Wrok, jaloersheid en een ander socialisme.

Ik heb me ooit laten vertellen dat het socialisme zoals we dat kennen gestoeld is op wrok en jaloersheid. Het socialisme gaat uit van een tweedeling: de have-nots versus de haves. Je vindt die tweedeling terug in de fora die de politiek becommentariëren: de rijken tegenover de armen. En dus zijn het de rijken die altijd weer de armen uitbuiten. Die rijken graaien in de pot en halen daar uit wat voor de armen bestemd is.

Het probleem met een dergelijke zienswijze is dat ze geen oplossing toestaat. In de wereld zullen er altijd succesvollen zijn en lieden die maar niet van de grond geraken. Dat is altijd zo geweest en het valt te vrezen dat het altijd zo zal blijven.

Zo gaat het er in de dierenwereld overigens ook aan toe: de sterkeren overtroeven de zwakkeren, die tevreden moeten zijn met de kruimels die de sterkeren over hebben gelaten.

Het socialisme zegt dat het tegen deze natuurlijke tendentie in wil gaan en gelijkheid wil.

Dat oogt mooi – op het eerste gezicht.

Want het resultaat is een nooit eindigende sociale strijd. Die is nodig, want altijd opnieuw moeten er regels uitgevaardigd worden om de steeds dreigende vergroting van de kloof tussen arm en rijk, groot en klein, sterk en zwak onder controle te houden. De politieke en maatschappelijke energie die nodig is om die regels door te drukken, moet worden geput uit de wrok en de jaloersheid om al dan niet vermeende achterstelling.

Zo komen we terecht in een wereld die aan de ene kant gedreven wordt door hebzucht en neiging tot ‘apartheid’en aan de andere kant door wrok en jaloersheid, maar die uiteindelijk uitmondt in een diarree van regels en bepalingen. Immers: alleen met regels en verplichtingen kunnen de rijken ertoe gebracht worden solidariteit op te brengen voor de minder begoeden. Zo denkt men, kennelijk.

Een groot deel van die bepalingen vindt zijn oorsprong bij Europa. De onoverzienbare massa die Europa vormt levert immers zoveel ongelijkheid op, dat iemand als EU-commissaris Frans Timmermans het als zijn plicht ziet om binnen Europa de gelijkheid na te streven.

Het gevolg kan inderdaad niet anders zijn dan een stroom aan regels en verplichtingen.

Al die regels en verplichtingen verhogen uiteindelijk de levensduurte en maken het de minst bedeelden nog lastiger.

De fout die het socialisme hierbij maakt is te geloven dat het mogelijk is om in één klap in héél Europa de zaken ‘socialer’ te maken.

Het socialisme verliest uit het oog dat het niet van politieke structuren moet uitgaan, maar van de menselijke beleving. In plaats van van bovenaf te ageren, moet het socialisme naar de concrete mens toe gaan, en van onderen op werken aan samenhorigheid en menselijk meedogen. Het socialisme zou dus de ziekelijke regeldrift van Europa – dat ons Vlaams onderwijs nu ook al ‘te weinig inclusief’ noemt (en de lat ligt al zo laag!) – moeten aanpakken en Europa terug drijven naar de plaats waar Europa hoort: doen wat de volken niet alleen kunnen.

Dat vergt een diepe mentale aanpassing bij het socialistische kader. Het moet zich aan de ene kant afstand nemen van het oude zwart-witdenken en aan de andere kant terugkeren naar de plaats waar het ooit begon: bij de mensen die het allemaal moeten ondergaan.

Ik geloof dat zelfs het socialisme dan het bestaan van volkeren zal ontdekken.

 

 

Jaak Peeters

Maart 2018

Racisme als politieke vuilniszak: onzindelijk.

Alweer prijs.

 

Het was weer eens volop prijs, enige tijd geleden, toen een plaatselijke politieke partijbons van leer trok tegen het vermeende racisme in het politiekorps van Mechelen-Willebroek. Of er in dat korps wat aan de hand is weet ik niet, maar dat is ook niet wat me dwars zit. Overal waar mensen samenwerken zit er wel eens een haar in de boter en vaak wel meer dan één haar. Dat is bij de politie niet anders.

Wat me ergert is dat iemand die zichzelf meent te mogen catalogeren als Gutmensch weer eens uithaalt naar die anderen, die dus minder ‘Gut’ worden geacht. Enige zelftrots is niet verkeerd, maar je mag wel niet overdrijven.

De zaak zelf is inmiddels alweer opgegaan in de mist van de geschiedenis. De krant bericht vrijwel elke dag over dit soort dingen. Het is dagelijkse kost.

En toch slijt het niet.

 

Dé grote misdaad

 

Waarom slijt het niet?

Omdat racisme tegenwoordig zowat dé grootste misdaad schijnt, die een westerse, blanke mens kan begaan. Telkens weer klinkt de beschuldiging op en wie men in het verdomhoekje wil, associeert men met de term racisme. Guilty by association. Blanken zijn schuldig, punt uit. Omdat ze blank zijn: daarom zijn ze tenminste verdacht.

Het wordt een irriterend gezeur vanwege lieden die de indruk wekken van zeuren hun professie van te hebben gemaakt.

Let wel: ik schrijf de westerse blanke mens, omdat ik nooit iets verneem over racistische uitingen door bijvoorbeeld Aziaten. Of over de racistische politiek van het Zuid-Afrikaanse ANC. Of over de binnenlandse politiek van China – maar dat land is zo groot, dat we het in ons eigen belang ontzien, toch?

De vrouwelijke commentaarschrijfster, die in Gazet van Antwerpen wel eens haar soms ondoorgrondelijk diepzinnnige wijsheid mag etaleren, had het er onlangs ook weer over. Mensen die zich afvroegen of niet ook een “gewone Belg”- wat dat ook moge wezen – tot ’s lands mooiste kon gekroond worden, werden door de genoemde Gazet-commentatrice met pek en veren besmeurd: hoe kom je erbij, bij zulke racistische praat?

Het eerste wat ikzelf in zo’n geval denk is: wat zou er omgaan in het hoofd van iemand die zich zoiets afvraagt? Waaraan denkt hij of zij? Misschien moet ik het maar eens vragen, vooraleer een oordeel uit te spreken? Maar neen hoor: de geachte schrijvelaarster had de twitteraars al als racisten veroordeeld nog voor ze gehoord waren.

 

Ik hou niet van racisme. Dat zal verderop wel duidelijk worden, maar de zaak is echt niet zo simpel.

 

Soorten en rassen.

 

Het paard is een diersoort, daar twijfelt niemand aan. Niemand zal ontkennen dat er verschillende paardenrassen bestaan. Ze zijn allemaal onder elkaar vruchtbaar, maar ze verschillen uiterlijk behoorlijk veel. Niet alle rassen zijn geschikt voor elke taak. Ik denk niet dat het wijs is om een Arabische volbloed een ploeg door de zware Brabantse leemgrond te laten trekken of om een Shetlandpony in een springwedstrijd met een Lippizaner aan de lijn te brengen.

Toch is er niemand die eraan denkt om de gedrongen Shetlandpony te verachten om zijn kleine schofthoogte of de Arabische hengst te verdenken van hovaardigheid, omdat hij met gemak een trekpaard inhaalt.

De biologische natuur steekt in elkaar zoals ze is: met ordes, geslachten en soorten, ondersoorten en binnen de soorten rassen. De mens wordt ingedeeld bij de het geslacht homo en dat geslacht bestaat op dit ogenblik uit één soort. Dit geslacht maakt deel uit van de hominiden, waarvan voorts de Bongo, de Gorilla en Pan deel uit maken.

 

Valt de menselijke soort uiteen in rassen, zoals de paarden? Voor sommigen is het begrip ras verouderd. (Rogers, 2011) Er woeden nog steeds felle discussies over deze materie en de niet-bioloog houdt zich beter verre van deze discussies. ‘Zich verre houden van deze discussie’ betekent dat men geen enkel standpunt inneemt. Vele strijders tegen het racisme doen dat echter wél. Ze ontkennen namelijk bij hoog en bij laag dat er zoiets als mensenrassen bestaat. Dat is toch een heel duidelijk standpunt? Kennelijk weten zij wél wat biologen niet weten.

Zelf zie ik weinig verschil tussen een Zeeuws trekpaard en zijn Brabantse collega, maar specialisten beschouwen ze toch als twee verschillende rassen. Rassen zijn daarom in grote mate een product van menselijke classificatie. Er zit dus een stuk willekeur in de rasaanduiding en dat is ook wat men in de literatuur over dat onderwerp voortdurend tegenkomt.

Dat is het eerste punt.

 

Het rasbegrip als uiting van geloof in een hiërarchie.

 

Het tweede punt gaat uit van de vraag: als we het eigenlijk niet echt goed weten, waarom zeuren we er dan zo over?

Het antwoord luidt: omdat in het menselijke geval het begrip ras verbonden is geraakt met huidskleur, met slavernij en in de voorgaande eeuw met sociaal-darwinisme. “Geraakt”, want dat was lange tijd niet zo. Pirenne bijvoorbeeld sprak over het Germaanse en Romaanse ras die samen de “Belgische beschaving” vormden. De zwarte kameraad van Robin Hood kan met geen middel als de mindere van Robin Hood worden gezien.

Toch waren velen in de vorige paar eeuwen ervan overtuigd dat zwarten minder menselijk zijn dan blanken. In de Verenigde Staten werd een zwarte lange tijd voor een halve blanke gerekend.

Wie zo handelt neemt niet alleen voor vast aan dat mensenrassen bestaan, doch ook dat er een hiërarchie is onder deze rassen.

Hiermee stoten we op ons tweede punt. Er zouden hogere en lagere mensenrassen bestaan.

Hoe weten we dat het ene ras hoger staat dan een ander? Daartoe moeten we een criterium kiezen. Die keuze is een arbitraire zaak. Dat criterium hangt namelijk van de omstandigheden af.

Als ik mijn eigen leesvermogen vergelijk met dat van de modale bewoner van Zoeloeland, zal ik er waarschijnlijk met kop en schouders bovenuit steken. Maar wat heeft een mens aan leescapaciteit in een land waar het lezen van geen enkel nut is? Wij westerlingen geloven dat kunnen lezen heel erg belangrijk is, maar Zoeloes zouden daar wel eens heel anders over kunnen denken. Voor hen zal het vermoedelijk veel belangrijker zijn goed vee te kunnen hoeden. In de westerse stad is dat laatste dan weer niet erg zinvol.

Intelligentie misschien? Laten we voorzichtig wezen! Niemand onder ons weet zelfs maar of dieren bewustzijn hebben en hoe intelligent – op een àndere manier, wellicht – die zijn. Wie Frans de Waal leest wordt sowieso voorzichtiger. Hoe kan een criterium dat we zelf niet eens goed doorzien geschikt zijn om verplichtende ordeningen op te stellen?

 

De menselijke vooringenomenheid

 

De waarheid is dat de gemiddelde West-Europeaan in de negentiende en twintigste eeuw andere mensengroepen beoordeelde vanuit zijn eigen leef- en zijnswijze en vanuit zijn eigen machtspositie. Negers stonden lager in rang, want ze hadden geen cultuur zoals de westerlingen die zich voorstelden. Nog in de jaren vijftig van vorige eeuw gingen artsen en paters de negers in Congo “de beschaving” brengen.

Natuurlijk zien we hierin de vooringenomenheid van de blanke westerling. Doch ik zeg er meteen bij dat er geen mens bestaat, die niet vooringenomen is. Dat komt omdat mensen standpuntelijke wezens zijn en dàt is dan weer het gevolg van het feit dat we niet alles in één klap kunnen weten of waarnemen. Zwarten kunnen dus net zo vooringenomen zijn als blanken. Alleen wordt dat niet gezegd. Het is de blanke zich zich schuldig moet voelen. Zo zegt ook Alain Finkielkraut het.

 

Rasdenken komt algemeen voor

 

Er bestaat zachte, enigszins verhulde manier om met het fenomeen ras om te gaan. Medewerkers van het toenmalige Centrum voor Racismebestrijding deelden me mee dat zij het racisme van autochtonen naar allochtonen moesten bestrijden. Daaronder verborgen zit de mening dat er op hetzelfde grondgebied verschillende rassen leven en dat men moet ingrijpen in de onderlinge machtsverhoudingen, omdat anders allochtonen systematisch zouden benadeeld worden. Direct racisme – waarover zo dadelijk meer – is dat niet, maar het schurkt er wel tegenaan.

Enige tijd geleden zei een Turkse zelfstandige dat hij een getinte kandidaat voorrang zou geven op een blanke. Zoiets is bewuste discriminatie op rasgronden.

Maar er bestaan wel degelijk hardere vormen. Mensen uit het veld getuigen dat er in de Arabische wereld lieden genoeg zijn die vinden dat zij zelf tot een superieure categorie behoren, en dat het de blanken zijn die zich aan hén moeten aanpassen. Een andere concrete uitspraak luidt: “tot nog toe waren de blanken de baas, nu komt de tijd dat wij de lakens uitdelen.” Alweer zit hier hiërarchisch op rasdenken gebaseerd redeneren achter, ditmaal wel degelijk gekoppeld aan machtsstreven.

Rasdenken komt dus in alle groepen voor. Het toont echter dat rasdenken niet op een universeel, absoluut vast te stellen criterium steunt doch een relatieve waardebepaling is waaraan macht gekoppeld wordt.

 

Drie noodzakelijke elementen

 

Als we geen vast, absoluut criterium hebben om menselijke rassen in een rangorde te plaatsen, wordt het hanteren van het begrip ras zelf knap lastig. Dan weten we immers niet welk ras ‘bovenaan’ moet staan. Waar de macht zit: dat is het wat bovenaan komt.

Dat brengt ons meteen middenin punt drie: als er geen rangorde onder menselijke rassen aangewezen kan worden, weten we evenmin welk van die rassen het recht zou kunnen opeisen de andere rassen te domineren – in de veronderstelling dat uit het bestaan van zulke hiërarchie ook tegelijk een recht op heerschappij over de ander zou voortvloeien, hetgeen op zich al om meer uitleg vraagt.

 

De literatuur is dan ook duidelijk: om over racisme te kunnen spreken moeten er drie elementen aanwezig zijn. Ten eerste: je moet geloven in het bestaan van onderscheiden mensenrassen. Ten tweede: die rassen zijn opgenomen in een hiërarchie. En ten derde: dit klassement kent aan het hoogst geklasseerde ras het recht tot domineren toe. Racisme is dus altijd verbonden met machtsverhoudingen (Fenton,2010; Meer,2014; Gracia,2007)

 

Van racisme is slechts sprake als er sprake is van rangschikkende waardeoordelen en machtsverhoudingen onder erkende rassen. Als dat ontbreekt, is het gebruik van de term racisme onterecht.

 

Fenotype en genotype

 

Alles wat tot nog toe gezegd werd, gaat over het begrip ras als een vastliggend genetisch potentieel. Een dergelijk potentieel heet: genotype. Maar is er wel sprake van zulke vaste, afzonderlijke genotypische patronen? Dat betwisten, zoals gezegd, in ieder geval althans vele deskundigen. We zouden ons kunnen afvragen wat er tevoorschijn zou komen als, plots, door één af ander wonderlijk toedoen, zwarten, aziaten en blanken massaal met elkaar zouden kruisen. Zou er één mengras verschijnen of zou gebeuren wat Mendel bij de erwt constateerde: A en B geven één AA, één BB, één AB en één BA? We weten het niet eens!

Maar iets dergelijks kun je ook bedenken bij paarden. Toch zeggen we allemaal dat er paardenrassen bestaan.

Dat laatste is dan wat uiteindelijk telt. Het genotype kun je toch niet zien en het heeft dus geen invloed op de menselijke belevingswereld. Wat je wél ziet is het fenotype: de uiterlijke verschijningsvorm.

Omdat de wetenschap er kennelijk zelf niet uit is, is het begrip ras in de genetische betekenis lastig om hanteren. Doch dat ligt anders als we over fenotypen spreken. Je hebt vanzelfsprekend altijd hele risten tussenvormen, maar globaal genomen ziet iedereen dat je een zwarte, een aziaat of een blanke bent. Al moet er meteen bijgezegd worden dat Blake in 1796 sprak over het Europese, het zwarte en het Amerikaanse ras. Van de aziaten: geen spoor toen. Dus ook dat fenotypische denkmodel is veranderlijk en tijdsgebonden. Maar alles wat tot de menselijke belevingswereld behoort is veranderlijk en tijdsgebonden.

Een groot stuk van de discussie handelt dus over de belevingswereld van mensen onder elkaar. Dat is géén wetenschap en je moet het ook niet op die manier voorstellen.

 

Racisme en immigratie

 

Als je die verschillende, onderscheiden uiterlijke mensenvormen ziet, wat ben je daar dan mee? Zonder waardeoordeel blijft alles immers bij constateringen.

Je kunt bijvoorbeeld zeggen: “de Vlamingen zijn blanke mensen.” Idem dito voor Aziaten: China is een aziatisch land. Ja, en dan? Draagt dit bij tot de oplossing van bijvoorbeeld het onveiligheidsprobleem? Dat is niet duidelijk. Is het een racistische uitspraak? Op zich niet, want niemand zegt dat de blanken ‘hoger’ zouden staan en het recht hebben zwarten te overheersen.

Waarom nemen sommige mensen bijvoorbeeld aanstoot aan de stelling dat Vlaanderen een blank land is (Dalilla Hermans in Femma, november 2017)? Daar valt (heel) veel over te zeggen, maar heel vaak zijn de mensen die aan het ‘witte’ karakter van Vlaanderen aanstoot nemen van mening dat Vlaanderen ook voor zwarten (of Aziaten cq) toegankelijk moet zijn[i]. Dat is een bediscussieerbaar standpunt, maar op zich heeft dat allemaal niets met racisme in eigenlijke zin van doen. Dan moet je die term ook niet gebruiken. Als ik Vlaanderen niet mag reserveren voor blanken, dan zeg ik eigenlijk: reserveren voor autochtonen, die immers geacht worden van oudsher (sterk) overwegend blank te zijn. De ‘blankheid’ is dan het symbool van de autochtonie. Als het land reserveren niet mag, welk argument heb ik dan nog om überhaupt welke immigratiebeperkingen dan ook te hanteren of zelfs maar de integriteit van Vlaanderen te verdedigen? We herinneren ons toch dat het Front Démocratique, onzaliger gedachtenis, de Vlamingen van racisme beschuldigde, omdat ze de faciliteiten – horresco referens – niet wilden veralgemenen? Vlaanderen het recht te ontzeggen het land voor de eigen kinderen te reserveren omdat dit racistisch zou zijn, is een oneigenlijk gebruik van een onbepaalbare term om tegenstanders in een slecht daglicht te stellen. Als je iemand racisme kunt aansmeren is hij toch buitengewoon slecht en daar hoef je verder geen rekening meer mee te houden? Zoiets is echter puur machtsdenken.

Is de genoemde immigratiebeperking racisme zoals Hermans suggereert? Helemaal niet: het is een etnische denkwijze en mogelijk zelfs een vorm van goed ordelijk bestuur, dat laatste mede omdat het fysisch onmogelijk is alle Afrikanen die naar Europa willen komen te huisvesten. Ons eigen land zou onleefbaar worden. Het zou één grote stad zijn en elke natuur zou vernietigd zijn. Ik weet niet zo goed hoe ‘groenen’ zoiets verantwoorden…

Sommigen vinden dat de hele wereld van iedereen is en iedereen zich ‘dus’ mag vestigen waar hij wil: een mundiaal anarchisme dus. De vraag is of dit vol te houden valt en of zoiets niet onverbiddelijk voert tot het recht van de sterkste.

Maar dit moet duidelijk zijn: het willen beperken van immigratie (of emigratie!) is op zich geenszins racistisch.

 

 

Racisme en discriminatie

 

Dikwijls verwart men bovendien het begrip ‘discriminatie’ of zelfs gewoon maar ‘onderscheid’– in het voormelde geval ging het om een verschil in de huidskleur – met dat van racisme. Je kunt je afvragen of het gemaakte onderscheid in het bij de aanvang aangehaalde geval de fatsoensregels overtrad. Maar onfatsoen is nog altijd geen racisme.

 

Je land te willen reserveren voor je eigen kinderen en dus niet alle deuren open te willen gooien voor de instroom van de halve niet-westerse wereld, is zelfverdediging, zoals het zich bewapenen tegen een mogelijke inval door de voormalige Sovjet-Unie zelfverdediging was.

Het is mijn heilige recht te zeggen dat ik aziatische vrouwen in het algemeen mooier vind dan negerinnen: ik spreek dan alleen maar mijn mannelijke esthetische voorkeur uit. Wel moet ik aanvaarden dat er ook over mijzelf oordelen worden uitgesproken. Maar ook dat alles is nog steeds géén racisme.

 

Onderscheid maken is helemaal niet verkeerd. Selecteurs doen dat zelfs beroepshalve. Verschil maken op oneigenlijke gronden is dat wel, en dat noemen we dus discriminatie.

Het is discriminatie – in de ongewenste betekenis – om iemand met een andere huidskleur een functie te weigeren om diens huidskleur. Als deze discriminatie plaats vindt omdat men gelooft dat die anderen van een minderwaardig ras zijn, krijg je discriminatie om racistische redenen. Als de betrokkene te maken krijgt met een extra-strenge selectieprocedure, is dat niet noodzakelijk een uiting van racisme of discriminatie, want er kunnen heel objectieve redenen bestaan om, bijvoorbeeld, te twijfelen aan de waarde van een diploma uit een minder onderwikkeld land. Maar als je iemand uit een andere cultuur eerst toegestaan hebt zich in je land te vestigen en er op te groeien, moet je je niet langer op zelfverdediging beroepen en kun je je geen discriminatie of racisme veroorloven.

Dit moet dus even duidelijk zijn: discriminatie is echt niet hetzelfde als racisme, al gaan beide vaak samen.

Racisme is een ideëen- en gedragscomplex. Het verwijst naar machtsverhoudingen. De aanwezigheid van een emotionele houding is onvoldoende om over racisme te spreken.

Dat al deze dingen veel te vaak door elkaar worden gehaspeld, zelfs door officiële personen, moet dus met klem worden afgekeurd.

Laten we maar eens wat kariger omspringen met de beschulding van racisme.

 

Een vervelend kantje

 

Er zit nog een vervelend kantje aan al dat antiracistisch gedoe.

Steunend op de resultaten van een half miljoen (!) respondenten rapporteerden Bernadette Gray-Little en Adam Hafdahl in 2000 dat zwarte Amerikaanse kinderen, volwassenen en adolescenten een systematisch positiever zelfbeeld hadden dan blanke Amerikanen. De hogere zelfwaardering van Afro-Amerikanen werd nadien nog bevestigd[ii]

Wat gebeurt er nu als men blijft doorzwetsen over al dan niet vermeend anti-zwart racisme? Dat er verschuivingen optreden in het zelfbeeld van respectievelijk zwarten en blanken, uiteraard. Daarbij kan het superioriteitsgevoel bij zwarten toenemen en het schuld- en schaamtecomplex van blanke Amerikanen dermate aanzwellen, dat een explosie volgt. Het onnadenkend in het rond slingeren van beschuldigingen van blank racisme zou dus tot gevolg kunnen hebben dat de amplitude van de sociale spanningen onbeheersbaar groot wordt.

 

Inhoudsloos en schadelijk

 

Het racismeprobleem is voornamelijk van Amerikaanse oorsprong. Wij, West-Europeanen, hebben (gelukkig) niet dat Amerikaanse slavernijverleden. We moeten dat Amerikaans probleem – waaruit we moeten leren – dan ook niet blind en kritiekloos overplanten naar onze streken en onterecht gaan implementeren als mensen vragen stellen bij de massale instroom van personen uit andere, onder meer midden-oostelijke culturen- die doorgaans overigens als blanken geklasseerd worden!-, of zich ergeren aan onaangepast gedrag. Maar als het over immigratie gaat slaan bij sommigen alle stoppen door en dan wordt de inmiddels lachwekkend geworden strijd tegen het fascisme vervangen door deze tegen het racisme. De maatschappij moet immers van alle kwaad gezuiverd worden, zonodig met alle geweld. Ze vinden daar nog nuttige helpers voor ook. René Girard zou hier de handen wrijven.

Ik acht uitspraken zoals die van de genoemde partijbons, het te pas en te onpas uiten van de beschuldiging van racisme, zonder meer schadelijk. Dat schept verwarring, het maakt van een gevoelige doch belangrijke term een inhoudsloos en dus intellectueel onbruikbaar en zelfs verwarrend containerbegrip, vergroot een grotendeels geïmporteerd probleem uit en het verhoogt de spanning binnen de samenleving.

 

Maar misschien is het sommigen precies daar om te doen…

 

 

Jaak Peeters

maart 2018

 

 

[i] In het geval van Hermans ligt de zaak nog anders: zij is een zwarte, die als kind geadopteerd werd. Toch wordt ook zij gegrepen door het raciale machtsdenken.

[ii] Sharon S. Brehm et al. Sociale Psychologie, Academica Press, Gent, 2006, blz. 72.