale tegenmacht staan. Bauman gelooft dat die moet gebaseerd zijn op de principes van gerechtigheid.  Als u vrede wilt, zorg dan voor gerechtigheid.

Deze oplossing voor onze mundiale problemen van vandaag wordt weids gedragen. Zo geloven talloze mensen dat een wereldregering de enige plaats is waar verzet tegen de oppermacht van geld en kapitaal mogelijk is.

Dit klinkt wellicht mooi. Het is, naar mijn oordeel, evenwel helemaal geen oplossing.

De fundamentele reden hiervoor is dat zo’n wereldregering een graad van democratische zuiverheid moet vertonen, die nergens op deze planeet te vinden is. Als er die zuiverheid er niet is, dan is zo’n wereldregering, die immers niet kan tegengekoppeld worden, de ideale opstap naar allerlei misbruiken. Zwijgen we bijvoorbeeld nog maar over de mogelijkheid dat een of andere dictator zich van deze wereldregering meester maakt.

Overigens staat de vorming van zo’n wereldregering op de agenda van een hoop globalisten zoals Soros, Rockefeller en Bloomberg. Is dat niet hoogst verdacht? Precies deze figuren zijn tegelijk de belichaming van die ‘markt zonder grenzen’. En laat, bovendien, die globalistische meute aandringen om massale migraties – Soros schreef dat de EU jaarlijks een miljoen – dixit Orban recent – immigranten moet opnemen. Zal het iemand verwonderen dat dergelijke instroom tegelijk een bron is van zware maatschappelijke onrust? Waarom schrijven onze kranten niet dat in Zweden één op de vier jonge vrouwen door immigranten verkracht wordt?

Neen: van die globalistische agenda valt er geen heil te verwachten.

Subsidiariteit en de theorie van de sferen

Naar mijn oordeel zit er veel meer muziek in het idee van de subsidiariteit. En die  subsidiariteit behelst dan niet ‘het bestuur op het meest geschikte niveau’, want de globalisten hebben al langer uitgemaakt welk niveau voor hen het meest geschikte is.

De essentie van subsidiariteit is dat de mens, de menselijke persoon en de levenssferen waarin de mens concreet tot ontplooiing komt centraal moeten staan. Politiek en economie moeten daarrond draaien.

Zo komen we uit op het tegendeel van wat Bauman bekritiseert: “Het nieuwe individualisme, het verslappen van menselijke banden en het verleppen van de saamhorigheid (vormen de ene zijde van de medaille)”.

En dus gaan we (terug) naar wat we eigenlijk al heel lang weten – of konden weten: de grootsheid van de menselijke persoon ondanks al zijn beperkingen, het gezin, de buurt, de gemeente en vervolgens de eigen talige culturele gemeenschap, waarin mensen elkaar ervaren als leden van eenzelfde leefgemeenschap. Het is zoiets als een afdaling naar het ‘laagst’ mogelijke niveau.

Op die plaats is het dat de voor de mens belangrijke feiten zich moeten afspelen. Politiek en economie horen naar deze sferische denkwijze georganiseerd en voor de economie betekent dat het opgeven van de opvattingen van Hayek. Het menselijk leven speelt zich af in sferen, die ieder hun eigen karakter hebben, met het zwaartepunt bij de mens zelf.

België? De EU? Quid CD&V?

Of er binnen deze gedachtengang nog plaats is voor een EU die zich beperkt tot het westerse en middelste deel van Europa, mét Rusland als oerbeeld van de vijand, durf ik te betwijfelen. Een EU die bepaalt wat wij mogen lezen of horen? Die rietjes en plastic bekers verbiedt? Die ons digitaal geld opdringt?

Voor zoiets als België zie ik op de wat langere termijn gewoon helemaal geen zinnige rol, ook al omdat het dimensieverschil tussen België en Vlaanderen verwaarloosbaar is. Waarom zouden we, bijvoorbeeld, de gezinspolitiek in Belgische handen laten, als die op een natuurlijke wijze in de Vlaamse politiek past?

Als de CD&V niet voor de subsidiaire Vlaamse sfeer kiest – of durft te kiezen? – dan luidt de vraag wat die partij voor Vlaanderen nog kan betekenen en wat haar houding is tegenover de Vlaamse nationalisten voor wie Vlaanderen wél die volwaardige staat moet zijn als stapsteen naar de deelneming aan het wereldspel. Heeft die Nouvelle CVP niet wat uit te leggen? Was subsidiariteit niet al altijd een thema van de Christendemocratie?

Och: misschien hoeft die uitleg zelfs niet meer…

Jaak Peeters

April 2024.

CD&V: Nouvelle CVP?

Inleiding

Nu ook Wouter Beke openlijk verklaard heeft dat voor zijn partij ‘België niet mag uitgekleed worden’, rijst de vraag of de CD&V voor de verdere Vlaamse ontwikkeling nog langer van nut is. Ik zal niet de enige vlaamsgezinde zijn die deze vraag stelt. Hun stelling dat een degelijke rechtse politiek noodzakelijk is, is leeg omdat ter rechterzijde al politiek personeel genoeg is en hun aantal nog zal toenemen. De CD&V zou beter de media even aanpakken…

Natuurlijk gaat het niet om het plezier van het ‘uitkleden’ op zich. Maar België – of La Belqique – zit in de weg voor de ontwikkeling op langere termijn van Vlaanderen. Het gaat daarbij niet alleen om taalkundige (vastgekleefd aan het francofone), territoriale (Brussel en de rand) of financiële (transfers) kwesties: er is nog een andere reden voor.

Om dat te verhelderen gebruik ik de inzichten van de Joodse auteur Zygmunt Bauman.

Eerst zal ik iets meer zeggen over wat Bauman ons te vertellen heeft. Het zal blijken dat zijn oplossing ons – althans naar mijn oordeel – niet echt helpt, maar dat zijn visie wel de aandacht richt naar wat we vaak subsidiariteit noemen.

Baumans’ vloeibare tijden.

De grondstelling van Zygmunt Bauman is dat de moderniteit, die de oplossing moest brengen voor de eeuwenoude zorgen van de mensheid, in die opdracht niet is geslaagd.

Als Jood voert hij daarbij als felste voorbeeld de holocaust aan. De moderne beschaving was op zich geen voldoende, maar wel een noodzakelijke voorwaarde voor die holocaust. Vele historici zullen bij deze uitspraak ongetwijfeld commentaren hebben omdat genocides jammer genoeg van alle tijden zijn. Maar het feit van de holocaust doet inderdaad twijfels rijzen over de kwaliteiten van de moderniteit.

Bauman hamert erop dat de hedendaagse mens integendeel leeft in onzekerheid, hetgeen angst oproept.

Tegenwoordig hebben we aardig wat andere argumenten om kritisch te staan tegenover het vermeende helende effect van de moderniteit. Het tegendeel van dat heilsgeloof ontvouwt zich immers vandaag voor onze ogen: kunstmatige intelligentie wordt door talloze mensen aangevoeld als een heuse existentiële bedreiging; nooit waren de economische en politieke verhoudingen op wereldschaal zo wispelturig of tenminste onzeker als vandaag. Grote bedrijven verhuizen van continent naar continent, zonder enige binding met de bevolking die hen nochtans hielp groot te worden. En in onze dagen roffelt de oorlogstrom een beetje te hard om er gerust bij te slapen. Te talrijk zijn ook de gremia waarin over onze hoofden heen over ons lot beslist wordt.

Bauman komt erop uit dat, als de mensheid naar een veiligere wereld wil evolueren, zij vooreerst naar gerechtigheid op zoek zal moeten gaan. De eerste zin van zijn essay dat aan de basis van deze bijdrage ligt, luidt dan ook: Als u vrede wilt, zorg dan voor gerechtigheid.

Maar wat dan met onze hedendaagse neoliberale wereld, waarin zich een mundiale markt heeft ontwikkeld? Die functioneert onafhankelijk van welke democratische regering dan ook.  Ze heeft zelfs haar eigen instituties, zoals de Wereldhandelsorganisatie met haar eigen juridische uitrusting. Veel sporen van gerechtigheid vallen daar niet te vinden.

De ‘Markt zonder Grenzen’ is een recept voor ongerechtigheid en voor mundiale wanorde, waarin de politiek de voortzetting van de oorlog is. Dat schrijft Bauman. Het gevolg daarvan is de toenemende angst onder de bevolking, die vlucht in sport en spel. “Het nieuwe individualisme, het verslappen van menselijke banden en het verleppen van de saamhorigheid vormen de ene zijde van de medaille, waarvan de keerzijde de vage omtrekken laat zien van de negatieve mundialisering”, schrijft bij op blz. 43 van zijn essay.

Internationale instituties: globalisme.

Bauman ziet maar één weg om hier uit te komen: tegenover het geweld van die ‘markten zonder grenzen’, moet een mundiale tegenmacht staan. Bauman gelooft dat die moet gebaseerd zijn op de principes van gerechtigheid.  Als u vrede wilt, zorg dan voor gerechtigheid.

Deze oplossing voor onze mundiale problemen van vandaag wordt weids gedragen. Zo geloven talloze mensen dat een wereldregering de enige plaats is waar verzet tegen de oppermacht van geld en kapitaal mogelijk is.

Dit klinkt wellicht mooi. Het is, naar mijn oordeel, evenwel helemaal geen oplossing.

De fundamentele reden hiervoor is dat zo’n wereldregering een graad van democratische zuiverheid moet vertonen, die nergens op deze planeet te vinden is. Als er die zuiverheid er niet is, dan is zo’n wereldregering, die immers niet kan tegengekoppeld worden, de ideale opstap naar allerlei misbruiken. Zwijgen we bijvoorbeeld nog maar over de mogelijkheid dat een of andere dictator zich van deze wereldregering meester maakt.

Overigens staat de vorming van zo’n wereldregering op de agenda van een hoop globalisten zoals Soros, Rockefeller en Bloomberg. Is dat niet hoogst verdacht? Precies deze figuren zijn tegelijk de belichaming van die ‘markt zonder grenzen’. En laat, bovendien, die globalistische meute aandringen om massale migraties – Soros schreef dat de EU jaarlijks een miljoen – dixit Orban recent – immigranten moet opnemen. Zal het iemand verwonderen dat dergelijke instroom tegelijk een bron is van zware maatschappelijke onrust? Waarom schrijven onze kranten niet dat in Zweden één op de vier jonge vrouwen door immigranten verkracht wordt?

Neen: van die globalistische agenda valt er geen heil te verwachten.

Subsidiariteit en de theorie van de sferen

Naar mijn oordeel zit er veel meer muziek in het idee van de subsidiariteit. En die  subsidiariteit behelst dan niet ‘het bestuur op het meest geschikte niveau’, want de globalisten hebben al langer uitgemaakt welk niveau voor hen het meest geschikte is.

De essentie van subsidiariteit is dat de mens, de menselijke persoon en de levenssferen waarin de mens concreet tot ontplooiing komt centraal moeten staan. Politiek en economie moeten daarrond draaien.

Zo komen we uit op het tegendeel van wat Bauman bekritiseert: “Het nieuwe individualisme, het verslappen van menselijke banden en het verleppen van de saamhorigheid (vormen de ene zijde van de medaille)”.

En dus gaan we (terug) naar wat we eigenlijk al heel lang weten – of konden weten: de grootsheid van de menselijke persoon ondanks al zijn beperkingen, het gezin, de buurt, de gemeente en vervolgens de eigen talige culturele gemeenschap, waarin mensen elkaar ervaren als leden van eenzelfde leefgemeenschap. Het is zoiets als een afdaling naar het ‘laagst’ mogelijke niveau.

Op die plaats is het dat de voor de mens belangrijke feiten zich moeten afspelen. Politiek en economie horen naar deze sferische denkwijze georganiseerd en voor de economie betekent dat het opgeven van de opvattingen van Hayek. Het menselijk leven speelt zich af in sferen, die ieder hun eigen karakter hebben, met het zwaartepunt bij de mens zelf.

België? De EU? Quid CD&V?

Of er binnen deze gedachtengang nog plaats is voor een EU die zich beperkt tot het westerse en middelste deel van Europa, mét Rusland als oerbeeld van de vijand, durf ik te betwijfelen. Een EU die bepaalt wat wij mogen lezen of horen? Die rietjes en plastic bekers verbiedt? Die ons digitaal geld opdringt?

Voor zoiets als België zie ik op de wat langere termijn gewoon helemaal geen zinnige rol, ook al omdat het dimensieverschil tussen België en Vlaanderen verwaarloosbaar is. Waarom zouden we, bijvoorbeeld, de gezinspolitiek in Belgische handen laten, als die op een natuurlijke wijze in de Vlaamse politiek past?

Als de CD&V niet voor de subsidiaire Vlaamse sfeer kiest – of durft te kiezen? – dan luidt de vraag wat die partij voor Vlaanderen nog kan betekenen en wat haar houding is tegenover de Vlaamse nationalisten voor wie Vlaanderen wél die volwaardige staat moet zijn als stapsteen naar de deelneming aan het wereldspel. Heeft die Nouvelle CVP niet wat uit te leggen? Was subsidiariteit niet al altijd een thema van de Christendemocratie?

Och: misschien hoeft die uitleg zelfs niet meer…

Jaak Peeters

April 2024.

Een ex-IJzerbedevaarder waarschuwt…

Stop toch die oorlogsretoriek!

De IJzerbedevaart en de latere IJzerwake gingen/gaan niet alleen over Vlaamse autonomie. Ze waren en zijn ook – en vooral – een hartstochtelijke oproep om oorlog te voorkomen.

En het blijft maar doorgaan…

HLN 15/3/24: “Rusland valt Oekraïne plots massaal aan vanuit de lucht.” Begrijpt iemand de hier voorgewende verbazing? Raketten en drones vliegen al weken op Russische doelen. Nogal wiedes dat Rusland reageert. Dan stelt de redacteur de retorische vraag: waarom zijn de Russen zo boos? Tja: het is oorlog, zeker?

In Trouw gaf Rob de Wijk pacifisten ervan langs: pacifisten vergeten dat Poetin maar één taal verstaat: die van de macht.

Eveneens in Trouw schreef Peter van der Lint dat Pjotr Iljitsj – hier is Tsjaikovski bedoeld – onder Vladimir Vladimirovitsj – bedoeld is Poetin –  geen leven zou hebben gehad.

In de Volkskrant stelt een redacteur de vraag: in Estland is het niet de vraag of Rusland aanvalt, maar wanneer.

Nog in Trouw (24/3/2024) stond te lezen dat de aanslag in het concertgebouw in Moskou nog eens bovenop de ellende komt die er al was. Er gebeuren namelijk al twee jaar afschuwelijke dingen.

In De Standaard van 23/3/24 legt ene Jeroen Murré uit hoe de Russen het Westen trachten te ontwrichten.

In het voorbijgaan vertelt een Nederlands generaal in een interview dat Rusland een aanval op de Baltische staten voorbereidt, omdat de enclave Kaliningrad voor Rusland alleen langs de zee is te bereiken.

En we herinneren ons de beelden van Russen in het buitenland die in lange rijen stonden aan te schuiven om tegen Poetin te stemmen. Al werd er bij verteld dat dit protest toch niet zou helpen, omdat de herverkiezing van Poetin toch in kannen en kruiken was.

Na de aanslag op het concertgebouw in Moskou deden de media te onzent nogal schamper over de uitspraak van Poetin dat Oekraïne wel eens mee achter de aanslag zou kunnen zitten, omdat de aanvallers het hazenpad naar Oekraïne hadden gekozen. In het Westen werd dit verhaal als ongeloofwaardig afgedaan, omdat IS-PK beelden van de aanslag had verspreid.

En zo gaat dat de hele tijd maar door…

Rusland : de baarlijke duivel?

Ogenblik!  Kennen we IS-strijders niet als die helden die hun leven geven voor Allah? Bij een recente aanslag in Iran waarbij 84 doden vielen, vormden twee broers het zelfmoordcommando dat zich middenin de menigte had opgeblazen. Ze hadden geen vluchtweg naar Oekraïne voorzien, zoals de moordenaars nu in Moskou. Daar begon men dan ook andere ideeën te koesteren. Doch geen van de westerse leiders die oor had naar de Moskouse opmerkingen.

De enclave Kaliningrad is voor de Russen alleen via het water bereikbaar, maar is er geen internationale regel die zegt dat een enclave toegankelijk moet blijven?

Rob de Wijk maakt het nog bonter: als het om Rusland gaat, mag je geen pacifist zijn! Hoezo? Is er in Amerika dan geen machtsdenken?

Rusland “bezet” de Krim, dixit de pers. Maar van de Krimbevolking zijn er 61 % etnische Russen , 23,9 % Oekraïeners en 10 % Tartaren. Waarom zeggen we dan niet dat het de Oekraïners zijn die de Krim bezet hadden?  De Russische bevolking is 2,5 keer groter…

We weten dat propaganda bij elke oorlog hoort. En het Westen gaat zelf niet vrijuit. Het doet allemaal denken aan die lezer die in een krant een lezersbrief schreef: “Ik geloof onvoorwaardelijk de US en de EU. Ik heb nooit ondervonden dat ze onwaarheid spraken of ondeugdelijk optraden. Behalve die 86 keer dat ze overal in de wereld het boeltje overhoop hebben gezet.”(vrij citaat)

Meer zelfs! Zou het kunnen dat Rusland één van de grootste verzetshaarden is tegen het voornamelijk westerse globalisme? Heeft Poetin niet bij herhaling gezegd dat Rusland aan zijn eigenheid hecht? En zouden wijzelf dat niet ook wat meer doen?

Kennelijk worden wij geacht kritiekloos het westerse verhaal te geloven. Rusland moet en zal afgeschilderd worden als dé grote vijand, de baarlijke duivel en ieder serieus mens moet dit verhaal geloven.

EU nationalisme?

Er is trouwens nog iets anders. Iets waarvoor we wat meer aandacht zouden moeten hebben.

De oorlog in Oekraïne is een dankbaar geschenk voor de constructeurs van een EU natie. Die EU krijgt op een schoteltje een heuse externe vijand aangeboden, waartegen zij zich ‘met recht’ moet verdedigen. Want Rusland is immers de agressor. En daarom behoeft de EU een leger. Want anders overrompelt Rusland héél Europa. Voor wie dat wil geloven, toch.

Maar wacht even! Het Vlaamse nationalisme werd al zo vaak aangepakt omdat het de Walen als een externe vijand afschilderde, hetgeen trouwens niet helemaal waar is. Maar nu de EU zélf zich zo gedraagt, zou dit gedrag wél horen?

Kijk: als je overal hetzelfde liedje hoort, ook al weet je dat veel van wat er verteld wordt niet helemaal correct is of zelfs domweg fout, dan wordt het psychologisch moeilijk om aan je eigen mening vast te houden en niet conformistisch te plooien naar wat overal te horen valt. Zelfs al heb je gegronde twijfels: de spanning die volgt uit het volhouden van je afwijkende mening leidt makkelijk tot cognitieve dissonantie. Dan geef je het denken al gauw op.

Maar dat is niet eens het hele verhaal. Het héle westen kan Rusland als vijandbeeld gebruiken. Al was het maar om de eigen wapenindustrie te steunen. De Amerikaanse wapenboeren hebben voor de komende  jaren al voor 2000 miljard bestellingen, vertelde onlangs Wouter Beke. We moeten als EU toch ook een deel van de koek?

Als het zo doorgaat zullen over een aantal jaren onze jongens op verre slagvelden voor de heilige nationale belangen van de EU sneuvelen. J. Borrell pleitte nog onlangs voor de aanwezigheid van Europese oorlogsbodems in de Chinese zee. Er is nog iemand zo naïef te geloven dat een EU-mogendheid braaf zal zijn?

Hoeveel keren hebben er Russische militairen in West-Europa gestaan? Het antwoord is kort. Maar omgekeerd werd Rusland, de Ottomanen niet meegerekend, vanuit het westen aangevallen door de Engelsen, de Oostenrijkers, de Fransen en de Duitsers.

Nooit meer oorlog!

Middenin het gekrijs horen we te weinig de afwijkende stem. Dat is de stem die oproept tot het gesprek en het weglaten van het oorlogsnarratief, iets wat elke IJzerbedevaarder vanouds weet. Een redelijk mens wil geen oorlog. Oorlog is het in blinde razernij vermoorden van andere mensen. Wie dat beseft wordt niet overtuigd met wat simpele propaganda. Hij kijkt daar doorheen en ziet, doorheen de mist van het loze gepraat, de rauwheid van de werkelijkheid, waartegen alleen het nooit aflatende gesprek soelaas kan brengen.

Deze houding is gericht op élke partij. De Russische én de Westerse. Mogendheden verdedigen altijd wat zij als hun belangen beschouwen. Ze lopen daarbij niet op tere voetjes en schuwen geen enkel geweld. En hoe groter de belangen, hoe brutaler de methoden.

Winstons middenrif trok zich samen. Hij kon Goldsteins gezicht nooit aanzien zonder een pijnlijke mengeling van gevoelens.(…) (Goldstein) schold Grote Broer uit, hij noemde de Partij dictatoriaal, hij eiste onmiddellijke vrede met Eurazië, hij pleitte voor vrijheid van meningsuiting, vrijheid van drukpers, vrijheid van vergadering, vrijheid van denken. (…) Uit George Orwell,1984.

Orwell waarschuwt ons voor het kritiekloos naschreeuwen van slogans, van welke kant of strekking ze ook moge zijn. Hij smeekt ons nooit het essentiële uit het oog te verliezen: ons eigen gezonde verstand. Daarom ook moeten we altijd blijven praten en daarbij tenminste trachten oog te hebben voor wat elke partij belangrijk vindt, hoe tegengesteld de belangen ook lijken. Bovendien: door elkaar te erkennen zit er wellicht toekomstige samenwerking in. Waar gemeenschappelijke belangen zijn, gloort aan de einder de vrede.

Toch worden wij verzocht de onontkoombaarheid van een eeuwigdurende confrontatie met Rusland te aanvaarden: iedereen zegt het toch? Trouwens: Poetin is “anders”. Ons middenrif trekt zich samen als de naam Poetin valt. Waarop vervolgens Poetin zelf ook geen keuze meer heeft…Als we elkaar hebben overtuigd dat de oorlog onvermijdelijk is, dan komt die ook echt.

Is men dan echt niet in staat om te proberen de positie van de tegenpartij te verstaan? Waarom zo nodig dat vijandbeeld? Waarom moet Rusland zo nodig op de knieën? Wil men dan echt haat opwekken?

Soms heeft een tegenstander gelijk en dan geven moedige mensen dat toe. Dan begint een normaal, fatsoenlijk gesprek. Nu werpt men slechts olie op het vuur. Daardoor slaat de brand nog feller uit. Waarom zwijgen de media over de tegenstemmen zoals die van Prof. Sauer? Media zijn dus mee verantwoordelijk, toch?

Dit is geen pleidooi voor de onnozelheid van de westerse onderhandelaars in 1938. Deze houding werd trouwens ook nooit gepredikt op de genoemde IJzerbedevaarten. Er is een wereld van verschil tussen het tonen van weerbaarheid en het zich door zelfverblinding of kortzichtigheid laten meeslepen in een monsterlijk avontuur waarover Bertrand Russel ooit schreef: “Men zegt dat de wereld na de volgende oorlog aan de ratten zal zijn. Ik hoop dat ze het een prettige wereld zullen vinden. Maar ik ben blij  dat ik er dan niet meer zal zijn.”

Jaak Peeters

Pasen 2024.

De klimaatopwarming: meer dan CO2

In het syntheserapport van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) van 2023, wordt al bij punt A1 verklaard dat menselijke activiteiten onmiskenbaar klimaatopwarming hebben veroorzaakt, voornamelijk door de uitstoot van broeikasgassen. Als voornaamste schuldige wijst het IPCC deze broeikasgassen, en met name kooldioxide – ook gekend als CO2 – met de vinger.

In deze bijdrage laat ik graag Dr. Willem Amery als gastauteur aan het woord. Willem Amery is arts en doctor in de wis- en natuurkunde. Hij heeft er een carrière van 30 jaar als wetenschappelijk onderzoeker op zitten. In die hoedanigheid is het kritisch onderzoeken zowat zijn tweede natuur geworden.

Willem Amery heeft naar mijn mening grondige redenen om het IPCC- verhaal zoals dat ons via de meeste media bereikt bij te stellen. Hij zal laten zien dat het verhaal over de opwarming van het klimaat complexer is dan velen zijn gaan denken.

De klimaatopwarming: meer dan CO2

Door de gangbare uitleg over de klimaatopwarming in zijn ruimere context te plaatsen komt men tot een coherente visie.

CO2 gaat door als (hoofd)oorzaak van de opwarming. Eunice Newton Foote zorgde middenin de 19de eeuw hiervoor met een eenvoudig maar mooi experiment dat bewees dat CO2 langer dan lucht warmte bijhoudt. In diezelfde eeuw berekende Svante Arrhenius dat, bij ongewijzigde omstandigheden, de temperatuur op een rekenkundige manier stijgt wanneer de CO2 toeneemt; grafisch krijg je dan dit:

Hoe hoger de concentratie des te zwakker de stijging dus.

Rond die tijd begon ook de industriële revolutie met een stijgende welstand en een zienderogen aangroeiende wereldbevolking. Ongeveer sedert de industriële revolutie, neemt ook de hoeveelheid CO2 in de lucht toe en stijgt de temperatuur: hierom ziet men in de CO2-toename de oorzaak van de huidige opwarming. Wetenschappers weten echter dat een correlatie (hier: tussen CO2 en temperatuurstijging) nooit bewijst (zoals ook eerder beklemtoond 1) dat het ene het andere veroorzaakt. De industriële revolutie zou er niet gekomen zijn zonder fossiele brandstoffen (steenkool, later ook olie en gas) en hun verbranding stelt CO2 vrij; daarom groeide de overtuiging dat zulke brandstoffen de opwarming veroorzaken.

CO2 is vaak het enige broeikasgas (BKG) waarover men spreekt; nochtans zijn er 3 belangrijke: CO2 zelf, het soms geciteerde CH4 (methaan) en het haast altijd genegeerde waterdamp. BKGs nemen infrarode (IR) stralen op, houden deze warmte een tijdje bij en stellen ze later weer vrij. Zo blijft de IR-straling die de aarde onder invloed van de zon uitstraalt, langer in de dampkring behouden – het broeikaseffect:

Het natuurlijke broeikaseffect verwarmt de aarde met zo’n 32° C 2. Hierin dragen vooral bij: waterdamp (36-37%, exclusief wolken), CO2 (9-26%), CH4 (4-9%) en O3 of ozon (3-7%). Deze bijdrage heeft, naast hun concentratie in de lucht (waterdamp ca 1%; CO2 0,03%; CH4 0,0002%), te maken met o.m. hun warmteopslagcapaciteit (waterdamp > CH4 > CO2) en halveringstijd in de atmosfeer (CO2 > CH4 > waterdamp). Behalve zijn BKG-eigenschap is CO2 overigens onmisbaar voor de plantengroei.

Zonder zon zou onze planeet over weinig energie, warmte (IR straling) en andere, beschikken; zonder zonlicht dus ook geen opwarming. Maar de ontvangen straling wisselt over de eeuwen heen, en ook de atmosfeer beïnvloedt haar; wolken – waarover straks meer – spelen hierin een centrale rol. Wisselingen in de zonnestraling zelf lijken de huidige opwarming niet te verklaren. Maar ook bij constante zonneactiviteit is de straling die onze atmosfeer bereikt, niet constant: de wisselende positie van de aarde ten opzichte van de zon, net als de positie van de grote planeten spelen hierin mee. Veel hiervan is samengebracht in de zogenoemde Milankovic cycli 3, waarvan sommige een enorm lang zijn, bv 410 en 260 eeuwen; bovendien verlopen zij niet synchroon zodat hun piekperiode ook kan overlappen. De NASA zoekt de oorzaak van de huidige opwarming evenwel niet in deze cycli. Toch is de informatie over de hoeveelheid zonnestraling die onze atmosfeer bereikt, niet eensluidend. Vervelend daarbij is dat het IPCC, dat voor de UNO de informatie over opwarming centraliseert, slechts met een minderheid van de publicaties hierover rekening houdt 4: dit staat haaks op zijn vermeende wetenschappelijk imago.

Behalve de zonnestraling is er de dampkring, met onder meer de BKGs. Zoals Jill Peeters 5 terecht opmerkt, doen BKGs (vooral) de minima stijgen, en het verschil tussen maxima en minima afnemen, al kunnen ook de maxima hierdoor wat hoger uitvallen. Ik heb dit nagezien in Nederland (1907 tot 2020), op de Mauna Loa (21°8’ N.B., Hawaï; 1977-2019), en in Campbelltown (Australië; 2011-2021). In het zuidelijk halfrond is de observatieduur nogal kort, maar de evolutie op deze drie plaatsen is eenduidig: de maxima stijgen er sterker/sneller dan de minima – het omgekeerde van wat BKGs zouden doen. Sterker stijgende maxima suggereren vooral één verklaring: er dringt meer zonlicht door tot de lagere troposfeer waarin we leven en de temperatuur meten. Als de atmosfeer echt evenveel zonnestraling ontvangt, wordt deze onderweg dus minder tegengehouden: hierom moeten we in de eerste plaats naar de wolken gaan kijken.

Over wolken zegt het IPCC weinig. Het IPCC ‘Synthesis report’ van 2014 6 en een rapport van IPCC-deskundige Kauppinen 7 lijken hier relevant. Professor Kauppinen heeft é.e.a. grondig bestudeerd en vond dat, in de realiteit, het de lage bewolking is die onze temperatuur bepaalt. Het ‘Synthesis report’ van 2014 6 bevat dan weer een figuur 1.1 (e) met de continentale neerslagveranderingen in 1951-2010: de neerslag blijkt het sterkst toe te nemen in geïndustrialiseerde, verkeersrijke landen; wie ‘neerslag’ zegt, zegt ‘lage bewolking’. Nu hebben we in West-Europa onbedoeld aangetoond dat CO2-uitstoot en wolkenvorming samengaan. In 2020 viel tijdens de lockdown alle gemotoriseerd verkeer stil. Dit begon bij ons op 16 maart en duurde tot in juni, toen het geleidelijk hernam. Gedurende die ganse periode was er minder neerslag (KMI gegevens): in de volle lockdownmaanden zelfs 60 à 70% minder, in de halve maand maart 30% en in overgangsmaand juni nog 10%; de zonnestraling nam in april en mei met eventjes 39 en 34% toe. Brandstofmotoren stoten, behalve CO2, ook damp uit; waterdamp condenseert echter niet zomaar: andere, tegelijkertijd uitgestoten stoffen helpen echter de aerosolen vormen die bij wolkenvorming belangrijk zijn.

SAMENVATTEND: de temperatuur op aarde ontstaat door een wisselwerking tussen zonnestraling (energie), wolken (straling hinderen), en de BKGs (warmte langer bijhouden):

DANKWOORD

De eerste twee figuren zijn, met toestemming, gereproduceerd uit Periodiek 77/2 (2023) p. 13+)

REFERENTIES

  1. :https://doorbraak.be/wetenschap-en-klimaat-meer-vragen-dan-antwoorden/
  2. https://nl.wikipedia.org/wiki/Broeikaseffect
  3. https://climate.nasa.gov/news/2948/milankovitch-orbital-cycles-and-their-role-in-earths-climate/#:~:text=The%20Milankovitch%20cycles%20include%3A,is%20pointed%2C%20known%20as%20precession.
  4. https://arxiv.org/pdf/1907.00165.pdf

Waarom zwijgen we hier over?

Een NPO-uitzending

Heel onlangs bracht de NPO een lange uitzending met de vergrijzing van Nederland als thema.

Als de cijfers enigszins juist zijn, zal zowat 40% van de bevolking van Nederland in 2040 ouder zijn dan 65. Dat is over 16 jaar.

Zowat de helft daarvan zal 80+ zijn.

De grote vraag die in het bedoelde programma aan de orde was luidt: hoe vangen we als samenleving dit op? Hoe zorgen we ervoor dat iedereen de normale menselijke rechten kan blijven genieten?

De problemen werden op een uitvoerige en onderbouwde wijze uitgesponnen.

Ziehier enkele van de in de uitzending aangehaalde vraagstukken:

De allereerste vraag luidt: als die mensen met pensioen zijn, hoe zullen die pensioenen dan betaald raken?

Omstreeks dezelfde periode namelijk zal het aantal mensen op productieve leeftijd niet groter zijn dan dat van de gepensioneerden. Men komt aan dat cijfer door de extrapolatie van het huidige aantal twintigers.

Kan men van de ene helft van de samenleving eisen dat die de andere helft onderhoudt? Echt?

Uit onderzoek blijkt dat de twintigers van vandaag zich goed van dit probleem bewust zijn. Velen onder hen kijken er met een vorm van wanhoop tegenaan, want ze vragen zich af wat er van hun brutoloon nog over zal blijven voor hun eigen pensioen of om een huis te kopen of om kinderen groot te brengen.

Wat dat laatste betreft blijkt dat het alarmisme vanuit de klimaatactivistische wereld zijn maatschappijvernietigend effect niet mist: steeds meer twintigers vragen zich af of het nog wel zin heeft kinderen te krijgen, omdat de wereld toch om zeep gaat. Ook te onzent heeft zowat een derde van de hooggeschoolde jonge vrouwen geen kinderen.

De vraag wordt dan nog groter: waar zal het nodige geld dan vandaan komen?

Om op deze vraag te antwoorden stellen sommige beleidsvoerders voor meer immigranten aan te trekken. Zelfs als al die immigranten zich zouden gedragen zoals verlangd wordt, hetgeen zoals eenieder weet jammer genoeg vaak niet het geval is, dan nog is dit slechts uitstel van executie, want die immigranten worden zelf ook oud.

Een ander probleem is dat van de toenemende zorgbehoeften. Net als in Vlaanderen worstelt de zorgsector met een immens tekort aan zorgverleners. Sommigen rekenden uit dat als de hoger genoemde groep van productieven een stuk van de zorg op zich zou moeten nemen – dus bovenop een volledige baan, want deeltijdse banen zullen nooit genoeg opbrengen – dan is de vraag hoe die mensen dat zullen volhouden: een dagtaak, kinderen en vervolgens nog vele uren zorgverlening, terwijl verschillenden onder hen nu al mantelzorger zijn. Ook voor hardwerkende productieven zijn er maar 24 uren in een dag. Een bijkomende vraag gaat dan over de gevolgen van het sociale leven en zelfs het huwelijksleven.

Vervolgens rijst de vraag of de mate van zorg zelf niet moet veranderen. Moet de mate van zorg die ons vandaag als “normaal” voor ogen staat, op dit peil gehandhaafd blijven? Als gevolg van een tekort aan zorgverleners die nu al te schaars voorhanden zijn, is dit zorgpeil echter vaak nu al benedenmaats.

Gaan we dan naar een toestand waarbij sommige zorgen vanaf een bepaalde leeftijd gewoon niet meer gegeven worden? Of dat gekozen moet worden tussen de zorgvragers: de ouderen moet afzien van een nieuwe heup, zodat een jongere een knieprothese kan krijgen? Is dit de beschaafde wereld waarop West-Europa zich beroemt?

Ouderen nemen gelukkig ook zelf initiatieven. Bijvoorbeeld ontwikkelen ze zelf nieuwe samenlevingsvormen, waarbij een klein groepje ouderen zelf voor zoveel mogelijk zorg aan elkaar instaat. Zo besluiten bijvoorbeeld oudere koppels met drie koppels samen een huis te kopen en vervolgens een hoop dingen als een nieuw soort gezin aan te pakken. Maar wat als één van de leden van een koppel overlijdt? Moeten de anderen dan erfbelasting betalen? Het blijkt nu dat de regelgeving in Nederland zo stroef vast zit, dat dergelijke soms originele oplossingen vaak zwaar gehinderd worden. En de overheid: die hoort niet langs die kant.

Het is zonneklaar dat Nederland voor de aartsmoeilijke opdracht staat om een nieuw samenlevingsmodel te ontwikkelen, een soort nieuw Deltaplan, dat voor een hele generatie en misschien wel verschillende generaties de contouren vastlegt van de Nederlandse samenleving die Nederland wil zijn.

Helaas: dat deltaplan is er niet.

En Vlaanderen?

Het hoger ruw geschetste beeld is dat van een rampzalige toestand. Dit kan niet goed aflopen.

Jammer genoeg is het in Vlaanderen niet veel beter.

Een voorbeeld: men heeft zopas berekend dat in Eeklo (22 000 inwoners) al omstreeks 2030 één vierde van de bevolking 65+ zal zijn. En Eeklo is slechts een gewoon typegeval, een doorsnee: het is elders in Vlaanderen niet beter. En neen: het gaat hier om 2030, en niet de 2040 waar NPO over spreekt!

Daarmee verbonden is dan uiteraard de kwestie van de opvang van bejaarden. De subsidieregeling heeft tot gevolg dat mensen die “nog te goed zijn”, vaak voorlopig geen onderdak in een rusthuis kan worden gegeven. Men geeft voorrang aan mensen die zwaar behoevend zijn. Dat lijkt wijs. Maar de middelen die bij de opvang van die oudere behoeftigen nodig zijn, zijn ook niet altijd beschikbaar – en dan gaat het niet alleen om direct personeel maar ook om de algemene omringende zorgen die gewoonlijk door vrijwilligers worden opgepakt. Er is ook aan vrijwilligers een tekort, onder meer omdat mensen die daarvoor in aanmerking zouden komen vaak ook nog werken.

Ook in Vlaanderen is de kwaliteit van de zorg in rust- en verzorgingstehuizen vaak beneden elk peil. En dan is er de vraag: is het nog wel mogelijk om die nodige zorg te geven, als we zien hoeveel niet-ingevulde vacatures er zijn?

Men moet goed beseffen waarover het hier gaat: dit betekent bijvoorbeeld dat er gewoon geen tijd is voor een fatsoenlijke hygiënische verzorging; dat het menselijk en sociaal contact met de bejaarden minimaal is; dat de immobiele bejaarden de hele dat lang in hun zetel vastgekluisterd zitten omdat niemand van het personeel tijd heeft om hen naar de cafetaria te brengen.

Als het voorkomt – en dat komt regelmatig voor – dat een hulpbehoevende met spoed naar het ziekenhuis moet, wordt de ambulance opgebeld, maar tijd om slaapkledij, medicatievoorschriften en allerlei belangrijke parafernalia mee te geven is er niet.

Heel vaak wordt een beroep gedaan op buitenlanders. Maar die verstaan de taal niet, ook omdat vele oudere mensen hun dialect hanteren. Dat vergroot de vereenzaming van de ouderen nog meer.

Het antwoord daarop luidt vaak: betaal dan de zorgverleners meer! Dat lijkt inderdaad de oplossing. Alleen: hoe zal dat betaald worden?

De demografische ontwikkelingen die hiervoor voor Nederland werden beschreven doen zich, zoals al aangehaald, ook in Vlaanderen voor: de productieven krijgen daardoor een onmogelijke last op de schouders. Velen onder hen moeten nu al voor hun ouders zorgen – en soms komen daar nog eens grootouders bovenop. Bovendien bestaan er regelingen dat kinderen financieel moeten bijdragen voor de zorgen voor hun ouders, als de middelen van die ouderen zelf niet volstaan om de kosten te dekken. Dat levert een extra financiële knip op ten nadele van de productieven.

Door de felle daling van het geboortecijfer kalft ook in Vlaanderen het contingent waaruit gerecruteerd kan worden voor de zorg navenant af. Ook in Vlaanderen klinkt de maatschappij-ontwrichtende boodschap vanuit de doemwereld van de klimaatactivisten: waarom nog kinderen krijgen? En zelfs de lui die koppig tegen de stroom willen inroeien, worden geconfronteerd met een overheid, die de bewoner van dit land voornamelijk als een bron van inkomsten ziet, die zo goed mogelijk moet vastgehouden worden.

Ook in Vlaanderen zal binnen afzienbare tijd de vraag rijzen: vanaf welke leeftijd voeren we bepaalde medische behandelingen niet langer uit? Of zullen de jongeren voorrang krijgen? En wordt wat verstaan wordt onder “jongere” niet snel vloeibaar?

Een beschavingsprobleem

Als het over deze problematiek gaat, wordt veelal de financiële trommel geroerd. Het vraagstuk dat hier aan de orde is, wordt geformuleerd in financiële termen, in termen van de duur van de actieve loopbaan ten einde voldoende geld te genereren – alsof de toestand waarbij de ene helft van de bevolking de andere moet in stand houden op welke manier dan ook lang kan worden volgehouden.

Wie hierover nadenkt, merkt al gauw dat er geen deeloplossingen bestaan. We komen er niet met wat oplapwerk hier en wat bijpappen daar. Er is een diepergaande benadering nodig. Die is samen te vatten in de vraag hoe we met z’n allen willen samenleven en wat daarbij de leidende principes moeten zijn. Want doorgaan op de weg die in de vorige eeuw werd gebaand toen er 5,6 kinderen per gezin waren, zit er gewoon niet langer in. De zaak moet herbekeken worden, van op de bodem en rekening houdend met de principes waarvoor we met z’n allen kiezen.

Dit is geen zaak voor Europa, dat te ver van de mensen staat om meer te kunnen doen dan te goochelen met immigratie- en andere cijfers. Het is zelfs geen Belgisch probleem, omdat de principes van het samenleven vanuit de samenleving zelf moeten oprijzen. Hoe pak je het op Belgische schaal aan als Waalse topleiders het prima vinden dat Walen minder werken en toch meer verdienen? Op die manier is elke overeenstemming erover ondenkbaar en elke oplossing onhoudbaar. En precies die diepliggende overeenstemming: dat is wat men cultuur noemt.

Laten we bijvoorbeeld eens denken aan die landen, die wij geneigd zijn te klasseren als “onderontwikkeld”. Daar kent men althans niet in die mate de hier beschreven problemen. Mensen leven daar in families, die tegelijk als opvang dienen voor ouderen. Als we in die richting denken, dan moeten we ook gaan denken aan de manier waarop we als gemeenschap bouwen en wonen, hoe we ons land inrichten, hoe de bereikbaarheid van allerlei diensten moet georganiseerd worden, hoe de opvoeding van kinderen verloopt en zoveel meer.  

Bovendien moeten we ons afvragen of mensen ook na hun pensionering niet makkelijker een stuk productief werk zouden mogen/kunnen verrichten, hetgeen voor alle partijen een bijkomende bron van inkomsten en vreugde kan zijn. Ouderen hebben immers nog talenten en het is fout om ouderen meteen “out” te verklaren. Misschien moeten we af van een stuk rigiditeit.

Het ziet er dan naar uit dat er veel grotere problemen op de plank liggen dan de digitalisering. Een cultuurprobleem van formaat. En precies dat klinkt toch zo zwakjes in deze verkiezingstijd!

Jaak Peeters

Maart 2024