Waarom zwijgen we hier over?

Een NPO-uitzending

Heel onlangs bracht de NPO een lange uitzending met de vergrijzing van Nederland als thema.

Als de cijfers enigszins juist zijn, zal zowat 40% van de bevolking van Nederland in 2040 ouder zijn dan 65. Dat is over 16 jaar.

Zowat de helft daarvan zal 80+ zijn.

De grote vraag die in het bedoelde programma aan de orde was luidt: hoe vangen we als samenleving dit op? Hoe zorgen we ervoor dat iedereen de normale menselijke rechten kan blijven genieten?

De problemen werden op een uitvoerige en onderbouwde wijze uitgesponnen.

Ziehier enkele van de in de uitzending aangehaalde vraagstukken:

De allereerste vraag luidt: als die mensen met pensioen zijn, hoe zullen die pensioenen dan betaald raken?

Omstreeks dezelfde periode namelijk zal het aantal mensen op productieve leeftijd niet groter zijn dan dat van de gepensioneerden. Men komt aan dat cijfer door de extrapolatie van het huidige aantal twintigers.

Kan men van de ene helft van de samenleving eisen dat die de andere helft onderhoudt? Echt?

Uit onderzoek blijkt dat de twintigers van vandaag zich goed van dit probleem bewust zijn. Velen onder hen kijken er met een vorm van wanhoop tegenaan, want ze vragen zich af wat er van hun brutoloon nog over zal blijven voor hun eigen pensioen of om een huis te kopen of om kinderen groot te brengen.

Wat dat laatste betreft blijkt dat het alarmisme vanuit de klimaatactivistische wereld zijn maatschappijvernietigend effect niet mist: steeds meer twintigers vragen zich af of het nog wel zin heeft kinderen te krijgen, omdat de wereld toch om zeep gaat. Ook te onzent heeft zowat een derde van de hooggeschoolde jonge vrouwen geen kinderen.

De vraag wordt dan nog groter: waar zal het nodige geld dan vandaan komen?

Om op deze vraag te antwoorden stellen sommige beleidsvoerders voor meer immigranten aan te trekken. Zelfs als al die immigranten zich zouden gedragen zoals verlangd wordt, hetgeen zoals eenieder weet jammer genoeg vaak niet het geval is, dan nog is dit slechts uitstel van executie, want die immigranten worden zelf ook oud.

Een ander probleem is dat van de toenemende zorgbehoeften. Net als in Vlaanderen worstelt de zorgsector met een immens tekort aan zorgverleners. Sommigen rekenden uit dat als de hoger genoemde groep van productieven een stuk van de zorg op zich zou moeten nemen – dus bovenop een volledige baan, want deeltijdse banen zullen nooit genoeg opbrengen – dan is de vraag hoe die mensen dat zullen volhouden: een dagtaak, kinderen en vervolgens nog vele uren zorgverlening, terwijl verschillenden onder hen nu al mantelzorger zijn. Ook voor hardwerkende productieven zijn er maar 24 uren in een dag. Een bijkomende vraag gaat dan over de gevolgen van het sociale leven en zelfs het huwelijksleven.

Vervolgens rijst de vraag of de mate van zorg zelf niet moet veranderen. Moet de mate van zorg die ons vandaag als “normaal” voor ogen staat, op dit peil gehandhaafd blijven? Als gevolg van een tekort aan zorgverleners die nu al te schaars voorhanden zijn, is dit zorgpeil echter vaak nu al benedenmaats.

Gaan we dan naar een toestand waarbij sommige zorgen vanaf een bepaalde leeftijd gewoon niet meer gegeven worden? Of dat gekozen moet worden tussen de zorgvragers: de ouderen moet afzien van een nieuwe heup, zodat een jongere een knieprothese kan krijgen? Is dit de beschaafde wereld waarop West-Europa zich beroemt?

Ouderen nemen gelukkig ook zelf initiatieven. Bijvoorbeeld ontwikkelen ze zelf nieuwe samenlevingsvormen, waarbij een klein groepje ouderen zelf voor zoveel mogelijk zorg aan elkaar instaat. Zo besluiten bijvoorbeeld oudere koppels met drie koppels samen een huis te kopen en vervolgens een hoop dingen als een nieuw soort gezin aan te pakken. Maar wat als één van de leden van een koppel overlijdt? Moeten de anderen dan erfbelasting betalen? Het blijkt nu dat de regelgeving in Nederland zo stroef vast zit, dat dergelijke soms originele oplossingen vaak zwaar gehinderd worden. En de overheid: die hoort niet langs die kant.

Het is zonneklaar dat Nederland voor de aartsmoeilijke opdracht staat om een nieuw samenlevingsmodel te ontwikkelen, een soort nieuw Deltaplan, dat voor een hele generatie en misschien wel verschillende generaties de contouren vastlegt van de Nederlandse samenleving die Nederland wil zijn.

Helaas: dat deltaplan is er niet.

En Vlaanderen?

Het hoger ruw geschetste beeld is dat van een rampzalige toestand. Dit kan niet goed aflopen.

Jammer genoeg is het in Vlaanderen niet veel beter.

Een voorbeeld: men heeft zopas berekend dat in Eeklo (22 000 inwoners) al omstreeks 2030 één vierde van de bevolking 65+ zal zijn. En Eeklo is slechts een gewoon typegeval, een doorsnee: het is elders in Vlaanderen niet beter. En neen: het gaat hier om 2030, en niet de 2040 waar NPO over spreekt!

Daarmee verbonden is dan uiteraard de kwestie van de opvang van bejaarden. De subsidieregeling heeft tot gevolg dat mensen die “nog te goed zijn”, vaak voorlopig geen onderdak in een rusthuis kan worden gegeven. Men geeft voorrang aan mensen die zwaar behoevend zijn. Dat lijkt wijs. Maar de middelen die bij de opvang van die oudere behoeftigen nodig zijn, zijn ook niet altijd beschikbaar – en dan gaat het niet alleen om direct personeel maar ook om de algemene omringende zorgen die gewoonlijk door vrijwilligers worden opgepakt. Er is ook aan vrijwilligers een tekort, onder meer omdat mensen die daarvoor in aanmerking zouden komen vaak ook nog werken.

Ook in Vlaanderen is de kwaliteit van de zorg in rust- en verzorgingstehuizen vaak beneden elk peil. En dan is er de vraag: is het nog wel mogelijk om die nodige zorg te geven, als we zien hoeveel niet-ingevulde vacatures er zijn?

Men moet goed beseffen waarover het hier gaat: dit betekent bijvoorbeeld dat er gewoon geen tijd is voor een fatsoenlijke hygiënische verzorging; dat het menselijk en sociaal contact met de bejaarden minimaal is; dat de immobiele bejaarden de hele dat lang in hun zetel vastgekluisterd zitten omdat niemand van het personeel tijd heeft om hen naar de cafetaria te brengen.

Als het voorkomt – en dat komt regelmatig voor – dat een hulpbehoevende met spoed naar het ziekenhuis moet, wordt de ambulance opgebeld, maar tijd om slaapkledij, medicatievoorschriften en allerlei belangrijke parafernalia mee te geven is er niet.

Heel vaak wordt een beroep gedaan op buitenlanders. Maar die verstaan de taal niet, ook omdat vele oudere mensen hun dialect hanteren. Dat vergroot de vereenzaming van de ouderen nog meer.

Het antwoord daarop luidt vaak: betaal dan de zorgverleners meer! Dat lijkt inderdaad de oplossing. Alleen: hoe zal dat betaald worden?

De demografische ontwikkelingen die hiervoor voor Nederland werden beschreven doen zich, zoals al aangehaald, ook in Vlaanderen voor: de productieven krijgen daardoor een onmogelijke last op de schouders. Velen onder hen moeten nu al voor hun ouders zorgen – en soms komen daar nog eens grootouders bovenop. Bovendien bestaan er regelingen dat kinderen financieel moeten bijdragen voor de zorgen voor hun ouders, als de middelen van die ouderen zelf niet volstaan om de kosten te dekken. Dat levert een extra financiële knip op ten nadele van de productieven.

Door de felle daling van het geboortecijfer kalft ook in Vlaanderen het contingent waaruit gerecruteerd kan worden voor de zorg navenant af. Ook in Vlaanderen klinkt de maatschappij-ontwrichtende boodschap vanuit de doemwereld van de klimaatactivisten: waarom nog kinderen krijgen? En zelfs de lui die koppig tegen de stroom willen inroeien, worden geconfronteerd met een overheid, die de bewoner van dit land voornamelijk als een bron van inkomsten ziet, die zo goed mogelijk moet vastgehouden worden.

Ook in Vlaanderen zal binnen afzienbare tijd de vraag rijzen: vanaf welke leeftijd voeren we bepaalde medische behandelingen niet langer uit? Of zullen de jongeren voorrang krijgen? En wordt wat verstaan wordt onder “jongere” niet snel vloeibaar?

Een beschavingsprobleem

Als het over deze problematiek gaat, wordt veelal de financiële trommel geroerd. Het vraagstuk dat hier aan de orde is, wordt geformuleerd in financiële termen, in termen van de duur van de actieve loopbaan ten einde voldoende geld te genereren – alsof de toestand waarbij de ene helft van de bevolking de andere moet in stand houden op welke manier dan ook lang kan worden volgehouden.

Wie hierover nadenkt, merkt al gauw dat er geen deeloplossingen bestaan. We komen er niet met wat oplapwerk hier en wat bijpappen daar. Er is een diepergaande benadering nodig. Die is samen te vatten in de vraag hoe we met z’n allen willen samenleven en wat daarbij de leidende principes moeten zijn. Want doorgaan op de weg die in de vorige eeuw werd gebaand toen er 5,6 kinderen per gezin waren, zit er gewoon niet langer in. De zaak moet herbekeken worden, van op de bodem en rekening houdend met de principes waarvoor we met z’n allen kiezen.

Dit is geen zaak voor Europa, dat te ver van de mensen staat om meer te kunnen doen dan te goochelen met immigratie- en andere cijfers. Het is zelfs geen Belgisch probleem, omdat de principes van het samenleven vanuit de samenleving zelf moeten oprijzen. Hoe pak je het op Belgische schaal aan als Waalse topleiders het prima vinden dat Walen minder werken en toch meer verdienen? Op die manier is elke overeenstemming erover ondenkbaar en elke oplossing onhoudbaar. En precies die diepliggende overeenstemming: dat is wat men cultuur noemt.

Laten we bijvoorbeeld eens denken aan die landen, die wij geneigd zijn te klasseren als “onderontwikkeld”. Daar kent men althans niet in die mate de hier beschreven problemen. Mensen leven daar in families, die tegelijk als opvang dienen voor ouderen. Als we in die richting denken, dan moeten we ook gaan denken aan de manier waarop we als gemeenschap bouwen en wonen, hoe we ons land inrichten, hoe de bereikbaarheid van allerlei diensten moet georganiseerd worden, hoe de opvoeding van kinderen verloopt en zoveel meer.  

Bovendien moeten we ons afvragen of mensen ook na hun pensionering niet makkelijker een stuk productief werk zouden mogen/kunnen verrichten, hetgeen voor alle partijen een bijkomende bron van inkomsten en vreugde kan zijn. Ouderen hebben immers nog talenten en het is fout om ouderen meteen “out” te verklaren. Misschien moeten we af van een stuk rigiditeit.

Het ziet er dan naar uit dat er veel grotere problemen op de plank liggen dan de digitalisering. Een cultuurprobleem van formaat. En precies dat klinkt toch zo zwakjes in deze verkiezingstijd!

Jaak Peeters

Maart 2024

’t Zal wel gaan? ’t Zal wel moeten!

Een verschrikkelijke partij

Heel onlangs noemde NVA-voorzitter Bart De Wever Groen “een verschrikkelijke partij”.

Zijn stelling luidde dat Groen een demoraliserende, anti-blanke en anti-Vlaamse politiek voert en voorts drijft op het idee dat de mensheid de natuur in gevaar brengt en dat daarbij de blanke westerling de grootste schuld draagt. Groen sluit zodoende aan bij de wokenaars aller landen en spreidt het bedje voor extremistische groepen zoals Human  Extinction en de protagonisten van De Laatste Generatie. De mens is schuldig en de blanke mens nog het meest. En, daarnaast en bovenop, om er maar even naar te wijzen: hoelang nog zal het duren voor Groen de transkleuters op de agenda zet? Van Groen kan men alles verwachten. Als het maar bijdraagt tot de vernietiging van onze traditionele maatschappij.

Deze totale quasi-zelfmoord en de illusies van de groene klimaatreligie brengen veel jonge mensen ertoe geen kinderen meer op de wereld te zetten. Gekoppeld aan de massale immigratie, waarvan Groen openlijk voorstander is, is dit het dodelijke recept voor het uitsterven of minstens decimeren van de autochtone Vlaamse bevolking.

Weggedreven van de door de ervaring gegroeide levenswerkelijkheid achten zij zichzelf niettemin de enige ware wereldverbeteraars. Wie hen tegenspreekt, oogst donder en bliksem en bewerkstelligt de heuse ondergang van de planeet. Zodoende wordt de andersdenkende afgeschilderd als de hindernis naar een gezonde natuur (wat zoiets ook moge betekenen!), en krijgt die vervolgens de schuld voor zowat alles wat er volgens Groen misloopt.

Stigmatiserende  partijen

Volgens het woordenboek is een stigma een merkteken. Stigmatiseren is een merkteken aanbrengen. Bijvoorbeeld door te brandmerken.

Of in gewoon volks Nederlands: etiketten plakken.

Dat  is precies wat Groen doet. Elke dag opnieuw. Iedereen die hun mening bestrijdt, behoort volgens hen tot de extreme rechterzijde en is ‘dus’ slecht. En slechteriken verdienen slechts te worden bestreden. Verdere definities of verklaringen zijn overbodig: het etiket is gekleefd.

Groen vertelt dus niet alleen een anti-Vlaams verhaal, maar het gaat zich ook te buiten aan stigmatisering. Elke discussie is op voorhand gesloten. Bij voorbaat schuldig.

De partij Groen is een vat vitriool.

Groen schiet de hoofdvogel af, maar de communisten van Raoul Hedebouw kennen er ook wat van. Ook zij zijn deskundig in het kleven van vernederende en beledigende etiketten. Hun ideologie dobbert op etiketten: de profiterende rijken versus de werkende armen. Altijd hetzelfde liedje. Wie het niet meezingt, hoort automatisch in het vijandelijke kamp.

En dan zijn er de onverbeterlijke anti-Vaamse belgicisten, voornamelijk in de liberale hoek. Wat belgicisme met het authentieke liberalisme te maken heeft, is een raadsel. Het liberalisme was oorspronkelijk een beweging van intellectuelen tegen overheid en kerk met het oog op vrijheid van denken en handelen. Het paste perfect bij de idealen van de Verlichting. Maar wat het afsnoeren van de ontwikkeling van een Vlaamse gemeenschap te maken heeft met Verlichting en liberalisme, is volstrekt raadselachtig.

Dergelijke partijen hebben weliswaar de mond vol over eensgezindheid en de samenhorigheid, maar ze kunnen alleen functioneren als tegen vijanden kunnen strijden. Die vijanden dienen om het bestaansrecht van hun eigen groep te bewijzen.

Samenhorigheid

Ook al draait zowat het hele vlaamsvijandige kamp op etikettenplakkerij en het beschuldigen van anderen, toch moeten we daar als Vlamingen niet aan meedoen. Laten we vooral niet het deuntje van onze vijanden zingen. Ook niet omdat de “ons vijandige pers”, zoals wijlen Karel Dillen dat altijd zei, ons anders aanvalt. Dat doet ze sowieso toch: 80% van de journalisten is groen en links.

 Het komt er voor de Vlaamse politiek op aan te zoeken naar wat samen kan horen. Vlaanderen moet zijn: een warme samenleving van vriendelijke mensen, “waar het bier elke discussie weer beslecht” – wie zong het ook alweer? Hard werken is nodig, maar onvoldoende.

We moeten ons afvragen waar in onze samenleving er gelijkgerichte vergezichten te vinden zijn, mensen die in dezelfde richting blikken. Partijen moeten uiteraard hun identiteit bevestigen en zijn dus verplicht om in het licht te plaatsen wat hen van de anderen onderscheidt. Maar soms  moeten we toch maar eens wat meer aandacht geven aan wat gemeenschappelijk is. Aan wat nu net NIET onderscheidt.

En dan dringt zich onverbiddelijk één duidelijke vraag op: wat is er gemeenschappelijk aan (het programma van) N-VA en VB?

Laten we geen uitvluchten zoeken. Over een partij die te veel toegeeft of te veel kansen liet liggen. Of over een andere partij waarin men onwelriekende tendenties meent te ontwaren. Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen. Dat is toch zo?

De vraag is dus: wat is er gemeenschappelijk? Er is met zekerheid alvast één punt: de ontplooiing van Vlaanderen als een zelfstandige staat. En beide groepen willen een warme Vlaamse gemeenschap. En ja hoor: er zijn nog meer punten. Het probleem van de nataliteit. En het drugsprobleem. En het probleem van de straffeloosheid van jongerenbendes. Politici schudden er wel meer uit de mouw.

Plasterk

Onze Noorderburen hadden Prof. Plasterk ingehuurd om precies die gemeenschappelijkheid op te zoeken, met het oog op het vormen van een rechtse regering.

Het gaat om het principe. Ronald Plasterk, de socialist, was bereid om doorheen de chaos van politiek gewoel te varen, omdat hij vermoedde dat er een kern van gemeenschappelijkheid zou kunnen gevonden worden. Nederland heeft dit nodig. Zonder te verdrinken in het politieke en intellectuele moeras van onze tijd, toonde hij de moed die noodzakelijk is om de énige zinvolle weg op te gaan en niet in de polariserende val te trappen. Hij sprong over zijn eigen schaduw.

Stel je voor dat de twee Vlaamsgezinde partijen Mark Elchardus zouden aanspreken?

Er bestaat in Gent een oude studentenvereniging onder naam ’t Zal wel gaan.  In deze zaak geldt echter het ’t Zal wel moeten.

Jaak Peeters

Februari 2024

De verengelsing van onze samenleving.

Met verwijzing naar Philippe Van Parijs.

Inleiding

Deze bijdrage is de derde in een reeks die zich vooral richt naar politici die werkzaam zouden kunnen zijn onder de volgende Vlaamse regering.

In een eerste bijdrage van Doorstroming werd gepleit voor een echte minister voor cultuur. U vindt die tekst hier: https://doorstroming.net/2023/11/12/culturele-weerbaarheid/

In een tweede bijdrage ging het over het onderwijs. Die tweede bijdrage wil laten zien dat de taak van de nieuwe titularis voor onderwijs veel ruimer is dan wat men daar traditioneel onder verstaat. De toekomstige ministers van onderwijs en cultuur zullen intens moeten samenwerken. Deze bijdrage vindt u hier: https://doorstroming.net/2023/12/11/over-pisa-schermhangende-kinderen-cultuur-en-onderwijs/

Onderhavige bijdrage bestaat uit drie delen.

In een eerste deel wordt op een vrije manier ingegaan op een analyse van de hand van Prof. Van Parijs. In het tweede deel volgt een aanvulling op zijn analyse. Het derde deel is een samenvattende conclusie.

Deel 1. Analyse

A.  Philippe Van Parijs

We gaan uit van een tekst in Wetenschappelijke Tijdingen van december 2023 van de hand van Philippe Van Parijs. Hij verscheen onder titel “Verengelsing als valkuil en reddingslijn”.

Voor wie Philippe Van Parijs niet kent: hij is hoogleraar aan de UCL en de Harvard. Deze Franstalige spreekt ook vloeiend Engels en Nederlands. Hoewel hij dus de positie van de Vlamingen kent, moet hij vanuit Vlaams standpunt niettemin kritisch worden gevolgd. De reden hiervan vindt u onder meer hier: https://doi.org/10.4000/brussels.403

Van Parijs schrijft al lang over verengelsing en hij doet dat op een sociologische manier. Zijn tekst in Wetenschappelijke Tijdingen brengt voor bewuste Vlamingen heel wat concrete inzichten.

B. De verengelsing van het hoger onderwijs als probleem

Vooreest: die verengelsing is meer uitsproken voor de kleinere taalgebieden en op de hoogste nivau’s van het hoger onderwijs. Dat is een waarschuwing voor Vlaanderen.

Als de kwaliteit van de kennisoverdracht van docent naar student lijdt onder de zwakke beheersing van het Engels bij docenten of studenten, dan is er een tweede probleem. Dit kan de roep om méér Engels  versterken.

Een derde probleem is dat Engelstalig onderwijs een hinderpaal kan zijn voor de lagere sociale klassen. Daarmee wordt een diepere verengelsing een concreet punt.

Een vierde probleem probleem is dat verengelsing van het hoger onderwijs een kloof schept tussen maatschappij en het relatief kleine milieu van het hoger onderwijs. Hier stellen zich problemen zoals vervreemding, ongewenste elitevorming en polarisatie in de samenleving.

Het vijfde probleem is dat verengelsing uiteraard de status van de andere talen aantast. Ervaring leert dat de aantasting van de status van nationale talen door het Engels zelfs grotere taalgebieden treft. We zien bijvoorbeeld dat publicaties op het gebied van etniciteit vanuit Frankrijk en Duitsland in toenemende mate in het Engels zijn gesteld, al zijn er tal van argumenten om nu net deze studies voor locale verantwoordelijken makkelijker toegankelijk te maken.

C. De verengelsing gaat snel: waarom?

De kernoorzaak van de verengelsing van ons hoger onderwijs is te vinden in de internationalisering.

Waarom internationaliseren universiteiten?

De eerste oorzaak die Van Parijs opgeeft is de demografie. Doordat er binnen de EU (en deels ook daarbuiten) een vrij verkeer van personen is, stromen ook aan onze universiteiten studenten van andere nationaliteiten toe. In verhouding neemt het aantal studenten met Nederlands als moedertaal af. Hoe meer buitenlandse studenten, hoe groter de druk om in het Engels te functioneren. Dat trekt op zijn beurt nog meer buitenlandse studenten aan.

Een tweede reden is dat Engelstalig onderwijs meer kansen biedt op de internationale arbeidsmarkt.

De derde reden is persoonlijk: vloeiend zijn in het Engels schept vele internationale contactmogelijkheden.

D. Andere factoren

Een essentiële en zeer sterk bepalende factor die de internationalisering resp. verengelsing versterkt is te vinden bij de EU-politiek.

Ten eerste is er de bewuste EU-politiek gericht op uitwisseling van studenten uit verschillende landen: het Erasmusprogramma. Het was de bedoeling om jongvolwassenen uit heel Europa zoveel mogelijk met elkaar in contact te brengen. Dat had ook gekund door meer talen te leren, maar zo heeft de EU het niet begrepen. De EU-slogan “X+2 talen” loopt vaak uit op alleen maar één taal, namelijk Engels.

Het is niet moeilijk om hier een bewuste denationaliserende en EU-nationalistische politiek in te zien. Voor de EU-leiding is het immers van groot belang dat er een soort Europees denkende elite ontstaat, die zich uit de nationale gemeenschap heeft losgemaakt en daarbij gebruik kan maken van een taal, die in de EU zelfs niet de nationale taal is van enige lidstaat.

Aanvullend hierbij is er de Bologna-verklaring van 1999, waarin de graderingen van het hoger onderwijs over de hele EU geüniformiseerd werden. Voor afgestudeerden is dit zeer aantrekkelijk, omdat de wederzijdse erkenning van de diploma’s tegemoet komt aan het mobiliteitsverlangen van jongeren.

Tenslotte is er een uiterst belangrijke factor die de internationalisering en daarbij horende verengelsing grote vaart geeft: dat zijn de internationale ‘rankings’. Vergelijkende lijsten dus waarbij de universiteiten in een internationale rangschikking terecht komen. Hoe hoger een instelling in de rangschikking staat, hoe hoger het prestige. En dus: hoe meer instroom van studenten vanuit de hele wereld. Idem dito voor docenten en kredieten. Voor Van Parijs verklaart alleen reeds dit mechanisme in belangrijke mate de verengelsing.

Terecht schrijft Van Parijs dat ons hoger onderwijs in een marktmechanisme gevangen zit. Het zijn daarom de instellingen voor hoger onderwijs zélf die willen verengelsen. Men heeft dat, heel onlangs, nog kunnen constateren toen de rectoren van Leuven en Gent de Vlaamse taalpolitiek aan de kaak stelden, zogenaamd omdat hun uniefs daardoor in hun groei gehinderd worden.

E. De verengelsing stoppen?

Voor Van Parijs zou de EU moeten stoppen met het financieren van internationale studentenmobiliteit. Hoe hij dat precies opvat is niet zo belangrijk: deze financiering kan inderdaad niet tot de kerntaken van een EU behoren. En als de EU zich toch met dit soort materies denkt te moeten bemoeien, zou ze een systeem van rangschikking moeten opstellen, waardoor het hoger onderwijs los komt van het marktmechanisme.

Van Parijs is evenwel kritisch. Hij ziet een botsing met het verlangen van de EU om een heuse Europese elite tot stand te brengen. Bovendien is het ook voor de lidstaten  van belang om een massale uitstroom van intelligentie naar het Engelstalige buitenland te voorkomen, want die treft ook henzelf. En ook voor lidstaten blijft het aantrekkelijk om getalenteerde jongeren vanuit de hele wereld aan te trekken.

Heel even haalt Van Parijs de mogelijkheid aan van technologische spraakherkenning. Daarbij zou de student de automatische vertaling via een apparaat aangeboden krijgen. Maar werkt dit? En is het aantrekkelijk? En stemt dit overeen met de ambities van de jongeren zelf? En wat dat met het cursusmateriaal, dat vaak ontworpen is ten behoeve van de studenten uit de Angelsaksische wereld?

Van Parijs ziet nog meer aspecten.

Bijvoorbeeld: om het toekomstige studenten makkelijker te maken om later Engelstalig onderwijs te volgen, zullen sommigen vragen om ook in het secundair onderwijs meer Engels te hanteren.

Bovendien snapt eenieder dat leerlingen die géén grotere dosis Engels onderwijs kregen, zélf naar meer Engels zullen vragen, omdat ze niet willen onderdoen.

Deel 2:  Aanvulling

Ondanks de doordachte visie die Van Parijs ontvouwt, ontwijkt hij bewust of onbewust nog andere belangrijke aspecten van het probleem van de verengelsing.

Zo vertelt hij niets over de totale verengelsing van het wetenschappelijk onderzoek, waardoor de toegang tot van de kennis gereserveerd wordt voor wie goed Engelstalig is.

Vooral echter gaat zijn verhaal geheel voorbij aan een algehele verengelsing van de brede maatschappij. We zien die verengelsing op het meest simpele niveau van menselijke communicatie: het doorkomen van het woordje yes in plaats van ja bijvoorbeeld.  En woorden zoals ‘de kids’. Wie kent er onze Nederlandse liederen? Dan is er de pest van het onnodig Engels, zelfs bij sportclubs van puur plaatselijk belang: ‘United Heultje’ of op de camionette van de loodgieter om de hoek. André Rieu hanteert op het Vrijthof in Maastricht voor eigen publiek 80% Engels. Idem dito op radiozenders, waar de top-100 uit vrijwel uitsluitend Engelstalige nummers bestaat. Ieder kan naar believen aanvullen.

Zwijgen we dan nog over het bedrijfsleven en de druk van het internationale kapitalisme, dat geen enkel belang heeft bij een verscheidenheid van talen omdat zulks de winsten nadelig kan beïnvloeden.

We moeten ook beseffen dat hoe meer alles in de omgeving Engels klinkt, hoe aanvaardbaarder dat Engels wordt. Het wordt immers ‘gewoon’.

Dat alles wijst dus naar de dreiging van een totale denationalisering, mét medewerking van zogeheten progressieven, want de arbeiders mogen zich in hun strijd tegen het internationale kapitaal niet door zoiets onbenulligs als taal laten verdelen, nietwaar?  

De vrees is dat die denationalisering er zal komen mét goedkeuring van de meerderheid, want één wereldtaal is toch handig voor wie op reis wil?

Het invoeren van een geïnternationaliseerd gebruik van één bepaalde nationale taal kan echter heel gemakkelijk afglijden naar onrechtvaardigheid. Zo’ taalgebruik sluit immers aan bij een soort hedendaags mundiaal kolonialisme, waarin de Angelsaksen altijd het stokje hanteren, want zij functioneren in hun moedertaal. De orkaan van het Engels die de Europese volkeren treft, vindt immers mede haar oorsprong in de Amerikaanse dominantie, die wij domweg zelf verder onderhouden.

Ook de EU, genre Von der Leyen, is in dit verband duidelijk een gevaar. We zien hoe handelaren in het kleine, drietalige België  hun producten in het Engels voorstellen. Dan kunnen ze er in de EU overal mee wegkomen. Men kan zich ook onmogelijk inbeelden dat een federale EU-staat zou functioneren zonder één centrale taal, zeker in de bestuurlijke top. In de praktijk is dat overigens nu al het geval.

Deel 3:  Conclusie

Hoewel de verengelsing  zijn zijn concreetheid zeer zeker verder moet onderzocht worden, is het duidelijk dat er zich op wereldschaal een machtsstrijd afspeelt. Van Parijs spreekt hierbij over een slagveld tussen ideologieën: het neoliberalisme aan de ene kant en het nationalisme aan de andere kant.

Al gaat hij daar niet dieper op in: het is voor de alerte waarnemer duidelijk dat het neo-liberalisme het openbreken van nationale economieën op het oog heeft en dat zelfs het bestaan zelf van nationale identiteiten voor die ideologie hinderlijk is. In die zin is de feitelijke houding van een EU, waarvan de neo-liberale inspiratie bekend is, heel goed verklaarbaar.

Hoewel de strijd tussen liberalisme en nationalisme heel lastig is, valt er op dat punt wel degelijk wat te doen, al beschikt Vlaanderen over veel te weinig bevoegdheden om de denationalisering ten gronde aan te pakken. Een extra-reden voor een grondige staatshervorming!

Als voorbeeld en zonder daar hier verder op in te gaan: kwaliteit was altijd al een middel om uit te blinken. Onderwijs van hoog niveau schept sowieso aantrekkelijkheid, ook als dat onderwijs in het Nederlands is. Vooral kleinere culturen zijn altijd gebaat bij kwaliteit. Kwantiteit kan uiteindelijk nooit op tegen kwaliteit. De Princeton telt hooguit 11.000 studenten!

Of ten aanzien van Europa: dat zou de nationale talen ook kunnen steunen, in plaats van zich staatsnationalistisch op te stellen.

Het is in ieder geval duidelijk dat de neoliberale inbraak in onze cultuur moet gekeerd worden. Denk maar aan de zorg, bijvoorbeeld, waar de principes van winstmaximalisatie en de verregaande regilitis de kwaliteit bij het verzorgen van zieke of oude mensen hebben verdrongen. Dat is letterlijk een ziekelijke cultuur. Wij hebben een warme, menselijke samenleving nodig met sterke nationale entiteiten die deze warmte handhaven. Daarbij hoort ook een goed ontwikkelde eigen nationale taal. Dat vereist ook voldoende Nederlandstalig hoger onderwijs en dito onderzoek.

Het streven naar een echt cultuur- en onderwijsbeleid torent dan ook ver uit boven alle kleine querelanterij onder politieke partijen.

Ter afsluiting

Bij dit alles is het hoger onderwijs is zoals de kop van de vis: de verengelsing van de Vlaamse maatschappij begint bij het hoger onderwijs. En, och ja: na drie generaties tussen wal en schip zal Vlaanderen misschien zelfs een gelukkige Engelstalige maatschappij zijn. Maar welke verdienste hebben we dan, behalve dat we toegegeven hebben aan de macht van de sterkste? En we hebben dan wel geijverd voor de diversiteit van planten en dieren, maar de culturele op de afvalhoop geworpen.

Natuurlijk moeten we in de huidige omstandigheden Engels kennen. En over 50 jaar misschien Chinees. Of Hindi. Of Swahili. Zulke noodwendigheden zullen altijd blijven bestaan. Maar die noodwendigheden mogen of kunnen nooit het eigene vervangen. Want daarmee is veel meer verbonden dan geld, prestige en macht: menselijkheid en  authenticiteit.

Jaak Peeters

Januari 2024

Over PISA, schermhangende kinderen, cultuur en onderwijs

Twee studies.

Heel onlangs verscheen een studie van de Chinese onderzoeker prof. Philip Hui Li over de gevolgen van het overdadig spelen van computerspelletjes en langdurig TV-kijken. Het blijkt dat het doorbrengen van (vele) uren voor het (computer)scherm de menselijke hersenen al op jonge leeftijd vorm geeft. Er werden studies uitgevoerd op meer dan 30.000 kinderen jonger dan 12 jaar en men zag dat TV-kijken of computerspelletjes spelen een meetbaar en langdurig effect heeft op de structuur en de werking van hun brein. De effecten beginnen vroeg, houden lang aan, zijn verreikend en onomkeerbaar.[i]

De conclusie van prof. Li is dat het veelvuldig gebruik van schermen het menselijk brein verandert en, vooral, dat zulks diep ingrijpt op de menselijke evolutie.

Een tweede onderzoek leert ons dat sommige bijna onherstelbaar geachte ziekten door trainingstechnieken gunstig kunnen worden beïnvloed. Het gaat om Parkinson. Het blijkt namelijk dat langdurig volgehouden Tai Chi-training de noodzaak van klassieke therapieën merkbaar kan beïnvloeden. Motorische storingen in de hersenen bleken door deze training meetbaar te verminderen.[ii]

Zoals bekend is Parkinson een neurodegeneratieve ziekte. Dat wil zeggen dat sommige delen van het menselijke brein gaandeweg sterker aangetast worden. De resultaten van het genoemde onderzoek laten zien dat het mogelijk is om met Tai Chi-oefeningen invloed uit te oefenen op ons menselijk systeem.

Tai Chi was oorspronkelijk een Chinese gevechtskunst. Tegenwoordig zijn er ook in Vlaanderen groepen die Tai Chi beoefenen, veelal gewoon als een vorm van gecontroleerde bewegingsoefeningen.

Wat gemeenschappelijk is.

Ogenschijnlijk hebben die twee studies weinig met elkaar te maken. In het ene geval gaat het om het schermkijken en de gevolgen daarvan voor de structuur en de werking van de hersenen. In het andere geval gaat het om het positieve effect van een bepaald soort lichamelijke training op de ontwikkeling van een kwalijke degeneratieve ziekte.

Er zit niettemin één gemeenschappelijk element in beide studies. In de beide gevallen blijken de menselijke hersenen door extern zichtbaar gedrag gevoelig beïnvloed te kunnen worden.

Er dringt zich dus een conclusie op: wat mensen doen, heeft een vaak diepgaande invloed op het hersensysteem dat in sommige gevallen voorgoed veranderd wordt.

Eigenlijk weten we dat allemaal al langer.

Zo is het bekend dat de motorische hersenen van muziekartiesten anders ontwikkeld zijn dan die van “gewone” mensen.

Het is ook bekend dat mensen in hun brein als het ware “modellen” maken: voorstellingen van de wereld waarin ze leven.[iii] Deze voorstellingen beschrijven hoe mensen hun leefwerreld zien en ervaren. Met die voorstellingen benaderen ze dus de wereld. Die voorstellingen worden opgebouwd uit ervaringen uit het verleden. Mensen die in een stedelijke omgeving leven, bijvoorbeeld, doen andere ervaringen op en ontwikkelen bijgevolg andere voorstellingen in hun hersenen. Ze voelen zich dan weer makkelijker onwennig in de natuur. Dergelijke voorstellingen kunnen met moderne beeldvormingstechnieken worden aangetoond.

Dit zien we dus ook bij Tai Chi-oefeningen en bij jonge kinderen die te veel voor de TV hangen.

Evolutionair aspect.

Zoals professor Li ons vertelt, is het voor de opvoeding van onze kinderen van groot belang oog te hebben voor de gevolgen voor de moderne maatschappij en voor de toekomst op lange termijn.

We vergeten welicht te vaak dat de huidige menselijke soort een evolutionair product is. Onze verre voorouders struinden de wildernis van Oost-Afrika af, op zoek naar prooien en ander voedsel. Hun gedrag heeft hun hersenen vorm gegeven en deze vorm is het die door overerving tot ons is gekomen.

Onze huidige stedelijke levenswijze heeft echter niets meer te zien met de woeste wildernis waarin onze verre voorouders leefden. Men zou dus kunnen zeggen dat wij met de hersens die we van hen hebben geërfd in onze moderne tijd niet altijd even goed overweg kunnen.

Onze eigen evolutie in eigen handen?

Als het over de kwaliteit van ons onderwijs gaat – en dat is haast dagelijkse kost – dan hoor je heel vaak de roep om meer STEM-opleidingen[iv]. Men is er van overtuigd dat het onderwijs meer klemtoon moet leggen op wetenschap en technologie. Men gelooft immers dat onze kinderen met dit soort opleidingen verder komen dan met de klassieke algemene opleidingen. Het lijkt wel alsof de Homo Ergaster[v] nog steeds niet is uitgestorven…

Nu we tegenwoordig heel goed weten hoe plastisch onze hersenen zijn, leren we ook dat we door de aard van ons onderwijs de hersenen van de generaties na ons vorm geven. Omdat we die hersenen tot op zekere hoogte veranderen, mogen we verwachten dat op de wat langere termijn de hoger genoemde voorstellingen waarmee deze toekomstige mensen de wereld benaderen, anders zullen zijn dan wat we vandaag zien: er zal een andere cultuur ontstaan.

Sommigen zullen opgetogen zijn, want eindelijk heeft de mens zijn eigen toekomst écht in eigen handen.

“Levenslang  leren”.

Als onze hersenen – de basisstructuur van ons menselijk zijn – kennelijk zo gemakkelijk door ons uitwendig gedrag worden gemodelleerd, is er dan wel een gedrag dat de structuur en de werking van onze hersenen niet beïnvloedt?

De literatuur wordt niet door het antwoord op die vraag overspoeld, maar het is hoogstwaarschijnlijk dit: “neen”!

Er bestaat geen gedrag dat niet door onze buitengewoon ingewikkelde hersenstructuur wordt gestuurd. En omgekeerd. Niet dat men er al veel van begrijpt, want de handboeken van de gedragswetenschappen wemelen op dat punt van de onbeantwoorde vragen. Maar als we trachten te begrijpen in welke richting de wetenschap evolueert, dan is het hoger aangehaalde “neen” hoogstwaarschijnlijk correct.

Dat werpt licht op de algemeen bekende slogan: levenslang leren. Het leven zélf is levenslang leren.

Maar er zijn nog tenminste twee vragen die hierbij oprijzen en daar willen we hierna even op ingaan.

Ten eerste: wat is het effect van de reclame en, meer nog, welk effect mogen we toeschrijven aan de soms nogal opvallende ‘framing’ in de media?

Ten tweede: hoe moeten we de alarmerende berichten over de slechte PISA-resultaten van onze Vlaamse leerlingen beoordelen in het licht van dit levenslang leren?

Pisa.

Sedert enige jaren is Pisa nog wat anders dan de naam van die mooie Italiaanse stad. Het is het Programme for International Student Assessment : een internationaal vergelijkend onderzoek op initiatief van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).

PISA test 15-jarigen op hun leesvaardigheid en hun wiskundige en wetenschappelijke geletterdheid, ongeacht waar ze zich bevinden in het onderwijssysteem. Technisch gesproken kun je bij een dergelijke vergelijking nogal wat vragen stellen. “Ongeacht waar ze zich bevinden in het onderwijssysteem”: betekent dit dat je leerlingen uit het Algemeen Secundair Onderwijs met die uit het Technisch Onderwijs vergelijkt?

Maar dat is hier niet ons probleem. Met alle respect voor de PISA-vergelijkingen, maar onderwijs is veel meer dan jongeren opleiden tot “STEMMERS”, dat zijn mensen die goed zijn in wiskunde, wetenschappen en technologie en daarover goed teksten kunnen lezen.

Als alles wat we in het leven beleven sporen nalaat in ons cognitief systeem, dan is een schoolsysteem dat alleen in de genoemde vakken opleidt, te eenzijdig. Het vormt mensen die in een producerende, technologische maatschappij goed meekunnen. Dat is nodig, maar onvoldoende. Er ontbreekt heel veel.

Mensen moeten namelijk ook sociale en maatschappelijke vaardigheden leren. Het droog-technische moet door het menselijke worden tegengekoppeld. Anders kunnen we ons net zo goed tot levende robotten laten ombouwen. Ze moeten, om maar een actueel probleem aan te halen, leren dat zorg in ziekenhuizen niet alleen een technische zaak is, maar vooral een menselijke[vi]. Ze moeten leren dat menselijke warmte even belangrijk is als wiskunde, want ook dat warm gedrag zet de hersenen in een plooi.

Kinderen moeten leren kritisch om te gaan met alles waarmee ze geconfronteerd worden, zodat ze zich niet laten inkapselen in een maatschappelijk systeem dat de menselijkheid zelf beschadigt. Natuurlijk denken we hier ook aan dingen zoals Artificiële Intelligentie, met als ultieme uitkomst de vervanging van de mens zelf door kunstmatige creaturen. In tegenstelling met sommigen mogen we daarover niet extreem optimistisch zijn, maar kritisch en bedachtzaam.[vii]

Reclame en massa-beïnvloeding.

Schrijver dezes herinnert zich nog de tijd dat op elke hoek van de straat borden te zien waren waarop te lezen stond: “Coca Cola verfrist u het best”. Natuurlijk is dat niet waar: dat hangt namelijk van de koelkast af. Maar de slimmeriken die deze borden ophingen wisten dat door het altijd maar weer herhalen van dezelfde boodschap de mensen op den duur die boodschap ook gingen geloven: bewuste beïnvloeding van ons cognitief systeem van buitenaf.

Denk nu aan het verhaal dat hierboven verteld werd: de voorstellingen die de hersenen van de door die reclame bewerkte mensen maken, worden veranderd en niemand weet of die veranderingen blijvend zijn. We weten nu alleszins dat die veranderingen in het geval van schermhangende kinderen blijvend kunnen zijn.

Dat betekent alvast dat we ook maar beter eerst goed nadenken als we kritiekloos meegaan met de (commerciële) neiging om alles en nog wat te digitaliseren. Onze hersenen werken niet digitaal. Ze werken als een systeem dat de hele tijd naar evenwicht zoekt en dat is niet noodzakelijk de meest efficiënte weg. Maar dat is wel de weg die aansluit bij wat we van nature geworden zijn doorheen een evolutie van enkele miljoenen jaren. De digitale wereld is niet-menselijk.

Vooral de jeugd is kwetsbaar, omdat ze nog niet de levenservaring hebben die hen wat achterdochtiger maakt. Met reclame volgepompte jeugdige hersenen “zetten” zich naar de reclame. De jonge hersenen leren dan ook nog eens dat alles te verkrijgen is, wat niet waar is. De ontgoocheling nadien wordt er des te groter om. De frustratie ook en niemand weet hoe die politiek zal uitpakken.

We mogen onze geest niet laten overspoelen. Dat kost ons op termijn de greep op ons eigen bestaan.

Politieke en mediatieke activisten van allerlei slag moeten beter nadenken over wat ze teweeg brengen als ze bijvoorbeeld jongeren angstig maken voor de verandering van het klimaat, en iets ouderen voor Covid. Angst heeft met zekerheid invloed op de jonge plastische hersenen en niemand weet hoe blijvend die invloed is en wat de maatschappelijke gevolgen ervan zijn. Tendentieus gedrag is echt niet onschuldig.

Cultuur en onderwijs: een siamese tweeling.

Het is duidelijk dat wat hierboven werd beschreven op een directe manier de culturele gesteldheid van de mensheid betreft. Het “zetten” van de geest van miljoenen mensen bepaalt hoe ze zich zullen gedragen. Dit wil zeggen: de cultuur wordt veranderd. Cultuur is immers niets anders dan het “bebouwen van de wereld” (Colere). Een vorm geven aan onszelf en aan de wereld waarin we leven.

Door te eenzijdig in te zetten op STEM beïnvloeden we dus ook onze cultuur en het is echt niet zeker dat dit in de goede richting gebeurt.

Op die manier hangen cultuurbeleid en onderwijsbeleid samen.

Eerder werd in deze reeks al gepleit voor een volwaardige titularis voor cultuur.[viii] Die moet bijdragen tot het aanleren van culturele weerbaarheid. Nu blijkt dat de zorgen van die titularis voor cultuur nog ruimer zijn: de evenwichtige geestelijke ontwikkeling van de jongeren en daardoor de toekomst van de hele maatschappij zijn in het geding. En daarin speelt de titularis voor onderwijs voluit mee.

De (toekomstige) titularissen van cultuur en onderwijs hebben dus een veel ruimere taak dan men op het eerste gezicht zou kunnen denken. Samen zijn ze in het licht van hoger beschreven ontwikkelingen verantwoordelijk voor de menselijke kwaliteit van de toekomstige Vlaamse maatschappij.

Jaak Peeters

December 2023

Als jaarafsluiter: iedereen een zalig kerstfeest en een gelukkig nieuwjaar gewenst!


[i] [i] https://orcid.org/0000-0001-9355-1116. How Early Digital Experience Shapes Young Brains During 0-12 Years: A Scoping Review.

[ii] https://jnnp.bmj.com/content/early/2023/09/27/jnnp-2022-330967.

[iii] Durk Talsma. De psychologie van denken en doen. Owl Press, 2020, passim.

[iv] Science, Technology, Engineering, Mathematics.

[v] De vroege “werkende mens”, voorganger van de homo sapiens.

[vi] “Lig je goed, Jef? Zal ik nog een kussen bijhalen?” Dat is ook verpleegkunde. Wie zich goed verzorgd weet, zal zich beter voelen.

[vii] https://www.hln.be/binnenland/deze-economen-voorspellen-bijzonder-sombere-toekomst-we-staan-aan-de-vooravond-van-een-andere-wereld~a91a00de/

[viii] https://doorstroming.net/2023/11/12/culturele-weerbaarheid/

Culturele weerbaarheid

Leuven-Vlaams: cultuurpolitiek pur sang

1966-1968 staat bekend als de periode “Leuven Vlaams”. Dat is op zich niet zo bijzonder, behalve dat 1968 ook bekend staat als het jaar van de studentenopstanden in Nanterre. De overgrote meerderheid van de studenten die in die jaren in Leuven studeerden, had part noch deel aan de opstand van de studenten in Parijs. Die opstand was trouwens voornamelijk uitgebroken nadat de leiding van de universiteit de mannelijke studenten had verboden de slaapzalen van de meisjesstudenten te frequenteren. De feiten in Leuven waren toen al voorbij.

In Leuven lagen de zaken totaal anders. Enkele leden van LOVAN, de vereniging van assistenten en vorsers van de KUL, publiceerden daarover in 1968 een verslag. Het beeld dat zij ophingen is nog steeds heel duidelijk: de studentenrevolte in Leuven zou nooit hebben plaatsgevonden als secretaris-generaal Woitrin niet op 3/11/1965 had verklaard dat de toendertijd tweetalige universiteit van Leuven één moest blijven én in Leuven gevestigd omdat dit deel uitmaakte van het toekomstproject onder de naam “Le très grand Bruxelles de l’avenir”. Het gevolg was dat op 15/12/1965 zowat 4000 Vlaamse studenten in Leuven op straat kwamen, waarmee de lont in het vat werd gestoken.

De geschiedenis van de KUL is zonder “Leuven Vlaams” niet denkbaar. Leuven Vlaams was cultuurpolitiek pur sang.

Verengelsing

Nu, in 2023, pleit de rector van de KUL voor nog méér Engelstalige opleidingen. Hij deelt daarmee de positie van zijn collega uit Gent, Van de Walle, dat een universiteit moet verengelsen omdat ze anders niet aan de bak komt.

In 1965 kwamen Vlamingen op straat tegen de verfransing; in 2023 verklaren Vlaamse rectoren dat ze hun universiteit verder willen verengelsen.

Daarmee sluiten deze heren zich aan bij het rijtje personages dat vindt dat het Engels een dominantere plaats moet krijgen en het Nederlandse leven kennelijk plaats moet ruimen. Die ontwikkeling krijgt ook vorm door publicaties en opschriften te pas en meestal te onpas van Engelstalige teksten, titels of aanduidingen allerhande te voorzien.

Het Vlaanderen van vandaag laat het Engels toe, wat het aan het Frans verbood.

Voor wat hoort wat

De heren rectoren verantwoorden hun eis tot verengelsing door de verwijzing naar de positie van de universiteiten in de internationale rangschikkingen.

Ze mogen dat doen, maar dat is niet het enige dat ze “mogen”.

Er bestaat namelijk ook zoiets als wederkerigheid. De universiteiten krijgen van de Vlaamse belastingbetaler grote sommen geld. Die belastingbetaler heeft dat geld ook niet uit de lucht geplukt. Hij of zij heeft er hard voor moeten werken.

En dus mag diezelfde belastingbetaler, eventueel bij monde van de Vlaamse regering, van de universiteiten ook wat verwachten als tegenprestatie.

De eerste tegenprestatie is dat hun kinderen goed en degelijk worden opgeleid. In de eigen moedertaal, welteverstaan.

Dat volstaat niet. De universiteit leidt namelijk niet alleen maar vaklui op, een soort supertechnici. De universiteit mag geacht worden ook intellectuelen op te leiden.

Zodoende mag van de universiteit geëist worden dat ze intellectuelen vormt, die de Vlaamse gemeenschap als geheel ten goede komen en dat ook, en zeker niet minder, op cultureel vlak.

“Leuven Vlaams” heeft in dat opzicht nog steeds een voorbeeldfunctie. Wat men over de ideologie die sommigen later hebben uitgedragen ook moge denken: er werden in dIe woelige tijd van cultureel verzet geesten gevormd, die onze gemeenschap dienstbaar wilden zijn.

Grote kleppers

De taak van de universiteit is dus wel een stuk ruimer dan alleen maar het veroveren van een mooie plaats in een internationale rangschikking.

Die plaats kan nooit een doel op zich zijn, tenzij ook die universiteiten ingevangen zijn door de moderne mode van de oneindige of eindeloze groei. Want ‘groeien’ schijnt wel een ware fetisj.

Wel: dat is het niet!

Natuurlijk is wetenschap internationaal. En natuurlijk moeten jonge mensen opgeleid worden om internationaal mee te kunnen spelen. Maar ze moeten dat niet alleen voor zichzelf doen, voor hun eigen portemonnee of prestige. Ze moeten dat in een geest van wederkerigheid doen, dus ook voor hun volk. Voor diegenen dus die het geld aanleverden dat hen in staat stelt om internationaal bezig te zijn. Vlaanderen en in ruimere zin de Nederlandse cultuur moeten er beter bij worden.

Laat ze maar eens in de leer gaan bij Confucius!

Zeg niet: dat is oubollige praat.

De grote geesten die ons voorgingen dachten daar helemaal anders over. In 1586 publiceerde de Bruggeling Simon Stevin zijn De Beghinselen der Weeghconst en De Beginselen des Waterwichts.

Bewust in het Nederlands.

In 1919 publiceerde Johan Huizinga zijn Herfsttij der Middeleeuwen.

In het Nederlands.

In 1950 verscheen het beroemde boek De mechanisering van het wereldbeeld van de hand van Eduard Dijksterhuis.

In het Nederlands.

Sociaal denken

En nu ik toch in dit verhaal terechtgekomen ben: het wordt tijd dat de lieden die voorwenden dat ze de sociale strekking vertegenwoordigen eens terugdenken aan de tijd dat hun voorgangers De Volksgazet uitgaven. Om het volk “op te voeden”.

Vandaag klinkt het opvoeden nogal drammerig. Mensen willen niet opgevoed worden. Ze moeten zichzelf ontdekken. Tot de kleuters toe die hun seksualiteit moeten ontdekken…

Neen hoor: we moeten elkaar opvoeden – wel degelijk. Dat is elkaar helpen, versterken en verbeteren. En de universiteiten hebben daar een uiterst belangrijke taak bij te vervullen. Ook zij moeten veel socialer denken dan ze nu lijken te doen.

En, oh ja: de Vlaamse regering!

Neen, die is niet achterlijk of kortzichtig. Ze heeft er goed aan gedaan zoiets als een Canon van Vlaanderen te laten maken. Hoe immers kan de massale immigratie ooit worden opgevangen als die immigranten nergens kennis kunnen nemen van wat van hen verwacht wordt? En diezelfde Vlaamse regering doet er goed aan de oren niet te laten hangen naar de profeten van de superdiversiteit, die, om het maar in het voorbijgaan te zeggen, vooral zichzelf vertegenwoordigen.

De Vlaamse regering doet er eveneens goed aan in te zetten op degelijk Nederlandstalig onderwijs.

En diezelfde Vlaamse regering mag zich niet laten ringeloren door sommige culturo’s, die alles wat Vlaams is misprijzen, behalve ons belastingsgeld.

Een aparte titularis voor cultuur

Ik stel voor om in de volgende regering een aparte titularis voor cultuur aan te stellen. Die kan de hier besproken hondsmoeilijke materie bemeesteren. En tegelijk de commerciële figuranten die denken dat ze modern zijn met het uitstallen van hun onnodig Engels, even tot de orde roepen. Meneer of mevrouw de minister kan dit soort mensen er even aan herinneren dat er in Ukkel in 1939 niet één leerling in een Vlaamse school zat en in 1944 bijna 45%. Iedereen begrijpt meteen hoe dat kwam.

Dat toont dat meeloperij van alle tijden is. Maar het is niet bepaald fraai.

En laten we die stikstofaffaire maar voor wat ze is, zeker nu Frenske Timmermans op dat gebied zélf wat gas teruggenomen heeft. Het dichtbevolkte Vlaanderen kan zich geen groene fantasieën veroorloven.

En laten we vooral niet uit het oog verliezen dat het opkomen voor de eigen Vlaamse en Nederlandse bijdrage tot de wereldcultuur tegelijk neerkomt op het verzet tegen de wet van de sterkste, in dit geval de dominantie van het Engels in eigen land.

Opkomen voor de volwaardigheid van onze eigen cultuur is niet alleen een morele plicht van wederkerigheid.

Het is ook een door-en-door sociale plicht.

De plicht tot weerbaarheid.

Jaak Peeters

November 2023

Ook in Vlaanderen dreigt de electorale tsunami

De Belgische premier Decroo houdt niet op met het sturen van zegebulletins: dit land staat er beter voor dan door al die azijndrinkers wordt uitgekrijst. De kranten smeerden de goednieuwsboodschap van de Belgische premier opvallend breed uit. Alsof ze aan hem schatplichtig zijn.

Geen kat gelooft dat de Belgische staat er goed voor staat. Om dat te beseffen zijn er niet veel cijfers nodig. Slechts ééntje volstaat: de staatsschuld wordt stilaan zo groot, dat ze nog heel lang zwaar op de beurs van onze kleinkinderen zal wegen.

Deze uitspraak komt van een gerenommeerd econoom. Maar eigenlijk konden we dit al veel langer vermoeden. Het kan immers niet waar zijn dat overheden ‘geld vrijmaken’, alsof je met een emmer water uit de stromende beek schept. Niemand kan zomaar ‘geld vrijmaken’. Dat geld moet er eerst zijn. Als er dat niet is, dan betekent dat vrijmaken niets anders dan het aangaan van een al dan niet verdoken lening die door onze opvolgers zal moeten terugbetaald worden.

Ziedaar een onderwerp waarvan men nu al kan zeggen dat het bij de komende verkiezingen zal wegen.

De vraag zal dan voorts, onder meer, zijn hoelang nog de Belgische regering het laatste dat nog rest van wat vroeger een leger was zal wegschenken voor een Oekraïne, waar de Amerikanen en de EU een (proxy)oorlog tegen Rusland voeren. En onze eigen veiligheid dan? Hoelang nog zullen premiers hun eigen carrière kunnen plannen door aan dit soort afbraak te doen?

En hoelang nog blijven wij als Europeanen onze slavenmentaliteit tegenover Amerika volhouden?

Toch moeten wel opletten dat we niet van de regen in de drup lopen en een Amerikaanse dominantie inruilen voor een sovjetachtige EU-staat, waarin alles en iedereen gecontroleerd, geïndoctrineerd en gereguleerd wordt. Ook dat punt klinkt de kritiek steeds luider.

Want de EU lijkt steeds meer op een bazige Big Brother, die ons overspoelt met regels en reglementen en vooral beperkingen en die zowat alle bevoegdheden tot zich trekt, die voor het leven van mensen maar enigszins belangrijk kunnen zijn.

De bemoeizucht van de EU is al langer een bron van ongenoegen. Maar tegenwoordig loopt het toch echt de spuigaten uit. Wat moet ik me bijvoorbeeld voorstellen als de EU een ‘wet’ aanneemt die haar de bevoegdheid geeft om zogeheten misinformatie weg te halen? Waar haalt de EU het recht om de soevereine burger bewust informatie te onthouden? Is de EU dan écht in oorlog? Want dat zou een in sommige omstandigheden aanvaardbare reden kunnen zijn om  berichten te censureren. Waarom zegt men dat dan niet openlijk? En wat is misinformatie? Wie beslist daarover? Artificiële intelligentie?

In het Europees parlement maken sommigen het zo mogelijk nog bonter. Daar heeft de partij Volt een voorstel ingediend om het gebruik van het woord “omvolking” te verbieden. Rasechte censuur dus: in die milieus denken sommigen daar écht aan.

Bewuste mensen worden korzelig als ze dat alles zien gebeuren.

‘Europa’ is iets totaal anders dan de EU, omdat de EU in handen is van een elite die haar eigen ding doet en ons onder meer een klimaatbeleid door de strot duwt, dat leidt tot een diarree van regels op alle niveau’s met bijkomende levensduurte als gevolg. Mensen die de EU graag zien als een nieuwe mogendheid, moeten zich afvragen waar dit allemaal naartoe leidt en wie daar zoal belang bij heeft.

En dan is er die oorlog in West-Azië.

Als twee volkeren, elk met heel goede redenen, aanspraak maken het hetzelfde land, ontstaat er een onoplosbare situatie.

Maar in dit geval zijn de Joden joods en de Palestijnen moslim en die twee komen, zoals ieder weet, niet zo goed overeen. Er zijn dan niet zo gek veel extremisten in slechts één van de kampen nodig om de vlam in de pan te doen slaan. Komt daar nog bij dat er in jaren zelfs geen beging van een redelijke politieke oplossing te bespeuren valt.

Jammer voor ons, bewoners van West-Europa, maar door een ondoordacht immigratiebeleid hebben we een toestand geschapen, waardoor het vuur ook naar onze streken kan overslaan. Dat in deze kwestie ook sociaaleconomische factoren in het spel zijn, verandert niets aan het gevaar van een zich ontplooiend extremisme. Dat ontwikkelt zich immers middenin de irrationaliteit van de perceptie van lijdende volksgenoten. Als ze zouden willen praten, kunnen leerkrachten daar wel meer over kwijt: hoe jonge islamitische kinderen dicht bij een door haat aangedreven radicalisering staan. En we zien hoe jonge vrouwen weer de hoofddoek opzetten, als teken van zelfbewust protest.

Wie daarvoor in het verleden waarschuwden waren racisten, extreemrechtsen of nog wel wat andere lieden die getooid werden met het soort lieflijke kwalificaties, waarin de oneindige wijsheid van onze media zo vindingrijk is. Maar wat overal in Europa gebeurt zou ons nu moeten wakker schudden.

De concrete feiten zien we trouwens al: als een burgemeester zich met het aangevallen Israël solidair verklaart, verdringen sommige Gutmenschen elkaar om hem terecht te wijzen en de aandacht te vestigen op het lot van de Palestijnen. In theorie hebben zij gelijk, maar die burgemeester wenst die Palestijnen toch niet naar de verdoemenis? Dit laat zien dat het gesprek zelf moeilijk wordt. In Nederland durft Rotterdam zelfs geen vlag van Israel uit te hangen.

Overal zijn er soms indrukwekkende manifestaties om de Palestijnen te steunen. Dat is menselijk heel begrijpelijk maar iedereen weet nu intussen wel dat West-Europa op het deksel zit van een stoomketel en dat onderhuidse spanningen tussen autochtone bevolking en allochtonen van islamitische origine feller kunnen worden. Zopas nog waarschuwde Assita Kanko voor het gevaar.

Hierbij denkt men ook aan de straffeloosheid voor lieden met islamitische achtergrond, zelfs al gaat het om een minderheid. Kijk maar eens naar Brussel, waar jonge kerels met een islamitische achtergrond na het zoveelste vergrijp vrijuit gaan. Als methode om de politie totaal te ontmoedigen of het hopeloze falen van de justitie te illustreren valt er weinig te bedenken dat nog doeltreffender is. Volgens recente opinie-onderzoeken is het vertrouwen in justitie overigens zo ongeveer op het nulpunt beland…

En wat te denken als we horen dat moslima’s in Duitsland een feestje bouwen bij de aanval van Hamas op Israël? Geloven we echt dat het in andere West-Europese landen anders is? Helemaal niet, als we vernemen dat in Atrecht een man werd doodgestoken door het “barbaars islamitisch terrorisme”, zoals Macron achteraf verklaarde.

Het is heel terecht te stellen dat vooral de politiek van het laatste kwarteeuw uiterst deskundig de kunst van het wegkijken heeft beoefend en daardoor wellicht de kansen voor een normale samenleving verknoeid heeft. Slingeren met scheldwoorden bleek makkelijker dan problemen oplossen.

En terwijl dat gaande is wordt ons door een van de werkelijkheid weggedreven pers een woke-wereld ingeprent, waarbij de blanke schijnbaar de schuld is van alle kwalen van deze wereld en daarom maar best zedig zwijgt. Zelfs de naam moet verdwijnen: de blanke wordt voortaan de witte man. We worden als blanke bij het afval gezet.

Men zou voor minder boos worden.

Intussen is het nieuws over de oorlog in Oekraïne helemaal naar de achtergrond verdwenen. Nochtans sterven daar nog dagelijks mensen in een oorlog die vermeden had kunnen worden als het Westen de Minsk-akkoorden had toegepast.

Ziedaar een heus onwelriekend soepje waar de dames en heren politici mee te maken zullen krijgen bij de komende verkiezingen: de onbetaalbare rekeningen van een overheid die zich met allerlei truukjes rijk rekent, een EU die uit is op de totale heerschappij over het continent en haar bevolking platwalst met een vloedgolf aan regels en beperkingen van onze vrijheid. En bovenop dat alles een onsmakelijk mengsel van religieuze en etnische rivaliteiten dat is ontstaan doordat de politieke overheden de gemakkelijke weg in een ondoordachte immigratie opgingen, om welke redenen dan ook, in sommige gevallen zelfs om de illusoire droom van een ideale multiculturele maatschappij na te jagen. Daarbij komt de justitiële chaos. Zo vestigt er zich een gevoel van unheimlichkeit, een algemeen misnoegen, een diepe zorgelijkheid, een grommend gevoel van naderend onheil bij zoveel wat fout loopt. Dat alles wordt nog verergerd door de onheilspellende berichten over de klimaatverandering en de te traag lopende ‘transitie’, waarbij de idee wordt opgeroepen dat de wereld weldra zal vergaan.

Wie wil, kan dit lijstje nog aanvullen.

Volgend jaar, bij de verkiezingen, zal dit soepje vanuit de hete ketel opwalmen.

De beloften zullen onze huiskamer weer binnenrollen en de politieke Gutmenschen zullen niet ophouden de kiezers te waarschuwen vooral niet voor extremen te kiezen.

Ze moeten echter weten, die kandidaat-politici, dat steeds minder kiezers nog zullen volstaan met loze, holle beloften. Mensen beginnen de uitzichtloosheid beu te worden waarin die Gutmenschen hen gebracht hebben. Ze willen concrete oplossingen. En weer echte toekomstperspectieven, ver weg van het beeld van een ineenstortende maatschappij.

Politiek en media zijn gewaarschuwd: de electorale tsunami die we in heel Europa zien, kondigt zich ook in Vlaanderen aan.

Jaak Peeters

Oktober 2023

EU, is dat alles? Business as usual?

“De EU wil groeien”

Op 14 september ’23 stond in het dagblad Trouw te lezen: “De EU wil groeien, en dat gaat in het begin pijn doen”.

De tekst zelf bevat een redactionele beschouwing. Maar alleen al de titel roept prangende vragen op.

Er zijn twee elementen.

Ten eerste: die groei. De vraag is uiteraard wat men onder groeien verstaat. Maar als het over een politiek-territoriale structuur zoals de EU gaat, kan groeien niet zo gek veel verschillende dingen betekenen.

Het kan gaan om economische groei – maar dat is niets speciaals voor de EU. Economisch vooruitkomen wil namelijk iedereen.

Het is vreemd, maar het idee van een territoriale groei dringt zich hier op. Expansie naar het oosten dus. Westelijk ligt namelijk de zee.

Maar als de EU uit is op territoriale expansie, wat onderscheidt haar dan van de mogendheden die doorheen de geschiedenis altijd expansie hebben gezocht? Hebben Engeland, Frankrijk, Spanje, Portugal, Turkije en zovele andere rijken niet altijd een expansiepolitiek gevoerd? Was het kolonialisme niet een vorm van territoriale expansie?

Een allesbeslissende EU

En dan het tweede element: het gaat pijn doen.

Ook op dat punt is er eigenlijk maar één ding waar we moeten naar wijzen: de EU die de macht helemaal naar zich toe haalt. Of nog: de massastaat, waarin de enkeling verdrinkt en de volkeren machteloos alle oekazen moeten ondergaan.

Herhaaldelijk leest men hoe de EU stapels regels heeft opgesteld. Er zijn niet veel gebieden waarop de EU géén regels heeft gemaakt. De ‘Grondwet voor Europa’ geeft daarvoor ook vrije baan: wie de lijst van bevoegdheden naleest die de EU zichzelf toemeet, zal niet veel gebieden vinden waarmee de EU zich niet wil bemoeien.

De EU beslist bijvoorbeeld dat de registratie van gas en elektriciteit voortaan digitaal moeten. Waarom moet dit op Europese schaal geregeld worden?

Oh ja: er vallen altijd wel redenen te bedenken. Net zoals er redenen te bedenken vallen waarom de EU een censuurregeling invoert, zogenaamd om schadelijke misinformatie tegen te gaan. Maar wat is schadelijke informatie? Is de Chinese of de Russische visie op de wereld ‘misinformatie’? En waarom zouden wij, als soevereine burgers, van die visies geen kennis mogen nemen?

De EU heeft via de opgelegde digitalisering toegang tot alle informatie. Maar niemand heeft toegang tot de informatie van de EU of kan die controleren. Men hoeft geen groot verbeeldingsvermogen te hebben om de vraag te stellen welk verschil er is tussen een China, waarvan men zegt dat de overheid er alles in haar greep heeft en een EU, waarvan de – niet verkozen – leiding …. alles in haar greep heeft. Want laten we wel wezen: in China wordt ‘de grote baas’ nog altijd door het congres van de communistische partij verkozen. Wie heeft Ursula von der Leyen verkozen?

En sinds wanneer moet de EU zich met militaire zaken bemoeien, zoals J. Borrell meedeelde met zijn voorstel om een Europese vloot rond Taiwan te stationeren?

Beide elementen roepen de vraag op: vragen wij onszelf wel eens af, waar we met deze EU naartoe gaan?

De waarheid is onaangenaam

Veel mensen twijfelen liever niet aan de goede bedoelingen van de EU. Ook niet als die het over ‘groei’ heeft, de EU-expansie. Waarom zouden die mensen het met ons niet goed voor hebben? Getuigt het niet van onredelijkheid om mensen zomaar te verdenken? En welke agenda voeren de lui die deze verdenkingen in de wereld sturen? Zijn die wel te vertrouwen? Russische propaganda?

Het is gemakkelijker en vooral veiliger om eerder de critici te wantrouwen dan de in functie zijnde machthebbers – van een EU, die toch in ons aller belang werd gesticht en waardoor wij toch in heel Europa vrij kunnen rondreizen?

Mensen moeten al fameus getergd zijn om uit hun comfortzone te treden. Scherpe vragen scheppen een onaangename sfeer. Die vermijdt men liever. Dus verdringt men de gedachte dat ook de EU er kan naast fietsen. Of men identificeert zich nog feller met de EU-bonzen.

Alles om onzekerheid en onrust uit de weg te gaan.

De waarheid zou namelijk zeer onaangenaam kunnen zijn.

Maar de geschiedenis leert ons alvast dit: nooit of te nimmer mogen wij als burgers ons recht om kritisch te oordelen over een overheid opgeven. Het is namelijk niet zomaar een recht: het is een plicht. Wouter van Dieren, één van de activisten rond de Club van Rome zei: Historische kennis moet voorop staan, want daar kom je de geschiedenis tegen van de macht, de rebellie, de vrijheid, de dictatuur en de intolerantie. En de lessen daaruit zijn niet mals.

Een onveilige wereld

Waarom behoort kritisch oordelen tot het burgerschap?

Omdat mensen altijd tot op zekere hoogte zelfzuchtig zijn. Dat wil zeggen: mensen willen zoveel mogelijk voordeel voor zichzelf.

En grote macht, grote zelfzucht. Dat wist ook Lord Acton (in een brief aan aartbisschop Creighton): Macht heeft de neiging mensen te corrumperen en totale macht corrumpeert totaal. Grote mannen zijn bijna altijd slechte mannen…

Acton was een wijs man. Hij wist dat de mens een sociaal wezen is dat behoefte heeft om bij een groep te horen. Maar die groep mag niet te groot zijn, want dat komen gevaarlijke, onbeheersbare driften bovendrijven.

De geschiedenis leert voorts dat het precies de grootste deugnieten zijn die doorgaans het laken naar zich halen. Fatsoenlijke mensen zijn gewoonlijk bescheiden en staan niet in de geschiedenisboekjes vermeld. Het zou wel eens kunnen dat de echte historische helden de gewone, hardwerkende mensen zijn. Zonder hen zouden zelfs de grootste oligarchen vermoedelijk niet veel kans hebben om zoveel bijeen te scharrelen.

Toch zijn het die oligarchen van allerlei slag die een onevenredig groot deel van het spreekwoordelijke laken naar zich trekken. En onder hen lopen er wel degelijk gevaarlijke of tenminste onbetrouwbare sujetten rond.

En ze zijn echt niet alleen in het Oosten te vinden.

Ze heten, bijvoorbeeld, William Gates, waarvan bekend is dat hij nogal veel belangstelling heeft om het beleid in ook andere landen dan het zijne in zijn eigen voordeel te beïnvloeden. Gates heeft naar verluidt nogal veel belangen in de farmacie.

Iedereen kent wel enkele van die namen.

Het probleem met zulke figuren is dat hun invloed op de maatschappij te groot is. Meer nog: zij doen hun best om te verhinderen dat de modale mensen hun bemoeienissen doorhebben. Het zijn ijveraars in de duisternis. En bedenk dat ze zelfs op het beleid van een grootmacht als de Verenigde Staten buitensporig veel invloed hebben.

Stel dat het niet om de VSA, maar om de EU gaat? En stel dat sommige figuranten gewoon dezelfde personen zijn? Als de grote ‘trekkers’ van de EU eens van hetzelfde slag zijn als de hoger genoemde oligarchen? Erbij bedenkend dat een EU toch al meer naar een wereldstaat neigt dan die opeenstapeling van kleine landjes en dus meer in de smaak van hoger genoemde figuren valt…

Europa is geen VSA

Alles wat we vernemen over de werkzaamheid van dit soort lieden bevat namelijk altijd één element: het centralisme. Dat schept namelijk totale controlemogelijkheid. Soros schreef zelfs uitdrukkelijk: er moet een wereldstaat komen. Een wereldstaat waarin de genoemde oligarchen en hun geestesgenoten de lakens uitdelen?

Laat dit even doordringen: tegen het geweld van de Bloombergsen, de Gatesen en de Rockefellers kunnen de volkeren van Europa niet op.  Die moeten samenwerken, gewoon uit lijfsbehoud of voor het behoud van hun eigen vrijheid. Enige vrijheid inleveren, om het grootste deel voor zichzelf over te houden.

Dit is de situatie in Europa, dat uit een pleiade van veelal relatief kleine volkeren bestaat en niet, zoals de VSA, uit één groot blok.

We weten dus dat zulk blok gecorrumpeerd kan raken. Het is dus heel belangrijk dat de Europese volkeren kunnen bijsturen.

Dat betekent het radicaal afwijzen van het narratief van Mark Eyskens, voor wie de staten resp. volkeren van Europa tot machteloze provincies moeten herleid worden. Altijd weer dat controlerend centralisme…

Neen! De volkeren moeten relevant zijn. Subsidiariteit met mogelijkheid tot wederzijdse tegenkoppeling.

Een verkeerde ontwikkeling

Laat de vraag helder zijn: als we van Europa een centralistische eenheidsbrij laten maken, zoals sommigen kennelijk op het oog hebben, welke nieuwigheid hebben wij dan eigenlijk bereikt? Dat er Europese fregatten in de Chinese zee rondvaren? Dat er Europese militairen op verre slagvelden voor de heilige Europese nationale belangen zullen sneuvelen, zoals er nu jonge Amerikanen sneuvelen voor de Amerikaanse belangen?

Als we, zoals gaande is, àl onze vrijheid inleveren, wat hebben we dan gewonnen?

Zijn onze culturen en talen beter beschermd in zulke eenheidsbrij, als we zien dat de EU in de feiten de verengelsing bevordert? Waarom wordt Catalaans geen erkende taal?

Bevordert een EU als politieke eenheidsbrij niet tegelijk de tegenstelling met de buitenwereld, volgens het aloude adagium: naar binnen homogeniseren, naar buiten vijanden scheppen?

Moét de EU wel groeien? Ligt er geen ander werk te wachten?

Is dit EU-verhaal niet eerder business as usual, zoals ik in mijn De Valse belofte schreef? Hetzelfde immers wat grote mogendheden altijd al deden: vijanden bestrijden, de bevolking opjutten, intern harmoniseren en het versleten verhaal van de eeuwige expansie.

En om beter te voelen waar het concreet zoal om gaat: de met de bemoeienissen van de EU  gevoerde nationale covid-politiek had in Nederland tot gevolg dat de regering in een kamerdebat erkende dat er nogal wat vaccinatieschade is, maar dat regering noch farmaceutica verantwoordelijkheid opnemen. Dat deed Leon de Winter in De Telegraaf stellen: “Op dit moment kun je niets anders dan het ergste vermoeden: de verantwoordelijke politici, ambtenaren en farmaceuten hebben iets te verbergen.”

Daardoor ontstaat argwaan, waartegen dan vervolgens de overheid actie voert – tegen wappies en komplotdenkers, nota bene. Nadat die overheid eerst zelf de argwaan heeft uitgelokt.  

Noteer dus dat dit alles gebeurt onder het alziende oog van de EU. Een EU die beslist over rijbewijzen, het model van de parkeerkaart of de vorm van de visvergunning en intussen oorlog voert tegen Rusland, een Europees volk, dat zich echter niet aan de EU wil onderwerpen…

En dan die genoemde verengelsing: “Group Peeters”, “Cleaning”, “Technical Service”, “Got it”- zelfs de Belgische staat heeft het over “itsme”… enzovoorts.  Als de EU een steun voor de Europeanen zou zijn in plaats van een club politieke machtsdenkers, dan zou ze iedereen verplichten in de nationale taal te functioneren. Dan was Catalaans een erkende taal.

Onontkoombaar rijst uiteindelijk de kritieke vraag: als de ontwikkeling van de EU op het huidige spoor doorgaat, wat is er dan waardevols aan dat project?

Wat heeft de modale Vlaming aan zo’n EU?

Jaak Peeters

Augustus 2023

De islam en de zelfmoord van het westen

Boekbespreking

Deze maand breng ik bij wijze van bijdrage een boekbespreking. Ik ben van oordeel dat dit werk én de organisatie die het verspreidt, meer aandacht verdienen.

Situering

Onder deze titel verscheen in 2021 een Nederlandse vertaling van The Islam and the suicide of the West: the origin, doctrine and goals of Islam, van de hand van de Braziliaans-Amerikaanse hoogleraar Luiz Sérgio Solimeo.

De Nederlandse ondertitel luidt: Oorsprong, doctrines en doelen van de islam.

Solimeo is een diepgelovig katholiek christen. Hij doceert aan het Amerikaanse instituut TFP, wat staat voor American Society for the Defence of Tradition, Family and Property. Deze non-profitorganisatie verdedigt een conservatieve maatschappijordening van katholieke inspiratie.

Dat deze organisatie zich verzet tegen woke, seksualisering van kinderen, gendertheorieën, het gezin verdedigt en opkomt voor verantwoord persoonlijk eigendom, zal wel voor meer Vlaamse mensen positief klinken.

Deze Amerikaanse organisatie heeft echter een uiterst actieve evenknie in ‘ons andere Nederland’. De stichting die de officiële vertegenwoordiger van het actievoerende Cultuur onder Vuur is, heet Civitas Christiana.

Voor sommigen onder ons zal de strenge conservatief-katholieke teneur van Civitas Christiana en haar actievoerende groepen té conservatief klinken. Sommigen gebruiken zelfs de term ‘ultraconservatief’. Ik weiger uitdrukkelijk het woord ultra te gebruiken, want dat betekent ‘extreem’. Maar wat is er extreem aan het verdedigen van het gezin, het beschermen van kinderen tegen de confrontatie van jonge kinderen met seksualiteit voor ze daar zelf aan toe zijn, of het verdedigen van het recht op een normaal verworven eigendom?

Ieder oordeelt naar best vermogen zelf. Maar mijn mening luidt dat een kritische blik naar de wereld van vandaag een zwaai naar een té vergaande denationalisering, politieke correctheid, ontkerstening en islamisering vertoont, aangevuld door allerlei onheilspellende berichten over “u zult niets bezitten maar gelukkig zijn”, de nogal felle EU-ijver voor een twijfelachtige Green Deal, die niet alleen onze economie zelf in gevaar brengt, maar het natuurlijke milieu ernstige schade dreigt toe te brengen en – last but not least – een intense campagnevoering tegen het traditionele gezin en de traditionele waarden in het algemeen.

Het is mijn standpunt dat verzet moet worden geboden en dat doét Cultuur onder vuur. Ze komt bijvoorbeeld op voor het behoud van onze pensioenrechten en voor de rechten van de boeren. Dat laat zien dat COV realistischer is dan velen geneigd zouden zijn te denken.

Dat is dus de geest waarin de hier voorgestelde publicatie moet gezien worden.

Die publicatie richt zich evenwel concreet voornamelijk op de opkomst van de islam in gebieden waar die voorheen afwezig was.

In dat verband liggen de publicaties van pater serge Desouter (De profeet Mohammed op oorlogspad en Militante immigratie in Europa) en de kritiek van mensen zoals Wim van Rooy en zovele anderen, in dezelfde lijn.

Kort inhoudelijk overzicht

Het boek omvat twee grote delen.

Het eerste deel gaat onder de titel: De hernieuwde aanval van de islam.

Historisch gesproken kun je zeggen dat de islam sinds vijftiende eeuw (de Reconquista) door een zich opdringende Westerse door het christendom gestempelde cultuur fel in de verdediging is gedrongen, nadat de islam heel Iberië had veroverd.

Bekeken vanuit deze verdedigende positie biedt de hedendaagse islam wel degelijk het beeld van een zich uitbreidende maatschappijopvatting die onze liberale westerse waarden bedreigt.

Iedereen kent de nieuwe toestand: de steeds maar aanzwellende islamitische bevolkingsgroepen, de militante manifestatie van islamitische klederdracht door vrouwen – het dragen van een hoofdoek is niet hetzelfde als het dragen van enig ander hoofddeksel: het is een statement -, de islamitische no-go zones in vele westerse steden, de agressie tegen de officiële politie, het misprijzen voor de blanke bevolking en meer in het bijzonder de vrouwelijke blanke bevolking.

In de 13 (korte) hoofdstukken van het eerste deel tekent de schrijver dat toenemende islamitische zelfvertrouwen.

De titels van de hoofdstukken spreken voor zich:

“Immigratie of invasie?”; “Multiculturalisme en ongebreidelde immigratie”; “Islamitische weigering tot assimilatie”; “Sharia, de islamitische wet”… Voorts onder meer: “Vervolging van christenen”, waarbij velen aan de misdaden van Boko Haram denken, die onder meer grote aantallen meisjes ontvoerde (zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Boko_Haram ); het islamitisch universalisme (Kolonel Ghadafi: “De hele wereld moet islamitisch worden”). Een interessant hoofdstuk draagt als titel: “Dialoog, een talismanwoord dat wordt gebruikt om een denktrant te creëren”. Mensen die kritisch trachten na te denken, bijvoorbeeld over het gedoe in verband met het klimaat of de Covid-19-politiek, herkennen dit meteen. Zelfs wetenschappers klagen dat ze hun artikels zo moeten schrijven dat ze passen binnen een mainstream als ze hun tekst gepubliceerd willen krijgen.

Het tweede deel van het boek legt in 13 hoofdstukken uit dat christendom en islam elkaar uitsluiten. Een essentieel fenomeen hierbij is dat de islam nooit de verfijnende uitzuivering heeft doorgemaakt die het christendom tot zijn huidige gematigde positie heeft gebracht. Onder gematigd versta ik dat de algemene, universele principes van menselijke waardigheid door het hedendaagse christendom dominant werden geïncorporeerd. Historici weten dat dit niet altijd zo is geweest en dat de eerste christenen best wel onverdraagzaam militant konden zijn. Iedereen kent het verhaal van Hypathia, de Alexandrijnse wiskundige die als vrouw de positie van wat we vandaag een hoogleraar zouden noemen bleef vervullen en daarvoor door extremistische christenen wreed werd vermoord. (Zie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Hypatia ). Maar in de islam is van deze matiging jammer genoeg niet veel te merken.

Ik ben zelf veel te weinig theologisch geschoold om over de inhoud van deze hoofdstukken uit te weiden. Die inhoud krijgt in onze ontkerstende moderne wereld ook niet erg veel aandacht. Maar voor wie het interesseert, biedt het boek best wel veel informatie.

Nog een afsluitende bedenking

In 2011 verscheen van Wim Jurg het boek De vierde eeuw of hoe het christendom staatsgodsdienst werd (Uitgeverij Damon).

Jurg vertelt hoe in de vierde eeuw na Christus het christendom, dat aan het begin van die eeuw nog een vrij kleine godsdienst was, plots grote politieke macht verwierf en aan het einde van de eeuw zelfs de staatsgodsdienst van het Romeinse rijk was geworden. De eeuw die begon met christenvervolgingen sloot af met het verbod de oude goden te vereren. Zelfs een opstand van Romeinse legioenen kon het tij niet keren.

Dit verhaal komt onvermijdelijk de lezer van het hier besproken boek in de geest.

De lezer zal zich afvragen waarom mensen niet meer eerbied opbrengen voor door lange ervaring opgebouwde tradities en niet willen inzien dat het onwijs en zelfs gevaarlijk is om zich over te leveren aan nieuwlichterij zoals een onoordeelkundige maatschappelijke diversiteit.

Misschien zullen latere historici met enige verwondering beschrijven hoe op een heel korte tijd de islam in vele eertijds christelijke landen plots staatsgodsdienst kon worden. En misschien zullen sommigen onder die historici tot de slotsom komen dat het christelijke westen zélf de islamisering in de hand heeft gewerkt. En misschien is het Franse verbod op islamitische klederdracht op school van dezelfde natuur als de opstand van de Romeinse militairen in de vierde eeuw.

En, even misschien, zullen sommigen later mea culpa slaan en zich afvragen waarom ze hun eigen cultuur niet met meer vuur hebben verdedigd.

Islam en de zelfmoord van het Westen is verkrijgbaar bij www.cultuurondervuur.nl

Jaak Peeters

September 2023

Vragen over La Belgique, Armeniërs, Vlamingen en Lahbib.

In het Belgische politieke wereldje en de bijhorende pers was er dezer dagen wat te doen over de uitspraken van buitenlandminister Lahbib in Armenië en Azerbeidjan. (HLN 25/8/’23)

Lahbib had in de Armeense hoofdstad Jerevan de zaak van de Armeense enclave in Azerbeidjan ter sprake gebracht. Ze verklaarde dat de Europese Unie staat op een vrije doorgang van en naar de enclave en op respect voor de ‘humanitaire rechten’ van de bevolking ervan.

Toen ze kort nadien in Azerbeidjan toekwam, was de temperatuur daar beneden het vriespunt. Omdat België vanaf januari ’24 voorzitter wordt van de EU, werd ze ontvangen. Maar de sfeer was van een aard die iedereen zich kan inbeelden.

De oppositie sprak in eigen land van een totale afgang en meende dat “ons land een mal figuur” sloeg.

Nou ja: dat mal figuur slaan, daar zal in de wereld niemand meer van opkijken.

Maar er zijn wel een paar andere kwesties die hier mee aan de orde mogen komen.

Ten eerste had Lahbib ‘gekwetterd’ (to twitter is kwetteren) dat er in ons land 30 000 Armeniërs wonen. Kennelijk bedoelde ze te zeggen dat in België de ‘humanitaire rechten’ van die Armeniërs gerespecteerd worden en – onderverstaan –  dat Azerbeidjan daar een voorbeeld kan aan nemen.

Ik ben de laatste om dat te ontkennen. Maar mag ik erop wijzen dat die rechten, waarover Lahbib het heeft, wel eens te maken zouden kunnen hebben met…etnische rechten? Bijvoorbeeld: talige rechten, culturele rechten, religieuze rechten?

Omdat Armenië en Azerbeidjan niet in oorlog zijn, is daar trouwens strikt genomen geen sprake van “humanitaire rechten” – maar eventueel wél van etnische of nationale rechten.

Het etnische geschiedenispad van de Kaukasusvolkeren is nogal hobbelig. Men denke maar even aan de Turkse genocide op de Armeniërs. De zenuwachtigheid van onder anderen de Armeense volksgroepen mag dan niet verbazen.

Als de Azerbeidjanen de bewegingsvrijheid van de Armeense burgerbevolking willen inperken, betekent dit misschien wel dat ze haar aanwezigheid als hinderlijke stoorzender ervaren en hen bijvoorbeeld etnisch willen uitwissen of hun nationaliteit in Azerbeidjan willen doen verdwijnen. Anders hoefde al die ophef toch niet?

Vandaar mijn vraag aan mevrouw Lahbib: zijn de Vlamingen in Brussel dan ook stoorzenders? Want als ik de mensen van op het terrein mag geloven, moet ik aannemen dat de (etnische) rechten van de Vlamingen daar helemaal niet worden gerespecteerd. En dan wil ik Lahbib eens horen uiteenzetten hoe ze weet aaneen te praten dat die oer-Nederlandse stad vrijwel geheel verfranst werd – nota bene door haar eigen, francofone etnische groep. Verfranst of… uitgewist?

Ten tweede. Als Lahbib de manier waarop de rechten van de in België wonende Armeniërs worden gerespecteerd tot voorbeeld stelt, wat stelt ze zich dan voor bij de rechten van zovele andere niet-autochtone bevolkingsgroepen in België? Moeten die dan bijvoorbeeld ook taalrechten krijgen? Eigen onderwijs? De sharia? En voert dat alles niet regelrecht naar een apartheid, die door haar partij nochtans altijd werd verfoeid als het om Zuid-Afrika ging? En wat dan met de rechten van de autochtone bevolking, waarvan de territoriale integriteit daardoor onvermijdelijk wordt aangetast?

Want niemand zal zo naief zijn te geloven dat de etnische rechten niet door politieke eisen zullen worden gevolgd. En gaat Vlaanderen dan een land van enclaves worden? Hoe denkt men in zulk wespennest de vrede te bewaren?

Ten derde. Het is nogal waarschijnlijk dat het de EU is die door de mond van Lahbib spreekt. Jammer genoeg is de EU zo ongeveer de laatste die op dit punt recht van spreken heeft. Niet alleen ondermijnt de EU de nationale bevoegdheden op zowat elke denkbare manier. Daarmee vult ze de militaire ontmanteling van Belgie door de NAVO verder aan. Daar worden terecht vragen over gesteld.

Maar wie terug denkt aan de zaak van Catalonië kan moeilijk volhouden dat de EU daarbij een stichtelijk figuur heeft geslagen. Hetgeen gewoonweg betekent dat wij, als Vlamingen, van geen kanten op enige vorm van begrip voor onze eigen etniciteit hoeven te rekenen – laat staan: op steun.

De EU zou zich beter beraden over ‘de humanitaire rechten’ van de volkeren binnen ‘haar’ eigen territorium, alvorens in verre oorden de dominee te gaan uithangen.

De oppositie heeft natuurlijk gelijk dat ze Lahbib met de neus op haar wel erg onhandig  politiek spraakgebruik drukt. Alleen is een beroep op de noodzaak voor een buitenlandminister om op een delicate manier te opereren, nogal hol. Het lijkt op een slag in de lucht.

Veel zakelijker ware geweest dat de oppositie enkele van de hiervoor aangehaalde vragen aan Lahbib had voorgelegd. Zakelijker en vooral: belangrijker.

Daar hadden we als Vlamingen wat aan gehad.

In deze IJzerwake- ,resp. -bedevaartdagen, mag dat even worden beklemtoond.

Jaak Peeters

Augustus 2023

Een andere benadering van Rusland

Inleiding

Doorstroming was van bij het begin bedoeld als geestelijk voer voor kritische mensen.

Dat is van groot belang, zeker nu de bazen van de EU beslist schijnen te hebben om het democratisch grondprincipe van het censuurverbod ernstig geweld aan te doen.[1] De noodzaak tot kritiek wordt dus nog groter.

In deze bijdrage wil ik de Oekraïneproblematiek belichten vanuit een heel andere, ongewone hoek: deze van de mythologie.

De grondstelling luidt dat zowel het Westen als Rusland ‘geplaagd’ worden door de doorwerking van wat in de literatuur mythen heet. Kort door de bocht: beide partijen zijn in het bedje ‘ziek’ en als ze dat beiden zouden beseffen, zou een ander narratief misschien meer kansen krijgen.

Mythen

Als westerlingen het woord mythe horen, denken ze onwillekeurig aan iets primitiefs. Ze denken dan aan vertellingen, meestal over oeroude gebeurtenissen. Die gebeurtenissen verhalen dan vaak de oorsprong van de mensheid, een volk of zelfs een staat.

Westerlingen zijn er doorgaans van overtuigd dat de moderne mens mytheloos door het leven gaat. De westerse beschaving, zo meent men, is rationeel, gebouwd op wetenschap en doorgewinterde menselijke ervaring. Ze heeft niets van doen met de verhalen over wat er in illo tempore zou geschied zijn.

Zodoende zouden mythen eigen zijn aan ‘primitieve, onbeschaafde’ volken, die dan ook snel van hun mythen verlost moeten worden.

Een vergissing

Deze beoordeling berust op een verkeerd beeld over wat mythen zijn en wat hun rol in het menselijk bestaan is.

Mythen hebben een diepe menselijke grondslag. De psychiater C.G.Jung sprak over het collectief onbewuste. Hij schrijft: Mijn stelling luidt aldus: er bestaat, naast ons bewustzijn, een tweede psychologisch systeem, dat zich onderscheidt van de bewuste psyche, met een collectief, niet-persoonlijke aard. (… ) Het bestaat uit pre-existente vormen, archetypen die uitsluitend secundair (via de archetypische beelden) bewust kunnen worden, en die de inhouden van het bewustzijn een vastomlijnde vorm geven.[2]

Jung spreekt hier dus over fundamentele psychische structuren, die eigen zijn aan alle mensen en volken en zich hebben gevormd sinds het ontstaan van de menselijke soort.

Voorts schrijft hij nog: Er bestaat altijd een samenhang de grote levensproblemen en de archetypen van het collectief onbewuste.[3]

Die collectief onbewuste inhouden bepalen ook de hogere ideaalvorm die de groep in kwestie moet aannemen. De mythologie is de vorm waarin die ideaalvorm wordt gegoten.

Mythen hebben dus een diepe, archaïsche en vooral existentiële rol. Ze tonen de mens of de groep zoals hij/zij zou willen/moeten zijn.

Mythen herinneren ons aan wie we in ons diepste wezen zijn en wat de relatie tussen mens en kosmos is. Ze doen dat in een beeldende, symbolische vorm.[4]

Vandaar dat Wim Thys kan stellen dat wie de mythe wil opruimen, de mens doet verschijnen in een duisternis. Mythologie als woord en gebaar is de echo van een oerverhaal dat aan alle andere menselijke verhalen voorafgaat. Thys associeert dit alles met het begrip van het heilige: het onaanraakbare binnen onze existentiële ervaring. Mythes bieden een algemeen begrijpelijk beeld over het boventijdelijke en bovenmenselijke dat elke menselijke existentie fundeert.[5] De mythe heeft te maken met een oerhuiver.

De moderne mens kent tocht geen mythen?

Toch wel!

Dé grote, allesoverheersende mythe van de moderne mens zie je terug in de wijdverbreide mening dat ‘de wetenschap’ ons weldra de echte natuur van de werkelijkheid zal openbaren (en onze problemen voorgoed zal oplossen). De mens zal dan in een nieuw stadium van zijn bestaan treden en worden zoals de goden van de Oude Grieken.

Wie de recente ontwikkeling van de kosmologie volgt, weet dat astronomen zich sinds de nieuwe beelden die hen via de James Webb telescoop toevallen, ernstige vragen stellen over de werkelijke aard van de kosmos. Was er wel een oerknal? En als er die was, wanneer was er die dan? Hoe oud is het heelal echt? Of had het heelal nooit een begin? Die nieuwe informatie confronteert ons met een rauwe werkelijkheid: we weten een hele hoop dingen gewoon niet. We weten zelfs niet eens hoe groot het deel van de werkelijkheid is dat we kunnen weten.

Het is dit soort ideeën dat mensen als Roger Penrose de vraag doet stellen: hoe vinden we de weg naar de ultieme werkelijkheid? En zullen we die wel ooit vinden?[6] Roger Penrose stelt in zijn eerste hoofdstuk bijvoorbeeld de vraag: Is Plato’s wiskundige wereld ‘waar’? En voorts: Het zou heel goed kunnen zijn dat de 21e eeuw nog prachtigere inzichten zal onthullen dan die waarmee in de 20e eeuw gezegd zijn.[7] Ook voor een genie als Penrose is de werkelijkheid volstrekt duister.

Ondanks alle twijfels willen we toch geloven dat de mens ooit de raadselen van het bestaan zal onthullen. Dit verlangen rijst op uit de angst die ons naar de keel grijpt als we naar de werkelijkheid kijken. Dat verlangen wordt gekanaliseerd in het gedrag van supermensen oftewel goden. In mythen dus. Die maken het mogelijk om in de existentiële onzekerheid te leven, omdat ze verhalen brengen over figuren die als verlossend model voor mensen dienen.

Onze moderne held is de wetenschapper.[8]

Riten

Aan mythen zijn ook rituelen verbonden. In de algemeen aanvaarde betekenis gaat het heel vaak om inwijdingsriten, waarbij de geïnitieerde voortaan deel uitmaakt van een soort bovenpersoonlijke gemeenschap, die verwijst naar dat mythologische hogere bestaan.[9]

Heel bekend is de studie van de Amerikaanse antropologe Margareth Mead. In 1928 publiceerde zij het ophefmakende Coming of Age in Samoa. Daarin beschreef ze de initiatierites voor vrouwen. Meisjes op de leeftijd van seksuele rijpheid werden door oudere vrouwen in afzondering ingewijd in de mysteriën van het vrouw-zijn. Gelijkaardige mannelijke rituelen worden onder meer door Mircea Eliade beschreven. Jongemannen moesten soms zware beproevingen ondergaan. Als ze die met succes hadden doorstaan, werden ze voorgoed als volwaardige man erkend. Dieptepsychologisch betekent dat dergelijke riten een soort hergeboorte opleveren, waarna de betrokkene voorgoed deel uitmaakt van een bovenpersoonlijke orde van ‘de vrouwen’ of ‘de mannen’ – met alle rechten en plichten die daaraan zijn verbonden.

Kijken we even naar onze eigen tijd in onze eigen cultuur. De plechtige communie, de plechtigheid van het huwelijk, het profane feestje bij een geboorte, de opname in de broederschap van een of andere orde, jazelfs: de proeven voor het behalen van het commandobrevet of het officieel afleggen van een doctoraal proefschrift…. Het zijn allemaal rituelen die ook in onze tijd de overgang markeren van een soort voorbereidende, primitieve status naar een hoger geklasseerde vorm van leven, oftewel de intrede in een bovenpersoonlijke, hogere orde.

Ook Rusland heeft zijn mythes met bijpassende rituelen

Kijken we nu naar Rusland.

Niemand zal in redelijkheid geloven dat het Russische volk de uitzondering op de regel is en géén mythologie zou hebben.

Catharina de Grote (keizerin van Rusland van 1762 tot 1796) schreef in haar Instructie voor het wetgevend comité dat op haar vraag een nieuw wetboek zou schrijven dat Rusland een Europese staat is. Zij was daarbij niet de eerste, wat Peter de Grote had al eerder eenzelfde stelling ingenomen. Rusland had dus, aldus Catharina, tegenover de Aziatische gebieden van het rijk een beschavende taak.[10] Dit is zowaar de taak van een heuse hogere mensensoort.

Zowel Orlando Figes als het echtpaar Pauwels[11] of Kees van der Pijl[12] besteden in hun teksten uitgebreid aandacht aan de stichtingsmythe van Rusland. Die stichting heeft zich afgespeeld ter hoogte van het huidige Kiev, de hoofdstad van de huidige Oekraïense staat. Op de plaats waar vandaag de stad Kiev ligt, stichtte de Vikingvorst Rurik de nederzetting waaruit later Kiev zou groeien. De eerste benaming van het Kievse land is zoiets als Kiev-Roes.[13]

Als Poetin in november 2016 voor het Kremlin een standbeeld inhuldigt van grootvorst Vladimir de Grote, die van 980 tot 1015 zou geregeerd hebben over Kiev-Roes, dat beschouwd wordt als de eerste Russische staat, dan doet hij precies hetzelfde als wat de EU-adepten vandaag doen als ze Karel de Grote in Aken tot de aanvangsfiguur van de Europese unie kronen.

Toepassing

Natuurlijk draait de oorlog in Oekraïne om macht, geld en delfstoffen.

In werkelijkheid echter gedragen de westerse machthebbers zich als de vertegenwoordigers van een wereldimperium, in de zin die Y. Harrari daar in zijn Sapiens aan geeft.[14] Ze gedragen zich als de moderne goden van de Olympus: zij bepalen vrij de orde der dingen. Als de westerse machthebbers hun bevolking voorhouden dat Rusland een achterlijke, imperialistische staat is die geen respect verdient, dan doen ze de Griekse goden na in hun houding tegenover de mensen: ze deden er hun zinnetje mee.

De diepste sociale fenomenen zijn in Rusland nochtans niet anders dan in het Westen. Ook de Russen hebben een mythologie. En ze verschilt niet eens zo heel veel van de Westerse.

De kern van de verhouding tussen Rusland en het Westen tegenover elkaar zit dus veel dieper: ze is zichtbaar op het niveau van de mythologie. Het zijn beide machtsgroepen die zich een grootse beschavingsopdracht toemeten. Beide zien ze zich als een lichtend model.

Over die van Rusland werd daarnet al iets gezegd.

De westerse staat beschreven bij auteurs zoals Edward Said in (o.m.) diens Orientalisten[15] en Rana Kabbani in haar Europese mythen over de Oriënt. Deze laatste laat zien hoe de westerse beeldvorming over de Oriënt past binnen de mythologie van een Westen dat zich een wereldbeschavende taak toemeet.[16]

En de slechterik Poetin?

Was er niet de uitspraak van Obama in 2014 die vond dat Rusland tot een pariastaat moest worden herleid[17] – een uitspraak die een paar jaar geleden nog eens herhaald werd door Ursula von der Leyen?

Alsof het (willen) herleiden van een groot volk tot een armtierige verzameling van proleten niet eerder een misdaad is – terwijl men elders in de wereld miljarden uitdeelt in naam van de zogeheten ontwikkelingshulp.

Niemand heeft de Amerikaanse president ooit voor het oorlogstribunaal gedaagd toen die in Irak in 2003 zijn War on terror tegen Saddam Hoessein begon. Daar werden weliswaar nooit massavernietigingswapens gevonden, maar vielen wel honderdduizenden doden. Daarvan vond M. Allbright dat ze een redelijke prijs waren en dat het Amerika toekomt dergelijke oorlog te voeren. [18]

Ziedaar de moderne mythe van de (Amerikaanse) Olympische goden die aan niemand verantwoording verschuldigd zijn.

Als we bereid zijn te aanvaarden dat ook het tegenwoordige Westen gekenmerkt wordt door haar eigen mythologie en in dat opzicht niet principieel verschilt van Rusland, dan doemt een andere optie op: te aanvaarden dat ook Rusland recht heeft op een gefundeerde plaats op het wereldtoneel.

Het Westen heeft zich verheven boven Rusland en geen rekening gehouden met de gevoelens van dat volk. Het Westen heeft zelfs verklaard Rusland te willen vernietigen. Het Westen duldt geen vreemde goden naast zich. Het gelooft dat het in illo tempore een grootse taak kreeg opgedragen.[19]

Daardoor heeft het Westen het vijandgevoel versterkt en de weg afgesneden naar een evenwichtige ontwikkeling die had kunnen uitmonden in een toestand waarvan ook de massa van de Russische bevolking economisch én psychologisch beter zou zijn geworden[20].

Jaak Peeters

Juli 2023


[1] https://www.transitieweb.nl/grondrechten/nieuwe-eu-censuurmaatregelen-gaan-op-25-augustus-in/. Het is zorgelijk dat de media dit punt niet uitvoerig behandelen, want de kern van de democratie is in het geding.

[2] C.G.Jung. Archetypen. Servire, 1987, blz. 119.

[3] C.G. Jung, geciteerd in Karen Hamaker-Zondag. Mythologie en werkelijkheid, BF uitgeverij, 2007, blz. 12.

[4] Karen Hamakers-Zondag. o.c., blz. 28.

[5] WimThys. In den beginne was de mythe. De Nederlandse boekhandel, 1976, blz. 15 -157.

[6] Zie diens boek De weg naar de werkelijkheid, Merlin, 2022. Blz. 11.

[7] Roger Penrose. o.c.. blz. 1020.

[8] Brengen we even het optreden van wetenschappers in herinnering ten tijde van Covid.

[9] Mircea Eliade. Initiaties, riten, geheime genootschappen. Servire, 1979, passim.

[10] Orlando Figes. Het verhaal van Rusland. Mythe en macht. Nieuw Amsterdam, 2022, blz. 129.

[11] Luc en Tina Pauwels. Geschiedenis van Oekraïne. Het Oekraïense standpunt. Aspect, 2016.

[12] Kees van der Pijl. De tragedie van Oekraïne. De Blauwe Tijger, 2023.

[13] https://nl.wikipedia.org/wiki/Kievse_Rijk. De Krim en het Donbassgebied behoorden niet tot dat rijk. Het woord ‘roes’ stamt uit het oudrussisch. De Latijnse vorm is Rusia.

[14] Yuval Noach Harari. Sapiens. Thomas Rap, 2018, blz. 224.

[15] Edward W. Said. Oriëntalisten. Mets&Schilt, 2005.  Zie ook zijn Cultuur en imperialisme, Atlas, 1994.

[16] Rana Kabbani. Europese mythen over de Oriënt. Contact, 1991, blz. 205.

[17] Kees van der Pijl, o.c., blz. 102.

[18] https://en.wikipedia.org/wiki/War_on_terror

[19] In de wereld van de fictie zijn het ook altijd westerlingen die optrekken tegen buitenaardse gevaren.

[20] Er was een kans om de kar te keren in het begin van de jaren negentig.