De hiernavolgende tekst verscheen eerder in www.dwarsliggers.eu. Ik publiceer deze tekst hierna als “wake-up call” (zoals dat in modern taalgebruik heet) in deze vakantietijd. De tekst bevat m.i. interessante inzichten die mensen kunnen helpen bij de debatten die men in het komende najaar kan verwachten.
Inleiding
Het is heel goed mogelijk, om niet te zeggen waarschijnlijk, dat er in de lange loop van de menselijke evolutie al heel vroeg sprake is geweest van raciale verschillen. (…) Wij kunnen er echter zeker van zijn dat de hominiden, evenzeer als andere levensvormen, neiging tot variatie vertoonden. (…) Weidenreich[1] heeft, op morfologische gronden, systematischer dan ik het hier laat voorkomen, verondersteld dat de moderne mensenrassen reeds vroeg in de menselijke evolutie ontstonden en dat zij in bepaalde aardrijkskundige gebieden hun eigen onafhankelijke ontwikkeling volgden.”[2]
En wat verder in zijn tekst schrijft Prof. Shapiro het volgende: “Ras is dus een classificerend etiket dat we gebruiken om algemene patronen van erfelijke variaties aan te duiden, die binnen een soort voorkomen en door een populatie in stand worden gehouden.”
Het zal meteen opvallen hoe afstandelijk-nuchter en zakelijk antropologen in de jaren zestig van vorige eeuw het begrip ras in menselijk verband hanteerden.
Het is niet nodig te vragen in welke krant of publicatie er vandaag op een dergelijke zakelijke manier over menselijke rassen wordt geschreven. Geen auteur durft dat tegenwoordig aan, want die loopt meteen aan tegen heftige protesten in naam van de menselijkheid en het is best denkbaar dat de auteur die het begrip ras gebruikt op de manier dat Shapiro dat deed zich voor de rechter moet verantwoorden.
Taboes
Wat we hier constateren is de werking van wat taboe is gaan heten: op het woord (menselijk) ras rust een taboe.
Om dat wat beter te begrijpen gaan we even nader in op het begrip taboe. Het woord taboe is een verbastering van het Polynesische woord tapoe, dat verwijst naar verboden handelingen of gedachten. Een taboe is dus een verbodsbepaling en in vele ‘primitieve’ culturen werd het overtreden van dergelijke verbodsbepalingen streng bestraft.
Omdat het Polynesische woord tapoe had te maken met onnatuurlijke bovenmenselijke krachten, zelfs met heiligheid[3], ging van het taboe een sterke, dominante kracht uit.
Dit verwijst naar het doorwerken van een geloof in magische krachten. “Het meest voor de hand liggende passieve magische middel bestaat in het vermijden van alle personen, zaken en plaatsen die door het bezit van bijzonder machtige krachten gevaarlijk zijn.”[4]
De moderne mens kent geen taboes?
Met opzet werd in het voorgaande geput uit wat oudere teksten. Kritische geesten zullen immers geneigd zijn aan te voeren dat de inzichten over taboes intussen veranderd zijn. Vele mensen geloven dat wij in een tijd leven waarin alle taboes sneuvelen: de moderne westerse mens kent geen taboes en als hij die ontmoet, moeten die zo snel mogelijk worden opgeruimd.
We gaan even te rade bij de goede oude Sigmund Freud in diens beroemde essay Totem en Taboe.
Freud bereidt zijn stelling voor door een aantal taboes nader te ontleden. Zo vertelt hij dat er restrictieve verboden tegen de omgang van een jongen met zijn moeder en zusters zijn gericht. In sommige gemeenschappen mocht een jongen vanaf een bepaalde leeftijd het huis van zijn moeder niet meer binnen.[5] Aan deze vermijding, die met de puberteitsceremonie begint, wordt gedurende het hele leven vastgehouden, zegt hij nog.
We weten natuurlijk dat Freud de diepere oorsprong van dit soort verboden gedragingen ging zoeken in de seksuele sfeer, zoals het verbod op incest.
Of zijn verklaring van de diepere ondergrond van deze taboes volstaat, doet in ons verhaal niet terzake. Wat hier wel mee aan de orde komt is dat taboes, hoe onbegrijpelijk ze soms ook zijn, niet simpelweg iets verbieden zoals ouders een klein kind verbieden met een scherp mes te spelen, maar dat er een verwijzing in het spel is naar boven-individuele krachten en gevaren. Hiermee sluit Freud dus aan bij hierboven genoemde schrijvers.
En dan komt Freud met een uitspraak die we verderop willen illustreren: Wij mogen vermoeden dat het taboe van de wilden van Polynesië toch niet zo ver van ons afligt als wij eerst geneigd waren te geloven, dat de zedelijke en morele verboden waaraan wij zelf gehoorzamen met dit primitieve taboe in wezen verwant zouden kunnen zijn, en dat de opheldering van het taboe licht zou kunnen werpen op de duistere oorsprong van onze eigen “categorische imperatief”.[6] En verderop: De eigenlijke bronnen van het taboe liggen evenwel dieper dan in de belangen van de bevoorrechte standen; ze ontspringen daar waar de primitiefste en tegelijk duurzaamste menselijke driften hun oorsprong hebben, namelijk in de vrees voor de werking van demonische machten. Het taboe, dat oorspronkelijk niets anders is dan de geobjectiveerde vrees voor de demonische macht die men in het voorwerp waarop een taboe rust verscholen waant, verbiedt deze macht te prikkelen en wanneer het opzettelijk of onopzettelijk is geschonden, gebiedt het taboe dat de wraak van de demon wordt geëlimineerd.”[7]
De feiten
Deze uitspraak van Sigmund Freud zal sommigen doen steigeren.
Daarom is het goed even naar de dagelijkse werkelijkheid te kijken. Tot veler (onaangename) verbazing zullen zij merken dat ook wij, mensen uit de 21e eeuw, onder taboes gebukt gaan.
We mogen, vanzelfsprekend, het begrip taboe niet opvullen met een exacte kopie van wat de schrijvers van halverwege de twintigste eeuw ons meedeelden.
We omschrijven een taboe dus als een negatieve beoordeling of een afwijzing waarbij de overtreding van het verbod kritiek of zelfs sancties oproept. Die sancties kunnen politiek of zelfs economisch zijn, maar meestal zijn ze van sociale aard: de overtreder wordt geconfronteerd met afkeurende reacties die vaak de uitsluiting uit de groep tot gevolg hebben.
Laten we er eens enkele nader onder de loep nemen.
Haast klassiek is het woord neger. Hoewel de Bosnegers in Suriname zichzélf ‘negers’ noemen, hetgeen een afkeurende houding toch zou moeten temperen, wordt in vele scholen op dit ogenblik de kinderen geleerd dat ze dat woord neger niet mogen uitspreken. Onlangs sprak een grootmoeder midden in een gesprek het woord neger uit. Prompt kreeg ze van één van haar kleinkinderen afkeuring: “Dat mag je niet zeggen, oma, dat is slecht!”.[8] Oma werd weliswaar niet uitgestoten, maar ze stootte op flink wat afwijzing. Toen oma haar kleinkind vroeg waarom dat woord slecht is, bleef het eerst stil, waarna vervolgens opklonk dat het doemwoord verwijst naar de ondergeschikte positie van de negers, bijvoorbeeld (en vooral!) in de Verenigde Staten van Amerika. Dat er honderdduizenden blanke slavinnen zijn geweest, dat de slavernij mee door plaatselijke negerkoningen werd mogelijk gemaakt, dat zelfs admiraal Tromp vier jaar lang in slavernij heeft geleefd: daar wist het kind niets van.
Op het woord neger rust een taboe. Dat is voor wie iets van geschiedenis kent zo onredelijk, dat men wel moet vermoeden dat er zoiets werkzaam is als een ondefinieerbare onrust of misschien wel angst als het verbod op het woord neger overtreden zou worden. Zoals hiervoor gesteld gaat het bij taboes niet om het feit zelf, maar om de morele, geestelijke en politieke achtergrond van het taboe en om de onzekerheid over wat er komen zal als het verbod overtreden wordt.
Een ander voorbeeld ligt in de sfeer van de heisa rond het klimaat. Iedere intellectueel geschoolde mens weet dat het klimaat natuurlijke cycli vertoont en dus veranderlijk is. Toch zien we hoe duizenden mensen met grote angst naar die natuurlijke verandering kijken. Die angst is zo groot dat er extremistische groepen opkomen voor de ‘extinctie’, en het is niet altijd even duidelijk welke extinctie hen voor ogen staat. Derhalve dringt zich in hun ogen de plicht op om veronderstelde oorzakelijke factoren met alle middelen te bestrijden. Het gevolg is dat lieden die oproepen om in alle kalmte te feiten van een veranderlijk klimaat onder ogen te zien, beladen worden met alle zonden van Israël en hen in vele media het spreken wordt belet.
Er rust niet alleen een taboe op het ontkennen van de menselijke invloed op de klimaatverandering: het taboe strekt zich uit tot het kritisch bestuderen van de feitelijke gegevens van de klimaatverandering. Sommigen zullen zeggen: tot een correcte wetenschapspraktijk.
Het woord ras uitspreken is tegenwoordig al een voldoende reden voor opwinding, zo heikel is het. Hierboven zijn voorbeelden te lezen hoe mensen op een nuchtere manier over dingen zoals menselijke rassen konden denken en schrijven. Dat kan zelfs niet eens meer. Volgens diverse instituties en wettelijke teksten moet men spreken over “zogenaamd ras”. Men is al verdacht als men het aandurft het bestaan van menselijke rassen te veronderstellen.
Het feit zelve dat het uitspreken van een woord of een term zoveel geladen heisa oproept, wijst al in de richting van een zwaar taboe.
Een ander heikel taboe is dat wat te maken heeft met de immigratie. Het woord “omvolken” is verboden – met als enige motivatie dat dit racisme uitstraalt. Uitstraalt!
Laat ons hier even op ingaan, vermits het hele gedoe over racisme, sinds de massale instroom van andere volkeren, op de bovenste plank van vele politieke deugmensen is komen liggen.
Dat racisme-taboe ligt op het spreken over niet-blanke mensen. Een zichzelf filosoof noemende en voorts onbekende figuur, de genaamde Emma-Lee Amponsah, produceerde in De Standaard onder meer volgende afschuwelijke praat: Mannen brengen de wereld onherstelbare schade toe en zijn verantwoordelijk voor het aan de macht brengen van een reeks exreemrechtse halvegaren. Als we extreemrechts willen aanpakken, dan moeten mannen hun stemrecht worden afgenomen. Mannen vormen op dit moment de grootste bedreiging van de menselijke soort.[9] En even verder nog: Witte (sic) mannen zijn genetische racisten en de schuld voor alles wat misloopt in de maatschappij.
Als die schrijfster haar woorden echt zo bedoelt, dan is hier sprake van een grove vorm van mannenhaat. Intussen sleept Amponsah zélf het racisme-verhaal aan. Er bestaat een taboe op racisme ten overstaan van niet-blanken, maar blanke mannen mogen over de hekel worden gehaald. Dat illustreert de onredelijkheid van vele hedendaagse taboes.
Iets gelijkaardigs geldt voor de kennelijke moeite die sommigen hebben met de zorgen en vragen van de mensen die liever die oude, bekende wereld niet door de massieve immigratie willen laten vernietigen. De deugmensen die het met dat ‘conservatisme’ zo moeilijk hebben, doen critici in de ban en bedreigen hen met bestraffing en uitsluiting.
Wie zei daar ook weer dat er in onze ontwikkelde wereld geen taboes bestaan?
Waarom dat alles?
Freud schrijft dat taboes ontspringen daar waar de primitiefste en tegelijk duurzaamste menselijke driften hun oorsprong hebben, namelijk in de vrees voor de werking van demonische machten.[10]
De verdienste van Freud is dat hij ons laat zien dat taboes niet zomaar uit de lucht komen vallen. Hiermee treedt hij in het voetspoor van vele schrijvers die hem voorafgingen.
Mensen leven niet in een rationeel universum – dat proberen ze te scheppen in de wetenschap en de techniek en zelfs daar gelukt het vaak niet.
De echte wereld van de mens is er een vol gevaren en angsten: de onzekerheden van het leven en de krachten die we niet de baas kunnen. Leven en dood, zin en onzin.
Die grote hersenen van ons spelen ons ook op een onaangename manier parten. De mens is voorzien van een groot voorstellingsvermogen en dat stelt hem in staat om zichzelf een wereld voor stellen. Bij voortduring maakt hij plannen die zijn hoop en zijn verlangens vorm geven. Maar tegelijk is zijn voorstellingswereld doortrokken van bezorgdheden, twijfels, onrust en van signalen die op gevaar wijzen. Tegelijk ook ervaart de mens een zekere machteloosheid, en dat brengt hem ertoe denkbeelden te ontwikkelen over gevaarlijke machten – die Freud ‘demonisch’ noemt. De mens voelt aan dat hij niet alles beheerst en dat hij soms het willoze voorwerp is van machten die hem te boven gaan.
De oorsprong van taboes moet dus gezocht worden in die door emoties en bezorgdheden gekleurde voorstellingen en in het gevoel te leven in een wereld die hem ontglipt. Het naleven van een taboe helpt de onrust te beheersen.
Als, bijvoorbeeld, op het bevragen van klimaatalarmisme een taboe ligt, dan wijst dat op gevoelens van onzekerheid, angst en boosheid.
Voor het woord neger krijgen we een onderbouwing door de verwijzing naar de slavernij, waarvan men vervolgens de pijnlijkste vorm in de Verenigde Staten meent aan te treffen. Bovendien vormen de niet-blanken in de VS een zeer grote bevolkingsgroep. De confrontatie met zwarten haalt de herinnering aan de verwerpelijke behandeling van zwarten herhaaldelijk weer naar boven en confronteert de blanke bij voortduring met zijn minder mooie geschiedenis. Als groep krijgen de blanken dus permanent te maken met de schande over het aangerichte menselijke kwaad. Het gevolg is dat in alles wat de modale Amerikaan zich voorstelt, altijd weer die racismedimensie aanwezig is en bijgevolg ook altijd de schuldgevoelens. Die wil men liever kwijt en daarom bant met het woord dat rechtstreeks naar deze gevoelens leidt.
Sinds de immigratie vanuit het zuiden roept de confrontatie met niet-blanken ook bij ons verwarde, onzekere gevoelens op en die mijden we dan maar door het woord neger te schrappen – een klassieke methode om ons van een probleem af te maken.
Ook nieuwe taboes kunnen worden gecreëerd. Als een overheid bijvoorbeeld alle uitspraken over ‘gender’ censureert en erin slaagt overtredingen laten te bestraffen, zal als vanzelf een deel van de bevolking argwanend worden bij afwijkende genderuitspraken en geneigd zijn die te veroordelen. Of erger: een spreker het spreken te beletten en misschien zelfs te molesteren.
Wat doen we daar nu mee?
Het is een illusie te denken dat we het ontstaan van taboes kunnen verhinderen. De aard van de menselijke natuur neigt naar taboevorming.
Het heeft zo mogelijk nog minder zin om een directe strijd aan te gaan. Een rechtstreekse strijd verhardt de posities en levert altijd een verliezer op, hetgeen extra-wrok veroorzaakt.
Taboevorming is ook geen individuele zaak. Daarom zijn taboes zo taai. De een jut de ander op. Geduld oefenen is dus de boodschap.
Wat wél zin heeft is het aannemen van een wetenschappelijke houding. Dat wil zeggen: kritisch bevragen en confrontatie met feiten. Dat is geen simpele houding, want de waarheid kwetst en we zijn allemaal behept met emoties. Maar als bewezen werd dat een jogger die 1 km hard loopt evenveel CO2 uitstoot als een auto van 1 ton die 1 km tegen 120 km/u rijdt, dan kan niemand dat feit blijven ontkennen.
Daartoe is het vrije woord noodzakelijk. Het is van het grootste belang elke vorm van censuur, om welke reden dan ook gevoerd, onafgebroken te bestrijden.
Daarbij betreden we voornamelijk het terrein van de media. Of het nu gaat over klimaat, de oorlog in Oost-Europa, de neiging om tegen zowat elke denkbare kwaal te vaccineren, de immigratie, of, zoals destijds, een nieuwe Hongaarse mediawet: kritische beoordeling dwingt ons telkens weer het ontbreken van een voldoende afstandelijke, kritische geest in de media aan de kaak te stellen.
We moeten die dwarse houding niet aannemen voor ons plezier of om mee te spelen in de waan van de dag, maar omdat er uiteindelijk veel meer op het spel staat: het vermijden dat we afglijden naar een dystopische wereld.[11] Bedenken we dat ook in het verhaal van Orwell de taboes overheersen: “Oorlog is vrede, vrijheid is slavernij, onwetendheid is kracht”.
Laten we daar maar niet te lacherig over doen. Europa is gevormd door het christendom in zijn katholieke, protestantse en byzantijnse versies. Het is niet onmogelijk dat de massieve immigratie van islamieten op een of ander nieuw religieus taboe uitloopt. Men kan in dat verband inderdaad ook argumenteren dat de EU zélf taboes schept.[12]
Onze houding moet er daarom een zijn van een resoluut verzet tegen het geknoei, het gedraai en het gekeer in en buiten de politiek. Wat éérst komt is de liefde voor de waarheid.
[1] Franz Weidenreich was een Duitse anatoom en antropoloog van joodse afkomst. Hij werkte aan de universiteit van Heidelberg. Zijn belangrijkste publicaties dateren uit 1927 en 1932.
[2] Harry K. Shapiro. Het begin van de mensheid. In de bundel Culturele Antropologie, Aula 1965, blz. 30.
[3] Felix M. Keesing. Inleiding tot de culturele antropologie. Aula, 1965, blz. 385.
[4] Kunz Dittmer. Algemene volkenkunde, Aula, 1962, blz. 90.
[5] Sigmund Freud. Beschouwingen over cultuur. Boom, 1999, blz. 35.
[6] Sigmund Freud, o. c., blz. 50.
[7] Freud haalt hier de visie van W. Wundt aan, die hijzelf verderop “verseksualiseert”. Freud was geen marxist.
[8] Dit is waar gebeurd.
[9] Julien Borremans in ‘t Pallieterke van 18 april 2024.
[10] Sigmund Freud, o.c., blz. 51.
[11] Het boek van Prof. Mattias Desmet, De psychologie van totalitarisme, (Pelckmans, 2022) waarschuwt hiervoor eveneens.
[12] De demissionaire U. von der Leyen verklaarde dat de EU moet ‘gevaccineerd’ worden tegen nepnieuws. In een resolutie in 2024 stemde het EU-parlement in met een motie die abortus provocatus restrictieloos uit het strafrecht wil halen. Erg katholiek is dat niet en islamitisch evenmin. De EU-commissie roept op om alle beschikbare middelen te gebruiken om ervoor te zorgen dat organisaties tegen gendergelijkheid en vrouwenrechten, inclusief ‘reproductieve rechten’ financieel droog komen te liggen. De Digital Services Act van 2022 verplicht platformen als Facebook ‘hatelijke inhoud’ te verwijderen. Het ziet er naar uit dat algemene censuur weldra zal uitmonden in nieuwe taboes (bron: EUSSR. Europa op de snelweg naar een superstaat. Uitgave Civitas Christiana, 2024.)
Jaak Peeters
juli 2024