Brief van een verontwaardigde vader

Boos was ik, dezer dagen, om de reacties van sommige figuren op de houding van een minister die de subsidie aan een universiteit dreigde te bevriezen omdat ze vragen had over de manier waarop diezelfde universiteit zich had opgesteld in verband met verkrachting van een studente door een universitair personeelslid.

De manier waarop sommigen in het parlement die minister hebben aangepakt, tart elke verbeelding. Het enige wat ik hierbij kan voelen is: verontwaardiging en gramschap.

Het ‘liberale’ parlementslid in kwestie verweet de minister bars dat zij haar bevoegdheden te buiten ging. De minister zou zich als een Romeins keizer hebben gedragen: in willekeur.

Een minister die druk uitoefent op een instelling waarvan één van de personeelsleden een jonge vrouw verkracht gaat haar bevoegdheden te buiten!

Wat had ze dan moeten doen? Voorwenden dat er niks aan de hand was?

Wie is hier de hypocriet?

Die jonge vrouw, letterlijk neergedrukt door een figuur die onderwijl zijn eigen wellust botviert, terwijl het slachtoffer overspoeld wordt door angst, woede en zelfverwijt, op het ogenblik dat de adrenaline door haar aderen giert en haar haar hele neurofysiologische structuur in luttele minuten traumatisch door elkaar wordt gehusseld, zodat een ervaren psycholoog jaren nodig heeft om de neuronale bedrading van het meisje weer min of meer in orde te krijgen…en een minister die hierop inhakt gaat haar bevoegdheden te buiten?! Terwijl iederéén uit de slof zou moeten schieten- zoals de minister zelf heeft laten horen, trouwens, in plaats van te struikelen over spitsvondigheden in verband met bevoegdheden.

Ik stel me voor welke traumatische ervaring een verkrachting is. Ik zie voor me de neuropychologische chaos die in de geest van het slachtoffer door zo’n schanddaad wordt aangericht. Ik zie hoe een heel leven verwoest wordt en het onvermogen van dat jonge leven om nog ooit een normale omgang te hebben met een man die ze liefheeft. Dat alleen maar omdat één ziekelijke figuur niet in staat was zichzelf te beheersen en zich heel zelfzuchtig te buiten gaat aan het schenden van de diepste eigenheid van een ander mens.

En de minister die zich hierbij opwindt is de pineut?

Je moet maar durven. Het lijkt erop dat voor sommigen niets echt belang heeft. Of: dat alles relatief is – dus van de macht van het moment afhangt. Is dat de manier waarop wij onze menselijke samenleving vorm willen geven?

Dat wordt allemaal niettemin helemaal anders als het om hedendaagse verhaaltjes gaat, zoals daar zijn: racisme en gendertheorieën of – nog zo’n links-liberaal melodietje-: ‘stigmatisering’. En o wee als iemand het aandurft zelfs maar kritiek te uiten op deze vertelsels vanuit de links-liberale wereldvisie.

Stel je voor dat de minister de bedoelde subsidie kritiekloos zou hebben toegekend. Was de minister dan wél binnen haar bevoegdheden gebleven? Is dat ‘liberaal’ bestuur?

Ik heb toch wat problemen met dat ‘liberalisme’ zoals het zich in de feiten manifesteert.

Wat is dat voor een lering die wel geregeld de halve samenleving uitscheldt voor extreemrechts maar intussen uithaalt naar mensen die slechts willen dat de simpele principes van het leven worden gevolgd? Wat is dat voor een liberalisme waarvoor er kennelijk geen vaste waarden bestaan die het verdedigen waard zijn en dat dus letterlijk alles ‘ironisch’ of ‘relatief’ opvat – zelfs de zeer ernstige dingen, zoals we nu zien- behalve ongetwijfeld als het om de eigen dada’s gaat? Wat is een liberalisme zélf waard als het aaneenhangt van de relatieve constructies die worden opgevoerd als dat even goed uitkomt?

Dat is dan een liberalisme dat het niet de moeite vindt van welgemeende boosheid uit de slof te schieten bij zoiets als een verkrachting.

Ik néém die postmodernistische relativiteit en dito ironie verduveld niet, als mijn dochter onder het weerzinwekkende lijf ligt van een ziekelijke geest die door hormonen verblind alleen zijn eigen wellust najaagt, terwijl hij zijn geslacht tegen de wil van mijn dochter baantjes laat trekken in het meest intieme deel van een jong vrouwelijk lichaam.

Op zo’n moment weet ik dat het links-liberale postmodernisme het grootste egoïstische zelfbedrog is dat de mensheid ooit heeft voortgebracht. Want ik weet zeker dat de getroebleerde uitzinnigheid van een verkrachting nooit hard genoeg veroordeeld kan worden. Verkrachting vloekt immers op de meest felle wijze met elke vorm van fylogenie, want elke ouder, van welke zoogdierensoort ook, zou zich doodvechten om de eigen kroost te beschermen tegen onheil en wandaden.

Oprechtheid is een innerlijke richtlijn, schrijft Tinneke Beeckman. De onoprechtheid die uit deze links-liberale uitval naar een minister blijkt, toont dat de innerlijke richtlijnen voor het links-liberalisme met meer dan gewone kritische geest moeten bejegend worden.

Ik erger me aan de schier grenzeloze hypocrisie van een politieke strekking die in een minister liever een berekenende politieke machine zonder menselijk gevoel wil zien of zich liever verliest in dromerige postmodernistische theorieën, eerder dan een mens van vlees en bloed te steunen die het opneemt voor slachtoffers van wandaden.

Ik kan voor Demir niet stemmen: ze behoort tot een andere kieskring.

Jammer, want ik wil een mens zijn.

Jaak Peeters

November 2022