Mark Elchardus en de soevereine volksgemeenschap

Uitgangspunt

In het najaar van vorig jaar verscheen van de bekende socioloog Mark Elchardus Reset (Ertsberg, 2021). Het omvangrijke boek lijkt het intellectueel testament van de auteur, die lange jaren de huisideoloog van de socialistische partij werd genoemd.

De bewuste Vlaming en Nederlander die schrijver dezes is kijkt van het corpus zelf van dit boek nauwelijks verwonderd op: we worden door een hardvochtige liberale orde in de hoek gedrumd en we verworden tot vereenzaamde individuen die ontheemd zijn nadat hen hun gemeenschapsaanhorigheid werd ontnomen, allemaal in de greep van Big-Tech, de EU en hun nationale aanhang.

Het is onmogelijk een boek van meer dan 500 bladzijden binnen het hier toegemeten bestek volledig samen te vatten.

Ik ent mijn commentaar daarom vooral op het laatste hoofdstuk van zijn werk: De Europese Unie tussen markt en gemeenschap(pen). Daar wil ik een aantal opmerkingen aan ophangen.

Eerst dit

Elchardus voert nogal wat evidentie aan om liberalisme en democratie als elkaars tegenstanders op te stellen. Het liberalisme herleidt de mens immers tot een individueel producent en/of consument, die uit is op zijn voordeel. Het gaat ervan uit dat als je alles maar op zijn beloop laat er uiteindelijk een evenwicht ontstaat tussen de belangen van alle groepen binnen de maatschappij.

Om de liberale praxis mogelijk te maken moet het liberalisme de inmenging van de staat zo klein mogelijk maken.

De sociale misstanden van de negentiende eeuw en die van het huidige neoliberalisme hebben overduidelijk bewezen dat deze gedachtegang ongewenst is.

Vele nationale staten zijn tegen het liberalisme ingegaan en hebben correcties aangebracht in de liberale politiek. Volgens Elchardus zijn we nu evenwel weer onder een (neo)liberale pletwals terecht gekomen.

Volks-en staatsnationalisme

Die nationale staten van vandaag zijn echter het product van de natiebouwers van de achttiende en negentiende eeuw en van hen, die hieruit inspiratie haalden. Ze traden in de voetsporen van de Engelse een Franse staatsbouwers.

Die staatsbouwers schiepen een min of meer homogene nationale identiteit, een nationale cultuur, een nationale taal, nationale geschiedenis en nationale symbolen. Kortom alles wat de bevolking ertoe kon brengen zich met de nationale staat te identificeren. Ze schiepen de nationale staat.

Dat liep niet altijd van een leien dakje.

Cromwell voerde in Ierland een harde verengelsingspolitiek met het oog op de vernietiging van de Ierse taal en de verspreiding van het Engels: heel Groot-Brittannië moest immers dezelfde taal voeren (de oorlog van 1649 tot 1663). In Frankrijk sprak nog in 1853 minder dan de helft van de bevolking Frans. Met harde hand werden de Vlamingen, de Elzassers, de Catalanen en de Bretoenen verfranst. Oud-premier Rocard heeft dat enkele jaren geleden openlijk erkend.

Vlaamsbewuste mensen spreken in zo’n geval van staatsnationalisme: het volk moet aangepast worden aan de staat, terwijl het volksnationalisme de staat wil modelleren naar het volk. Hoe de volksnationalistische actie in haar werk gaat vindt men bijvoorbeeld in het werk van M. Hroch.

Democratie, volksnationalisme en een Europese unie

Naar mijn interpretatie associeert Elchardus het begrip democratie met of andere vorm van volksnationalisme en niet met staatsnationalisme.

Democratie dan weer vereist een minimale sociale en culturele samenhang, waardoor een wederzijdse identificatie mogelijk wordt. Ieder moet zichzelf ervaren als een deel van een gemeenschap van mensen die samen horen.

Dat besef van samenhorigheid gaat verder dan de natuurlijke solidariteit die verschijnt als mensen anderen, waar ook ter wereld, bij ontij bijspringen. De solidariteit binnen een gemeenschap wordt dan ook geïnstitutionaliseerd.

Volksnationalisme is de beste manier om die samenhorigheid politiek vorm te geven. Zo’n volksnationalisme is misschien niet rationeel, maar het is wel naar de maat van de levende mens.

Dat volksnationalisme loopt uit op volkssoevereiniteit, dat wil zeggen: een verzameling burgers die zichzelf als natie definieert en op eigen gezag beslist hoe het met de natie verder moet.

Die volkssoevereiniteit botst echter op de eisen van het neoliberalisme: géén staatsbemoeienis! Geen hinderlijke overheden!

Volgens Elchardus kan deze volkssoevereiniteit niet op tegen het internationaal kapitalistisch geweld. Ik weet niet of hij hierbij zonder meer gelijk heeft, want het geval van Singapore laat een ander beeld zien. Omdat Elchardus uitgaat van de noodzaak die volkssoevereiniteit te handhaven maar die anderzijds met machtstekorten geconfronteerd ziet, gelooft Elchardus dat zoiets als een Europese Unie van belang is.

Staatsnationalistische tendensen in de Europese unie

De Europese Unie functioneert als iets tussen een (unitaire) staat en een losse verzameling landen in. Zoiets kan echter niet blijven bestaan als er geen diepergaande beleving van samenhorigheid voorhanden is.

Op dat gebied zijn er nogal wat problemen, zoals blijkt uit de manier waarop landen zoals Hongarije en Polen de laatste tijd brutaal aangepakt werden. Eigenlijk komt het erop neer dat de Europese elites vooral uit West-Europa komen, een neoliberale insteek volgen en eisen dat de meer op het gemeenschapsdenken gerichte oosten zich bij de West-Europese denkwijze neerlegt en dus alvast gedeeltelijk de eigen identiteit opgeeft.

Dat is een duidelijk staatsnationalistische manier van handelen. Daarom vloekt ze met het idee van de volkssoevereiniteit, die voortbouwt op de specificiteit van de betrokken nationale identiteit.

De EU moet de oude staten vervangen

Elchardus beschrijft wat velen onder ons al langer weten: de EU is een project dat na twee verwoestende oorlogen voorgoed de vrede op het continent wilde brengen. Daartoe moest ‘het nationalisme’ (dixit ooit Frans Timmermans!) worden uitgeroeid en vervangen door een Europees samenhorigheidsgevoel – lees: een Europees (staats)nationalisme.

Dat werd dan vastgelegd in een “Grondwet voor Europa” – eigenlijk een verdrag, dat in Frankrijk en Nederland in referenda werd afgewezen, nadat het ook in Denemarken op de klippen was gelopen. Men heeft dat verdrag nochtans toch doorgevoerd, zonder nieuwe referenda.

Al in 1977 ontvouwde de Europese Commissie grootste plannen voor een ‘Europees cultuurbeleid’ gericht op identiteitsopbouw – duidelijk geïnspireerd op de 18-eeuwse staatsbouwers. Men wilde het onderwijs, de geschiedschrijving, de massacommunicatie, inrichting van musea en zoveel meer Europees ‘homogeniseren’. Het plan werd door de nationale staten van de tafel geveegd.

Wat er wel kwam: een vaandel (officieel een logo), een volkslied, een munt, het Schengenakkoord, een Europees Hof van de Rechten van de Mens en een Europees hof van Justitie – een soort Europees hooggerechtshof. We weten inmiddels dat die laatste twee instanties zich manifest activistisch opstellen.

De conclusie uit deze uiteenzetting is dezelfde als die welke ik in mijn De valse belofte (Polemos 2017) heb geformuleerd: men wilde de nationale staten vervangen door een Europese staat en daartoe moest de cultuur, het denken, de taal, de geschiedschrijving en dies meer aangepast worden aan de nieuwe Europese staat. Business as usual. Niks origineels. Staatsnationalisme zoals vanouds.

Elchardus zegt het niet zo scherp, maar zijn positie is wel heel duidelijk als hij de houding die de EU ingenomen heeft tegenover het vrijheidstreven van Catalonië en Schotland afkeurt – en vermoedelijk denkt hij hierbij ook aan Vlaanderen. Zijn standpunt is dat in een Europa dat echt democratisch wil zijn de eerbied voor de volkssoevereiniteit groot genoeg moet zijn om het uiteenvallen van staten op te vangen zonder dat mensen elkaar de keel beginnen over te snijden.

De kernvraag is nu: wat kan een EU echt betekenen, gesteld dat die niet in de richting van een staatsnationalistische organisatie uitgaat?

Een ander Europa

Om de betekenis van Europa te definiëren moeten we in ieder geval af van de hoger beschreven klassieke staatsgedachte, van het business as usual.

Europa moet dan worden: een volkerengemeenschap.

In dat geval vervelt de EU tot een volkerengemeenschap van Gibraltar tot … ja, waarom eigenlijk niet? …Vladivostok.

Onze verhouding met Rusland verandert dan op slag.

We zijn eraan gewoon geraakt Rusland als onze vijand te zien, of tenminste als “niet-Europees”, en dus niet bij Europa horend. Historisch is dat onzin, want Rusland maakte altijd al deel uit van de Europese politiek. Rusland is ook geografisch intens met het westerse deel van Europa verbonden. Er ligt geen hoge bergketen tussen Rusland en de rest van Europa, noch een diepe zee.

Er is meer, veel meer

Wie toekijkt naar de ontwikkeling van de West-Europese samenleving kan moeilijk een heerlijke toekomst voorspellen: niet de klimaatverandering, maar onze eigen manier van leven bedreigt ons het meest. Zoals het gebruik van allerlei stoffen en producten die voor heel lange tijd ons leefmilieu vervuilen. We verloren onze arbeidslust en we hebben onszelf wijsgemaakt dat het manna uit de hemel kan vallen zonder ervoor te moeten werken.

Tegelijk verloren we de wil om iets groots te bouwen, om onze beschaving te verdedigen.

We zijn terecht gekomen in het Laat-Romeinse panem et circenses, makkelijke prooien voor grijpgrage kapitalisten.

We verloren uit het oog dat we in een geglobaliseerde wereld in een concurrentiële verhouding staan met andere wereldregio’s, en dat op elk niveau.

En we vergaten dat de basis van dat concurrentievermogen in een hoogkwalitatief onderwijs ligt. “Iedereen een diploma” is jammer genoeg niet zo wijs…

En misschien is het precies dat wat het Rusland van vandaag ons kan bieden: ze hebben niet het geld dat wij onnadenkend kunnen verteren – althans nog niet. Maar ze hebben wel een uitstekend onderwijs, zo wordt me meegedeeld door mensen die zicht hebben op de Russische situatie. En dus mogen zij hopen goeie ingenieurs, medici en specialisten van allerlei slag te kunnen opleiden.

Die politiek zal haar vruchten afwerpen.

Een kritische bezinning

En zo zien we hoe een boek van een socioloog ons voert naar een kritische bezinning over onze eigen levenswijze. Elchardus wijst ons op het belang van de gemeenschap waarvan we deel uitmaken en waaraan we wellicht meer te danken hebben dan we zelf willen horen. In deze coronatijden met een zich onbeschoft opdringende totalitaire macht van de verschillende “big-structuren” moeten we eerst en vooral, zo leert ons Mark Elchardus, terugkeren naar onze eigen oorsprong. Naar de simpele feiten van ons bestaan op deze kleine planeet, als levende mensen onder elkaar. Dààr en nergens anders vinden we de juiste context waarin zovele zich opdringende vragen moeten geplaatst worden.

Die kritische houding geldt evengoed voor het onderwerp waarmee we zowat dagelijks geconfronteerd worden: Europa.

Europa moet iets anders zijn dan alleen maar staatsconstructie nummer zoveel. Als Europa geen aansluiting vindt bij het existentiële aanvoelen van volkeren, dit is: de Europese mens tot hulp is, dan dient de EU uiteindelijk tot niets. Meer zelfs: de suggestie die uit zijn boek oprijst is dat zulke EU alleen maar het neoliberaal kapitalisme ten goede komt.

In deze tijden van niet ongevaarlijke politieke spanningen zouden dergelijke overwegingen wat feller in onze media aan bod mogen komen.

Ik weet niet in welke mate Elchardus aan dit alles gedacht heeft.

Maar de lezer die ik ben alleszins wél.

Jaak Peeters

Februari 2022