Proteststemmen in een pampermaatschappij

In 2018 verscheen een boek van Norbert Sachser Der Mensch im Tier. De Nederlandse vertaling verscheen in 2019 onder de titel De mens in het dier. De conclusie van zijn verhaal luidt dat de afstand tussen dier en mens veel kleiner is geworden dan voorheen. “Er zit veel meer mens in het dier dan we een paar jaar geleden nog konden denken.” Het omgekeerde is ook juist.

Belangrijker nog dan deze constatering is Sachsers onderzoeksresultaat dat dieren minder stress ondervinden, gezonder zijn en beter functioneren als ze kunnen leven in een groep waarin de onderlinge sociale verhoudingen duidelijk zijn.

 

Dàt punt heeft in ieder geval mijn aandacht getrokken.

Als het immers waar is dat mensen en dieren veel meer gemeen hebben dan we gewend zijn aan te nemen, zou het wel eens kunnen dat ook de mens gediend is bij duidelijke sociale verhoudingen.

 

Laten we nu eens kijken naar onze moderne maatschappij. Ieder denkt daarover wat hij of zij wil, maar ik althans heb niet de indruk dat de algemene sociale verhoudingen in onze moderne maatschappij voor iedereen helder zijn. Bovenop komt nog eens dat sommigen onze samenleving zo nodig multicultureel willen maken. Dat is ook al niet van aard om meer duidelijkheid te scheppen.

Dit gezegd hebbend moet ik denken aan recente politieke uitspraken, als zouden de stemmen voor het Vlaams Belang eigenlijk proteststemmen zijn – en ‘dus’ van nul en generlei waarde. Dat laatste is manifest een verkeerde conclusie, want waarom zouden mensen hun stem niet mogen gebruiken om te protesteren?

Sommige commentatoren vertonen de neiging om protesterende stemmen gelijk te stellen met een uiting van onvermogen. Het is de stem van de onkundigen, de marginalen, de zwakken. En ik die dacht dat we precies naar die stemmen zouden moeten luisteren als we erger willen voorkomen. Ik denk maar even aan de Franse gele hesjes.

Wie de proteststem zonder verder onderzoek misprijzend verwerpt, ontneemt zichzelf de kans om in te zien dat – bijvoorbeeld- de ordening zelf van de samenleving een belangrijke oorzaak is van dit soort stemmen. Zodoende toont men dat men de kiezer gewoon niet wil begrijpen of dat men niet inziet dat verkiezingen nog tot iets anders dienen dan om een aantal politici in een pluchen zetel te helpen hijsen.

 

Als we zo’n proteststem nu eens zouden opvatten als een stem die mede het gevolg is van de verwarde toestanden in de maatschappij? Dat mensen door hun proteststem eigenlijk smeken om een meer doorzichtige samenleving, waarin de onderlinge sociale verhoudingen, van welke aard ook, voor iedereen duidelijker zijn? Dat ze onze maatschappij als een ondoorzichtige warwinkel ervaren en daardoor ongerust worden over hun eigen toekomst en die van hun kinderen? Dat mensen dààrom op een zeer rechtse partij kunnen stemmen, hoewel ze zelf linkse sociaal-economische standpunten innemen, gewoon maar omdat de wereld die hen door die partij wordt voorgespiegeld duidelijk en helder is?

 

Als Sachser gelijk heeft en dieren en mensen veel meer gemeen hebben dan we geneigd zijn of waren te geloven, dan is het redelijk te veronderstellen dat onduidelijkheid in de sociale verhoudingen in de menselijke maatschappij één van de oorzaken is van spanningen en onzekerheid en dus ook van de zogeheten proteststemmen.

 

Dat alles heeft dan weer te maken met de uitspraken van Jean-Marie Dedecker, enige tijd geleden, dat vooral jongeren te veel gepamperd worden.

Mensen die niet gewoon zijn te vechten in het leven – daarmee is geen negatieve connotatie beoogd – worden uitermate kwetsbaar voor de stress die het gevolg is van sociale wanorde. Anders gezegd: voor mensen die niet gehard werden komt sociale wanorde nog harder aan. Ze liggen nog rapper knock-out in de touwen.

 

Dus zou het wel eens waar kunnen zijn dat het kweken van wilskracht, dit wil zeggen: het zich bewust hardnekkig vastbijten om een lastig doel te bereiken zonder meteen op te geven, een belangrijk hulpmiddel is voor mensen die moeten leven in een chaotische samenleving. Dan wordt men weerbaarder, men laat zich niet zomaar uit het veld slaan.

 

Wilskracht – dat oude, vergeten woord – moet je echter léren. Jongeren moeten leren dat sommige dingen in het leven moeilijk zijn en dat het nastreven van sommige – al dan niet sociale – doelen veel kopbrekens en zweet vereist.

Hier rijst dan een scherpe kritiek op de hedendaagse cultuur van dat pamperisme: iedereen moet zo nodig met zachtheid worden aangepakt en het zijn altijd de anderen die moeten worden aangesproken: de politici, de rijken, de automobilisten, de meester…Op school wordt niemand meer gebuisd en als de baas boos werd, dan staat de vakbond op z’n achterste poten en voor de rest zijn er de sociale media.

 

Het lijkt wel dat we vergeten zijn dat evenwichtig leren maar mogelijk is als we onze jongeren zowel beloning als straf laten ondervinden, in plaats van alles uit te weg te ruimen wat pijnlijk of storend is. Als we alleen maar aandacht hebben voor positieve ervaringen, snijden we de helft van de leerervaringen weg. Dan bereiden we onze nakomelingen slecht op de toekomst voor, alsof we hen willen leren op één been een loopkoers te lopen.

 

In onze maatschappij zijn de dagelijkse ervaringen jammer genoeg niet altijd positief. Ieder leven kent zijn tegenslagen en dat is in onze sociaal chaotische maatschappij nog veel meer het geval. Het ziet er niet naar uit dat dit snel zal verbeteren. Dus moeten de mensen stevig in de schoenen staan.

 

Zodoende hebben we een groot probleem. Aan de ene kant zijn de sociale verhoudingen in onze maatschappij zo verward als maar zijn kan en voor sommigen zijn ze nog niet “divers” genoeg. En aan de andere kant verarmen we de weerbaarheid en de wilskracht van de mensen die in deze maatschappij moeten leven, omdat we ze teveel hebben gepamperd.

En dan verbazen we ons over het grote aantal proteststemmen, die we vervolgens niet ernstig onder ogen willen zien.

Zo wordt het écht moeilijk.

 

 

Jaak Peeters

Januari 2020