Jambon heeft gelijk.

De uitspraken van N-VA-voorman Jan Jambon over de ontwikkelingssamenwerking schoten bij een aantal extreemlinks denkenden in het verkeerde keelgat.

Sommige van hun commentaren hielden in dat Jambon zich tegen solidariteit zou kanten. Dat is uiteraard compleet fout. Jambon maakte zich boos omdat hij niet wil aanvaarden dat NGO’s de modale Vlaming een schuldgevoel trachten aan te praten terwijl diezelfde Vlaming totaal machteloos is tegenover de misstanden in de arme landen. De modale Vlaming keurt die misstanden trouwens volmondig af. Bovendien wordt er via onze belastingen al veel geld naar arme landen versast. Op zeldzame uitschieters na hoor je over dat laatste nergens boze opmerkingen. De meeste mensen herinneren zich best wel dat het ook ten onzent ooit miserie was en weten dat die miserie terug zou kunnen komen. Daarom heeft de modale Vlaming geen enkel probleem met het principe van de solidariteit.

 

Of de pers de woorden van Jambon correct weergeeft, is erg twijfelachtig. Redacteurs schijnen – of moet ik schrijven: blijken? – veelal gericht op het overeind houden van hun eigen mentale construct over de wereld en hoe die er zou moeten uitzien ofwel op het scheppen van sensatie, hetgeen – naar men kan vermoeden – bedoeld is om de verkoopcijfers van hun bladen op te krikken.

Ik heb het namelijk zélf herhaaldelijk uitgetest: wat instructief is, informatief en/of afwijkt van de patronen die de redacteurs verkiezen, verdwijnt systematisch uit de krant. De pers doet derhalve geen verslag van wat er in de samenleving omgaat, maar volgt haar eigen, sectair aandoende agenda. Neutrale journalistiek hoeft niet en kan wellicht zelfs niet. Maar een inspanning doen om het hele verhaal te brengen of kennelijk gefundeerde afwijkende meningen in de kolommen toe te laten moet wel kunnen.

Terug naar de kwestie zelve.

Wat de sector – je bent geneigd van een lobby te spreken – van de ontwikkelingssamenwerking doet is veel meer dan een beroep doen op de algemeen menselijke solidariteit: het is een schuldgevoel aanpraten, en dat is voor Jambon en vele anderen, waaronder schrijver dezes – ik ervaar het namelijk ook zo -, een brug te ver.

 

Deze creatie van schuldgevoelens is om drie redenen onverantwoord.

De eerste reden werd hierboven al aangegeven: mensen zijn helemaal niet egoistisch. De modale Vlaming is een heel fatsoenlijk, menslievend mens. Zo iemand met de rug tegen de muur te willen plakken omdat hij naar het oordeel van de ontvangers van steungelden niet diep genoeg in zijn portemonnee tast, is op het randje van het onbeschofte. Wie uit zichzelf best wel fatsoenlijk in de wereld staande mensen een schuldgevoel wil aanpraten, toont een agenda te volgen die het daglicht niet helemaal kan verdragen. Het is dus aan de sector van de ontwikkelingssamenwerking om uitleg te verschaffen. Jambon heeft op dat punt 100% gelijk.

Ten tweede: een welbegrepen nationalisme is wellicht een van de beste werkwijzen om misstanden aan te pakken. Dat welbegrepen nationalisme is in Vlaanderen voluit aanwezig én werkzaam– al zullen sommigen de wenkbrauwen fronsen als ze deze uitspraak lezen. Want ontwikkelingssamenwerking en nationalisme gaan toch niet samen?

Toch houd ik deze uitspraak staande.

Nationalisme is namelijk gemeenschapsdenken, dixit Bruno De Wever. Etymologisch verwijst nationalisme naar natio en nascere: geboorte en geboren worden. Nationalisme is bezig zijn met de eigen gemeenschap en de wereld vanuit die gemeenschap benaderen. Nationalisme heeft helemaal niets met egoïsme te maken. Het is, brutaal gezegd: orde op zaken stellen in eigen huis. Daarom is wat Bart De Wever aan het doen is nationalisme van het zuiverste water. We wéten bijvoorbeeld allemaal dat de Belgische staat véél te duur is, welvaart vernietigt en in feite overbodig is. Het is daarom een plicht om hier in te grijpen.

Al te vaak wordt nationalisme gelijk gesteld met het scheppen van politieke structuren, dat wil zeggen – naar de woorden van Ernest Gellner: het doen samenvallen van staatsgrenzen en volksgrenzen. Deze visie op wat nationalisme is, is echter het gevolg van de aard van de historische tijden waarin wij leven. Wij leven in de tijd van de dekolonisatie en dus van het nationalisme in zijn staatkundige betekenis. Doch dat is slechts een klein deel van het verhaal.

Volkeren willen zelfbestuur opdat ze zich in hun eigen land thuis zouden voelen. Baas in eigen huis betekent veel meer dan afgescheiden leven van anderen en een eigen rekening kunnen maken. Het betekent op de eerste plaats: een warme, veilige thuis in deze grote wereld. Zo kan men zich goed voelen. Psychologen weten dat maar al te goed: als het in het eigen koppie overhoop zit, is de bezitter van dat koppie niet in de gelegenheid in de buitenwereld positieve bijdragen te leveren. Als nationalisme zonodig een politiek principe moet zijn, is het slechts het gevolg van psychologische en existentiële verlangens.

Deze laatste komen dus het éérst.

In deze lijn van gedachten is het orde scheppen in eigen huis dan ook fundamenteel. Het is een recht en een plicht. Een recht omdat ieder mens recht heeft op rust, veiligheid en zelfgenoegen. Het is een plicht omdat verspilling geld onttrekt aan projecten die voor iedereen belangrijk zijn. Je moet uiteraard eerst een huis hebben, maar, zoals zovele links georiënteerde Vlamingen al zo vaak hebben gezegd: dat huis moet in orde zijn.

Welnu: dit nationalistisch principe moet volgens mij over alle volkeren worden doorgetrokken. Alle volkeren moeten de verantwoordelijkheid krijgen (en opnemen ) om in hun eigen huis orde op zaken te stellen.

Vanzelfsprekend behoort tot die “orde”: het scheppen van verantwoorde sociale structuren en dus, omgekeerd, het wegwerken van grove misstanden. Hoe ze dat doen, is hun zaak. Westerlingen hebben zich daar niet mee te bemoeien. Als Islamieten zo nodig terug willen naar de Middeleeuwen en een kalifaat willen, is dat hun zaak – zolang ze zich niet met onze zaken komen bemoeien. Abou Jahjah mag dit weten.

Als de modale Vlaming in dit opzicht een verantwoordelijkheid heeft, dan bestaat die er op éérste plaats uit dat hij het zelfbeschikkingsrecht moet steunen. Ik geloof dus niet dat het scheppen van geldstromen van noord naar zuid de eerste of zelfs voornaamste taak is die op ons, welstellende Vlamingen, rust.

 

Overigens moet men ons geen schuldgevoelens aanpraten omdat wij welstellend zijn, alsof dat een schande zou zijn. Onze mensen hebben die welvaart namelijk eerlijk verdiend. Ooit waren onze voorouders arme drommels en wij zijn nu welstellend: dat is ons niet cadeau gedaan.

Hiermee precies kom ik op mijn derde punt.

Ik geef hierna een lezersbrief weer die ongeveer de houding omschrijft die ik met klem wil bestrijden:

Kijk, ik zal mijn onverkorte duidelijke zelf zijn. Er bestaat geen verontschuldiging voor wat Jambon zei. Een zuiverdere emanatie van puur egoïsme kan ik niet bedenken. Ik voel niet de geringste schuld voor al het onrecht in de wereld. Ik kan op geen enkele wijze verantwoordelijk worden gesteld voor de oeverloze ellende in grote delen van de wereld. Dat kan geen punt van discussie zijn omdat ik er causaal niks mee te maken heb. Dat ontslaat mij niet van de plicht om daar iets proberen aan te doen. Ja, de plicht! Als je binnen het relatief korte tijdbestek dat je hier op deze aarde rondloopt niet bereid bent om wat van je welstand met anderen te delen – hoe klein ook, hoe rationeel onzinnig ook- dan ben je niet waard om hier rond te lopen. Noem dat idealistish, noem dat naïef, noem dat zoals je wilt, maar in essentie komt het neer op empathie. Ik zou mensen als Jambon geen seconde in mijn vriendenkring verdragen. Dat is toch zijn schuld niet! Wel verdomd, en of dat zijn schuld is!

Er worden hier twee elementen door elkaar gehaald, hoewel ze gescheiden moeten gehouden worden.

Het eerste is het principe dat je als mens principieel met alle mensen solidair moet zijn en bereid moet zijn om van je welstand wat af te staan. Ik geloof niet dat Jambon of welke normale Vlaming ook dit algemeen-menselijke beginsel betwist. 



De schrijver gaat dus wel erg ver door Jambon het bezit van elke vorm van menselijke empathie te ontzeggen en hem daarvoor uit de menselijke rangen te verbannen – want ik neem voor het gemak aan dat hij zichzelf wél tot de fatsoenlijken rekent. Voor zo’n houding bestaan lelijke woorden die ter linkerzijde nochtans goedkoop blijken.

Voorts gaat hij veel te ver door te stellen dat Jambon “élke schuld of verantwoordelijkheid” voor wat er in de wereld misloopt afwijst. Dat doet hij niet. Wat hij doet is zich verzetten tegen de pogingen om mensen persoonlijk schuldgevoelens te doen krijgen om wat er elders in de wereld fout gaat en waar ze als individueel persoon machteloos tegenover staan.

En op dat laatste concrete punt treed ik Jambon voluit bij.

Terloops en vooraf: een uitspraak dat de weigering om Thaise garnalen te kopen ‘een signaal’ is, lijkt me niet echt ernstig. Alsof er ook maar één manager van een internationale compagnie ooit te weten zal komen dat ik geweigerd heb de garnalen die zijn bedrijf op de markt brengt te kopen! De redenering van die mensen gaat namelijk helemaal anders: als de garnalenverkoop niet langer winstgevend is, verkoopt men wel iets anders. Ik ken het antwoord op mijn opmerking: “als iedereen… dan…”. Tja: als mijn kat een koe zou zijn, zou ik ze onder tafel kunnen melken, nietwaar?

Trouwens: als ik geen Thaise garnalen koop, wie verliest dan zijn werk? De manager denk je?

Laten we ernstig blijven.

 

Het tweede element dat in deze brief herkenbaar is, heeft vandoen met een uiterst linkse en onverdraagzame ideologische houding die men in milieus van ontwikkelingssamenwerkers nogal eens terugvindt.

Ik herinner me duidelijk hoe de toch links denkende Hans Achterhuis in zijn Met alle geweld buitengewoon scherp uithaalde naar Ted Honderich, die het bestond te verklaren dat wie uit eten gaat beschuldigd kan worden van moord, want datzelfde geld is vaak wat een negerjongen op een hele maand te besteden heeft.

Die gedachte steekt onbetwistbaar ook in de hoger geciteerde lezersbrief. Ik verwerp die positie dus ten gronde. Ze houdt in dat een concreet individu persoonlijk verantwoordelijk is voor de miserie of zelfs de dood van een andere, onbekende concrete mens in een ander werelddeel. Zoiets zou inderdaad moord zijn. Het is echter niet één, maar vele bruggen te ver om op deze gronden de héle westerse mensheid van moord te beschuldigen.

 

Ten eerste: er wordt in deze kwesties geredeneerd over planetaire toestanden, dus over de lotgevallen van inmiddels 7 miljard mensen. Als individuele enkeling verdwijn je tegenover die immense massa hopeloos en totaal onherkenbaar in het niet. Dus gaat het echt niet aan om één bepaald individueel persoon schuldgevoelens aan te praten omdat hij zich tegenover deze planetaire chaos machteloos voelt. Hij is ook werkelijk machteloos! De lijn van het ene concrete individu naar het andere concrete individu is veel te lang om beheersbaar te zijn. Er kan op dit niveau geen sprake zijn van persoonlijke verantwoordelijkheid.

Ten tweede: moet je dan niets doen? Dat zegt Jambon niet en dat zegt niemand echt. Zelfs het besef van vrijwel totale machteloosheid neemt bij niemand het besef weg dat hij of zij solidair moet zijn. Nochtans is de suggestie van Honderich en co dat mensen vanwege hun machteloosheid dan maar verkiezen niets te doen. Dat is onrechtvaardig tegenover de modale mens. Ook als ze geen geld geven – daar kunnen redenen voor worden aangehaald – kunnen mensen nog altijd hun kinderen in een planetair besef opvoeden; ze kunnen inderdaad kritisch zijn bij het bepalen van hun inkopen; ze kunnen lezersbrieven schrijven zoals er hierboven één aangehaald wordt. Het gaat dus veel te ver om mensen die niet met het NGO-verhaal willen meegaan, van gebrek aan interesse te beschuldigen of te beweren dat er slechts keuze is uit twee mogelijkheden: ofwel het NGO-verhaal involgen, ofwel onverschillig zijn.

Ten derde – en dit is voor mij het belangrijkste: zoals ik al schreef wil de nationalist dat het in eigen land in orde is. Dat betekent: goed beheer, zuinig omspringen met de middelen, denken aan de toekomst. Maar denken aan de toekomst betekent ook denken aan de buren en de zaken dààr en uiteindelijk aan de hele planeet. We leven immers allemaal samen op deze ene, mooie blauwe knikker.

NGO-ërs maken op dit punt nogal eens een vreemde kronkel. Ze “vertalen” dat “denken aan de planeet” nogal snel als: schenken van geld.

Maar dat is dus net niet het belangrijkste. Veel en veel belangrijker is ertoe bijdragen dat ook elders, buiten het eigen nest, orde op zaken wordt gesteld. De idee daarbij is namelijk dat je een probleem zoveel mogelijk moet oplossen waar het ontstaat, omdat het zich anders verspreidt en dus veel moeilijker op te lossen is. Hoe volkeren hun eigen zaken regelen is, zoals eerder gezegd, hun zaak. Singapore voert een soort technocratische dictatuur en Brunei een autocratisch koningschap; China houdt het bij een partijgestuurde technocratie.

Niettemin moeten we ook als westerlingen op het wereldtoneel onze rol spelen. Niet door overal politieman te gaan spelen om onze wetten te doen naleven. In plaats van in Afghanistan oorlog te gaan voeren zoals de NAVO beroepshalve doet, moeten bijvoorbeeld de vakbonden mundiaal worden georganiseerd. Als in Bangladesh grove misstanden bestaan, moeten de vakbonden in het Westen de zaak lamleggen, zodat het voor internationale groepen niet langer loont om mensen uit te buiten. Maar vakbonden houden zich liever bezig met het in stand houden van allerlei verouderde en vaak schadelijke toestanden in eigen land. We moeten dus – ook hier alweer – éérst orde op eigen zaken stellen!

We moeten echter vooral volken de kans laten om zelf nationalistisch te handelen: het scheppen van een eigen, veilige thuis dat in orde is. En dan moet ik de EU met de vinger wijzen, als die de politieke zelfstandigheid van bijvoorbeeld Catalonië wil afblokken.

 

Maar kijken we nu eens goed toe: al dit soort acties gaat de mogelijkheden van een enkeling nu eenmaal hopeloos te boven.

Het gaat hier stuk voor stuk om acties van politieke aard, bij ons en in de arme landen. Als democraat kun je niets anders dan deel te nemen aan het democratische spel in eigen land. Doch: dààr houdt het dan ook op: democratie is immers ook een beperking van macht. Daarom is de houding van mensen als Honderich en deze van de briefschrijver hierboven onterecht en onbetamelijk: hun houding eist van de enkeling meer dan in zijn vermogen ligt of zelfs democratisch verantwoord is. De taak van een bewust levend westers individu is zo goed mogelijk mee te draaien in het democratische raderwerk dat de maatschappij is waarvan hij deel uitmaakt, maar dat is het dan ook. Schuldgevoelens creeëren is dan ook ongepast.

Jambon heeft gelijk.

 

Jaak Peeters

Juni 2014

 

 

 

Standpunt van de Denkgroep Doorstroming over het gebruik en misbruik van het begrip solidariteit

De denkgroep Doorstroming brengt hiernavolgend een analyse van het begrip solidariteit. Dat begrip wordt in de Belgische politiek vaak door de tegenstanders van de Vlaamse autonomie gehanteerd.

Doorstroming constateert dat het begrip solidariteit op zich géén aanleiding geeft tot het innemen van een standpunt voor of tegen deze Vlaamse zelfbeschikking, noch argumenten kan aandragen ten voordele van de organisatie van solidariteit op Belgische schaal. Doorstroming constateert echter dat de tegenstanders van de Vlaamse autonomie de morele plicht tot universele broederlijkheid gebruiken om hun eigen, politieke doeleinden na te streven en acht dit gedrag moreel verwerpelijk.

Continue Reading…

Solidariteit – Bijdrage 3: Het begrip “solidariteit” in de humanistische wereldbeschouwing

Het lijkt wat vreemd, maar in een toch als standaardwerk bekend boek Grondslagen van humanisme van J.P. van Praag1 komt het begrip “solidariteit” slechts in een afgeleide zin voor. Bij van Praag wordt het begrip behandeld onder in het hoofdstuk levenspraktijk, in de paragraaf die over staat en maatschappij handelt. Het begrip ‘solidariteit’, zo lijkt het, is voor een humanist minder centraal dan vele andere begrippen. Uit wat volgt zal duidelijk worden hoe men dit moet opvatten.

Continue Reading…

Solidariteit – Bijdrage 2: Christus Solidarietas Est

Christus is solidariteit. Deze titel, gepersifleerd op paus Benedictus XVI’s eerste encycliek Deus Caritas Est (God is liefde), weerspiegelt de stelling dat solidariteit voor de katholieke kerk niet zomaar iets is waarop zij een visie heeft, maar een wezenskenmerk van die kerk. Solidariteit is geen maatschappelijk verschijnsel, zoals politiek, economie of wetenschappelijke ontwikkeling, dat buiten de kerk plaatsvindt. Alles wat de kerk zegt over solidariteit, is een introspectie in haar eigen ziel. Sterker, het is een zwakke weerspiegeling van de Goddelijke Agape, van de Goddelijke caritas, van de zorgdragende-, de dienende liefde, de zelfopofferende liefde Gods. Op vraag hoe je solidair kan zijn, is het antwoord hoe je christen kan zijn. En wat mag dat wel zijn?

Continue Reading…

Solidariteit – Bijdrage 1: Beschouwingen vanuit filosofisch, psychologisch en sociologisch standpunt

Filosofische beschouwingen

Solidariteit wordt in deze tekst opgevat als het bewust beleefde besef dat de eigen persoon of gemeenschap zich lotgenoot acht van de andere persoon of gemeenschap, dat men met hem/haar samenhoort en dat men die bijstaat, als die in nood is. Het begrip wordt voluit gebruikt in de moraalfilosofie, dit wil zeggen in de Ethiek. Daarom vatten we onze beschouwing aan met enkele elementen uit de Nicomachische Ethiek van Aristoteles.

Continue Reading…

Red de solidariteit!

Moet je weten!

Het Vlaamse separatisme is in opmars. De Vlaamse Stormtroepen staan voor de poorten van het multiculturele Brussel.
—Brussel: met zijn vuile straten.
—Brussel: met zijn vunzige wijken vol drugsoverlast.
—Brussel: waar in de protserige Daensaertstraat op klaarlichte dag mensen op straat worden doodgeschoten.
—Brussel: met zijn identiteitsloze nietsheid.

Je zou verdorie schreeuwen om die Vlaamse Sturmabteilungen… als ze zouden bestaan.

Continue Reading…