De onoprechtheid van multiculturalisten

 

In een grondig gedocumenteerd boek van zeldzame politieke incorrectheid heeft  de Antwerpse auteur Wim van Rooy enkele jaren geleden scherp uitgehaald naar de onoprechtheid van de predikanten van het multiculturalisme. Van Rooy begint met een ferme uithaal naar ‘ons’ academische milieu, dat hij – zonder dat zo te zeggen – van komedie beschuldigt.

Dat is verre van onterecht. Verontwaardiging, die zo kenmerkend is voor ‘het volk’, mondt volgens de geleerde dames en heren veel te makkelijk uit in wat ze meesmuilend ‘populisme’ noemen. Het volk eist immers maatregelen. Het is niet gediend van eindeloze palavers over het geslacht van de engelen. Geconfronteerd met de concrete gevolgen van een falend en hopeloos versleten beleid, wensen de mensen de problemen opgelost te zien. Men leze er de opvattingen van Stephan Rummens en co maar op na. Een gelijkaardige houding neemt Jan Blommaert aan, ‘toevallig’ ook iemand uit de extreemlinkse hoek.

Die heeft het niet begrepen op de maatregel van het Antwerpse gemeentebestuur om immigranten te laten meebetalen voor de kosten die ze veroorzaken. Erger nog vindt Blommaert dat sommige illegalen gratis medicijnen tegen aids worden geweigerd. Oh, inbreuk op het diep-menselijke recht op geneeskundige bijstand! En ja hoor, meteen wordt hij bijgesprongen door een andere rode broeder: de onvermijdelijke Jozef de Witte.

Meneer Blommaert weet natuurlijk wel beter.

Ten eerste gaat het om slechts enkele gevallen.

Ten tweede waren er in die enkele gevallen wel degelijk verontschuldigingen in hoofde van het stadsbestuur.

Niks daarvan, vindt Blommaert: voor geneeskundige verzorging bestaan er geen uitzonderingen. Geen enkele. Punt, uit. Ziedaar Blommaerts radicalisme. Men zou er haast voor in bewondering neerknielen.

Maar één ogenblik, vriend Blommaert!  Als het waar is dat het recht op geneeskundige verzorging aan elk ander recht vooraf gaat, waarom voer je dan geen actie om de overheden van het oorsprongland te dwingen dit recht na te leven? Want als mensen de andere kant van de planeet moeten opzoeken om geneeskundige verzorging te krijgen, is het dan niet omdat de regering van hun eigen land in de fout is gegaan?  Waarom die sukkelaars zover weg van huis laten gaan – of is het bedoeld? – en ze nog op extra-kosten laten jagen omdat hun eigen regering tekortschiet? Waarom moet een reserve-overheid, de Antwerpse in dit geval,  telkens weer opdraaien voor het falen van de overheid die het éérst had moeten optreden?

Je kunt daarover een hele boom opzetten. Geen Blommaertiaans woord daarover, natuurlijk.

En dan was het deze week alweer prijs. Ene Jef Verschueren, die ons in zijn onbegrensde taalkundige wijsheid – hebben die taalkundigen (Blommaert noemt zich ook taalkundige) echt niets beters te doen? –  weet te vertellen dat elk nationalisme de neiging heeft naar autoritarisme te verglijden, ook als het in den beginnen ‘braaf’ is zoals dat van Dewever. Want dat nationalisme is niets anders dan een omfloerst identiteitsdiscours. Alles wat die identiteit kan bedreigen wordt gezien als een aanval op voor de integriteit van het volk. Dat hoeft niet te leiden tot uitsluiting van wie ‘anders’ is.  En dan komt het: ‘Dat was de theorie toen. In de praktijk zien we andere dingen, zowel toen als nu.’

Het zou ons te ver leiden om de kromrederingen van iemand die zich nochtans voorstelt als taalkundige even bloot te leggen. Bijvoorbeeld: waar haalt Verschueren de suggestie vandaan dat de praktijk ook nu andere dingen laat zien? Welke dan wel? Of zoiets als historisch pars pro toto? Of waar haalt hij vandaan dat de theorie ‘toen’ – hij bedoelt natuurlijk de tijd van de nazi’s – (ook) anders was dan de toenmalige praktijk? Ze was verdorie helemààl niet anders! Men kwam open en bloot uit voor rasverbetering en tégen rasvermenging. Zelfs aan de Katholieke Universiteit van Leuven waren er hoogleraren die openlijk antisemietische opvattingen koesterden. Hoge nazi’s waren bij de Engelse landadel veelal graag geziene gasten. En Hitler heeft over zijn ware bedoelingen ooit enige twijfel laten bestaan. Theorie en vreselijke praktijk vielen in die jaren wél samen en komen, omgekeerd, van geen kanten overeen met het nationalistische discours van vandaag.

Meer zelfs.

Hannah Arendt, de joodse filosofe van het totalitarisme heeft in haar Origins of Totalitarism, in haar hoofdstuk The Decline of the Nation-state, een scherp onderscheid gemaakt tussen nationalisme en totalitarisme. Ze komt ronduit op voor een duidelijke, betekenisvolle nationale staat, waar de burger zich in kan thuis voelen. Ze sluit zich aan bij Edmund Burke – jaja: de favoriet van Dewever! -, die verklaarde dat het veel wijzer is te spreken over De Rechten van de Engelsman dan over de abstracte Rechten van de Mens. In Burkes visie valt namelijk het recht op het bezit van een concrete nationale identiteit mee in de korf van rechten. De vluchtelinge Arendt wist héél goed waarover ze sprak.

Wat bezielt figuren als Blommaert, Verschueren en Rummens e.a. toch, als ze zowat alles ondernemen om de culturele rechten van minderheidsgroepen te promoten door het afbreken of minimaliseren van het recht op nationale identiteit van ‘ontvangende’ volkeren? Waarom moet de ene identiteit ten allen prijze gepromoot worden en de bestaande, nationale identiteit zoveel mogelijk verzwakt? Wat nog erger is: David Miller wijst erop dat een samenleving niet kan bestaan zonder een gezonde dosis onderling vertrouwen onder de burgers. Hoe groter de verschillen tussen die burgers, hoe moeizamer dat vertrouwen tot stand komt. Neem nu dat dit benodigde vertrouwen onder de drempel valt. Dan laat de toekomst zich zo voorspellen: er ontstaat een strijd tussen de groepen om de macht. De zwaksten – vaak de immigranten dus – zullen het onderspit delven. Wiens rechten worden hier eigenlijk beschermd? Even herinneren aan Ruanda?

Omgekeerd is het bij herhaling bewezen dat geïntegreerde immigranten vaak beter overtuigde nationale burgers zijn dan de autochtonen, al was het maar omdat ze het verschil kennen. Maar daartoe is dan nu net het bestaan van een sterke nationale identiteit noodzakelijk.

Deze gedachten liggen zo voor de hand, dat het bijzonder lastig wordt om te geloven in de afwezigheid van kwaadaardige bedoelingen bij de schrijvers die ik hier op de korrel neem.

Het idee dat oprijst is dat de heren helemaal niet echt geïnteresseerd zijn in de rechten van wie ‘anders” is, vermits het anderszijn in onze Vlaamse samenleving nu al ten overvloede gepraktiseerd wordt: holebi, blank en zwart, religies, beroepsgroepen, maatschappelijke klassen, verschillende politieke partijen, bloembollenkwekers en wijnboeren enzovoorts. De ware bedoeling van de bedoelde multiculturalisten is het afbreken van elke relevante en dus verplichtende nationale identiteit met het oog op een algehele massificatie – het plan van het totalitarisme, léés Arendt heren!-, wat nodig is om hun utopische communistische heilstaat te vestigen.

Zolang de eerlijke multiculturalisten niet openlijk spreken, staan ze mee onder deze verdenking.

 

Jaak Peeters

Februari 2013

extreemlinkse dictatuur

Ziezo: voortaan bestaan er in Gent geen allochtonen meer. Het stadsbestuur en alles wat ervan afhankelijk is zal het woord niet meer gebruiken. Men wil namelijk een “inclusief beleid” voeren. Iemand allochtoon noemen is dus exclusivistisch of, in hun eigen termen, stigmatiserend.

Op zichzelf zou de kritisch denkende toeschouwer hierbij de schouders ophalen: iets dergelijks kun je immers niet volhouden, want dan kan men de toeschrijving van wel erg veel bijvoeglijke naamwoorden stigmatiserend noemen. Een buurt “ros” noemen is stigmatiserend voor het grootste deel van haar bewoners; wijzen op de spaarzaamheid van Nederlanders kan stigmatiserend worden uitgelegd; men kan in dezelfde orde van gedachten opvallende kleding verbieden, wegens “stigmatiserend” zoals in het China van Mao. Enzovoorts.

De essentie is drieledig.

Ten eerste: extreemlinks aanvaardt geen kwalificaties die mensen van elkaar onderscheiden. Dat geldt het meest van al voor eigenschappen die menselijke groepen van elkaar onderscheiden. Die houding neemt extreemlinks vooral aan tegen naties en etnische groepen. Onderscheid maken tussen Vlamingen en Walen is al gauw “stigmatiserend”. Je hoort die beschuldiging ook werkelijk. Als extreemlinks onderscheidende kwalificaties wel aanvaardt, is het omdat ze de bestaande groepsstructuren kunnen beschadigen en dus in hààr discours passen. De  Antwerpse burgervader kan erover meespreken.

Sinds de Franse Revolutie is links, en dan vooral extreemlinks, gebiologeerd door het idee van de universele mens. Die universele mens is “leeg”.  Alles wat die mens onderscheidt van anderen, is verwerpelijk, antiek of hooguit aanvaardbaar binnen de persoonlijke levenssfeer.  Dat die persoonlijke en openbare levenssfeer door elkaar vloeien – postmodernisten leren ons toch dat identiteiten niet bestaan? – kan de pret niet bederven.

Voor het latere liberalisme en het daarop reagerende marxisme is deze lege mens Gefundenes Fressen. De vestiging van de utopie van de liberale maatschappij wordt immers gehinderd door een mensentype, dat nog andere doelen nastreeft dan zijn maximale materiële belang. Idem dito voor het marxisme, voor wie alles wat mensen van elkaar onderscheidt des duivels is, omdat het hinderlijk is in het kader van de klassenstrijd en niet compatibel met de utopie van de klassenloze werelddictatuur van het proletariaat.

Extreemlinks, dat in Gent de lakens blijkt uit te delen, heeft ons dus wel wat uit te leggen, omdat de vestiging van een marxistisch geïnspireerd bestuur in de derde grootste Vlaamse stad wel degelijk gevaarlijke consequenties kan hebben. Het kan toch niet verbazen dat in het Duitsland van de vroege twintigste eeuw de radenrepubliek werd weggeveegd?

Ten tweede: er zit iets niet snor met de manier waarop extreemlinks naar andere steden kijkt. Als Liesbeth Homans zegt dat de Antwerpse kiezer voor het beleid gekozen heeft dat ze nu ten uitvoer legt, dan legt ze een verklaring af van het zuiverste democratische water. Dat is inderdaad de essentie van de democratie: het bestuur voert een beleid naar de wensen van de kiezer. Sommigen, zoals Stefan Rummens, aarzelen niet om in zo’n geval te spreken over populisme. Men kan dat lezen in een recent nummer van het tijdschrift Filosofie. Dat is verdacht. Wat zou Rummens, en bij uitbreiding het Gentse stadsbestuur, zeggen als Antwerpen immigranten zou verwélkomen? Het antwoord laat zich uiteraard raden. Zodoende is de kiezer die wensen uit die met die van extreemlinks overeenkomen “democratisch” en de kiezer die dat niet doet is “populistisch”. Dat lijkt verdacht veel op de gang van zaken in de vroegere oosterse “volksdemocratieën”.

Dat betekent voorts dat extreemlinks zichzelf daarmee het recht toeschrijft over het gedrag van anderen morele oordelen uit te spreken. Extreemlinks verheft zich dus boven iedereen, ook de kiezer. Daarmee brengt het de democratie een steek recht in het hart toe. Want de democratie vereist nu net dat men zich onthoudt van morele oordelen over wat de kiezer heeft geoordeeld. Het enige wat in een democratie mogelijk kan zijn, is het informeren en daartoe dient een fatsoenlijk, dus neutraal openbaar debat.

Maar er is nog een derde element.

Het bannen van het woord allochtoon roept onvermijdelijk de wereld op die Orwell zo pakkend heeft geschilderd. Die wereld van de Big Brother, waarin een overheid het leven van iedereen tot in de details controleert om het te beheersen, is maar mogelijk dank zij het bestaan van Nieuwspraak. Oorlog is vrede! Vrijheid is slavernij! Onwetendheid is kracht!

Onderwerpen waarvoor men geen woorden heeft, kan men niet tot voorwerp van discussie nemen. Woorden ontstaan immers uit de behoefte iets te benoemen dat mensen belangrijk vinden.  Door de betekenis van woorden te verdraaien – zoals Orwell laat zien -, of sommige woorden te bannen – zoals extreemlinks in Gent wil – verhindert men de kiezer – dit is: de vrije burger – over dit onderwerp op een degelijke manier te discussiëren. Door die woorden te bannen die op onderscheid tussen mensen wijzen, wil extreemlinks haar wereld aan anderen opleggen. Niet door het eerlijke, open gesprek, maar volgens de principes van een Orwelliaanse dictatuur.

Waarmee extreemlinks op zichzelf de verdenking laat dat het haar niet om het lot van de allochtoon te doen is, maar om de vestiging van haar marxistische utopie.

 

 

David Miller over nationaliteit en burgerschap

Geïnterviewd worden heeft op de spreker een uitwerking die gelijkaardig is met de uitwerking die het schrijven op de auteur heeft: het zet aan tot verder overdenken en opent vaak nieuwe perspectieven of legt verbanden die voorheen verborgen bleven.

Mijn interview in Doorbraak onder de titel “De Gucht amputeert de mens” heeft me doen denken aan de opvattingen van David Miller in diens Citizenship and National Identity. Miller (° 1946) is geen theoreticus van het nationalisme, maar een politieke theoreticus. Dat is interessant, want Miller verdedigt de stelling dat sociale rechtvaardigheid slechts bereikt kan worden in het kader van een nationale staat, die bijeen wordt gehouden door verwijzing naar een samenhangende basiscultuur.

Miller verzet zich uitdrukkelijk tegen de opvatting dat de nationale staat door de globalisatie aan de ene kant en het opkomen van gefractioneerde identiteiten ( zoals homofiliegroepen) aan de andere kant leeg en krachteloos zou worden gemaakt. Miller ontkent vanzelfsprekend niet de invloed van de globalisering of van de vele postmoderne identiteiten, maar stelt dat hun effect niet mag overdreven worden. In dat opzicht is hij het eens met theoretici van het nationalisme zoals Anthony Smith en John Hutchinson.

Miller, die zichzelf een sociaal-democraat noemt en zich “links” plaatst, is van oordeel dat de waarden en ideeën die aan de basis liggen van wat hij het republikeins burgerschap noemt, dringend moeten gehervalideerd worden.

Om te beginnen maakt Miller een onderscheid tussen de republikeinse vorm van burgerschap, de liberale opvatting en, tenslotte, de libertaire visie.

“Republikeins” is niet wat vele Vlaamse nationalisten denken, namelijk: niet-monarchaal. Onder republikeins burgerschap verstaat hij het opereren in een delibererende maatschappelijke orde, waarin de beslissingen het gevolg zijn van een open discussie onder de burgers, die bereid zijn naar de mening van anderen te luisteren en desnoods hun eigen mening willen herzien. Dit hooggestemd ideaal vereist een hoge mate van persoonlijke betrokkenheid bij het geheel van het maatschappelijke leven en, bovenop, de zo mogelijk nog moeilijker te bereiken ware debatcultuur, die hier, in Vlaanderen, ver te zoeken valt. Het bestaan van een onding zoals het cordon sanitaire tegen één partij is nou net het omgekeerde van de debatcultuur die Miller voor ogen staat. Critici zullen gelijk ook wijzen naar de enorme verantwoordelijkheid van de pers. Hoe het daarmee is gesteld werd dezer dagen nog eens bewezen door het optreden van een journalist van een zichzelf toonaangevend noemende krant, die erin bestond één zinnetje uit een interview van drie bladzijden zodanig uit te vergroten, dat het misvormd werd tot hét nieuwsitem van de week. Het was niet de eerste keer dat hij deze techniek gebruikte…

Als ideaal is het republicanisme van Miller ongetwijfeld zeer nastrevenswaardig.

Omdat zo’n ideaal per definitie al zo moeilijk haalbaar is, gaat Miller op zoek naar de basisvoorwaarden voor zo’n kwaliteitsvol openbaar debat. Miller stelt als de hoofdbasisvoorwaarde het bestaan van een gemeenschappelijke basiscultuur, die hij niet in de wereld van de globalisatie vindt, noch in de onderscheiden deel-identiteiten, doch alleen mogelijk acht binnen de grenzen van een nationale staat. Hiermee komt hij op de golflengte van schrijvers zoals Anthony Smith, Montserrat Guibernau en John Hutchinson, hoewel hijzelf geen etnosymbolist is. Deze auteurs zijn namelijk van mening dat naties gebouwd worden op oudere, soms gedeeltelijk vergeten, vaak puur etnische ideeën en mythen, maar in ieder geval op een mentale onderlaag die door alle leden van de gemeenschap gedeeld wordt. Zonder die (oudere) grondslag heeft een natie geen samenhang en valt ze uit elkaar in rivaliserende facties.

In het voorbijgaan – en dat is interessant voor Vlaamse nationalisten – wijst Miller erop dat separatisme volgens hem moreel verdedigbaar kan zijn, maar dat vormen van federalisme of decentralisatie soms betere oplossingen zijn voor de spanningen tussen onderscheiden nationaliteiten in één land.

Vlaamse nationalisten moeten dus argumenten verzamelen waarom afscheiding in het Belgische geval een betere optie is dan een verder uitbouwen van een of andere vorm van federalisme – en hiermee is niet bedoeld: het onderzoeken of het streven naar confederalisme de beste methode is om het einddoel te bereiken, want dat is een kwestie van politieke tactiek. Ze moeten dit doen op het niveau van de genoemde basiscultuur.

Terugdenkend nu aan de opvattingen van De Gucht en zijn geestesgenoten, is het interessant het onderscheid onder het licht te brengen dat Miller maakt tussen zijn republikeins burgerschap, dat veel weg heeft van een “vrij maar verantwoordelijk”- verhaal, bekend bij N-VA, en wat hij liberalisme en libertarisme noemt.

De liberalistische opvatting van burgerschap bestaat er volgens Miller uit dat de maatschappij opgevat wordt als een geheel van rechten en plichten, met een onderlinge balans die voortdurend verschuift.

De libertaire opvatting vat de maatschappij op als een geheel van mogelijkheden, waaruit het individu naar eigen believen put. De Gucht behoort duidelijk tot deze laatste groep.

De beide liberalistische opvattingen onderscheiden zich van de republikeinse, doordat ze zich niet oriënteren op de individuele betrokkenheid bij het maatschappelijk debat, dat uitgaat van de gezamenlijke verantwoordelijkheid van een door een gemeenschappelijke cultuur samenhangende groep en dat de toekomst van de hele groep op het oog heeft. Liberalistische opvattingen “consumeren”. Ze trekken het individu a.h.w. uit de gemeenschap en plaatsen het ertegenover. De Milleriaanse republikeinse zienswijze eist persoonlijk engagement en zelfs opoffering, niet alleen als methode, doch ook als zijnswijze. Republicanisme “produceert”.

Voor deze opvatting valt veel te zeggen. Ze verwijst immers naar respect voor de menselijke waardigheid al zodanig. Die maakt immers dat de burger aan zichzélf verplicht is te streven naar hoogwaardig maatschappelijk en sociaal gedrag. Anders degradeert hi zichzelf. Zo’n burger “consumeert” dus niet. Hij schépt voornaamheid. Denk maar aan: Bildung.

Ook de sociale dimensie is eveneens erg belangrijk, want sociale rechtvaardigheid, de uitbouw van een goed functionerende nationale gemeenschap en het respect voor de waardigheid van de mens ( cfr mensenrechtenverklaringen) vullen elkaar aan.

Dat zei de Italiaanse nationalist Mazzini overigens in de negentiende eeuw al.

Dit alles bevat stof voor weerwerk tegen zowel de liberalen als de socialisten in dit land, die er maar niet in slagen het nationalisme een passende plaats in het openbare Vlaamse leven te geven.

 

 

Jaak Peeters

Feb. 2013

 

Een staatsgreep

Terwijl de Joëls de Ceulaer van deze wereld NV-A voorzitter Dewever ertoe dwingen zijn tijd te verprutsen met het antwoorden op domme vragen waarop iedereen met een middelmatig verstand voor de vuist weg het juiste antwoord kan geven, voltrekt zich over onze hoofden heen een heuse staatsgreep.

Ditmaal zijn het geen generaals die samenzweren of een of andere duistere groep ultra’s van welke slag ook. En neen hoor: het gaat ook niet om sympathisanten van de jaren dertig, meneer Coburg! Het gaat dit keer om technocraten, steeds meer de ware beslissers die in hun kantoren van twaalf hoog onze economie én onze politiek in de door hén gewenste richting sturen en daartoe zonder meer onze democratie de nek omdraaien.

Men zou zeggen dat dit soort dingen voorpaginanieuws is en voorwerp van ellenlange discussies en analyses. Niks daarvan. Wij doen alsof onze neus bloedt, houden ons bezig met hoofddoeken en de vraag of regenboogtruien al dan niet door een burgemeester mogen verboden worden.

Het zit zo.

Herman van Rompuy, zichzelf democraat én “president” van Europa noemend, zelf wel beter wetend maar zoals zovele politici nooit het achterste van zijn tong te kijk latend, heeft een rapport gepubliceerd, begin december 2012. Van Rompuy stelt een “ Europese begrotingsunie” voor. Er moet een bankenunie komen. Daarnaast komen er begrotingscontracten. En in 2014 moet een heuse begrotingsunie tot stand komen met eigen belastingen. Jaja: ook Europa wil belastingen kunnen heffen. Zodat het Europees leger van Verhofstadt en co er meteen kan komen. Onze jongens kunnen dan op verre slagvelden gaan sneuvelen.

De Europese commissie maakt ( sinds het nieuwe stabiliteitspact zelfs al vrij snel) een plan op dat de beleidsoriëntaties, prioriteiten en doelstellingen op budgettair en economisch terrein voor de EU als geheel aangeeft. Een federale begroting zoals Obama dat doet. Dat wordt vervolgens door de Raad van ministers besproken. De lidstaten hebben dan enkele weken om deze Europese oekazes in hun eigen begroting op te nemen (niet: er commentaar op te geven! De minister heeft beslist, en het nationale parlement heeft zich niet meer te bemoeien) en die begroting dan door de Europese commissie te laten goedkeuren. Die controle door Europa gaat over alles wat geld kost en opbrengt. Dus over alles. Tot in de details.  Exit Vlaamse autonomie. Wie zich niet aan de regels houdt, wordt zonder meer onder toezicht gesteld.

Ewald Engelen zegt hierop dat er tussen het door ons gekozen nationale parlement en de kiezer een contract bestaat: “wij stellen U aan om onze wensen ten uitvoer te leggen”.

Daar grijpt nu van buitenaf een externe instantie van technocraten op in, en dat nog geen klein beetje ook. Daardoor wordt het contract dat wij met onze parlementen hebben, zonder meer kapotgemaakt.

Engelen zegt: als van Rompuy zijn zin krijgt, dan heeft Nederland geen parlement meer, maar een Raad van Toezicht.

Ik voeg eraan toe: dan hebben we zelfs geen democratie meer. Dit is immers een heuse staatsgreep. Want het is aan de DEIMOS om te bepalen welke de doelstellingen en beleidsoriëntaties zijn die moeten worden nagestreefd. Het is best mogelijk dat de Euro zonder dergelijke staatsgreep niet overeind blijft. Maar zelfs dan komt het niet de technocraten toe om onze democratie onderuit te halen. En dat men niet kome aandraven met het Europees “parlement”. Voor zover die vergadering niet zélf in een antinationale logica zit gevangen (“steeds méér Europa en wat nationaal is, is slecht”), komt het ook die Europese vergadering niet toe om het contract tussen kiezer en zijn nationaal parlement te doorkruisen. Dat recht heeft namelijk niemand. Alleen de contractanten zelf kunnen hun wederzijds contract opzeggen.

Dat iemand als Van Rompuy met dergelijke antidemocratische voorstellen voor de dag komt is hoogst verbazend, temeer daar hij mij zelf in een mail ooit gezegd heeft goed te beseffen dat de Vlaamse bevolking rond Brussel radicaliseert vanwege de toenemende verbeulemansing van haar gemeenten. Van Rompuy heeft dus duidelijk weet van het bestaan van onvrede en maatschappelijk ongenoegen. Het moet hem bekend zijn dat in een zeer recent Frans rapport van de prestigieuze Sciences Po, een  Parijs instituut voor politieke wetenschappen, gebleken is dat het vertrouwen van de modale Fransman in Europa vrijwel nihil is.

Door desondanks toch een dergelijke technocratische staatsgreep te willen plannen wordt de complete afwezigheid van enig democratisch aanvoelen bij de leidende Europese kliek openlijk getoond. De dames en heren beseffen niet hoever ze van het volk afstaan en hoezeer het ongenoegen, de spanning, de haat zelfs zich aan het ophopen is.

Op een vergelijkbare manier is de Franse Revolutie gegroeid: uit stijgend ongenoegen en opgekropte wrok.

Eurocratië lijkt de zelfvernietiging van Europa – want iets anders kan hier niet uit voortkomen – wel doelbewust na te streven. Op een ogenblik dat het volksnationalisme zich overal sterk manifesteert niettemin toch een weg opgaan die nu net compleet tegengesteld is aan de diepste streefdoelen van dat nationalisme, kan niets anders dan tot oorlog leiden.

Staatsgrepen leiden overigens zelden tot vrede.

Helaas vallen meestal niet de ware schuldigen, maar soms miljoenen simpele sukkelaars, die het allemaal niet hebben gewild maar naar wier mening nooit werd gevraagd, laat staan: geluisterd.

Niet door politici. Niet door technocraten. En niet door journalisten.

 

 

Jaak Peeters

Feb 2013