Jambon heeft gelijk.

De uitspraken van N-VA-voorman Jan Jambon over de ontwikkelingssamenwerking schoten bij een aantal extreemlinks denkenden in het verkeerde keelgat.

Sommige van hun commentaren hielden in dat Jambon zich tegen solidariteit zou kanten. Dat is uiteraard compleet fout. Jambon maakte zich boos omdat hij niet wil aanvaarden dat NGO’s de modale Vlaming een schuldgevoel trachten aan te praten terwijl diezelfde Vlaming totaal machteloos is tegenover de misstanden in de arme landen. De modale Vlaming keurt die misstanden trouwens volmondig af. Bovendien wordt er via onze belastingen al veel geld naar arme landen versast. Op zeldzame uitschieters na hoor je over dat laatste nergens boze opmerkingen. De meeste mensen herinneren zich best wel dat het ook ten onzent ooit miserie was en weten dat die miserie terug zou kunnen komen. Daarom heeft de modale Vlaming geen enkel probleem met het principe van de solidariteit.

 

Of de pers de woorden van Jambon correct weergeeft, is erg twijfelachtig. Redacteurs schijnen – of moet ik schrijven: blijken? – veelal gericht op het overeind houden van hun eigen mentale construct over de wereld en hoe die er zou moeten uitzien ofwel op het scheppen van sensatie, hetgeen – naar men kan vermoeden – bedoeld is om de verkoopcijfers van hun bladen op te krikken.

Ik heb het namelijk zélf herhaaldelijk uitgetest: wat instructief is, informatief en/of afwijkt van de patronen die de redacteurs verkiezen, verdwijnt systematisch uit de krant. De pers doet derhalve geen verslag van wat er in de samenleving omgaat, maar volgt haar eigen, sectair aandoende agenda. Neutrale journalistiek hoeft niet en kan wellicht zelfs niet. Maar een inspanning doen om het hele verhaal te brengen of kennelijk gefundeerde afwijkende meningen in de kolommen toe te laten moet wel kunnen.

Terug naar de kwestie zelve.

Wat de sector – je bent geneigd van een lobby te spreken – van de ontwikkelingssamenwerking doet is veel meer dan een beroep doen op de algemeen menselijke solidariteit: het is een schuldgevoel aanpraten, en dat is voor Jambon en vele anderen, waaronder schrijver dezes – ik ervaar het namelijk ook zo -, een brug te ver.

 

Deze creatie van schuldgevoelens is om drie redenen onverantwoord.

De eerste reden werd hierboven al aangegeven: mensen zijn helemaal niet egoistisch. De modale Vlaming is een heel fatsoenlijk, menslievend mens. Zo iemand met de rug tegen de muur te willen plakken omdat hij naar het oordeel van de ontvangers van steungelden niet diep genoeg in zijn portemonnee tast, is op het randje van het onbeschofte. Wie uit zichzelf best wel fatsoenlijk in de wereld staande mensen een schuldgevoel wil aanpraten, toont een agenda te volgen die het daglicht niet helemaal kan verdragen. Het is dus aan de sector van de ontwikkelingssamenwerking om uitleg te verschaffen. Jambon heeft op dat punt 100% gelijk.

Ten tweede: een welbegrepen nationalisme is wellicht een van de beste werkwijzen om misstanden aan te pakken. Dat welbegrepen nationalisme is in Vlaanderen voluit aanwezig én werkzaam– al zullen sommigen de wenkbrauwen fronsen als ze deze uitspraak lezen. Want ontwikkelingssamenwerking en nationalisme gaan toch niet samen?

Toch houd ik deze uitspraak staande.

Nationalisme is namelijk gemeenschapsdenken, dixit Bruno De Wever. Etymologisch verwijst nationalisme naar natio en nascere: geboorte en geboren worden. Nationalisme is bezig zijn met de eigen gemeenschap en de wereld vanuit die gemeenschap benaderen. Nationalisme heeft helemaal niets met egoïsme te maken. Het is, brutaal gezegd: orde op zaken stellen in eigen huis. Daarom is wat Bart De Wever aan het doen is nationalisme van het zuiverste water. We wéten bijvoorbeeld allemaal dat de Belgische staat véél te duur is, welvaart vernietigt en in feite overbodig is. Het is daarom een plicht om hier in te grijpen.

Al te vaak wordt nationalisme gelijk gesteld met het scheppen van politieke structuren, dat wil zeggen – naar de woorden van Ernest Gellner: het doen samenvallen van staatsgrenzen en volksgrenzen. Deze visie op wat nationalisme is, is echter het gevolg van de aard van de historische tijden waarin wij leven. Wij leven in de tijd van de dekolonisatie en dus van het nationalisme in zijn staatkundige betekenis. Doch dat is slechts een klein deel van het verhaal.

Volkeren willen zelfbestuur opdat ze zich in hun eigen land thuis zouden voelen. Baas in eigen huis betekent veel meer dan afgescheiden leven van anderen en een eigen rekening kunnen maken. Het betekent op de eerste plaats: een warme, veilige thuis in deze grote wereld. Zo kan men zich goed voelen. Psychologen weten dat maar al te goed: als het in het eigen koppie overhoop zit, is de bezitter van dat koppie niet in de gelegenheid in de buitenwereld positieve bijdragen te leveren. Als nationalisme zonodig een politiek principe moet zijn, is het slechts het gevolg van psychologische en existentiële verlangens.

Deze laatste komen dus het éérst.

In deze lijn van gedachten is het orde scheppen in eigen huis dan ook fundamenteel. Het is een recht en een plicht. Een recht omdat ieder mens recht heeft op rust, veiligheid en zelfgenoegen. Het is een plicht omdat verspilling geld onttrekt aan projecten die voor iedereen belangrijk zijn. Je moet uiteraard eerst een huis hebben, maar, zoals zovele links georiënteerde Vlamingen al zo vaak hebben gezegd: dat huis moet in orde zijn.

Welnu: dit nationalistisch principe moet volgens mij over alle volkeren worden doorgetrokken. Alle volkeren moeten de verantwoordelijkheid krijgen (en opnemen ) om in hun eigen huis orde op zaken te stellen.

Vanzelfsprekend behoort tot die “orde”: het scheppen van verantwoorde sociale structuren en dus, omgekeerd, het wegwerken van grove misstanden. Hoe ze dat doen, is hun zaak. Westerlingen hebben zich daar niet mee te bemoeien. Als Islamieten zo nodig terug willen naar de Middeleeuwen en een kalifaat willen, is dat hun zaak – zolang ze zich niet met onze zaken komen bemoeien. Abou Jahjah mag dit weten.

Als de modale Vlaming in dit opzicht een verantwoordelijkheid heeft, dan bestaat die er op éérste plaats uit dat hij het zelfbeschikkingsrecht moet steunen. Ik geloof dus niet dat het scheppen van geldstromen van noord naar zuid de eerste of zelfs voornaamste taak is die op ons, welstellende Vlamingen, rust.

 

Overigens moet men ons geen schuldgevoelens aanpraten omdat wij welstellend zijn, alsof dat een schande zou zijn. Onze mensen hebben die welvaart namelijk eerlijk verdiend. Ooit waren onze voorouders arme drommels en wij zijn nu welstellend: dat is ons niet cadeau gedaan.

Hiermee precies kom ik op mijn derde punt.

Ik geef hierna een lezersbrief weer die ongeveer de houding omschrijft die ik met klem wil bestrijden:

Kijk, ik zal mijn onverkorte duidelijke zelf zijn. Er bestaat geen verontschuldiging voor wat Jambon zei. Een zuiverdere emanatie van puur egoïsme kan ik niet bedenken. Ik voel niet de geringste schuld voor al het onrecht in de wereld. Ik kan op geen enkele wijze verantwoordelijk worden gesteld voor de oeverloze ellende in grote delen van de wereld. Dat kan geen punt van discussie zijn omdat ik er causaal niks mee te maken heb. Dat ontslaat mij niet van de plicht om daar iets proberen aan te doen. Ja, de plicht! Als je binnen het relatief korte tijdbestek dat je hier op deze aarde rondloopt niet bereid bent om wat van je welstand met anderen te delen – hoe klein ook, hoe rationeel onzinnig ook- dan ben je niet waard om hier rond te lopen. Noem dat idealistish, noem dat naïef, noem dat zoals je wilt, maar in essentie komt het neer op empathie. Ik zou mensen als Jambon geen seconde in mijn vriendenkring verdragen. Dat is toch zijn schuld niet! Wel verdomd, en of dat zijn schuld is!

Er worden hier twee elementen door elkaar gehaald, hoewel ze gescheiden moeten gehouden worden.

Het eerste is het principe dat je als mens principieel met alle mensen solidair moet zijn en bereid moet zijn om van je welstand wat af te staan. Ik geloof niet dat Jambon of welke normale Vlaming ook dit algemeen-menselijke beginsel betwist. 



De schrijver gaat dus wel erg ver door Jambon het bezit van elke vorm van menselijke empathie te ontzeggen en hem daarvoor uit de menselijke rangen te verbannen – want ik neem voor het gemak aan dat hij zichzelf wél tot de fatsoenlijken rekent. Voor zo’n houding bestaan lelijke woorden die ter linkerzijde nochtans goedkoop blijken.

Voorts gaat hij veel te ver door te stellen dat Jambon “élke schuld of verantwoordelijkheid” voor wat er in de wereld misloopt afwijst. Dat doet hij niet. Wat hij doet is zich verzetten tegen de pogingen om mensen persoonlijk schuldgevoelens te doen krijgen om wat er elders in de wereld fout gaat en waar ze als individueel persoon machteloos tegenover staan.

En op dat laatste concrete punt treed ik Jambon voluit bij.

Terloops en vooraf: een uitspraak dat de weigering om Thaise garnalen te kopen ‘een signaal’ is, lijkt me niet echt ernstig. Alsof er ook maar één manager van een internationale compagnie ooit te weten zal komen dat ik geweigerd heb de garnalen die zijn bedrijf op de markt brengt te kopen! De redenering van die mensen gaat namelijk helemaal anders: als de garnalenverkoop niet langer winstgevend is, verkoopt men wel iets anders. Ik ken het antwoord op mijn opmerking: “als iedereen… dan…”. Tja: als mijn kat een koe zou zijn, zou ik ze onder tafel kunnen melken, nietwaar?

Trouwens: als ik geen Thaise garnalen koop, wie verliest dan zijn werk? De manager denk je?

Laten we ernstig blijven.

 

Het tweede element dat in deze brief herkenbaar is, heeft vandoen met een uiterst linkse en onverdraagzame ideologische houding die men in milieus van ontwikkelingssamenwerkers nogal eens terugvindt.

Ik herinner me duidelijk hoe de toch links denkende Hans Achterhuis in zijn Met alle geweld buitengewoon scherp uithaalde naar Ted Honderich, die het bestond te verklaren dat wie uit eten gaat beschuldigd kan worden van moord, want datzelfde geld is vaak wat een negerjongen op een hele maand te besteden heeft.

Die gedachte steekt onbetwistbaar ook in de hoger geciteerde lezersbrief. Ik verwerp die positie dus ten gronde. Ze houdt in dat een concreet individu persoonlijk verantwoordelijk is voor de miserie of zelfs de dood van een andere, onbekende concrete mens in een ander werelddeel. Zoiets zou inderdaad moord zijn. Het is echter niet één, maar vele bruggen te ver om op deze gronden de héle westerse mensheid van moord te beschuldigen.

 

Ten eerste: er wordt in deze kwesties geredeneerd over planetaire toestanden, dus over de lotgevallen van inmiddels 7 miljard mensen. Als individuele enkeling verdwijn je tegenover die immense massa hopeloos en totaal onherkenbaar in het niet. Dus gaat het echt niet aan om één bepaald individueel persoon schuldgevoelens aan te praten omdat hij zich tegenover deze planetaire chaos machteloos voelt. Hij is ook werkelijk machteloos! De lijn van het ene concrete individu naar het andere concrete individu is veel te lang om beheersbaar te zijn. Er kan op dit niveau geen sprake zijn van persoonlijke verantwoordelijkheid.

Ten tweede: moet je dan niets doen? Dat zegt Jambon niet en dat zegt niemand echt. Zelfs het besef van vrijwel totale machteloosheid neemt bij niemand het besef weg dat hij of zij solidair moet zijn. Nochtans is de suggestie van Honderich en co dat mensen vanwege hun machteloosheid dan maar verkiezen niets te doen. Dat is onrechtvaardig tegenover de modale mens. Ook als ze geen geld geven – daar kunnen redenen voor worden aangehaald – kunnen mensen nog altijd hun kinderen in een planetair besef opvoeden; ze kunnen inderdaad kritisch zijn bij het bepalen van hun inkopen; ze kunnen lezersbrieven schrijven zoals er hierboven één aangehaald wordt. Het gaat dus veel te ver om mensen die niet met het NGO-verhaal willen meegaan, van gebrek aan interesse te beschuldigen of te beweren dat er slechts keuze is uit twee mogelijkheden: ofwel het NGO-verhaal involgen, ofwel onverschillig zijn.

Ten derde – en dit is voor mij het belangrijkste: zoals ik al schreef wil de nationalist dat het in eigen land in orde is. Dat betekent: goed beheer, zuinig omspringen met de middelen, denken aan de toekomst. Maar denken aan de toekomst betekent ook denken aan de buren en de zaken dààr en uiteindelijk aan de hele planeet. We leven immers allemaal samen op deze ene, mooie blauwe knikker.

NGO-ërs maken op dit punt nogal eens een vreemde kronkel. Ze “vertalen” dat “denken aan de planeet” nogal snel als: schenken van geld.

Maar dat is dus net niet het belangrijkste. Veel en veel belangrijker is ertoe bijdragen dat ook elders, buiten het eigen nest, orde op zaken wordt gesteld. De idee daarbij is namelijk dat je een probleem zoveel mogelijk moet oplossen waar het ontstaat, omdat het zich anders verspreidt en dus veel moeilijker op te lossen is. Hoe volkeren hun eigen zaken regelen is, zoals eerder gezegd, hun zaak. Singapore voert een soort technocratische dictatuur en Brunei een autocratisch koningschap; China houdt het bij een partijgestuurde technocratie.

Niettemin moeten we ook als westerlingen op het wereldtoneel onze rol spelen. Niet door overal politieman te gaan spelen om onze wetten te doen naleven. In plaats van in Afghanistan oorlog te gaan voeren zoals de NAVO beroepshalve doet, moeten bijvoorbeeld de vakbonden mundiaal worden georganiseerd. Als in Bangladesh grove misstanden bestaan, moeten de vakbonden in het Westen de zaak lamleggen, zodat het voor internationale groepen niet langer loont om mensen uit te buiten. Maar vakbonden houden zich liever bezig met het in stand houden van allerlei verouderde en vaak schadelijke toestanden in eigen land. We moeten dus – ook hier alweer – éérst orde op eigen zaken stellen!

We moeten echter vooral volken de kans laten om zelf nationalistisch te handelen: het scheppen van een eigen, veilige thuis dat in orde is. En dan moet ik de EU met de vinger wijzen, als die de politieke zelfstandigheid van bijvoorbeeld Catalonië wil afblokken.

 

Maar kijken we nu eens goed toe: al dit soort acties gaat de mogelijkheden van een enkeling nu eenmaal hopeloos te boven.

Het gaat hier stuk voor stuk om acties van politieke aard, bij ons en in de arme landen. Als democraat kun je niets anders dan deel te nemen aan het democratische spel in eigen land. Doch: dààr houdt het dan ook op: democratie is immers ook een beperking van macht. Daarom is de houding van mensen als Honderich en deze van de briefschrijver hierboven onterecht en onbetamelijk: hun houding eist van de enkeling meer dan in zijn vermogen ligt of zelfs democratisch verantwoord is. De taak van een bewust levend westers individu is zo goed mogelijk mee te draaien in het democratische raderwerk dat de maatschappij is waarvan hij deel uitmaakt, maar dat is het dan ook. Schuldgevoelens creeëren is dan ook ongepast.

Jambon heeft gelijk.

 

Jaak Peeters

Juni 2014

 

 

 

De wereld is aan het vervellen. Opdracht voor een Vlaamse nationalistische partij.

Inleiding

Iedereen kent het fenomeen: in de natuur vervellen sommige diersoorten. Ze werpen periodiek – vaak als gevolg van het groeien van hun lichaam – hun oude huid af, en vertonen zich dan in een nieuw vel. De oude huid hangt enige tijd lang nog een losse flodders aan hun lijf. Ze schurken dan aan tegen bomen en stenen om de oude huidflarden kwijt te raken. Het lijkt er dan nadien op dat een heus nieuw dier het dierenrijk is komen vertalrijken.

Vervellen noemen ze dat.

De feiten tijdens de verkiezingsperiode van 25 mei 2014 hebben bij mij dat beeld van de vervelling opgeroepen. Vooral de uitslag van de partij Groen is me opgevallen. Vanuit de trouw aan haar oorspronkelijk programma had deze partij deze uitslag zeker niet mogen krijgen: ze heeft het woord ‘milieu’ nauwelijks uitgesproken.

Veeleer denk ik dat Groen winst gemaakt heeft omdat deze partij, althans in de ogen van haar kiezers, appelleert aan een fenomeen dat zich op wereldschaal en dus ook in Vlaanderen aan het voordoen is, en dat je ‘de vervelling van de wereld’ zou kunnen noemen.

Er zijn namelijk, zo is mijn gevoel, op wereldschaal een aantal ontwikkelingen aan de gang die hun oorsprong vinden bij de veranderende verlangens en de zijnswijze van gewone mensen, vaak lage middenklasse, maar dat laatste is lang niet altijd het geval.

Het lijkt er op dat steeds meer mensen op zoek zijn: naar een weg die het leven weer zinvol maakt. Het hoge aantal zelfmoorden, vooral in de ontwikkelde landen, is een negatief teken van deze zoektocht: deze mensen vinden geen zin meer. Mensen lijken wel hun buik vol te hebben van onze liberaal-kapitalistische welvaartstaat van ongebreidelde consumptie van wegwerpartikelen. Het lijkt er op dat velen uit het systeem willen treden, ook al omdat ze aanvoelen dat deze verspilling inderdaad ziekelijk is, op termijn funest voor onze planeet en bovendien mensen nodeloos tegen elkaar opzet terwijl slechts duistere enkelingen daar beter van worden. Het doet me allemaal denken aan Noam Chomsky. Mensen krijgen in de gaten dat deze weg verder opgaan, funest is. Schadelijk voor de natuur en voor de menselijke ziel en schadelijk voor de innerlijke rust in die ziel.

 

Ik beschrijf hierna kort enkele aspecten van deze wereldwijde ontwikkeling.

Vervolgens wil ik er enkele conclusies aan verbinden omdat die daar voor mensen die nationaal denken volgens mij aan vast zitten.

 

Globalisatie

Het fenomeen zelf is bekend. Het wordt beeldig beschreven door de uitspraak dat de opfladderende vlinder in het Amazonewoud in Japan een aardbeving veroorzaakt. De grondidee is dat op de planeet alles aan elkaar hangt en dat de processen in werkelijkheid wereldwijde omvang hebben.

Handel en nijverheid zijn inderdaad wereldwijde ondernemingen. Grote kapitalistische concerns opereren op planetaire schaal. Medicijnen worden door wereldwijd opererende concerns bemeesterd. In het spoor daarvan ontstaan er producentengroepen van zogeheten generische medicijnen, die eveneens planetair opereren. In India zijn er verschillende producenten die meerdere van die zogeheten generische medicijnen op de markt brengen, soms voor de helft of nog minder van de prijs. Ze ondermijnen daarmee de houdgreep van de grote ‘officiële’ concerns en ze onttrekken zich aan de macht van deze officiële concerns, precies door gebruikmaking van de mogelijkheden van de globalisatie: ze gebruiken bijvoorbeeld het internet als communicatie- en transportkanaal.

Dichter bij ons wordt de melk die in de Kempen wordt geproduceerd naar een melkfabriek in de Eifel gevoerd, om nadien in busjes of flesjes in de rekken van onze Vlaamse warenhuizen te belanden. Of deze procedure de goede is valt te betwisten, want ze vereist onnodig transport en veroorzaakt vervuiling.

Ieder kent het fenomeen van Facebook. Zelf heb ik er niks mee en weiger ik er aan mee te doen. Maar je kunt er niet omheen: vooral jongeren leggen via Facebook en vergelijkbare kanalen contacten over zowat de hele wereld. Ze pronken trots met de duizenden ‘vrienden’ die ze op die manier hebben verworven. Veel ware vriendschap komt daar niet bij kijken, maar dat is niet wat me hier bezighoudt. Want, hoe oppervlakkig ook: er wordt hier een wereldwijd netwerk van contacten geweven. De psycholoog die schrijver dezes is, weet best dat deze netwerken bij plotse, grote gebeurtenissen makkelijk uiteenscheuren. Het volstaat dat een oorlog naties of delen ervan tegenover elkaar opzet en de barst zit er meteen in: de processen die men cognitieve dissonantie (of consonantie) noemt, zijn namelijk typisch menselijk en altijd werkzaam. Mensen sluiten zich op een onbewust niveau aaneen tegen anderen en passen daarbij hun eigen visie en opvattingen onbewust aan om hun innerlijke mentale wereld enigszins samenhangend te houden.

De essentie is dat Facebook en co dertig jaar geleden niet bestonden en er dus ook geen wereldwijde netwerken van contacten konden ontstaan, hoe broos deze contacten ook zijn.

Het belangrijkste effect van deze erg oppervlakkige contacten is echter niet dàt er contacten zijn – ware contacten zijn er eigenlijk nauwelijks -, maar dat er een gevoel van samenhorigheid op planetaire schaal ontstaat. Mensen worden vandaag de dag elk etmaal opnieuw met de andere kant van de aardbol geconfronteerd. Het volstrekt ongewone wordt minder ongewoon en de natuurlijke achterdocht die het vreemde altijd oproept wordt enigszins afgevijld. Er ontstaat zoiets als een planetaire solidariteit, hoe broos en fragiel die ook zijn moge.

Misschien mogen we niet meer verwachten dan een broze en brosse solidariteit, maar ze is er wel en vroeger niet, om de simpele reden dat je niet solidair kunt zijn met iets waarvan je het bestaan niet eens kent.

Welnu: het komt me voor dat schier overal, maar vooral bij de wat jongere generaties, een grotere gevoeligheid is gegroeid voor deze wereldwijde samenhorigheid en onderlinge solidariteit en voor het feit dat onze aarde een heus ruimteschip is waar we met z’n allen op zitten.

Omdat jongeren tegenwoordig best wel goed zijn opgeleid beseffen ze dat die wereld ook kwetsbaar is. Eén grote ruimtesteen kan ons het lot van de dinosauriërs doen delen. Iedereen kent de militaire capaciteiten van de wereld, waar inmiddels zo’n 100.000 tanks opgesteld staan en grote arsenalen met kern- en andere massavernietigingswapens voor gekke staatslui of dito generaals beschikbaar zijn. Het kan allemaal in één enkele fatale klap afgelopen zijn.

Alles samen genomen groeit dan ook bij de jongere groepen een besef van wereldwijde onderlinge afhankelijkheid, van een vorm van gemeenschappelijke lotsdeling en de daaruit voortkomende noodzaak om alvast met enig respect voor wie anders is in de wereld te staan. Deze onderlinge samenhang wordt vorm gegeven in de feitelijke, wereldwijde verbanden. Die waren er vroeger ook wel – denk maar aan de Verenigde Oostindische Compagnie – doch het gaat nu allemaal veel verder. Engelstalige “muziek” klinkt nu op uit de radio’s van de inboorlingen van Zuid-West Soedan, hetgeen Steven Toulmin doet beweren dat er zoiets als een wereldmuziek aan het ontstaan is. Ik, daarentegen, denk veeleer dat we hier te maken hebben met de wereldwijde greep van de commerciële klauwen van het internationaal kapitalisme… Maar: het is er allemaal wel.

 

Migratie

Over migratie zijn dikke boekwerken geschreven. Paul Collier heeft er een belangwekkend werk over laten verschijnen op het einde van 2013. Het boek werd bijzonder snel ook in het Nederlands vertaald.

Collier en vele andere schrijvers behandelen het thema van de massa-migraties waarvan we allemaal getuige zijn.

Het gevolg is dat de modale Vlaming ( of Nederlander– want etnisch liggen die twee wel heel erg dicht bij elkaar) ook in de kleinste dorpen van Vlaanderen aan den lijve met het letterlijk andere wordt geconfronteerd. Ik heb bij de laatste verkiezingen voor het eerst zwarten bij het stembureau in mijn dorp zien staan aanschuiven. Het andere is er nu, vlakbij, misschien zelfs naast de deur. In de steden daarentegen doet zich een heel opmerkelijk fenomeen voor. Het wordt beschreven door Jan Blommaert, die ‘zijn wijk’ in Berchem als voorbeeld beschrijft en het doet me denken aan wat er in de Amerikaanse immigrantensteden van de tweede helft van de negentiende eeuw gebeurde. Hij vertelt hoe een totaal verpauperde wijk vol oude autochtonen door migranten wordt ingenomen. Die laatsten doen dat omdat ze versleten, verkrotte woningen nog kunnen betalen. De slimmeriken onder hen zien kun kansen schoon om via verhuring van woongelegenheid en via het openen van aan de behoeften van het nieuwe publiek aangepaste winkels en zaken welvaart op te bouwen. Voor zichzelf kopen ze huizen op die ze verbouwen tot vaak heuse juweeltjes, waar ze rijkelijk of alvast in alle comfort leven. Intussen ontstaan er verblijfsgelegenheden voor transitmigranten: mensen die voor korte tijd een onderkomen zoeken, maar niet de bedoeling hebben om in Antwerpen te blijven. Ze zijn een makkelijke prooi van zogeheten huisjesmelkers, maar het positieve is dat zulk gemelk nooit lang duurt. Naarmate de buurt op deze manier terug opkalefatert, neemt ze tegelijk een letterlijk andere kleur aan en biedt ze een ander uitzicht: er ontstaan koffiecafés, kapperszaken, advocatuurbureaus enzovoorts, allemaal bemand door migranten, en gelegenheden voor exotische cultuur- en muziekgroepen, allerlei ‘kerken’ enzovoorts.

Naarmate de buurt haar verpaupering afwerpt wordt ze ook aantrekkelijker voor jonge autochtonen. Omdat ze aan de ene kant nog betaalbaar is en aan de andere kant een exotisch, enigszins kosmopolitisch en uitdagend tintje heeft, verschijnen er steeds meer jonge autochtone gezinnen.

Die worden op de meest letterlijke manier geconfronteerd met het andere: hun eigen kinderen trekken ’s morgens naar de klas in het gezelschap van de zoon van een Pakistaanse kruidenier en de dochter van een Vietnamese horeca-houder.

Ik vind het buitengewoon spijtig dat Jan Blommaert zich niet kan bevrijden van zijn enggeestig maoïsme en daarom de opening niet wil of kan maken naar mensen die vanuit een Vlaams-etnisch standpunt naar de dingen willen kijken. Zijn observaties zijn nochtans heel interessant en een diepgaand gesprek tussen iemand als Blommaert en mensen die hij nu zelf tot zijn tegenstanders heeft ‘gepromoveerd’ zou ons misschien op nieuwe ideeën kunnen brengen.
Als de migratie namelijk een wereldwijd fenomeen is waarvan we kunnen verwachten dat het zeker niet afneemt, is een dergelijke gesprek op z’n minst zinvol.

 

Zucht naar het authentieke.

 

Een derde fenomeen is de eveneens wereldwijde zoektocht naar het authentieke. Mensen willen steeds minder geleefd worden: ze willen hun eigen leven in eigen handen houden. Dat is een mooie ontwikkeling, met wortels vooral in de Verlichting, maar botst op de meest directe wijze met de gronddenkbeelden van de liberaal-kapitalistische maatschappij zoals die in onze dag vorm heeft gekregen. Die berust namelijk op door reclame geschapen schijnbehoeften, die vervolgens door de producten van deze liberaal-kapitalistische wereld worden voldaan. Dat is een erge vorm van uitbuitend economisch paternalisme of tenminste van mentale misleiding van grote groepen mensen.

Die zoektocht naar authenticiteit neemt verschillende vormen aan.

Ik stip er hierna enkele aan.

Een eerste vorm van streven naar authenticiteit vindt men terug in de wereld van New Age, Rebirthing, Energetisme en dat soort dingen. Holisme probeert de individuele mensen in te schakelen in een ruimer geheel, dat zelfs de planeet te boven gaat. Je kunt er een nieuwsoortige vorm van religieuze beweging in zien. Sommige vormen van alternatieve geneeskunde kunnen eveneens als een zoektocht naar authenticiteit worden opgevat. Ze willen weg van de doorgespecialiseerde geneeskunde, die weliswaar alles weet over één orgaan, maar intussen de mens uit het oog verliest. Ze zoeken naar menselijke warmte, naar dat ongrijpbare psychische plasma dat zich aan elke meting onttrekt en zich door geen enkele wiskundige of scheikundige formule laat beschrijven.

In de filosofie kan het postmodernisme in een bepaald opzicht als een zoektocht naar het authentieke worden opgevat. Er is een modisch postmodernisme, dat ikzelf verwerp. Maar er is ook het verlangen naar een vorm van beschouwen of zelfs van denken dat de kaders van vaste intellectuele bouwwerken te buiten wil gaan. Men voelt de principiële onvolledigheid van élk systeem dat de pretentie koestert alomvattend te zijn en men is niet langer bereid zich door dergelijke principieel tekortschietende systemen te laten invangen.

Meer zichtbare, simpele vormen van authenticiteitsbeleving vindt men in de opgang van de stadstuintjes, de massieve verspreiding van bloem- en kruidenbakken op balkons, het ontstaan van beperkte vormen van ruileconomische processen – deze laatste vaak onder druk van de soms onmenselijke gevolgen van de officiële EU-politiek, zoals in Griekenland. De Groene Amsterdammer bracht er enige tijd gelegen een gedegen en uitvoerig artikel over. Er ontstaan alternatieve verblijfsmogelijkheden: mensen die hun huis gedeeltelijk en in beperkte mate ter beschikking stellen van mensen of gezinnen die op een goedkope manier even met vakantie willen, weg van al die dure, verre reizen die de gevestigde toeroperatoren in hun dure brochures aanprijzen. Dicht bij huis maar toch van huis, onder volksgenoten of onder bewoners van hetzelfde land – voor een prikje, slechts mits de betaling van de kostprijs. Intussen ontstaan vriendschappen over allerlei grenzen heen. Mensen vinden elkaar en koesteren zich in het warme gevoel dat een simpele vriendschap geeft.

Een laatste en best wel belangrijke vorm van zoeken naar authenticiteit, is de opkomst van het etnische besef. Ik zeg dit zo openlijk welbewust en ik wil wel degelijk sommige mensen de wenkbrauwen te doen fronsen. Want ‘etnisch’ is door de spraakmakers voluit met Blut- und Bodentheorieën geassocieerd. Wat ik hier zeg is dat zulke kwalificatie – ik weeg wel degelijk mijn woorden – onzin is, als het niet veeleer kwaadaardigheid moet genoemd worden.

Een eerste aspect van deze laatste vorm van zoeken naar authenticiteit is het door een bepaald marxistisch en even bepaald liberalistisch links (!) bestreden identiteitsdenken. Ik heb het identiteitsfenomeen in een boek dat in het najaar moet verschijnen nader uitgewerkt. Waar het mij hier om gaat is de constatering dat in het politieke debat de term identiteit nooit zo vaak opdook als de laatste twintig jaar. In de wat oudere Vlaams-nationale literatuur komt het woord nauwelijks voor. Voor zover ik me herinner komt de term in Max Lamberty’s Philosophie der Vlaamsche Beweging zelfs nérgens voor. Dat is tegenwoordig wel even anders! Nu heb ik sterk de indruk dat wie tegenwoordig over ‘identiteit’ spreekt, daarmee vooral bedoelt: de persoonlijke eigenheid, die hem of haar van anderen verschillend maakt en accentueert als een apart individueel mens, waarop de rechten van de mens van toepassing zijn. Mutatis mutandis wordt het begrip ook op groepen toegepast, en niet alleen op nationale groepen, al is de kritiek vanuit linkse hoek voornamelijk op de nationale identiteitsdiscoursen gericht.

De massieve instroom van immigranten heeft een nieuw type – in wezen is het oeroud, maar in deze modernistische wereld lijkt het nieuw – van identiteit onder de aandacht gebracht: de etnische identiteit. Dat is het tweede aspect. In de Nederlandstalige literatuur is op enkele zeldzame uitzonderingen na weinig over etniciteit te vinden, mede omdat vele literatoren en theoretici van mening zijn dat etniciteit iets van illo tempore is, iets uit het duistere verleden, een relict waar de moderne mens al lang aan voorbij hoort te wezen. Zodoende is het niet eens meer de moeite om er nog bladzijden aan te wijden.

Maar vooral Islamitische immigranten drukken ons met de neus op de werkelijkheid: zij manifesteren wél hun eigen, afwijkende Islamitische identiteit en ze zijn daar nog trots op ook, getuige is de massale aanwezigheid van hoofddoeken in ons straatbeeld. Omdat de antiracismewetten en dito beperkingen van vrije meningsuiting die tegenwoordig in onze wetgeving staan ingeschreven bedreigend zijn, durft niemand die het etnische voorheen bespottelijk achtte, datzelfde etnische bij Islamieten op dezelfde manier als gebeurde tegenover de “eigen” identiteit te bespotten. Dus bloeit die identiteitsbeleving op. Meer zelfs: het wordt door sommige nationalismebestrijders aangemoedigd… als het allochtoon is. In ieder geval krijg je daarmee een ontwikkeling die spoort met een wereldwijde opkomst van etnische bewegingen, zoals, bijvoorbeeld, het verhaal van de Mapuches of Oost-Timor (intussen een staat) laat zien. Als reactie daarop groeit ook bij de autochtone bevolking een etnisch besef. De wereld zal voortaan dus met die etniciteit rekening moeten houden.

 

Deze verschillende verschijnselen vallen allemaal onder één noemer: de algemene zucht naar een authentiek leven. Deze zoektocht is massaal, vertoont zich in alle terreinen van het menselijk bestaan en is diepgaand met vérgaande gevolgen voor het concrete gedrag van mensen.

 

De mensheid vervelt.

 

Het ontstaan van een soort vage planetaire samenhorigheid, hoe oppervlakkig en kwetsbaar ook, de schier onontwijkbare confrontatie van ook de simpelste autochtoon met het andere en het massieve zoeken naar authentieke vormen van leven openen het zicht op een andere manier van menselijk (samen)leven.

Deze andere manier is op een broze manier planetair en kosmopolitisch met daarbij horend een vage, algemene medemenselijkheid die een hard en brutaal racisme steeds minder kansen geeft. Mensen zeggen soms dat ‘het volk’, waarmee ze dan de wereldbevolking bedoelen, steeds meer door elkaar wordt gemengd. Ze denken dan in een eerste reactie dat we voor een era van totale nationaliteitsloosheid staan, een wereld waarin iedereen eigenlijk dezelfde identiteit heeft, en alleen nog op persoonlijk vlak van anderen te onderscheiden valt. Walter Zinzen schijnt die mening aan te hangen. Maar dat is een veel te simpele voorstelling van de feiten. Want diezelfde mensen die weliswaar een zekere mate van kosmopolitisme aanhangen blijken sterk gehecht aan hun eigen oorsprong, hetgeen hen dicht bij het inderdaad groeiende etnisch besef brengt. Niet voor niets gaan zovelen op zoek naar hun voorouders en beschrijven zij de afstammingslijnen van hun eigen familie. Zowat iedereen is op zoek naar een authentiek bestaan, waarin men zin en betekenis hoopt te vinden in een wereld die contingent én kosmologisch kwetsbaar is en voor een leven dat onbetamelijk kort en onbestendig is. Dergelijke authenticiteit staat volkomen haaks op de nationaliteitsloosheid of de volstrekte identitaire gelijkschakeling.

De beide ontwikkelingen – de planetaire samenhorigheid en de queeste naar authenticiteit, ziet men bijvoorbeeld concreet aan de gang in de Berchemse wijk zoals die door Blommaert op een helaas veel te agressieve en militante manier wordt beschreven.

De verschijnselen in Berchem doen zich in alle steden van de wereld voor en tegenwoordig zelfs, in minder felle mate weliswaar, in de kleinere stadjes en zelfs de dorpen van Vlaanderen.

Tegelijk lijkt het wel of de hele wereld in beweging is. Overal beginnen mensen zich te verzetten tegen de hatelijke almacht van internationale kapitalistische groepen of machtsgroepen in het algemeen en zoeken ze ontsnappingsroutes uit de greep van deze groepen. De roep om meer democratie – zij het niet altijd in de westerse vorm – klinkt wereldwijd. De Arabische Lente en de opstanden in Oost-Oekraine zijn er getuige van.

De wereld is aan het vervellen.

In Berchem vervelt ie op een voor iedereen in het oog springende manier.

 

Enkele consequenties voor nationalisten.

 

Ik geef eerst enkele algemene beschouwingen en ga dan vervolgens over naar een paar concrete, voor Vlaanderen belangrijke punten. Ik streef geen volledigheid na.

 

Mijn eerste opmerking is dat het geen zin heeft om tegen wereldwijde ontwikkelingen ten strijde te willen trekken. Zulks te willen doen zou ons naar het verleden katapulteren of irrelevant maken. Ik wil trouwens de hypothese verdedigen dat de wereld ook vroeger vervelde. Alleen was het tempo dan veel lager, zo laag zelfs dat velen de indruk hadden dat niets echt veranderde. Maar ik denk dat dit illusie is. Wat we vandaag meemaken is een enorme versnelling van processen die eigenlijk op zich eeuwenoud zijn.

Een tweede opmerking betreft de illusies van sommige vormen van kosmopolitisme. De wereld wordt weliswaar één, maar niet een- of gelijkvormig. De wereldwijde netwerken wissen het eigene helemaal niet uit – heel vaak is het tegendeel het geval. Confrontatie met het andere voert meestal tot het beklemtonen van het eigene. Wat meer is: het leven met verscheidenheid houdt de geest scherp. Dat is voor Lodewijk Plessers in de Groene Amsterdammer – alweer – van 29/5/2014 de reden waarom we best niet zoeken naar “de” Europese identiteit. Niet alleen omdat ze niet bestaat, maar vooral omdat ze niet màg bestaan. Bovendien geldt de morele vraag of we een dergelijke uitwissing van het eigene wel moeten aanvaarden.

Niet dus.

Een derde opmerking is dat de veelgehoorde, terecht en ook in deze reeks al vaker geuit kritiek aan het adres van multinationale groepen, door een diep gevoel van onvrede wordt gedragen. Dat gevoel is wereldwijd. Overal constateren we dat mensen en groepen van mensen aan de macht van deze economische groepen willen ontsnappen. Ik denk niet dat de internationale groepen eeuwig hun allesomvattende greep zullen kunnen blijven handhaven, al laat het zich aanzien dat die greep nog wel enige tijd zelfs zal toenemen. Maar het laat zich ook aanzien dat alternatieve systemen – ik gebruik met opzet dit algemene woord – zullen groeien en zo krachtig worden dat ze een valabel alternatief voor de bedoelde groepen worden.

Meer concreet voor ons eigen Vlaanderen, en dan vooral de nationalistisch denkenden daarin, ten vierde, zullen we ons moeten buigen over een groeiend Vlaanderen dat op vele plaatsen ‘Berchemse’ toestanden laat zien. Hoe gaan we daarmee om? In de geest van mijn eerste opmerking moet ik stellen dat de strijd tegen windmolens zinloos is. Is het mogelijk om een Vlaanderen te bouwen dat weliswaar veel veelvormiger is dan het Vlaanderen dat we vanuit de Romantiek hebben leren kennen, maar nog steeds onmiskenbaar Vlaams en Nederlands is en dat de lijn van zijn eigen geschiedenis doortrekt naar de toekomst? Een dergelijk Vlaanderen zou dan “in de waarheid” blijven, zoals Vaclav Havel dat ooit formuleerde.

Het voorbeeld van Berchem schijnt in ieder geval de mogelijkheid hiervan te illustreren.

Dat betekent meteen dat we anders tegen migratie moeten leren aankijken. Als psycholoog weet ik dat het nieuwe en het andere àltijd achterdocht oproepen en dat zal altijd zo blijven. Op zich betekent dat trouwens dat de repressieve antiracismewetten moeten verdwijnen. Tegen de menselijke natuur strijden is immers compleet zinloos. Maar als we de mate van migratie van vandaag zien als een gevolg van de versterking van processen die altijd al bestonden, en daar tegelijk het algemene, diepe verlangen naar een authentiek leven aan koppelen, zowel voor Vlaamse autochtonen als voor allochtonen, dan kunnen we misschien de weg vinden voor een zoektocht naar nieuwe, misschien originele vormen van samenleven. In die zin moeten zeker nationalisten zich verdiepen in de samenlevingsvormen zoals die zich in Berchem manifesteren. We moeten ons dus afvragen of ook Vlaanderen en bij uitbreiding de Nederlanden niet ook moet vervellen, zoals de hele wereld dat doet. Als we dat niet doen, worden we mogelijks de geschiedenis in geduwd. Nationalisten moeten dus ook de misschien simpele maar niettemin interessante experimenten van nabij volgen en zelfs gaan sturen. Stadstuintjes, huishotels als ruileconomische verschijnselen, het ontstaan van etnisch-specifieke horeca-zaken, gespecialiseerde eenmanszaken waar je je kapotte stofzuiger door een slimme en handige Pakistaan kunt laten repareren en zovele andere dingen meer: ze zijn allemaal de concrete plaats om het nieuwe Vlaanderen vorm te geven.

Tegelijk echter moet Vlaanderen de lijnen vanuit het verleden doortrekken naar de toekomst. Onze taal, onze vanuit de eeuwen gegroeide waarden en beginselen, onze rechtsbeginselen, onze historische oorsprong, ons thuisland zelve: al deze dingen moeten met veel meer kracht en overtuiging in onze maatschappij aanwezig worden gesteld. We moeten, meer dan ooit, zelfbewuste Vlamingen zijn en beseffen dat pas een wereld van voldane volken echt vredelievend kan zijn. Kinderen van immigranten moeten de weg op die van hen uiteindelijk etnische Vlamingen maakt – zij het na enkele generaties pas. Ze moeten mee op de Vlaamse trein. Misschien kunnen goed gestuurde Berchemse toestanden ons daarbij helpen.

Ik pleit daarom fel voor een bewuste herwaardering van het etnische verschijnsel. Om te beginnen moeten we maar eens komaf maken met het misprijzend afwijzen van het etnische. In wezen zijn we allemààl etnische mensen, want we zijn allemaal gebonden aan een oorsprong. Daarom is (volks)nationalisme niet des duivels zoals Joep Leerssen meent, maar een normaal menselijk verschijnsel. Het zou zelfs wel eens kunnen dat etniciteit en een bepaald soort kosmopolitisme helemaal geen tegengestelden zijn, doch elkaar veeleer kunnen aanvullen. We kunnen ons een wereld voorstellen die bestaat uit zelfbewuste maar met de anderen solidaire volkeren en mensen.

Eén ding moet te allen tijde als een paal boven water staan: er moet op deze aarde niet alleen voor ieder individueel mens, doch ook voor ieder volk een eigen onvervreemdbare plaats zijn, een plek waar men ‘thuis’ is. Zonder zo’n plek komt er nooit of te nimmer vrede, want alleen voldane volken kunnen zich veroorloven kosmopolitisch te zijn, schreef ooit Michael Ignatieff. Ik denk hier maar even aan de Palestijnen.

De verhouding tussen allochtonen en autochtonen in Vlaanderen, zo zal ik elders uitvoerig betogen, is er een van botsende identiteiten. Welnu: de kern van dit probleem concentreert zich, naar mijn oordeel, op de vraag of de binnenkomende, allochtone etnische identiteit op gelijke hoogte mag of zelfs moet staan met de autochtone etniciteit. Eugeen Roosens had eerder al dit probleem gesteld.

Het antwoord op deze vraag is beslissend voor het voortbestaan van zoiets als Vlaanderen zelf én voor het behoud van de vrede. Als de allochtone en autochtone identiteiten van hetzelfde niveau mogen zijn, dan stevenen we onverbiddelijk af op zware conflicten en op Balkantoestanden. Als de Vlaamse etniciteit op Vlaams territorium de voorrang krijgt waar ze volgens het etnisch beginsel recht op heeft, kan het beeld veel genuanceerder worden en blijft de weg naar uiteindelijke assimilatie open. Ook geassimileerde Vlamingen kunnen voldane mensen zijn en zullen hun authenticiteit beleven! De situatie ‘tussenin’ moet worden vermeden, of zo kort mogelijk gehouden: het is een overgangstoestand die vol psychologische en dus politieke spanning zit. Alweer is het voorbeeld van “Berchem” misschien een richtpunt.

Voorts: in de wereld waarin we steeds meer terecht komen, dit is: onze vervellende wereld, lijkt me steeds minder plaats te zijn voor nieuwe of oude imperia zoals de EU of de negentiende-eeuwse nationale staten zoals diegene waar bijvoorbeeld Afrika zo rijk aan is en waar Basil Davidson ooit fel naar uithaalde. Voor constructies zoals België is er op de langere termijn geen ruimte meer. Aan een planetair samenhorigheidsbesef zal op de een of andere manier een planetair bestuur moeten beantwoorden. Dat laatste is er ook nodig, want de globalisering schept wereldwijde processen en problemen, om de klimaatverandering niet te noemen. Het spijt me – of helemaal niet -: maar ik laat me dan ook geen Europese identiteit aanpraten, ook dat doen de spraakmakers daarvoor zoveel moeite. Ik zou trouwens niet weten dat die Europese identiteit zou inhouden. Als ik de preambule van het “Verdrag tot instelling van een grondwet voor Europa” lees, dan lees ik daar niets in, dat niet ook voor andere delen van de wereld zou kunnen gelden. Het is vreemd dat iemand als De Gucht, die het recht opeist om zijn eigen, persoonlijke identiteit te kiezen, niet dezelfde eis formuleert als het om Europa gaat…

Als democraat is het mijn standpunt dat er tussen een planetair bestuur en de voldane, zelfbewuste volkeren helemaal geen tussenniveau meer nodig is. Zo’n tussenniveaus zijn duur en compliceren de zaken alleen maar. Het geld dat we zo uitsparen kunnen we gebruiken om voor mensen de noodzaak weg te nemen om uit hun land weg te trekken.

En, tot slot, kom ik terug op de overwinning van de groene partij bij de laatste verkiezingen, op 25 mei jl. Ik denk dat de groene partij in Vlaanderen een soort affiniteit oproept met die zich vervellende wereld. Ze doet dit minder bewust en haar succes berust dunkt me voornamelijk op haar imago uit het verleden, dat vooral bestond uit nonconformisme en een alternatieve, vrije en wat eigenzinnige en dus authentieke omgang met de wereld. Voor mensen die zich meer dan gemiddeld associëren met deze vervellende wereld, is “groen” een soort lokroep, een symbool voor een noodzakelijke nieuwe, veranderde politiek in diezelfde vervellende wereld. Die partij heeft daar dus op zich geen verdienste aan. Wat meer is: het is niet die groene partij – die in de campagne overigens opvallend weinig over groen sprak – die voor de opdracht staat om Vlaanderen ‘om te bouwen’ en de toekomst in te leiden. Daartoe heeft deze partij zichzelf de weg afgesneden door zich namelijk op een onbezonnen maar niettemin voor sommigen aantrekkelijke manier tegen het etnische en het nationale te verzetten maar intussen wel de versleten, overbodige, schadelijke en op termijn tot verdwijnen gedoemde Belgische staat te omarmen en dat alles nog als een ‘positieve houding’ voor te stellen ook.

De integratie van de immigranten, het scheppen van nieuwe samenlevingsvormen, het tot stand brengen van een nieuw Vlaams – en liefst nog Nederlands – maatschappelijk model, is dé opdracht bij uitstek van een partij die haar politiek laat leiden door het Vlaamse nationalisme. Misschien is het wel haar énige belangrijke opdracht.

De enige die haar echt van alle anderen onderscheidt.

 

 

Jaak Peeters

Mei 2014