Kreunen onder taboes

In Doorbraak van april 2015 eindigde Laurens De Vos zijn bijdrage Door mijn schuld, door mijn grote schuld met het van enige ontgoocheling getuigende zinnetje ‘we leren niet bij’.

Dit korte zinnetje zet me aan om wat te mijmeren over de staat der dingen, zoals een mens die door het leven getaand is dat vaker pleegt te doen.

Maart 2015, in een klein Vlaams provinciestadje. Terwijl de politiek schande spreekt over en de media vol staan van discriminatie en achterstelling, onder meer in de wereld van de huurwoningen, stelt een erfgenaam het pas gerenoveerde huis van zijn ouders te huur. Vader is namelijk enkele maanden geleden overleden en de erfenis is geregeld.

Twintig kandidaten krijgt hij over de vloer. Dertien ervan blijken leefloners te zijn, sommigen met verschillende kinderen.

Bezorgd om het behoud van de goede staat van zijn goed vraagt de kandidaat-verhuurder aan de leefloners: ‘hoe ga je de huur betalen, want je zegt niet te werken?’ Het antwoord is onthutsend simpel. ‘Ik heb 1200 euro leefloon; ongeveer 1500 kindergeld en ik heb recht op een huursubsidie van 500’.

Het voorval is écht.

1200+1500+500: dat maakt samen 3200. Zonder uit werken te moeten gaan. Welke arbeider in loondienst of gewone bediende heeft zoveel inkomen? Welke normale gepensioneerde?

Kan het verbazing wekken dat mensen hun arbeidsethos verliezen of dat ze inhakken op ‘die profiteurs’ – al dan niet allochtonen? En dat ze boos worden als ze vervolgens om de oren worden gekletst met oekazes over je mag niet discrimineren en dat soort terechtwijzingen?

Een maatschappij waarin werken niet langer loont vlecht zelf het koord waaraan ze zal worden opgehangen. Nog erger wordt het als je voor je vaak terechte kritiek nog riskeert gestraft te worden ook.

Een tweede zaak.

Ik herinner het me nog heel levendig. Elke dag naar de mis. We zaten er vaak nog half slaperig te dromen, maar dat deed er niet toe. Elke week ‘te biechten gaan’: vier keer gelogen, drie keer onkuisheid gedaan en twee keer gevloekt. En dan afwachten hoe zwaar de penitentie van de biechtvader zou uitvallen. Die kon namelijk wel eens slecht geluimd zijn. En elke week ’s zondags naar het lof. We verstonden geen woord Latijn, maar we konden alles uit het hoofd meezingen. Dan ging de tijd beter voorbij.

Dat is allemaal veranderd. Mensen gaan naar de kerk om te trouwen – om te scheiden hoeft dat niet. Of om naar een begrafenis te gaan. Of, héél soms, voor de plechtige communie van dochterlief. Zo’n plechtige communie is een gelegenheid om de familie eens bijeen te brengen. En vooral om tegenover elkaar op te pronken. Maar de druk van de kerk? Die is verdwenen. We leven in een seculiere maatschappij weet je, en we zijn vrije mensen.

Komen daar dan drommen mensen het land binnengewandeld die heilig geloven in een religieus boek, waarvan ze denken dat dit het letterlijke woord van God bevat! ‘Gevaarlijk’, zegt de jonge Gentse filosoof Maarten Boudry, want daar komt ruzie en extremisme van. En ja hoor: de regering moet militairen op de straathoeken posteren om mensen toch nog enig gevoel van veiligheid te bieden.

Je zou dan zeggen dat de verzamelde meute van de Vierde Macht furieus zou uithalen naar lieden die onze zo zuur bevochten vrije seculiere maatschappij door een nieuwsoortige theocratie willen vervangen. Neen hoor: de critici van deze laatste theocratie zijn het, die op hun kop krijgen.

Iemand moet hangen. Desnoods de verkeerde.

Derde zaak.

Zou het iemand verwonderen als ik meedeel dat ‘het dagelijkse gedoe’ over racisme en discriminatie mij grondig de keel uithangt? Dat het me de oren uit komt, dat haast hysterisch gekrijs over racisme en discriminatie, tot op de cultuurzender toe nota bene – alsof dàt het allerenigste Grote Probleem des mensen is. Steeds moeilijker onderdruk ik de neiging om stukken die dit gedoe tot onderwerp hebben ongelezen weg te bladeren, of het blad waarin ze staan afgedrukt gewoon voorbij te lopen. Want ik voel me geen racist. Ik bén dat ook niet. Ik kijk op als ik een type zie dat ongewoon is. Ik vermoed dat déze nieuwsgierigheid bij sommige activisten al de verdenking van racisme oproept. Nochtans is zulke nieuwsgierigheid voor het ongewone slechts een natuurlijke zaak, eigen aan àlle dieren. Als zelfs het natuurlijke al verdacht is! En ik kan geen discriminatie verdragen. Ook al omdat ik weet dat ons eigen volk nog steeds slachtoffer van discriminatie is. Wie me niet gelooft leze over de grendelgrondwetten en de transfers. Wat meer is: ik wéét dat de grote meerderheid van de Vlamingen evenmin racisten zijn en hoegenaamd van geen discriminatie moeten weten. Ik heb het zelf nagetrokken.

En toch gaat er geen dag voorbij of het gedoe wordt ons door de media in het gezicht gesmeten. Elke dag opnieuw, dag in, dag uit. Alleen maar omdat de mensen vragen stellen bij de massale immigratie die we thans meemaken. Of omdat men boos wordt als een burgemeester, die een probleem slechts benoemt, een klacht wegens racisme aan zijn broek krijgt. Wie de rechten van de autochtonie in verdediging neemt koestert volgens sommige journalisten zelfs ‘foute gedachten’.

Zulke toestand kan maar één uitkomst hebben: het langzaam opstapelen van een onsmakelijk mengsel van angst, bezorgdheid en woede. Een politieke stoomketel zonder veiligheidsventiel. Tot ooit de bom barst. En tot we uitkomen op het omgekeerde van wat die scheve moraalridders die ons elke dag om de oren kletsen op het oog hadden.

Nog een voorbeeld.

Marianne Thyssen, alom geprezen voor haar verdiensten die mij persoonlijk onbekend zijn – maar dat is natuurlijk mijn fout -, verkondigde dat zij droomt van de Verenigde Staten van Europa. Op TV, dus iedereen kan het getuigen.

Verenigde Staten van Europa? Is dat niet het soort constructies waarvan we dachten dat ze tot het verleden behoorden? Leven we niet in een democratie, waarin de macht van onderen op wordt gevoed – alle machten gaan uit van de natie? Moeten we de blik niet richten op de volkeren en de wereld? Worden naties dan nog steeds ‘gemaakt’, volgens de oude, naar mijn oordeel versleten recepten?

Als Hans Magnus Enzesberger schrijft dat wij de EU niet nodig hebben om samen te werken omdat we dat zelf wel zullen doen, dan geef ik hem voluit gelijk.

Enkele jaren geleden ging er in mijn dorp een tentoonstelling van oude tractoren door. Er waren opmerkelijke exemplaren bij, met riemen en vliegwielen en zo. Eén van de organisatoren, Marcel de Kopere, – de man bestaat echt – was naar vrienden in Duitsland gereisd en had daar enkele verzamelaars kunnen overhalen om hun wonderlijke toestellen aan het volk te komen tonen. Marcel sprak Deutsch mit vielen Haren auf en de EU interesseerde hem geen barst. Maar zijn Duitse vrienden hielden woord.

Ziedaar het gelijk van Enzesberger.

Hallo, mevrouw Thyssen, met uw ‘Verenigde Staten van Europa’? Graag enige uitleg, toch? Hoewel: het blijft op dat punt nog steeds ijzig stil…

Zelfs over zoiets belangrijks al de invoering van de euro werd er nooit een maatschappelijk debat gevoerd. ‘Dat is in het parlement gebeurd’.

Laat me niet lachen! Er is nooit een verkiezing geweest waarin het kiesvee voor een of ander Europees project heeft kunnen kiezen. Een parlementslid is een volksvertegenwoordiger: hij of zij moet uiting geven aan de wensen van zijn of haar kiezers. Alle machten gaan uit van de natie, nietwaar?

Dat parlementair debat over die euro heeft nooit wat betekend. Het ging zelfs nooit over de zaak zelf. Die was namelijk al beslist door het troepje toppolitici, waarvan er onlangs eentje dood in een kanaal werd aangetroffen. Nadien werd de volksvertegenwoordiger verzocht de beslissingen van het troepje gewoon goed te keuren. Wie niet in de pas loopt, is er volgende keer niet meer bij. Zo simpel is het.

En toch dendert die Europese trein maar door. An ever closer union. Alsof dat punt nr. één is van de modale burger. Europa beslist intussen wel over alles en nog wat. Vlaanderen kan zelfs niet eens zelfstandig beslissen over de plaats waar de bruggen over de Schelde in Antwerpen moeten komen!

Voor zover de EU niet alles heeft beslist is daar nog het IMF, de Wereldbank, de UNO, de Raad van Europa, het Pentagon, de directieraad van Google of Shell of de bank of gewoon maar de hele troep reclamemakers die ons ‘volstrekt nieuwe’ producten tracht aan te praten… Schreef De Volkskrant niet nog heel onlangs ‘Schimmige lobby drukt zware stempel op Europees beleid’. Alsof wij, simpele burgers, dat niet al heel lang wisten.

Exit democratie.

Als het daarbij zou ophouden!

We leven in een knellende dat-mag-je-niet-zeggencultuur. Onze maatschappij wemelt van de taboes. Niet met betrekking tot de bedreigde democratie, ho neen! Het Vlaams Belang zit veilig opgeborgen in een cordon en dus is de democratie veilig en wel. Neen, toch? Je mag je evenwel vooral niet afvragen of sommige groepen wel willen integreren, want dat is ofwel racisme, ofwel stigmatisering. Dat laatste mag ook al niet. Alsof we überhaupt wel kunnen zonder het toekennen van kenmerken – de vraag is immers alleen hoe we dat laatste doen.

En als een eigenaar zijn eigendom wil beschermen willen sommige politieke slimmeriken een soort GEheimeSTAatsPOlitie op pad sturen, onder de verhullende naam ‘mistery shopping’ – of iets in dien aard. Als de arbeidsparticipatie van sommige groepen te laag is, moet je je niet afvragen of deze economisch dwaze toestand niet het gevolg is van een lange rij van oorzaken, maar moet je zo nodig verontwaardigd doen over discriminatie – door autochtonen uiteraard. Of probeer in een krant maar eens de hypothese afgedrukt te krijgen dat sommige vormen van homofilie veroorzaakt zouden kunnen zijn door een hormonaal probleem en dus misschien medisch kunnen aangepakt worden! En je moet het heilige Europese Geloof belijden, zo niet riskeer je een reprimande waarin Hitler wel nooit ver af is.

De waarheid is dat die vooruitgang waarover zelfverklaarde progressieven het altijd hebben gewoon niet bestaat. We leven niet in een vrije maatschappij, een samenleving waarin de open debatcultuur bestaat die zo nodig is om de democratie levenskansen te geven. We leven daarentegen onder een loden deken van taboes, verboden en geboden en politieke schijncorrectheid. Bovendien slingeren de hardste roepers over democratie het kwistigst rond met taboes. En van een samenleving is ook al geen sprake, sinds lieden die zonder meer etnische apartheid prediken in een zichzelf kwaliteitskrant noemend blad openlijk hun wijsheden kunnen verkondigen. Samenleven en apartheid gaan, dunkt me, niet samen.

Ja hoor: schrijver dezes, koppige Kempenaar, is enigszins door het virus van 1968 aangestoken. En ik houd staande dat onze wereld er inderdaad niet op vooruit gaat. Integendeel: we boeren op vele punten achteruit en zelfs tegen een hels tempo. Wie me niet gelooft, leze de voorbeelden hierboven nog eens na.

Ben ik nu rechts? Die van het Belang beweren dat ik links ben. En sommige VRT-journalisten verwijten me rechts te wezen. Dus geloof ik dat ik goed zit.

Doch de conclusie blijft. We worden niet vrijer of democratischer, opener of verdraagzamer. Onze maatschappij wordt integendeel harder, venijniger en onverdraagzamer. Onverdraagzaam namelijk voor die positieve krachten in de mens, met een hatelijk misprijzen voorts voor die in-goede ziel van de grote meerderheid van onze veel te brave Vlaamse mensen.

We kreunen onder de taboes.

Jaak Peeters

April 2015