Vragen over La Belgique, Armeniërs, Vlamingen en Lahbib.

In het Belgische politieke wereldje en de bijhorende pers was er dezer dagen wat te doen over de uitspraken van buitenlandminister Lahbib in Armenië en Azerbeidjan. (HLN 25/8/’23)

Lahbib had in de Armeense hoofdstad Jerevan de zaak van de Armeense enclave in Azerbeidjan ter sprake gebracht. Ze verklaarde dat de Europese Unie staat op een vrije doorgang van en naar de enclave en op respect voor de ‘humanitaire rechten’ van de bevolking ervan.

Toen ze kort nadien in Azerbeidjan toekwam, was de temperatuur daar beneden het vriespunt. Omdat België vanaf januari ’24 voorzitter wordt van de EU, werd ze ontvangen. Maar de sfeer was van een aard die iedereen zich kan inbeelden.

De oppositie sprak in eigen land van een totale afgang en meende dat “ons land een mal figuur” sloeg.

Nou ja: dat mal figuur slaan, daar zal in de wereld niemand meer van opkijken.

Maar er zijn wel een paar andere kwesties die hier mee aan de orde mogen komen.

Ten eerste had Lahbib ‘gekwetterd’ (to twitter is kwetteren) dat er in ons land 30 000 Armeniërs wonen. Kennelijk bedoelde ze te zeggen dat in België de ‘humanitaire rechten’ van die Armeniërs gerespecteerd worden en – onderverstaan –  dat Azerbeidjan daar een voorbeeld kan aan nemen.

Ik ben de laatste om dat te ontkennen. Maar mag ik erop wijzen dat die rechten, waarover Lahbib het heeft, wel eens te maken zouden kunnen hebben met…etnische rechten? Bijvoorbeeld: talige rechten, culturele rechten, religieuze rechten?

Omdat Armenië en Azerbeidjan niet in oorlog zijn, is daar trouwens strikt genomen geen sprake van “humanitaire rechten” – maar eventueel wél van etnische of nationale rechten.

Het etnische geschiedenispad van de Kaukasusvolkeren is nogal hobbelig. Men denke maar even aan de Turkse genocide op de Armeniërs. De zenuwachtigheid van onder anderen de Armeense volksgroepen mag dan niet verbazen.

Als de Azerbeidjanen de bewegingsvrijheid van de Armeense burgerbevolking willen inperken, betekent dit misschien wel dat ze haar aanwezigheid als hinderlijke stoorzender ervaren en hen bijvoorbeeld etnisch willen uitwissen of hun nationaliteit in Azerbeidjan willen doen verdwijnen. Anders hoefde al die ophef toch niet?

Vandaar mijn vraag aan mevrouw Lahbib: zijn de Vlamingen in Brussel dan ook stoorzenders? Want als ik de mensen van op het terrein mag geloven, moet ik aannemen dat de (etnische) rechten van de Vlamingen daar helemaal niet worden gerespecteerd. En dan wil ik Lahbib eens horen uiteenzetten hoe ze weet aaneen te praten dat die oer-Nederlandse stad vrijwel geheel verfranst werd – nota bene door haar eigen, francofone etnische groep. Verfranst of… uitgewist?

Ten tweede. Als Lahbib de manier waarop de rechten van de in België wonende Armeniërs worden gerespecteerd tot voorbeeld stelt, wat stelt ze zich dan voor bij de rechten van zovele andere niet-autochtone bevolkingsgroepen in België? Moeten die dan bijvoorbeeld ook taalrechten krijgen? Eigen onderwijs? De sharia? En voert dat alles niet regelrecht naar een apartheid, die door haar partij nochtans altijd werd verfoeid als het om Zuid-Afrika ging? En wat dan met de rechten van de autochtone bevolking, waarvan de territoriale integriteit daardoor onvermijdelijk wordt aangetast?

Want niemand zal zo naief zijn te geloven dat de etnische rechten niet door politieke eisen zullen worden gevolgd. En gaat Vlaanderen dan een land van enclaves worden? Hoe denkt men in zulk wespennest de vrede te bewaren?

Ten derde. Het is nogal waarschijnlijk dat het de EU is die door de mond van Lahbib spreekt. Jammer genoeg is de EU zo ongeveer de laatste die op dit punt recht van spreken heeft. Niet alleen ondermijnt de EU de nationale bevoegdheden op zowat elke denkbare manier. Daarmee vult ze de militaire ontmanteling van Belgie door de NAVO verder aan. Daar worden terecht vragen over gesteld.

Maar wie terug denkt aan de zaak van Catalonië kan moeilijk volhouden dat de EU daarbij een stichtelijk figuur heeft geslagen. Hetgeen gewoonweg betekent dat wij, als Vlamingen, van geen kanten op enige vorm van begrip voor onze eigen etniciteit hoeven te rekenen – laat staan: op steun.

De EU zou zich beter beraden over ‘de humanitaire rechten’ van de volkeren binnen ‘haar’ eigen territorium, alvorens in verre oorden de dominee te gaan uithangen.

De oppositie heeft natuurlijk gelijk dat ze Lahbib met de neus op haar wel erg onhandig  politiek spraakgebruik drukt. Alleen is een beroep op de noodzaak voor een buitenlandminister om op een delicate manier te opereren, nogal hol. Het lijkt op een slag in de lucht.

Veel zakelijker ware geweest dat de oppositie enkele van de hiervoor aangehaalde vragen aan Lahbib had voorgelegd. Zakelijker en vooral: belangrijker.

Daar hadden we als Vlamingen wat aan gehad.

In deze IJzerwake- ,resp. -bedevaartdagen, mag dat even worden beklemtoond.

Jaak Peeters

Augustus 2023

Een andere benadering van Rusland

Inleiding

Doorstroming was van bij het begin bedoeld als geestelijk voer voor kritische mensen.

Dat is van groot belang, zeker nu de bazen van de EU beslist schijnen te hebben om het democratisch grondprincipe van het censuurverbod ernstig geweld aan te doen.[1] De noodzaak tot kritiek wordt dus nog groter.

In deze bijdrage wil ik de Oekraïneproblematiek belichten vanuit een heel andere, ongewone hoek: deze van de mythologie.

De grondstelling luidt dat zowel het Westen als Rusland ‘geplaagd’ worden door de doorwerking van wat in de literatuur mythen heet. Kort door de bocht: beide partijen zijn in het bedje ‘ziek’ en als ze dat beiden zouden beseffen, zou een ander narratief misschien meer kansen krijgen.

Mythen

Als westerlingen het woord mythe horen, denken ze onwillekeurig aan iets primitiefs. Ze denken dan aan vertellingen, meestal over oeroude gebeurtenissen. Die gebeurtenissen verhalen dan vaak de oorsprong van de mensheid, een volk of zelfs een staat.

Westerlingen zijn er doorgaans van overtuigd dat de moderne mens mytheloos door het leven gaat. De westerse beschaving, zo meent men, is rationeel, gebouwd op wetenschap en doorgewinterde menselijke ervaring. Ze heeft niets van doen met de verhalen over wat er in illo tempore zou geschied zijn.

Zodoende zouden mythen eigen zijn aan ‘primitieve, onbeschaafde’ volken, die dan ook snel van hun mythen verlost moeten worden.

Een vergissing

Deze beoordeling berust op een verkeerd beeld over wat mythen zijn en wat hun rol in het menselijk bestaan is.

Mythen hebben een diepe menselijke grondslag. De psychiater C.G.Jung sprak over het collectief onbewuste. Hij schrijft: Mijn stelling luidt aldus: er bestaat, naast ons bewustzijn, een tweede psychologisch systeem, dat zich onderscheidt van de bewuste psyche, met een collectief, niet-persoonlijke aard. (… ) Het bestaat uit pre-existente vormen, archetypen die uitsluitend secundair (via de archetypische beelden) bewust kunnen worden, en die de inhouden van het bewustzijn een vastomlijnde vorm geven.[2]

Jung spreekt hier dus over fundamentele psychische structuren, die eigen zijn aan alle mensen en volken en zich hebben gevormd sinds het ontstaan van de menselijke soort.

Voorts schrijft hij nog: Er bestaat altijd een samenhang de grote levensproblemen en de archetypen van het collectief onbewuste.[3]

Die collectief onbewuste inhouden bepalen ook de hogere ideaalvorm die de groep in kwestie moet aannemen. De mythologie is de vorm waarin die ideaalvorm wordt gegoten.

Mythen hebben dus een diepe, archaïsche en vooral existentiële rol. Ze tonen de mens of de groep zoals hij/zij zou willen/moeten zijn.

Mythen herinneren ons aan wie we in ons diepste wezen zijn en wat de relatie tussen mens en kosmos is. Ze doen dat in een beeldende, symbolische vorm.[4]

Vandaar dat Wim Thys kan stellen dat wie de mythe wil opruimen, de mens doet verschijnen in een duisternis. Mythologie als woord en gebaar is de echo van een oerverhaal dat aan alle andere menselijke verhalen voorafgaat. Thys associeert dit alles met het begrip van het heilige: het onaanraakbare binnen onze existentiële ervaring. Mythes bieden een algemeen begrijpelijk beeld over het boventijdelijke en bovenmenselijke dat elke menselijke existentie fundeert.[5] De mythe heeft te maken met een oerhuiver.

De moderne mens kent tocht geen mythen?

Toch wel!

Dé grote, allesoverheersende mythe van de moderne mens zie je terug in de wijdverbreide mening dat ‘de wetenschap’ ons weldra de echte natuur van de werkelijkheid zal openbaren (en onze problemen voorgoed zal oplossen). De mens zal dan in een nieuw stadium van zijn bestaan treden en worden zoals de goden van de Oude Grieken.

Wie de recente ontwikkeling van de kosmologie volgt, weet dat astronomen zich sinds de nieuwe beelden die hen via de James Webb telescoop toevallen, ernstige vragen stellen over de werkelijke aard van de kosmos. Was er wel een oerknal? En als er die was, wanneer was er die dan? Hoe oud is het heelal echt? Of had het heelal nooit een begin? Die nieuwe informatie confronteert ons met een rauwe werkelijkheid: we weten een hele hoop dingen gewoon niet. We weten zelfs niet eens hoe groot het deel van de werkelijkheid is dat we kunnen weten.

Het is dit soort ideeën dat mensen als Roger Penrose de vraag doet stellen: hoe vinden we de weg naar de ultieme werkelijkheid? En zullen we die wel ooit vinden?[6] Roger Penrose stelt in zijn eerste hoofdstuk bijvoorbeeld de vraag: Is Plato’s wiskundige wereld ‘waar’? En voorts: Het zou heel goed kunnen zijn dat de 21e eeuw nog prachtigere inzichten zal onthullen dan die waarmee in de 20e eeuw gezegd zijn.[7] Ook voor een genie als Penrose is de werkelijkheid volstrekt duister.

Ondanks alle twijfels willen we toch geloven dat de mens ooit de raadselen van het bestaan zal onthullen. Dit verlangen rijst op uit de angst die ons naar de keel grijpt als we naar de werkelijkheid kijken. Dat verlangen wordt gekanaliseerd in het gedrag van supermensen oftewel goden. In mythen dus. Die maken het mogelijk om in de existentiële onzekerheid te leven, omdat ze verhalen brengen over figuren die als verlossend model voor mensen dienen.

Onze moderne held is de wetenschapper.[8]

Riten

Aan mythen zijn ook rituelen verbonden. In de algemeen aanvaarde betekenis gaat het heel vaak om inwijdingsriten, waarbij de geïnitieerde voortaan deel uitmaakt van een soort bovenpersoonlijke gemeenschap, die verwijst naar dat mythologische hogere bestaan.[9]

Heel bekend is de studie van de Amerikaanse antropologe Margareth Mead. In 1928 publiceerde zij het ophefmakende Coming of Age in Samoa. Daarin beschreef ze de initiatierites voor vrouwen. Meisjes op de leeftijd van seksuele rijpheid werden door oudere vrouwen in afzondering ingewijd in de mysteriën van het vrouw-zijn. Gelijkaardige mannelijke rituelen worden onder meer door Mircea Eliade beschreven. Jongemannen moesten soms zware beproevingen ondergaan. Als ze die met succes hadden doorstaan, werden ze voorgoed als volwaardige man erkend. Dieptepsychologisch betekent dat dergelijke riten een soort hergeboorte opleveren, waarna de betrokkene voorgoed deel uitmaakt van een bovenpersoonlijke orde van ‘de vrouwen’ of ‘de mannen’ – met alle rechten en plichten die daaraan zijn verbonden.

Kijken we even naar onze eigen tijd in onze eigen cultuur. De plechtige communie, de plechtigheid van het huwelijk, het profane feestje bij een geboorte, de opname in de broederschap van een of andere orde, jazelfs: de proeven voor het behalen van het commandobrevet of het officieel afleggen van een doctoraal proefschrift…. Het zijn allemaal rituelen die ook in onze tijd de overgang markeren van een soort voorbereidende, primitieve status naar een hoger geklasseerde vorm van leven, oftewel de intrede in een bovenpersoonlijke, hogere orde.

Ook Rusland heeft zijn mythes met bijpassende rituelen

Kijken we nu naar Rusland.

Niemand zal in redelijkheid geloven dat het Russische volk de uitzondering op de regel is en géén mythologie zou hebben.

Catharina de Grote (keizerin van Rusland van 1762 tot 1796) schreef in haar Instructie voor het wetgevend comité dat op haar vraag een nieuw wetboek zou schrijven dat Rusland een Europese staat is. Zij was daarbij niet de eerste, wat Peter de Grote had al eerder eenzelfde stelling ingenomen. Rusland had dus, aldus Catharina, tegenover de Aziatische gebieden van het rijk een beschavende taak.[10] Dit is zowaar de taak van een heuse hogere mensensoort.

Zowel Orlando Figes als het echtpaar Pauwels[11] of Kees van der Pijl[12] besteden in hun teksten uitgebreid aandacht aan de stichtingsmythe van Rusland. Die stichting heeft zich afgespeeld ter hoogte van het huidige Kiev, de hoofdstad van de huidige Oekraïense staat. Op de plaats waar vandaag de stad Kiev ligt, stichtte de Vikingvorst Rurik de nederzetting waaruit later Kiev zou groeien. De eerste benaming van het Kievse land is zoiets als Kiev-Roes.[13]

Als Poetin in november 2016 voor het Kremlin een standbeeld inhuldigt van grootvorst Vladimir de Grote, die van 980 tot 1015 zou geregeerd hebben over Kiev-Roes, dat beschouwd wordt als de eerste Russische staat, dan doet hij precies hetzelfde als wat de EU-adepten vandaag doen als ze Karel de Grote in Aken tot de aanvangsfiguur van de Europese unie kronen.

Toepassing

Natuurlijk draait de oorlog in Oekraïne om macht, geld en delfstoffen.

In werkelijkheid echter gedragen de westerse machthebbers zich als de vertegenwoordigers van een wereldimperium, in de zin die Y. Harrari daar in zijn Sapiens aan geeft.[14] Ze gedragen zich als de moderne goden van de Olympus: zij bepalen vrij de orde der dingen. Als de westerse machthebbers hun bevolking voorhouden dat Rusland een achterlijke, imperialistische staat is die geen respect verdient, dan doen ze de Griekse goden na in hun houding tegenover de mensen: ze deden er hun zinnetje mee.

De diepste sociale fenomenen zijn in Rusland nochtans niet anders dan in het Westen. Ook de Russen hebben een mythologie. En ze verschilt niet eens zo heel veel van de Westerse.

De kern van de verhouding tussen Rusland en het Westen tegenover elkaar zit dus veel dieper: ze is zichtbaar op het niveau van de mythologie. Het zijn beide machtsgroepen die zich een grootse beschavingsopdracht toemeten. Beide zien ze zich als een lichtend model.

Over die van Rusland werd daarnet al iets gezegd.

De westerse staat beschreven bij auteurs zoals Edward Said in (o.m.) diens Orientalisten[15] en Rana Kabbani in haar Europese mythen over de Oriënt. Deze laatste laat zien hoe de westerse beeldvorming over de Oriënt past binnen de mythologie van een Westen dat zich een wereldbeschavende taak toemeet.[16]

En de slechterik Poetin?

Was er niet de uitspraak van Obama in 2014 die vond dat Rusland tot een pariastaat moest worden herleid[17] – een uitspraak die een paar jaar geleden nog eens herhaald werd door Ursula von der Leyen?

Alsof het (willen) herleiden van een groot volk tot een armtierige verzameling van proleten niet eerder een misdaad is – terwijl men elders in de wereld miljarden uitdeelt in naam van de zogeheten ontwikkelingshulp.

Niemand heeft de Amerikaanse president ooit voor het oorlogstribunaal gedaagd toen die in Irak in 2003 zijn War on terror tegen Saddam Hoessein begon. Daar werden weliswaar nooit massavernietigingswapens gevonden, maar vielen wel honderdduizenden doden. Daarvan vond M. Allbright dat ze een redelijke prijs waren en dat het Amerika toekomt dergelijke oorlog te voeren. [18]

Ziedaar de moderne mythe van de (Amerikaanse) Olympische goden die aan niemand verantwoording verschuldigd zijn.

Als we bereid zijn te aanvaarden dat ook het tegenwoordige Westen gekenmerkt wordt door haar eigen mythologie en in dat opzicht niet principieel verschilt van Rusland, dan doemt een andere optie op: te aanvaarden dat ook Rusland recht heeft op een gefundeerde plaats op het wereldtoneel.

Het Westen heeft zich verheven boven Rusland en geen rekening gehouden met de gevoelens van dat volk. Het Westen heeft zelfs verklaard Rusland te willen vernietigen. Het Westen duldt geen vreemde goden naast zich. Het gelooft dat het in illo tempore een grootse taak kreeg opgedragen.[19]

Daardoor heeft het Westen het vijandgevoel versterkt en de weg afgesneden naar een evenwichtige ontwikkeling die had kunnen uitmonden in een toestand waarvan ook de massa van de Russische bevolking economisch én psychologisch beter zou zijn geworden[20].

Jaak Peeters

Juli 2023


[1] https://www.transitieweb.nl/grondrechten/nieuwe-eu-censuurmaatregelen-gaan-op-25-augustus-in/. Het is zorgelijk dat de media dit punt niet uitvoerig behandelen, want de kern van de democratie is in het geding.

[2] C.G.Jung. Archetypen. Servire, 1987, blz. 119.

[3] C.G. Jung, geciteerd in Karen Hamaker-Zondag. Mythologie en werkelijkheid, BF uitgeverij, 2007, blz. 12.

[4] Karen Hamakers-Zondag. o.c., blz. 28.

[5] WimThys. In den beginne was de mythe. De Nederlandse boekhandel, 1976, blz. 15 -157.

[6] Zie diens boek De weg naar de werkelijkheid, Merlin, 2022. Blz. 11.

[7] Roger Penrose. o.c.. blz. 1020.

[8] Brengen we even het optreden van wetenschappers in herinnering ten tijde van Covid.

[9] Mircea Eliade. Initiaties, riten, geheime genootschappen. Servire, 1979, passim.

[10] Orlando Figes. Het verhaal van Rusland. Mythe en macht. Nieuw Amsterdam, 2022, blz. 129.

[11] Luc en Tina Pauwels. Geschiedenis van Oekraïne. Het Oekraïense standpunt. Aspect, 2016.

[12] Kees van der Pijl. De tragedie van Oekraïne. De Blauwe Tijger, 2023.

[13] https://nl.wikipedia.org/wiki/Kievse_Rijk. De Krim en het Donbassgebied behoorden niet tot dat rijk. Het woord ‘roes’ stamt uit het oudrussisch. De Latijnse vorm is Rusia.

[14] Yuval Noach Harari. Sapiens. Thomas Rap, 2018, blz. 224.

[15] Edward W. Said. Oriëntalisten. Mets&Schilt, 2005.  Zie ook zijn Cultuur en imperialisme, Atlas, 1994.

[16] Rana Kabbani. Europese mythen over de Oriënt. Contact, 1991, blz. 205.

[17] Kees van der Pijl, o.c., blz. 102.

[18] https://en.wikipedia.org/wiki/War_on_terror

[19] In de wereld van de fictie zijn het ook altijd westerlingen die optrekken tegen buitenaardse gevaren.

[20] Er was een kans om de kar te keren in het begin van de jaren negentig.

Perversie als postmodern electoraal lokmiddel

Conner Rousseau heeft zich ‘geuit als bi’. Met een opvallende gretigheid werd dit door de media opgepikt en breed uitgesmeerd. Je bent de lieveling van de media of je bent het niet. Of je beschikt over voldoende financiën…

Hebben politici die zich ‘uiten’ daar complexen over, en zijn die belangrijker dan de gevoelens van de mensen in de straat? Ik weet het niet. Wat ik zeker weet is dat we allemaal wel, hier of daar, een scheve spijker hebben zitten. Het begrip ‘perversie’ is nogal dubbelzinnig.

Die eventuele gecomplexeerdheid is dus helemaal niet het punt.

Ik denk ook niet dat we het zover moeten zoeken. Feit is dat politici vaak geslepen zijn en sluw. Ze spelen de toffe gast. Of een andere rol.

Maar wat is er in werkelijkheid aan de hand?

In vroegere tijden bestreed men homofilie en bi-gevoelens nogal eens. Ze werden beschouwd als ongewenst. Wij, hedendaagsen, kijken daar anders tegenaan. In sommige delen van de wereld is zulk gedrag nog steeds een reden tot bestraffing. Dat is dan ook niet bepaald de juiste houding. Het bestaan van min of meer afwijkende gevoelens is geen reden om iemand te straffen, want mensen kiezen normaal niet voor zulke gevoelens. Normaal: dat is voor de invoering van de vrije genderkeuze.

Het bijzondere is immers dat de westerse mens er tegenwoordig behagen lijkt in te scheppen om die fluïde seksuele identiteit in het licht te zetten en ze zich zelfs persoonlijk toe te eigenen om er zichzelf mee te karakteriseren. Je wordt verondersteld je eigen seksuele identiteit te kiezen.

Net zoals bij zoveel in het menselijk leven is ook seksualiteit geen simpele kwestie van alles of niets. Seksuele gevoelens liggen op een continuüm, waardoor de scheiding tussen het ene en het andere soms nogal smal is.

Maar totale onduidelijkheid is wel andere peper

Laten we daar eens nader op ingaan.

In de eeuwen die achter ons liggen bestond er een duidelijk verschil in de rolverdeling tussen jongens en meisjes. Meisjes hoorden bijvoorbeeld in huis de zaak te beredderen; mannen werkten buitenhuis en werden geacht de kostwinner te zijn. Wie kent het nog? “Wie werkt er voor vrouw en kind en wordt door hen bemind? Het is vader.”

Hoe oud is deze spreuk niet!

De kleding was voor jongens en meisjes duidelijk gescheiden. Tegenwoordig is unisex de mode.

Onderwijs was gescheiden: meisjes hoorden niet op een jongensschool thuis en omgekeerd. We hebben dat gescheiden onderwijs afgeschaft, maar achteraf bekeken luidt de vraag of we daar wel zo verstandig aan hebben gedaan.

De geslachtelijke identiteit moet namelijk groeien. Een peutertje van twee hééft geen echte geslachtsbeleving. Die komt met het opgroeien, samen met alle andere kenmerken van het volwassen worden. Voor vrouwen: de uitwendige vrouwelijke kenmerken, de maandstonden en de gevoelens en belevingen die daarbij horen. Voor mannen: de baard in de keel en het hardere gedrag van jonge gasten, die hun durf willen tonen en daarmee hun mannelijkheid uitstallen.

Zolang kinderen opgroeien in een milieu waarin aan beide geslachten duidelijke sociale kenmerken zijn verbonden is de groei naar een duidelijke mannelijkheid resp. vrouwelijkheid weliswaar niet gegarandeerd, maar ze wordt alleszins vergemakkelijkt. Opgroeien in een milieu waarin de geslachtelijke identiteit goed afgelijnd is, schept duidelijkheid, structuur en orde en maakt het makkelijker om zichzelf te identificeren als vrouw of man.

Sedert de komst van het postmodernisme bestaan er evenwel alleen nog maar verhalen. Voor het postmodernisme is het essentieel dat er geen waarheid bestaat. Alles is inbeelding, alles is voorstelling: datgene wat wij onszelf wijsmaken. Iets dat we zelf kiezen. Alles is dus relatief en niets is op zich echt waar.

Maar als alles slechts verhaal is, als alle “grote vertellingen” vooral niet mogen geloofd worden, zoals Lyotard schreef, dan verschijnt onverbiddelijk de chaos. En het recht van de sterkste.

Als er nu één groot verhaal is in het leven van de mens, dan is dat van zijn eigen seksuele intimiteit. De geslachtsidentiteit is één van de grote pijlers waarop onze beschaving is gebouwd.

Door die pijler weg te halen, wordt de maatschappelijke orde ernstig ondermijnd. In de plaats van duidelijkheid, verschijnt nu verwarring en chaos.

De eerste slachtoffers hiervan zijn niet de armeren, waarvoor communisten en socialisten beweren altijd in het gareel te springen, maar de mensen wier identiteit (nog) niet zo heel duidelijk is.

Dus: jonge mensen. Onze jongeren zijn dus een van de grootste slachtoffers van de verwarrende chaos die door het postmodernisme wordt geschapen.

Van politici mag men eisen dat ze de maatschappelijke problemen aanpakken. Van hen verwachten we niet dat ze met details bezig zijn, of met o zo grote buitenlandse projecten – vaak gericht op de uitbouw van hun eigen carrière.

Het moet hen gaan om spijs en drank, ongetwijfeld. Maar meer nog moet kwaliteit van het leven hun zorg zijn en dan gaat het echt niet alleen maar het milieu, de bijtjes en de bloemetjes. De eerste zorg moet zijn dat de samenleving als een geheel goed ‘draait’. En dat kan alleen als er een duidelijke basisordening is, zeg maar een Leitkultur.

Maar we zien hoe de politiek de chaos, de verwarring en de vloeibaarheid van zelfs de seksuele identiteit bij onze jongeren bewust uitbuit én uitvergroot. In ieder geval is dat de indruk die de politiek wekt.

Seksuele beleving behoort tot de intieme menselijke levenssfeer. Het onderscheid tussen intieme levenssfeer en de openbaarheid is fundamenteel in onze sociale orde. Door het intieme in de openbaarheid te brengen verdwijnt een stuk fundamentele ordening uit onze maatschappij. Dit leidt tot massificatie, waardoor nieuwe despotismen zich kunnen vestigen.

Dat de media hierin meegaan, toont hoe diep het postmodernisme onze sociale samenleving heeft aangevreten. Voor hen gaat het hier om economisch voordeel dat gepuurd wordt uit de sensatie bij het overschrijden van sociale scheidingslijnen. Het brutale winstbejag dat door de remmen van een geordende sociale samenleving ingetoomd werd, kan nu vrijuit spelen.

Rousseau’s optreden heb ik nooit bij Di Rupo gezien, al staat die bekend als homofiel.

Rousseau zelf echter doet dit om wat luttele stemmetjes meer. Idem dito voor de show van Decroo tijdens de optocht van andersgeaarden.

Dit is pure electorale berekening. Plat populisme.

Maar zij hebben geen oog voor de maatschappelijke gevolgen.

Daarom schieten zij ten gronde tekort.

Jaak Peeters

Juni 2023

Bubbelisme

“Bubbel: Een eigen levenssfeer of denkwereld van iemand die zich niet openstelt voor andere invloeden of denkbeelden van buitenaf; afgesloten levenssfeer of denkwereld .” ( woordenboek  neologismen)

In 2021 publiceerde Prof. Manu Keirse zijn 22e boek onder de titel: “Anders Leven”, met als ondertitel: “Pleidooi voor een humanere en meer verbonden samenleving.”

Op de voorflap van zijn boek schrijft hij: We leven in een tijd waarin we alles mooi in vakjes hebben opgedeeld: de verantwoordelijkheid voor ouderen is verschoven naar woonzorgcentra en verpleeghuizen, voor ernstig zieken naar professionele zorgverstrekkers in ziekenhuizen, voor sterven en dood naar afdelingen voor intensieve zorg en voor palliatieve zorg, voor de verzorging van overledenen naar uitvaartverzorgers en begrafenisondernemers, voor de rouw van de naasten naar rouwcoaches en rouwtherapeuten”

En dan volgt zijn vraag: “waar is de méns gebleven?”

Keirse heeft zich zijn hele professionele leven gericht op verlies en verdriet, ook in het allerlaatste gedeelte van dat leven.

Zijn stelling dat we alles te veel in afzonderlijke vakjes indelen en intussen de waarde van het samen leven zelf uit het oog verliezen is in onze hedendaagse wereld in nog velerlei andere opzichten van toepassing.

We hoeven dan niet eens aan de inmiddels stilaan berucht wordende lockdowns van de Covid-crisis te denken, waarbij mensen als kandidaat-bandieten werden opgesloten, die het wel eens zouden aandurven anderen te besmetten.

Kijk eens naar het gedrag van mensen op een treinperron. Ze staan daar, vaak dicht op elkaar gepakt, allemaal driftig turend naar het scherm van dat moderne hebbedingetje, de smartphone – we doen zelfs niet eens de moeite om er een Nederlands woord voor te bedenken – en niemand die van de gelegenheid gebruik maakt om met de buurman of -vrouw een praatje te slaan. Meer zelfs: wie daarop aanstuurt wordt ervaren als een stoorzender.

Bij de bank wordt je door een onthaaldame opgevangen. Die dame – veelal medewerkers in het begin van hun loopbaan – vraagt je beleefd of je een afspraak hebt en wat het probleem is. Nota bene: dat terwijl iedereen er rond het kan horen.

Privacy.

Enige tijd later komt er een meneer met grijzende slapen je met al dan niet gemaakte vriendelijkheid halen en brengt je maar zijn hokje, dat kennelijk als kantoor dienst moet doen – de medewerkers hebben een dure cursus klantvriendelijkheid gevolgd, moet je weten, vandaar die vriendelijkheid.

Meteen duikt de man in zijn computer en haalt jouw dossier op, waarna je eindelijk met je vraag boven water kunt komen.

Tussendoor vraagt hij je of je nog gebruik maakt van contant geld – tegenwoordig heet dat “cash”, want we zijn niet voor niets door Amerika bezet, wat te merken is aan de Engelstalige slogans in het plaatselijke station van de spoorwegmaatschappij. We voelen dat niet eens meer.

De arts zet je medicijnenvoorschrift rechtstreeks op je id-kaart – ook al een digitaal ding. Je kunt zonder de hulp van de apotheker niet eens meer zien welke medicijnen voor je klaar staan.

Wie een boom wil rooien, moet daarvoor de toestemming hebben van Natuur en Bos. Maar die toestemming krijg je alleen digitaal. “Alles wordt digitaal, meneer!” Alsof we dat ooit vroegen.

Naast en mede als gevolg van de digitalisering is er nog meer verlies van menselijk sociaal contact. Vroeger gingen buren bij elkaar “buurten” of een partijtje kaarten. En je stierf thuis, bij je familieleden. Tegenwoordig speelt de avond zich af voor het TV-scherm.  Dat vraagt minder inspanning. Die laatste moet je dan ter compensatie en voor je eigen bestwil in een duur fitnesscentrum doen. Ieder in een eigen cabine, voorzien van elektronische sturing.

Binnen de familie zit iedereen naast elkaar naar het kleine scherm te kijken. Als het goed meevalt blijven echtelieden en hun kinderen wat langer aan de tafel zitten om te vragen hoe het op het werk of op school was en wat de plannen zijn voor volgende week.

Wat Keirse aankaart voor de medische wereld, namelijk het verlies van menselijke warmte en de daardoor erger wordende eenzaamheid, is voor onze hele samenleving van toepassing. En sinds het thuiswerken door de moderne techniek steeds meer regel is geworden, is ook het werken niet langer een sociaal gebeuren. Idem dito voor het onderwijs, waar slimmeriken meenden de vijand te moeten bestrijden door onze kinderen hun sociale wereld te ontnemen.

Dat verlies aan menselijke warmte, dat levende contact tussen voelende mensen van vlees en bloed, wordt steeds meer door een koude, gedigitaliseerde  wereld vervangen.

En het kan best nog erger. Laatst las ik een auteur die zich openlijk afvroeg of die mens van vlees en bloed, die mens die zich zo vaak vergist maar tegelijk ook zo warm en teder kan zijn, binnenkort niet door denkende machines voorbij zal worden gestoken. Laten we het wat brutaler en daarom duidelijker zeggen: de mens opzij gezet door intelligente robotten. A.I. oftewel artificiële intelligentie. De mens als een voorbijgestreefd specimen door een product van zijn eigen voortvarende kortzichtigheid. En als gevolg van deze situatie opgesloten in een soort reservaat waar hij zijn archaïsch ding mag doen, zolang hij de denkende robotten maar niet in de weg loopt.

We lijken wel allemaal gevangen in bubbels van allerlei slag in een desintegrerende maatschappij. Met weldra één bubbel van planetaire omvang die dan geldt als het prototype van al die bubbels, waar mensen tegenwoordig in  vertoeven.

Maar dat leven in bubbels gaat ons maar matig af. We voelen er ons niet zo goed bij en velen onder ons willen uitbreken, los en weg van dat gebubbel. Ze zoeken de vrije lucht die ze in een onderhand verdwenen of gecreëerde natuur hopen te vinden, in Vlaanderen of in verre oorden. Daar vinden ze dan de ruimte, die extatische verre einders waarin onze soort ooit ontstond. En dan drijven we de boeren van hun land weg, want daar moet weer  natuur komen.

Helemaal onjuist is dat niet: mensen hebben de warmte van het menselijk samenzijn en de roep van de natuur nodig als eten en drinken.

Maar of dit de verstandigste manier is om aan de wurggreep van het bubbelisme te ontsnappen, weet ik echt niet.

Jaak Peeters

Mei 2023

Censuur in verwarde tijden.

Principieel

Een goede redenering begint altijd met het hanteren van juiste definities. De Chinese filosoof Confucius, die door sommigen omschreven werd als een van de belangrijkste denkers die ooit hebben geleefd, zei eens: Wil in de hoofden en harten van de mensen orde komen, dan is de eerste eis dat de dingen bij hun eenvoudige, juiste naam genoemd worden.[1]

Dan moet onze aandacht ook gewekt worden als we merken dat er verschillende definities van censuur in omloop zijn.

Voorbeeld: “censuur is het tegenhouden van de publicatie of de bekendmaking van informatie.”

Van Dale omschrijft censuur als het uitoefenen van macht om de vrije meningsuiting te verhinderen.

Een betere manier om het begrip censuur te definiëren lijkt ons echter censuur op te vatten als de uitoefening door een of andere overheid van macht, waardoor het vrije woord onmogelijk wordt gemaakt. Die overheid kan van alles zijn: de staat, de kerk, de keuringscommissie die de geschiktheid van films voor een jong publiek beoordeelt, een militair gezag, een schooldirectie, de leiding van een bedrijf enzovoorts.

Verlichting

Confucius zou bij elk van deze definities gegruwd hebben – en hij niet alleen.

Immanuel Kant schrijft in zijn beroemd opstel Wat is verlichting?:  Sapera aude. Heb de moed om je van je eigen verstand te bedienen (..) Het openlijk gebruik van de rede moet te allen tijde vrij zijn, en alleen dat kan verlichting onder mensen tot stand brengen, schrijft hij nog. Kant stelt dat het niet geoorloofd is van de verlichting, en dus het vrije gebruik van de rede, afstand te doen.

Het is voor iedereen duidelijk dat de verlichting, die Kant voor ogen staat, in een situatie waarin censuur wordt toegepast niet denkbaar is.

Men daarom redeneren dat het verbod op censuur en het verzet daartegen, een logisch uitvloeisel is van de Verlichting- terecht met een hoofdletter.

Op deze manier zien we ons verzet tegen censuur verschijnen als een historische verovering van de moderne mens en een plicht waaraan we als moderne mensen niet mogen verzaken.

Censuur is geassocieerd met machtsongelijkheid

Uit het bovenstaande blijkt ook dat censuur altijd plaats vindt in het kader van een ongelijke machtsverhouding. Censuur bestrijden komt dus neer op het streven naar fellere machtsgelijkheid onder mensen.

Maar die gelijkheid wordt als het ware van nature bedreigd. Michael Walzer schrijft dat wie droomt van een maatschappij waarin iedereen dezelfde macht bezit, bij het minste ongewone fenomeen zou te maken krijgen met snel opkomende machtsongelijkheid: de een wordt tot voorzitter gekozen; een ander kan mensen begeesteren en kan hen meetrekken. Tegen het einde van de dag zou men een verstoring van de machtsgelijkheid zien optreden.[2] Het zou dan machtsuitoefening vergen om machtsgelijkheid te realiseren. Dat is een contradictie, want zulke machtsuitoefening veronderstelt .… ongelijkheid.

Belangrijk is dus dat die gelijkheid altijd weer doorbroken wordt, of tenminste: dreigt doorbroken te worden. Er verschijnen immers altijd weer nieuwe kandidaten-machthebbers. Het is een eeuwig proces van gelijk maken en verschil creëren.

In de mate dat censuur een uiting is van machtsverschillen, behoort de kans dat censuur wordt uitgeoefend altijd opnieuw tot de heel reële mogelijkheden. Democratie is niets anders dan een techniek om die altijd dreigende machtsongelijkheid leefbaar te houden.

Overgangstijden

Er zijn in de geschiedenis perioden waarin het toepassen van censuur bijzonder aantrekkelijk is.

Dat zit zo: in de loop van de geschiedenis zijn er bij herhaling tijdperken, waarin zogenaamde helden een centrale rol in de eigentijdse maatschappijen speelden. Het zijn de lieden wier grote daden een wereld die in volle transitie is tot ontwikkeling brengen.

Zowel de Grieken als de Sumerische en de Indische geschiedenisverhalen maken melding van heldentijden. Alle grote beschavingen hebben zo’n heldentijden gekend, met bijhorend episch proza of dito dichtwerk.

Zo kwam de Sumerische epische literatuur al rond het eerste kwart van het derde millennium voor onze tijdrekening tot stand; de Griekse en de Indische tegen het einde van het tweede millennium, terwijl de Germaanse heldentijd tussen de vierde en de zesde eeuw van onze tijdrekening tot bloei kwam.

Welnu: die heldendichten, die de epiek van die heldenperioden kenmerkt, blijken niet alleen louter literaire verdichting te zijn. Ze leggen integendeel getuigenis af van een heel reëel sociaal verschijnsel. In wezen ging het telkens om barbaarse perioden.

Samuel Noah Kramer geeft een overzicht van de kenmerken van die barbaarse perioden.[3]

  1. Een heldentijd valt steeds samen met een periode van grote bevolkingsverschuivingen.
  2. De volkeren die helden leveren, komen in contact met maatschappijen die in ontbinding verkeren. Veelal leveren die maatschappijen een verloren gevecht tegen verwording en achteruitgang.
  3. De ‘heldenvolkeren’ staan zelf op een primitievere sport van de beschaving.
  4. De primitievere volkeren worden door de hoger beschaafde volkeren ingezet op die punten, waar de beschaafden steeds meer tekortschieten: krijgsvoering, ongeschoolde arbeid, procreatie.

De genoemde heldentijden zijn dus echte overgangstijden met vrijwel altijd grote volksverhuizingen.

Onze huidige toestand.

Met het voorgaande in het achterhoofd vraagt het niet zoveel verbeelding om onze West-Europese beschaving te klasseren als een beschaving in ontbinding of, om het neutraler te zeggen: in transitie.

Er werd hierover al vaker geschreven.[4]

We merken in ieder geval dat ongecontroleerde of moeilijk te beheersen massieve immigratie op z’n zachtst ontregelend werkt.  Dat is ook wat in het boek van Paul Collier aan de orde is: Exodus. Hoe migratie onze wereld verandert.[5]

Eigenlijk wéét iedereen dat. Wie Brussel nog in de jaren tachtig van vorige eeuw gekend heeft, herkent deze stad vandaag niet meer.

Men ziet ook hoe de autochtonie steeds meer in de verdediging wordt gedrongen: zelfs het gebruik van voorheen totaal onschuldige termen zoals autochtonen versus allochtonen veroorzaakt nu problemen.[6]  We kunnen er hier rustig het woke-fenomeen bijvoegen.

Achter de terminologische kwestie schuilt echter een sociologische realiteit: de etnisch autochtone bevolking krijgt het steeds moeilijker om zichzelf als de rechtmatige eigenaars van de grond te manifesteren. Multiculturalisme wordt steeds meer: multi-etniciteit.[7] En waar verschillende etnische groepen op één gebied samenleven, ontstaan spanningen. “Etnisch bewustzijn verhevigt bij contact met andere etnische groepen”[8] Weg illusie van de integratie!

Enkele jaren geleden schreef Abou Jahjah een boek onder de titel: De stad is van ons. Manifest van de nieuwe meerderheid.[9] Daarin voorspelt de auteur dat de “ontvlaamsing” steeds verder zal gaan, dat de sociaal-economische spanningen altijd in dezelfde richting zullen evolueren, nl. de verzwakking van de autochtonie en dat er weliswaar een oppervlakkige civiele cultuur zal ontstaan, maar dat die nauwelijks wat heeft met de oorspronkelijke autochtonie. Sommigen vinden zelfs dat de ontmanteling van de rechten van de autochtonie nog niet ver genoeg gaat en pleiten voor wat zij noemen: superdiversiteit.[10] Zelfs in het oude Nederland werd al gediscussieerd over “het nut van Nederland”[11]

In ieder geval: als voorbeeld van een “overgangstijd” kan dat alles tellen.

Merk dus op dat maatschappelijke transitie echt niet alleen met de blote aanwezigheid van allochtonen te maken heeft: die transitie verandert niet alleen ons straatbeeld, maar verandert ons hele maatschappelijke weefsel en dat leidt dan weer tot dwingende maatregelen die het verzet tegen de nieuwe wereld moeten breken.[12]

Overgangstijden en censuur

Nu zijn we dan ook aanbeland op het punt dat in de titel aangehaald wordt: het verband tussen de chaotische tijden waarin we leven en de gepercipieerde toeneming van censuur.

Die dwingende censurerende maatregelen wekken namelijk heel sterk de indruk dat ze de weerstand tegen de sociale, culturele en sociologische hertekening van de maatschappij willen onderdrukken. Dat gebeurt op zowat alle denkbare manieren zoals justitiële bestraffing, maar in onze contreien vooral door moralisering.[13]

Het eerste wat we dus moeten stellen is dat censuur veel meer is dan we gewoonlijk geneigd zijn te denken: gewoon maar het beperken van de vrije meningsuiting. Censuur is ook het bewust doordrukken van een politiek beleid, ook wanneer dat kennelijk niet op een democratische manier kan lukken.

Het is echter tegelijk een poging om een andere wereld te doen aanvaarden die mensen uit zichzelf niet zouden hebben gewild. We zien dus vooral dat censuur een politiek middel is dat past in de vestiging van een nieuwe maatschappelijke en etnische orde, een proces dat eigen is aan overgangstijden. Nieuw opkomende politieke groepen doen een beroep op mensenrechten of zelfs op de verlichting zelf om een open debat te verhinderen over een toekomst waarvan ze weten dat die door grote delen van de bevolking niet gewenst wordt, maar waarvan zijzelf hebben beslist dat ze er moet komen.

Opnieuw zien we hier macht aan het werk.

Dit soort nieuwe politieke groepen dat verschijnt in overgangstijden zit vol met de lieden die deels afkomstig zijn uit de nieuwe bevolkingsgroepen, deels uit de autochtonie die kiest voor de vlucht vooruit en nog anderen die op de een of andere manier hun voordeel hopen te doen. In latere tijden zullen sommige figuren uit die groepen misschien de heldenstatus verkrijgen waarover hierboven sprake is.

Wie nu zal durven te ontkennen dat we vandaag in een diepgaande overgangstijd zitten?

De vier hiervoor genoemde punten blijken immers voor de volle honderd procent van toepassing te zijn: grote bevolkingsverschuivingen, een maatschappij waarin het postmodernisme geen enkele zekerheid meer heeft overgelaten en die dus in verwarring en totale twijfel over zichzelf en over de mens in het algemeen verkeert, het feit dat vele immigrerende groepen op een veel lager niveau van intellectuele ontwikkeling staan en de dwingende noodzaak om deze nieuwe ingezetenen in te schakelen, onder meer omdat de autochtone procreatie niet langer volstaat om het bevolkingstal dat economisch of politiek wenselijk is in stand te houden.

We kunnen nu terugkeren naar de aanhef van dit stuk: de aanklacht tegen de kennelijk algemeen optredende beperking van vrije meningsuiting, waarover zelfs Benno Barnard zich druk maakte.[14]

De waarheid is dat tegenwoordig censuur wordt uitgeoefend, niet alleen in het kader van de oorlog in Oekraïne – daar is de censuur overduidelijk alom aanwezig-, maar omdat sommigen vrezen anders de spanningen van deze verwarde tijden niet langer meester te blijven. Censuur in onze chaotische tijd is buitengewoon aantrekkelijk voor alle groepen die welke leidinggevende positie dan ook in het hele proces van transitie innemen.

Men kan zeggen dat censuur een uiting is van onzekerheid van de leidende groepen.

Dat is zeker waar.

Maar het erge is dat met het verschijnen van een censurerend systeem tegelijk één van de grootste verworvenheden van de Verlichting op de schop gaat: het zelfstandige denken. Het sapere aude. Om vrij te kunnen denken, moet immers ook het spreken vrij zijn, want het ene veronderstelt het andere.

En laat nu die Verlichting wellicht het belangrijkste zijn waarmee West-Europa kan uitpakken.


[1] Hans-Joachim Störig. Geschiedenis van de filosofie, deel 1. Het Spectrum, 1985, blz. 83.

[2] Michael Walzer. Spheres of Justice. Woord vooraf. Blackwell, 1983.

[3] Samuel Noah Kramer. De geschiedenis begint met de Sumeriërs. Nederlandse vertaling, Sijthoff, Leiden, 1958, blz. 196.

[4] https://www.dwarsliggers.eu/index.php/2016-04-03-02-23-40/onze-nieuwsbrieven/240-nieuwsbrief-nr-8-pjotr-s-dwarliggers-25-augustus-2016

Of nog: https://www.dwarsliggers.eu/index.php/22-maatschappij/943-ondergang-van-het-avondland

[5] Paul Colllier. Exodus. Spectrum, 2013. Vertaling uit het Engels.

[6] https://www.socialevraagstukken.nl/herziening-van-de-termen-autochtoon-en-allochtoon-is-nodig-afschaffen-hernoemen-of-herdefinieren/

[7] Eugeen Roosens heeft daar in zijn Eigen grond eerst uitvoerig over geschreven. Acco, 1998.

[8] Eugeen Roosens, o.c., blz. 186. Denk ook aan ex-Joegoslavië.

[9] D. Abou Jahjah. De stad is van ons. Pelckmans, 2014.

[10] Dirk Geldof. Superdiversiteit. Hoe migratie onze samenleving verandert. Acco, 2013.

[11] Koen Koch& Paul Scheffer (red.) Het nut van Nederland. Bert Bakker, 1996.

[12] Wim van Rooy. De malaise van de multiculturaliteit. Acco, 2008.

[13] Het is goed te wijzen op de steeds verdere toeneming van de mensenrechten, want dat is op zich een indicatie van de chaotische toestand van onze cultuur. Deze mensenrechten dienen als basis voor censuur. Zie hievoor ook: https://www.amnesty.nl/encyclopedie/mensenrechten-lijst-van-mensenrechten

[14] Zie het titelblad van het boek van Wim van Rooy.

Jaak Peeters

April 2023

Diepzinnig leuteren over het klimaat…

Inleiding

In het novembernummer 2022 van Filosofie Tijdschrift verscheen een stuk van Marcus van Toor onder de titel die voor dit stuk wordt overgenomen.

Het is een wat grappige titel die de auteur ontleent aan een opmerking van Willem Frederik Hermans, die zei: dat diepzinnig leuteren over ons leven komt door te veel eten, door de welvaart. Met een volle maag is het goed filosoferen.

In het hiernavolgende stuk wil ik inderdaad enigszins ‘diepzinnig leuteren’ over het klimaat en ik zal daarbij ook de insteek van van Toor volgen.

Het klimaat redden

Hoe dikwijls horen of lezen we niet dat we dringend het klimaat moeten redden, omdat we anders met z’n allen naar de verdoemenis gaan? Greenpeace, met als vroeger boegbeeld Diederik Samson – Timmermans’ adviseur die de Nederlandse kerncentrales deed sluiten en daardoor mede aan de basis lag van massale CO2-uitstoot -, slaat er ons mee om de oren. Zopas nog waarschuwden de VN ons dat het ei zo na te laat is om het klimaat op deze planeet te redden. En de EU – onder leiding van de door Samson geadviseerde en al even rode Timmermans – dokkert fanatiek voort op weg naar ‘onze redding’, terwijl de rest van de wereld onbegrijpend toekijkt hoe we onszelf in de vernieling rijden.

Ik moet altijd het hoofd schudden als ik verneem dat ik mee moet helpen om het klimaat te redden. Soms volstaat zelfs het klimaat niet: de ambitie reikt veel verder, namelijk tot het redden van de hele planeet.

Hoezo, het klimaat redden? Het klimaat is de algemene toestand van de weerfenomenen over een gebied of over de hele planeet. Kun je zoiets ‘redden’? Hoe doe je dat, dat redden? Een jutezak voor de zon hangen?

Wat stellen die mensen zich voor? Dat wriemelende pluis dat rondkruipt op het oppervlak van een kleine planeet die cirkelt rondom een ster van middelbare grootte, te midden van planeten die vele malen groter zijn – dat pluis dus gaat de werking van de geofysische en astronomische processen, waarvan het klimaat afhankelijk is, even in goede banen leiden opdat het niet méér zou veranderen dan de mens lief is?

De ‘modernistische’ mens

Waarom halen we ons zoiets in het hoofd? Waarom kan men miljoenen mensen zover krijgen dat ze gaan geloven dat ze het klimaat gaan ‘redden’ of de verandering ervan stoppen?

Het is goed om in de stoel van de filosoof plaats te nemen en een hoop vragen te stellen die in het debat – of wat daarvoor moet doorgaan – veelal niet aan de orde komen.

Het valt namelijk meteen op dat het op de eerste plaats de westerse mens is die zich voorneemt het klimaat te redden. De anderen knikken beleefd en gaan voorts over tot de orde van de dag. Zijn al die anderen dan dommeriken, kortzichtige lieden die geen gevoel hebben voor het rentmeesterschap van de mens voor de planeet? Moeten we echt zoiets denken over mensen uit de Aziatische cultuursfeer, die toch alom gekend is voor haar hoge dosis wijsheid?

Of moet de vraag niet eerder worden gesteld dat de reddingsactie voor het klimaat of de ijver om de klimaatverandering te verhinderen voortkomt uit een manier van denken en leven die kenmerkend is voor de westerse cultuur?

Kijken we even naar de Oude Grieken.

Het levensgevoel van de Grieken was er een van bewondering. Ze bewonderden de schittering van de fonkelende sterrenhemel. Ze waren bevangen door een gevoel van nederigheid en diepe deemoed. Zouden die mensen op het idee zijn gekomen om het klimaat te redden, of, meer zelfs: de hele planeet?

Waarom wil de westerling dan wél zo’n reddingsactie uitvoeren?

Velen denken dat de doorbraak van de moderniteit de basisverklaring vormt van de westerse manier van denken over de natuur. De mens is zichzelf als subject boven de natuur gaan verheffen. Die natuur verwerd dan tot een object, uit zichzelf zielloos en wellicht doelloos en alleszins machteloos overgeleverd aan de manipulerende mens, die er in volle vrijheid over beschikt.

Het ontgaat ons, maar door onszelf uit de natuur weg te rukken en ons tégenover die natuur te plaatsen – haast als tegenstanders – vereenzamen we onszelf en leveren we ons over aan vertwijfeling en angst. Want we kunnen niet om onze onkunde en machteloosheid heen. Maar in plaats van het afleggen van dit modernistisch activisme, nemen we de vlucht vooruit: nog onverbiddelijker modernistisch worden.

De mens heeft behoefte om zich te positioneren in Het Alles. Sinds we zijn ontkerkelijkt, zoeken we dan ook een erzatzreligie. Mede daarom is het klimaat zo aantrekkelijk.

Het ontgaat ons ook te veel dat veel CO2-gehuil vooral door een kleine groep kameraden wordt geproduceerd. Die kameraden vertegenwoordigen de modernistische, manipulerende westerse mens bij uitstek.

De wetenschappelijke feiten, meneer!

Er bestaan evenwel nogal wat mensen die niet zo’n uitgesponnen vertrouwen hebben in de capaciteiten van de mens. Ze vragen zich af of we wel genoeg weten over de genoemde processen van geofysische en astronomische aard om met enige kans op succes aan de redding van het klimaat te kunnen beginnen. Zo is er de vraag of de invloed van die gloeiende magmabol die de aarde is op de temperatuur in de atmosfeer niet erg onderschat wordt.

Overigens verklaarde het IPCC zélf op blz. 771 van zijn TAR 3 – rapport dat het klimaatsysteem een niet-lineair chaotisch systeem is, wat klimaatvoorspellingen over een lange termijn vrijwel onmogelijk maakt. Anders gezegd: we weten het niet! Echt niet.

Niettemin komt als een rollende donder het antwoord op de twijfelaars neer: het gaat om wetenschappelijke feiten, meneer!

De Franse schrijver Bruno Latour heeft daar zo zijn eigen mening over.

Sommige auteurs doen het voorkomen alsof er achter veel wetenschappelijke aanspraken verborgen economische machtsaspiraties schuilgaan. Maar zover hoeven we het niet te zoeken, meent Latour, al geloof ik zelf dat zulke machtsaspiraties wel degelijk kunnen aanwezig zijn. Het volstaat voor Latour naar de werkelijkheid van het wetenschappelijk bedrijf te kijken om een gezonde dosis scepsis te verwerven en de haast onaantastbare status van wetenschappelijke experts met enige zin voor relativiteit te bejegenen.

Wat is dat, een wetenschappelijk feit? Een feit, zegt Latour, wordt niet ontdekt, maar gemaakt.

Het gaat om een buitengewoon ingewikkeld proces van metingen en meetmethodes, interpretatie van gegevens en manieren van voorstellen, het afwegen van de betekenis van de gevonden gegevens, het hanteren van modellen, en bijgevolg gaat het ook om de soms felle polemieken van wetenschappers onder elkaar, wetenschappers die ook ‘maar’ mensen zijn en dus behept met emoties en allerlei soms verborgen motieven. Het eindresultaat is dan een soort consensus, of beter: een zienswijze waarin de meerderheid zich ongeveer kan vinden. Zo ontstaan wetenschappelijke ‘feiten’.

Politici, journalisten en opiniemakers krijgen met de aldus geconstrueerde feiten de elementen in handen die ze nodig hebben om een hen passend narratief te bouwen.

De kritische mens

Op dat punt aangekomen verschijnt de figuur van de kritische mens, de figuur die niets menselijks voor absolute waarheid aanneemt en die begrijpt dat mensen niet alleen niet genoeg weten, doch ook diep-emotionele wezens zijn en vatbaar voor angsten.

Die kritische denker zal niet ontkennen dat de aarde opwarmt, maar zal op de eerste plaats en om te beginnen het héle verhaal willen horen. Dan moet er bijvoorbeeld worden bijverteld dat er volgens sommige zéér recente metingen eerder sprake is van een lichte daling van de temperatuur van de dampkring, terwijl de zon niettemin vlak bij haar maximale activiteit is. Die daling zie je zelfs in een grafiek van document AR6 van het IPCC dat handelt over temperatuurmetingen van 2015 tot 2023. Natuurlijk is dat geen reden om de opwarming te ontkennen. Prof. Kaufman van de universiteit van Arizona kwam na onderzoek tot de bevinding dat de klimaatmodellen onvoldoende rekening houden met een aantal factoren. Alweer is dat geen reden om de opwarming te ontkennen. Maar het zet wel vragen bij het klimaatalarmisme. Hier rijst dezelfde vraag als bij de Covid-crisis: is het verzoenbaar met het beeld van de soevereine, democratische burger om mensen door het gebruik van angst tot een ander gedrag te dwingen?

De aarde verandert al zo lang als ze in deze toestand bestaat. In de natuur blijft er immers niets onveranderd en natuurlijke processen kennen een schommelend verloop. En hoewel die aarde altijd al veranderde en de klimatologische omstandigheden daar tegelijk mee veranderden – in het Krijt lag de watertemperatuur in Zweden 10° hoger dan nu-, bestaat de wereld nog steeds en verschenen er na de dinosauriërs zoogdieren met als voorlopig hoogtepunt van de evolutie de homo sapiens sapiens.

Onderdeel van de natuur

Het is voor de westerling moeilijk, maar we zullen toch moeten leren aanvaarden dat de plaats van de mens niet is boven de natuur, maar erin. Vele volkeren die dichter bij de natuur staan hebben met dit inzicht minder moeite. Lange tijd hebben westerlingen gemeend dat ze die natuurvolkeren moesten ‘beschaven’, maar nu breekt langzaam het inzicht door dat een beschaving niet hoger staat omdat ze in staat is allerlei objecten te maken.

Bijgevolg bestaat de opdracht er niet in die natuur te beheersen, want daarmee denderen we voort in de illusies van de moderniteit. We moeten ons inschakelen in die natuur, en daarbij met de lokale werkelijkheid rekening houden.

Ook mensen zijn een diersoort, een product van de natuurlijke evolutie en bijgevolg afhankelijk van de krachten en machten die de natuur beheersen. We moeten geen onmogelijke ondernemingen aanvatten zoals het stopzetten van de klimaatverandering.

De filosoof dwingt ons vervolgens eerst naar onszelf te kijken en ons af te vragen of we niet allereerst de gevolgen van onze eigen tekortkomingen moeten opruimen om dan met diep respect de natuur haar gang maar te laten gaan – al was het maar omdat er niets anders in zit.

Werk genoeg

Moeten we dan niets doen?

Jawel, maar in plaats van paniek te zaaien doen we er, om te beginnen, beter aan goed te beseffen dat we van die natuur afhankelijk zijn. Letterlijk. De recente feiten over PFOS, waarvan de schadelijkheid nog vele decennia kan blijven doorwerken, leren ons dat we onszelf door de processen die we zelf hebben in gang gezet in gevaar kunnen brengen.

We hadden dit trouwens al langer kunnen weten, al van toen we de DDT uit ons arsenaal pesticiden banden.

We kunnen beginnen met de vervuiling, de verspilling, de overbodigheid van zovele spullen die ons door een sluwe reclame als noodzakelijk worden aangeprezen. Minder beton storten, meer bos en de dieren als medeschepsels aanvaarden. En aan technische wetenschap doen, want fossiel is eigenlijk te kostbaar om op stoken. En ons voorbereiden door dijken te voorzien en de immigratie beperken, want die maakt het probleem nog groter.

Maar zelfs als we erin slagen klimaatneutraal te worden, dan nog zal het klimaat blijven doen wat het altijd al deed: veranderen…

Er ligt vooral een taak te wachten voor de kritische mens, die niet alleen zijn gewone medemens, maar ook de politieke gezagsdrager moet doordringen van een levensbeleving die afstand doet van de illusies van totale maakbaarheid en vraagt om realisme.

En dan is er een kritische journalistiek die niet het geldende narratief moet herhalen, maar de kritische geest aan het woord moet laten. Zo’n échte journalistiek zou tussendoor ook even de banden kunnen blootleggen tussen extreemlinks en een aantal ecologische wereldverbeteraars. Stel je voor dat Extinction Rebellion een of andere eurocommissaris gaat adviseren! De kameraden die elkaar adviseren en eredoctoraten toekennen…

We hoeven niet te doen wat W.F Hermans meesmuilend leuteren noemt.

We kunnen het veel simpeler houden. Door onze eigen kritische geest te scherpen en verhinderen dat de groene beweging door het extremisme gemonopoliseerd wordt.

En voor het overige: zuinig en vooruitziend zijn. In alle betekenissen.

Dat is al moeilijk genoeg.

Jaak Peeters

Maart 2023

Het conflict in Oekraïne.

Enkele achtergrondbeschouwingen.

Inleiding

Sinds een jaar wordt het nieuws in onze contreien beheerst door de oorlog in Oekraïne. Velen zien een opvallende gelijkenis in de manier waarop dit nieuws tot ons wordt gebracht en de media-optreden tijdens de afgelopen Covid-crisis. 

Mede als gevolg daarvan hebben sommigen zich verklaard tot ferme partijgangers van één van de strijdende partijen. Gewoonlijk is dat de westerse positie. Maar bij anderen rijst wantrouwen. Zij storen zich aan het steeds weer herhaald worden van hetzelfde westerse narratief, alsof er niet aan élk verhaal verschillende, vaak tegenstrijdige kanten zijn.

Ook al zijn ze in de minderheid: er bestaan lieden die zich niet simpelweg door één of ander propagandaverhaal op de kast laten jagen. Ze willen vrij en zelfstandig tot een beeldvorming komen. Je kunt er donder op zeggen dat zij ook met het hedendaagse woke-gedoe wellustig de vloer aanvegen.

In de hiernavolgende tekst sluit ik me bij deze laatste groep aan, tot spijt van wie het benijdt.

Deze tekst is dus ontstaan om naast het soms stuitend oppervlakkige gepraat in de media een wat beter onderbouwd verhaal op te bouwen, dat kan helpen om iets meer te begrijpen van de diepere ontwikkelingen die in het conflict meespelen. Een dergelijke houding is kritisch en daarom soms onaangenaam.

Voor mezelf is deze tekst dus ook een poging om klaarheid te scheppen. Ik verwacht geen gelijk. Maar nog steeds geldt het die Gedanken sind frei.

Het gaat bovendien over een historische schets. Een schets is een ruwe weergave met slechts enkele hoofdlijnen. Zo’n schets mist per definitie nuance en detaillering en is bovendien altijd selectief. Bijgevolg geeft een schets slechts het beeld weer zoals zich dat bij de auteur vormt. Meer is binnen het bestek van deze bijdrage ook niet mogelijk, maar zelfs zo’n algemene schets bevordert naar mijn aanvoelen het inzicht, al was het maar omdat ze een uitnodiging bevat tot discussie – los van de oppervlakkigheid van de media.

Ik erken, tenslotte, dat ik gretig gebruik heb gemaakt van het werk van de Nederlandse politicoloog Kees van der Pijl, in diens Wereldorde en Machtspolitiek.[1]

Pax Brittannica

We kiezen als startpunt de zogeheten Pax Brittannica, waarbij door het Britse bestuur een orde werd opgelegd aan het hele Britse koloniale imperium.

Na de vestiging van het Europese machtsevenwicht sinds de val van Napoleon in 1815 was machtsuitbreiding op het continent niet meer aan de orde. De Britten zochten hun verdere expansie dan ook buiten Europa, méér nog dan voorheen. Tussen 1841 en 1851 bezetten of annexeerden zij Nieuw-Zeeland, de Goudkust, Natal, de Punjab en Hong- Kong. Later werden onder meer Burma, Nigeria, Transvaal en grote delen van Oost-Afrika onder Brits gezag gebracht[2]. De Britten hadden eerder bovendien het bezit van grote delen van het huidige Noord-Amerika verworven. In 1788 werd Nieuw-Zuid-Wales als eerste kolonie op het Australische continent bij het Britse imperium gevoegd.

Brittannië expandeerde dus territoriaal. Maar dat gebeurde ook op een andere manier dan een louter militaire: door een massieve emigratie van Britse onderdanen, waardoor tegelijk bijkomend afzetgebied ontstond voor de steeds maar groeiende industrie. Vergeten we niet dat Brittannië de bakermat is van de industriële revolutie.

Op die manier ontstond een enorme politieke en economische ruimte, die om een goed doordacht beheer vroeg. Daarbij volgden de Britten de principes van een internationaal liberalisme, gekenmerkt door vrijhandel en beperking van staatsinmenging. Mede daardoor konden over het hele rijk grote economische maatschappijen tot ontwikkeling komen.

Dat beheer was evenwel niet alleen op de economie gericht. De Britten beseften heel goed dat een zo uitgebreid rijk met een enorme verscheidenheid aan volkeren, talen en culturen alleen kon behouden blijven, als er niet ook zoiets was als een soort algemene Leitkultur. En dat betekende dat de dominante cultuur doorheen het hele rijk gestempeld werd door de culturele gesteldheid van het eiland. De Palestijns-Egyptisch-Amerikaanse schrijver Edward Said heeft in zijn Cultuur en imperialisme de centrale rol van de cultuur in het imperialisme uitvoerig beklemtoond.[3]

Op die manier verschijnt de Pax Brittannica als een politiek, militair, economisch én cultureel geheel dat gemodelleerd vanuit Brittannië het hele rijk tot één geheel samenvoegde.

De Amerikaanse expansiepolitiek en de Anglo-Amerikaanse as

De 13 staten aan de Oostkust van de huidige Verenigde Staten vochten met de Britten een onafhankelijkheidsoorlog uit, van 1775 tot 1883. Die eindigde met de onafhankelijkheidsverklaring van het toenmalige Amerika. [4]

Al langer was er in de Verenigde Staten een grootstedelijke maatschappij in ontwikkeling, die vooral tot grote proporties uitgroeide in de decennia die volgden op de burgeroorlog (1861-1865). Grootkapitalisten als J.P. Morgan of Cornelius Vanderbilt bouwden grote economische imperia op, vaak met de hulp van Brits kapitaal. Daarbij hoorde de ideologie van de volstrekt vrije markt en de minimalisatie van de overheid, ook zo typisch voor de Britse aanpak.

Met de verovering van het ‘Wilde Westen’, waarbij miljoenen inheemsen werden uitgemoord, ontplooide zich een sterk verbreide avonturenzin en een verheerlijking van mannelijke kracht. Men vindt die verbeeld in tal van zogeheten cowboyfilms. Overigens vallen ook vandaag nog Amerikaanse films op door hun vaak stuitende gewelddadigheid. Als Amerikanen een film maken, schijnt dat maar moeizaam te kunnen zonder veel vuur en geweldige ontploffingen. Daar schemert de avontuurlijke zin van vechters doorheen.

Die twee tendenties, de individuele vrijheid met beperkte staatsbemoeienis en die avontuurlijke geest bij de verovering van het Wilde Westen, werkten aanstekelijk op de steeds aanzwellende instroom van immigranten uit Europa, die in hun verhuizing naar Amerika de kans op een nieuw leven zagen en, heel misschien, zelfs wel rijk zouden worden. Men moet daar overigens nog aan toevoegen dat het veelal de meest avontuurlijke lieden waren die vanuit Europa naar Amerika vertrokken, waardoor ze ginder de veroveringslust nog gingen versterken en aan het Europese continent ‘durflust’ onttrokken. Alleszins oefende Amerika een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op ondernemende zielen uit Europa, die soms weinig last hadden van morele scrupules.

Ondanks de massieve immigratie van in principe vreemde elementen ontstond al snel de mythe van de meltingpot. Die mythe werkte als een soort collectief referentiekader, waarvan de kern werd gevormd door een Angelsaksisch cultureel chauvinisme.

De heel langzame ontvoogdingbeweging van de negroïde bevolking – de afstammelingen van Afrikaanse slaven – lijfde ook die mensen in bij de Amerikaanse cultuur, die tot op het bot door Britse culturele patronen was gevormd.

Het mag dus geen verwondering baren dat iemand als Theodore Roosevelt (president van 1901 tot 1909), die ooit commandant was van een privéruitereenheid, het Britse kolonialisme bewonderde en de ontwikkeling van een Brits-Amerikaanse entente begroette.

De bekende psycholoog William James bewonderde dan weer de dadendrang die volgens hem kenmerkend was voor de lieden die het Amerikaanse Wilde Westen hadden veroverd. Net als Theodore Roosevelt was hij van oordeel van sport, jagen en vechten het beste in de mens naar boven brengt.

Anders dan de Britten voelden de Amerikanen weinig behoefte om in de wijde wereld op verovering te trekken. Niet alleen omdat die wereld al in het bezit was van andere mogendheden – in belangrijke mate overigens van hun eigen Britse cultuurgenoten – maar ook omdat de schier eindeloze einders van het diepe Westen nog krachtig lonkten: er bleef binnen Amerika zelf nog heel veel te veroveren.

Toen het grote Britse rijk in de twintigste eeuw begon te tanen en de Fransen de lasten van het kolonialisme begonnen te voelen, was het intussen sterk gegroeide Amerikaanse economische en financiële vermogen uitgegroeid tot een soort wereldbankier.

Die noopte lange tijd tot een afstandelijke buitenlandse politiek. Maar de band met Brittannië werd nooit opgegeven. Een illustratie hiervan is de Carnegie Foundation for the Advancement of Teaching. Carnegie was in 1848 op dertienjarige leeftijd van Schotland naar Amerika geëmigreerd en had fortuin gemaakt. Die Carnegie Foundation stelde als altijd weerkerende leidraad de versteviging van de Engelssprekende naties voorop.

De uitkomst van al deze feiten kan men omschrijven als een Anglo-Amerikaanse synthese, die altijd gekenmerkt is geweest door een moralistische houding zoals die politiek vorm kreeg in wat de Amerikanen als democratie voorstellen.

Kenmerkend voor die Anglo-Amerikaanse as is tegelijk het hegemoniestreven, waarbij in latere jaren de wereld moest behoed worden voor de dreigende communistische machtsovename. Daartoe moest in de hele wereld ook het opkomende nationalisme worden gericht op een democratische ordening zoals de Angelsaksen die opvatten.

De one-worldtheorie

We lezen vaak over het optreden van het zogeheten World Economic Forum, waaraan nogal wat kuiperijen worden toegeschreven. Wat er ook van zij: dit forum wil in ieder geval “een betere samenwerking voor de hele wereld”. Kritische geesten verdenken het WEF ervan de soevereiniteit van de naties te willen ondermijnen.[5] Ook de VN wekken nogal eens de indruk naar een wereldregering te streven. Daarbij lijkt de Covid-19-pandemie als breekijzer te zijn gehanteerd.[6] In de financiële wereld blijken nogal wat grote figuren voorstander te zijn van zo’n wereldautoriteit. Zo schreef G. Soros ooit dat de VN volgens hem tot zoiets als een wereldregering moeten evolueren. De Algemene Vergadering is volgens hem een praathuis. Ze zou meer een wetgevende vergadering moeten worden, belast met het maken wetten voor een mondiale samenleving.[7]

Wie wil kan hier een hele lijst aan toevoegen. Allemaal zijn het mensen die geloven dat alle heil zal komen van de vereniging van de wereld tot één enkele staat en tot op grote hoogte ook één enkele maatschappij. Kritische mensen vragen zich dan bezorgd af wat er zou gebeuren als die ene wereldregering in handen van iemand als Pol Pot zou raken…

Maar goed: velen geloven dat op die manier de oorlog voorgoed zal gebannen worden. De Britse avonturier Cecil Rhodes was zo’n dromer. Hij streefde een rijk na dat zo machtig zou zijn dat voorgoed de oorlog uitgesloten zou zijn. Ik schrijf hier dat het hier om dromen gaat. Niet alleen blijkt namelijk uit de feiten dat de verdeling van de wereld in afzonderlijke etnische groepen resp. naties helemaal niet de hoofdreden is waarom er oorlog voorkomt.[8]

De verstrengeling van de wereld, zoals de genoemde dromers op het oog hebben, werd inmiddels door de tegenwoordige globalisatie grotendeels verwezenlijkt. Al is de vraag of die verstrengeling al niet veel eerder aan de gang was – men denke hier aan de reizen van Marco Polo. Maar ik heb niet de indruk dat er sindsdien geen oorlogen meer zijn geweest: die krijgen steeds meer het karakter van binnenlandse oorlogen.

Wie de zaak nader bekijkt, ziet doorheen al die hooggestemde plannen meer dan alleen maar vredelievende grootmenselijkheid. Hij ziet het verschijnen van een wereldomspannende economische, sociale en zelfs culturele structuur die vooral uit twee bronnen put.

Vooreerst zijn er de economische voordelen van een wereldwijde economische samenhang met daaraan verbonden sociale en maatschappelijke structuren, gebaseerd op liberaal-kapitalistische denkbeelden. Ze hebben de neiging naar één centrum toe te vloeien.

En ten tweede: de dominantie van de Angelsaksische wereld, zoals die bijvoorbeeld door de al genoemde Cecil Rhodes werd voorgestaan: de uitbreiding van Britse heerschappij over een zo groot mogelijk deel van de wereld.

In 1875 schreef diezelfde Rhodes een Confession of Faith (geloofsbelijdenis) en deze werd in zijn testament bijgesloten. Hierin gaf hij aan dat de Constitution (grondwet, basisregels) van de jezuïeten konden dienen om een genootschap vorm te geven, waarbij dan ‘Roman Catholic Religion’ kon worden vervangen door ‘English Empire’. Hij streefde naar een soort religieuze broederschap als dat van de jezuïeten, “een kerk voor de uitbreiding van het Britse Rijk”.

Tijdens de dekolonisatie en de opgang van de grote Amerikaanse economische wereldkartels vervelde dit streven naar een wereldheerschappij zich tot een algemeen Angelsaksische heerschappij, waarbij Amerikanen én Britten samen aan de touwtjes zouden trekken. Het is daarbij opmerkelijk dat de voertaal in de grote economische cenakels zoals het IMF of zelfs in de EU steevast het Engels is. Intussen wordt het gewone volk dag in dag uit overspoeld met onnodig, vaak slecht Engels. Imperialisme werkt als de mensen het aanvaarden.

Deze analyse helpt uit te leggen waarom het uitgerekend de Britten zijn die de EU verlaten hebben, omdat ze binnen de EU de concurrentie van Duitsland en Frankrijk moesten dulden…

De reactie van niet-Engelstalige landen

Vanzelfsprekend roept dit Angelsaksische dominantiestreven verzet op.

Heel duidelijk was dat te merken bij Stalin, die tegenover de dominantie van de liberaal-kapitalistische maatschappij de verspreiding van het communisme plaatste.[9] De iets ouderen ons ons herinneren zich nog heel helder hoe er toen voortdurend sprake was van het Westers imperialisme. De toenmalige Sovjet-Unie ondersteunde, al dan niet eerlijk gemeend, over de hele wereld ontvoogdings- en dekolonisatiebewegingen, want die leken het kapitalistische Westen te kunnen verzwakken.

Men ziet hierin duidelijk de botsing tussen twee elkaar uitsluitende maatschappijvisies: de zelfregulerende maatschappij versus de geleide economie. Daarbij raakte de wereld verdeeld in twee grote invloedssferen, alhoewel een aantal staten hun uiterste best deden om neutraal te blijven door tussen de twee dominerende blokken in te laveren.

Er is evenwel nog een voor ons in Europa belangrijke partij. Dat is Duitsland. Duitsland had zich in 1871 officieel tot één keizerrijk verenigd en zichzelf afgescheiden van Oostenrijk. Vanaf dat ogenblik kwam in het nieuwe rijk een aanzienlijke Duitse bourgeoisie in de greep van een Pruisische staatsklasse met aristocratisch – militaire waarden. In die kringen heerste de overtuiging dat staten altijd naar macht streven en dat de harmonie van belangen in de geest van het liberalisme achterhaald was. De latere Chef-staf Moltke, bijvoorbeeld, beschouwde de oorlog als een strijd tussen Germanen en Slaven.

Duitsland moest daarom tegenover het Angelsaksendom en de Russisch-moskovitische wereld een nieuw mondiaal gewicht opstellen.

Als het om Duitsland gaat, galmt vaak het fameuze Duitse Sonderweg.[10] Het idee is daarbij dat Duitsland, of zelfs de Duitstalige naties in het algemeen, een aparte weg hebben gevolgd om te komen tot de huidige democratische toestanden. In ieder geval beschouwden vele Duitsers tot bij de oorlog van ’39 – ‘45 Duitsland als een speciale Heimat.[11]

Na de oorlog vatte alvast in het Westen opnieuw het idee post dat in Europa een pluralistische veiligheidsgemeenschap nodig was, zeker om het hoofd te bieden aan de communistische dreiging, nadat het Pruisische militarisme vernietigd was. In de jaren twintig van vorige eeuw had iemand als Coudenhove-Kalergi al gepleit voor zoiets als een pan-Europa. Ideeën over militaire en economische integratie zouden moeten uitmonden in een soort politieke federatie die uiteraard door de Europeanen zelf vorm moest worden gegeven.

Maar daardoor werd een nieuwe breuklijn geschapen: deze tussen de Sovjet-Unie met haar vazallen en westelijk Europa, dat in werkelijkheid en zeker na het Marshallpact militair en economisch vrijwel volledig door de Angelsaksische wereld werd gedomineerd.

Dit moest uitlopen op een of andere vorm van conflictueus hegemoniedenken.

Enkele conclusies

Na afloop van en in de schaduw van de Tweede Wereldoorlog nam het Amerikaanse dominantiestreven steeds fellere vormen aan.[12] De aanval door Japan op Pearl Harbor had de Amerikaanse ogen geopend: de tijd van het isolationisme was voorbij. Voortaan lagen de Amerikaanse belangen dus buitengaats.

De oorlog in Korea en Vietnam, het McCarthyisme en zijn aanhang in de V.S. waren allemaal signalen dat Amerika zichzelf een wereldomspannende missie had toegeschreven. De Amerikanen, met in hun voetspoor de Britse bondgenoot,[13] waren en zijn nog steeds doordrongen van een moreel superioriteitsbesef, een moreel voorrecht dat hen het recht verschaft om overal ter wereld in te grijpen als ze de democratie in gevaar achten. Een voorbeeld hierbij is de reactie van Madeleine Albright, die ooit desgevraagd zei over het soms ergerlijk eigenzinnige internationale optreden van Amerika: Amerika heeft hiertoe een moreel recht.

Het moge blijken dat dit morele superioriteitsgevoel de voortzetting is van het Britse superioriteitsgevoel, later verruimd tot een Anglo-Amerikaanse illusie over de mondiale missie van Angelsaksië. Tegelijk is deze missie doorspekt van financiële belangen, die zich over de hele planeet uitstrekken en daarom vooral Amerika dwingen zich met alles en nog wat in de hele wereld te bemoeien. Omdat ze geld hebben en aantrekkelijk zijn voor geleerden vanuit de hele wereld, en zichzelf een dure ruimtevaartorganisatie kunnen veroorloven, zijn vele Amerikanen ook gaan denken dat de mens onbeperkt vervolmaakt kan worden.[14] Deze vervolmaking gaat dan in de richting van de waarden die Amerika beweert te verdedigen. Het sterkt hun geloof in hun mondiale missie nog meer.[15]

Het valt met de ogen dicht te voorspellen dat culturen die niet door de Angelsaksische wereldvisie doordesemd zijn geen boodschap hebben aan dit Amerikaans-Britse dominantiestreven. Alleen al om redenen van persoonlijk zelfrespect is men in grote delen van de wereld geneigd om de westerse – zoals men ze noemt – waarden te verwerpen. Of men doet het voorkomen alsof men het spel meespeelt, zodat men er voordeel uit kan halen. Dit gegeven verklaart in belangrijke mate de houding van vele regeringen, omdat die nogal eens genoodzaakt zijn om in hun eigen belang met het Westen zaken te doen.

Voornamelijk vanuit de ex-communistische hoek rijst uiteraard verzet tegen die hele complex van westerse excellentie-ideeën. Dat geldt alvast voor het door het confucianisme gestempelde China, waar men de als arrogant aangevoelde Angelsaksische houding stilaan beu begint te worden. Doch het geldt ook en misschien zelfs vooral Rusland, als de verarmde erfgenaam van de eens zo machtige tegenspeler van het Westen, de Sovjet-Unie, en tegelijk territoriaal ’s werelds meest omvangrijke land met zijn onmetelijke taiga die de Russische ziel met de Euraziatische ondoorgrondelijkheid heeft gevormd.

Terwijl dit geschreven wordt ondertekent V. Poetin een wet die onnodig Engels door origineel Russisch wil vervangen. In het Westen wordt dit uitgelegd als haat vanwege Rusland tegen het Westen…[16] Van vooroordeel gesproken… Intussen streven vooraanstaande EU-cenakels naar een heuse anti-Russische Europese oorlogseconomie.[17]

Deze landen, tezamen met nog een hele boel andere naties, vertrouwen het Westen en dan vooral Angelsaksië voor geen haar, zeker niet nu het Westen Rusland als een agressor bestempelt, terwijl Amerika zelf met grote regelmaat agressief uit de hoek komt.[18]

Men moet zich dat toch eens heel goed voorstellen: mensen, opgegroeid in een land dat hét alternatieve maatschappijmodel voor het kapitalisme belichaamde, constateren nu dat het Westen doodleuk de door Baker en Genscher gedane beloften verbreekt.[19] Dat verbreken van gedane plechtige beloften gebeurt ongestraft, keer op keer.[20] Meer nog: als toppunt van vernedering willen sommigen (die zich heel arrogant ‘internationale gemeenschap’ noemen) zelfs een ‘internationaal tribunaal’ tegen Rusland oprichten – maar de pomperijen van Angelsaksië blijven wel buiten schot.[21]

De oorlog in Oekraïne is dus niet alleen een oorlog om het verspreiden van een maatschappij- en wereldopvatting met daaraan gekoppeld een (grote) hoop economische belangen maar ook de uiting van de wrok om de tergend opdringerige houding van een onbetrouwbaar Westen.

Rusland wil zichzelf zijn en ziet Oekraïne als een prooi waarop de westerse kapitalistische machten azen, waardoor Rusland zelf verder in de verdediging wordt gedrongen.

Opvallend is de afwezigheid en de aarzelingen van Duitsland en de machteloosheid van Frankrijk. Bovendien is het kraaien van de EU-potentaten eerder belachelijk. Die blijken namelijk in het hele machtsspel niet aan de bak te komen[22]. Ze leveren trouwens geen enkele originele bijdrage.

Oekraïne heeft dus voor de beide partijen een enorme symboolwaarde. Tegelijk laat dit alles zien dat Europa zelf elke regie kwijt is. Men kijkt hiervoor vooral naar Duitsland dat mislukt is in zijn historische opdracht om een Middenrijk te worden.

Het gaat dus niet simpelweg om de staatkundige rechten van het Oekraïnse volk – als dat bestaat – maar om machtssferen. En die machtssferen zijn niet alleen economisch en militair, maar misschien vooral moreel, ideologisch en menselijk-psychologisch, waarbij dat laatste wellicht het belangrijkste is: het wellustige genot van de macht versus de bloedende wonde van de vernedering.

Machtssferen ontwikkelen per definitie wereldomspannende pretenties. Daardoor zijn ze verpletterend voor kleinere eenheden. Daarom geldt dan ook de vermelding van Alain Finkielkraut, die in zijn Comment peut-on être croate? aanhaalt welke visie leiders van wereldomspannende rijken hanteren: zij ervaren kleinere eenheden als veeleer folkloristische entiteiten, waarvan het bestaan zelf weinig toegevoegde waarde heeft.[23]

In de geesten van deze grote heersers is zelfs Europa een minder belangrijke speler. Dat zal zo blijven tot Duitsland de rug weer recht.

Voor de kleinere naties zoals de Nederlanden rijst in ieder geval de vraag hoe men in dat machtsspel van mondiaal opererende machten zichzelf kan blijven. De kleinere naties op ons continent staan voor een verscheurende keuze: op te gaan in een Europese Big Brother[24] of platgemalen te worden door het geweld van de strijd om de wereldhegemonie.

Angelsaksië heeft inmiddels West-Europa én Midden-Europa ingelijfd in zijn machtssfeer. Oekraïne is slechts de volgende stap. Angelsaksië wil zo ver gaan als mogelijk is, totdat het op een harde muur botst. Als er geen vredesnarratief komt, zoals Prof. Sauer dat nastreeft, dan staat ons misschien het einde van de beschaving te wachten.[25] Overigens was het diezelfde Prof. Sauer die erop wees dat de door iedereen vervloekte Vlamimir Poetin ooit voorstelde om Rusland in een gemodificeerde NAVO op de nemen, maar dat werd door Washington nors afgewezen.

We doen er als intellectuelen in ieder geval beter aan ons niet in propagandistische netten van welke kant ook te laten vangen en te pogen de essentiële belangen van onze beschaving scherp in het oog te houden.

Jaak Peeters

Maart 2023


[1] Kees van der Pijl. Wereldorde en machtspolitiek. Visies op de internationale betrekkingen van Dante tot Fukuyama. Het spinhuis, 1992.

[2] Oost-Afrika kwam binnen de Britse invloedssfeer na de conferentie van Berlijn 1884-1885.

[3] Edward W. Said. Cultuur en imperialisme. Atlas, 1994.

[4] https://nl.wikipedia.org/wiki/Amerikaanse_Onafhankelijkheidsoorlog

[5] https://nl.wikipedia.org/wiki/World_Economic_Forum

[6] https://www.dwarsliggers.eu/index.php/2016-04-03-16-33-59/politiek-denken/849-vn-rapport-wil-wereldregering

[7] George Soros. De crisis van het mondiale kapitalisme. Contact, 1998, blz. 278.

[8] Zie daarvoor Umut Ozkirimli. Theories of Nationalism. Palgrave, 2010, en War and Ethnicity. Global Connections and local Violence, David Turton (ed.), The Boydell Press, 2002. De achterflap van dit werk vermeldt volgende tekst: “The great majority of today’s wars take place within rather than between states.”

Zie ook John Hutchinson. Nations as zones of conflict. Sage publications, 2005, blz. 159. Sommigen omschrijven de oorlog van 1939-1945 als een Europese burgeroorlog.

[9] Uitvoerig beschreven in J.L.Gaddis. De koude Oorlog. Rainbow, 2022.

[10] https://de.wikipedia.org/wiki/Deutscher_Sonderweg

[11] Anekdotisch verteld in L.H. Cotvooghel, De soldaten van de leider. (uit de handel)

[12] Dat streven werd ook steeds gemener. Zie J.L. Gaddis, o.c., blz. 205.

[13] Men herinnere zich hoe Brittannië de enige bondgenoot was die Amerika op een overtuigende manier steunde bij de inval in Irak.

[14] Désanne van Brederode. Mijn denken is een hartstocht. Contact, 2002, blz. 360.

[15] Hoewel ik hen weinig kansen toemeet: https://www.aspi.org.au/report/critical-technology-tracker

[16] HLN 1/3/2023. Dit commentaar komt uit een land waar een grote volksgroep decennialang taalkundig achtergesteld werd.

[17] https://epc.eu/en/publications/Europe-must-prepare-for-a-wartime-economy~475b94

[18] https://theduran.com/why-russias-invasion-of-ukraine-on-24-february-2022-was-legal/

[19] Het gaat om de belofte de NAVO niet verder naar het oosten uit te breiden na de hereniging van Duitsland. Er is nu zelfs sprake van de uitbreiding van de NAVO met Oekraïne en Georgië. Zie noot 23.

[20] Zo werden de Minsk-akkoorden tot een vodje papier herleid, ondanks herhaalde Russische vragen. Ook het sturen van wapens terwijl men zogenaamd niet tussenkomt in het conflict lijkt nogal ongeloofwaardig.

[21] Erik Bruylandt. Is het Westen het noorden kwijt? Tweederde van de wereldbevolking steunt Poetin. In Doorbraak, 4/3/2023.

[22] Men is soms geneigd te denken dat EU-potentaten hun frustraties om hun eigen onmacht uitwerken op landen die niet ‘braaf’ zijn, zoals Hongarije. Quid subsidiariteit?

[23] Alain Finkielkraut. Comment peut-on être croate ? Gallimard,1992, blz. 40

[24] Jaak Peeters. Massavorming, totalitarisme en de Europese QR-code. In Tekos, nr. 188, 2022, blz. 30 – 41.

[25] https://www.youtube.com/watch?v=Ypw56ZiEnj8. De NAVO had na de val van de Sovjet-Unie moeten ontbonden worden. Amerika heeft dat tot drie maal toe geweigerd.

Untergang des Abendlandes

Bijkomende beschouwingen bij een pas verschenen tekst.

Inleiding

Onder verwijzing naar Oswald Spengler beschrijft de heer Gus Mombaerts in https://www.dwarsliggers.eu/index.php/22-maatschappij/943-ondergang-van-het-avondland de grondtendenties van wat zo velen aanvoelen als een achteruitgang van onze westerse beschaving. De auteur vraagt zich af welke wegen er nog zijn om de overblijvende maatschappelijke levenskracht efficiënter in te zetten. Zijn tekst is het lezen meer dan waard.

In deze bijdrage breng ik zijn tekst integraal.

Daarna volgen enkele korte beschouwingen. Samen zijn ze een waarschuwing voor ons allen, zeker nu iedereen wel weet dat over niet al te lange tijd nieuwe verkiezingen zullen worden gehouden.

                 U N T E R G A N G     d e s     A B E N D L A N D E S 

Onder deze titel publiceerde de Duitse cultuurfilosoof Oswald SPENGLER een spraakmakend boek; dat was vlak na de Eerste Wereldoorlog, dus reeds een eeuw geleden. Duitsland verkeerde toen in een uiterst droevige tijdsgeest; het had pas de oorlog verloren en ging gebukt onder de lasten en de vernedering die het Vredesverdrag van Versailles had opgelegd. Spengler zag het “Avondland” als een biologisch organisme verouderen en sterven.

Ondertussen werd er al een tweede wereldoorlog uitgevochten, en hebben we in het Westen een onwaarschijnlijke technologische, economische en sociale sprong vooruit gemaakt. Spengler was een doemdenker, en zijn cultuurfilosofie te Darwinistisch; culturen zijn –in tegenstelling met de mensen die haar dragen– fenomenen van een andere categorie dan het biologisch leven. Zij zijn er precies op uit om voor het individu en zijn gemeenschap te ontsnappen aan de biologische en andere natuurlijke wetmatigheden, teneinde het leven voor hen veiliger en aangenamer te maken. Het is eigenlijk verwonderlijk dat een cultuurfilosoof dit fundamenteel verschil tussen Natuur en Cultuur zo glad over het hoofd heeft gezien.

Maar gerust kunnen we toch niet zijn, omdat de samenlevingen op ons continent door grote gevaren worden bedreigd; die gevaren worden door velen al onderkend en men weet hoe ze zouden kunnen afgewend worden. Maar toch blijkt het Westen niet meer bekwaam om adequate maatregelen te treffen en de gevaren te keren.

Het is meer dan noodzakelijk de hedendaagse evolutie van onze Westerse samenlevingen ernstig en critisch te bekijken, en wegen te bepalen om de nog aanwezige maatschappelijke levenskracht efficiënter en doelgericht in te zetten.

Cultuur is een heel complexe werkelijkheid

Wanneer mensen spreken of verwijzen naar cultuur hebben zij vooral de materialiteit van de levensomgeving voor ogen; we gaan dan meestal voorbij aan het fundament waarop die levensomgeving rust; we zoeken niet de bron waaruit ze tot leven kwam; we volgen niet de weg die ze al heeft afgelegd. “Bron, fundamenten, weg” dat zijn wel materiële dingen… maar zij zijn de vrucht van het collectief bewustzijn dat in de gemeenschap ontstond en er onderhuids voortleeft.

In de ontstaanskern van alle culturen die tot op heden hebben bestaan zit haar religie. Culturen ontstaan en groeien uit de waardeoordelen ingegeven door het ethisch besef dat ontspringt binnen een gemeenschap van mensen; en dat ethisch besef puurt de gemeenschap vooral uit haar religieuze (trancendente) bespiegelingen en verlangens. Onze eigen Europese waardeoordelen gaan tenminste terug tot de Bijbelse Testamenten; zij zijn het harde VOETSTUK waarop door de eeuwen heen onze cultuur werd gebouwd. Zij werd concreet door de gedragsnormen die er zich uit opdrongen, al vroeg vastgelegd in de Decaloog en mettertijd uitgegroeid tot wetten en wetboeken. De normen werden concreet in gedragingen die geleidelijk omgangsvormen (“rituelen”) werden die ons doen en laten, ons werken en rusten, hebben gestuurd; zowel op het materiëel als op het geestelijk vlak. Dat wordt zichtbaar en voelbaar in de hele materiële en intellectuele leefomgeving: eredienst, kennisvergaring en onderricht, gezondheidszorg, technologische vaardigheid, bouwkunde en nijverheid, landbouw en veeteelt, handel, financies, rechtspraak, litteratuur, muziek, schonekunsten, sport en ontspanning, enz. enz.

Goed twee eeuwen geleden is er daar in Frankrijk een barst in dat voetstuk gewelddadig opengewrikt: een culturele revolutie die de politieke orde op zijn kop zette. Mettertijd was de voortschrijdende betere kennis van de Natuur het heersend religieus erfgoed meer en meer gaan in vraag stellen, en zo kwamen steeds meer Westerlingen tot een a-religieuze normgeving, een moraal die men kan samenvatten als een christelijke heiligheid-zonder-god, zonder Laatste Oordeel, zonder hel of hemel. Zo werd de morele Wet ontheiligd en werd zij gewoon “des mensen”… Er is geen gezaghebbende (bovenmenselijke) morele autoriteit meer. Daardoor komen ook de gedragsnormen op losse schroeven te staan. Alles wordt gerelativeerd en de wanorde in de gemeenschap neemt zienderogen toe. Nu wordt de Wet een omschrijving van het (excentriek) gedrag of van de verlangens van minderheidsgroepen in de samenleving, in plaats van de gedragsnorm te bepalen voor de hele samenleving, waarbij minderheden aanvaard en positief geduld worden. 

Door deze ontwikkelingen is onze Westerse samenleving aan het verbrokkelen en te zwak geworden om de belangrijke uitdagingen die zich aandienen succesvol op te vangen. Die uitdagingen zijn legio en Pjotr heeft er in zijn lezersbrief (Dwarsliggers van 01feb’23) al velen aangeduid: een berg om moedeloos van te worden. Maar veruit de meest gevaarlijke m.i. is de overtalrijke immigratie van mensen die waarde-oordelen koesteren, overgeërfd uit hún eeuwenlange traditie, gebouwd op een ander voetstuk dan het onze, en die nog steeds door hun springlevende religie geheiligd worden.   Die waarde-oordelen zijn vaak diametraal tegengesteld aan de onze. Het is dan ook evident dat die “nieuwkomers”, die overwegend “indringers” zijn, zich slechts zouden kunnen inpassen in onze samenleving mits het uitwissen van de eigen waarde-oordelen, en het aankleven van nieuwe gedragsnormen. Dergelijke assimilatie kan men hier en daar wel van een enkeling verwachten, maar zodra er meerdere van deze vreemdelingen elkaar treffen, ontstaat er als vanzelf auto-segregatie, om in het sociale gemak van de eigen ancestrale cultuur te kunnen voortleven, en in het nieuwe land de oude thuis te kunnen herscheppen in betere materiële condities. Culturen laten zich moeilijk mengen, dat heeft Levi-Strauss  –ook “Vader van het Anti-racisme” genoemd–  in zijn feestrede voor het 25-jarig jubileum van de VN (en tot haar grote ontsteltenis!) al uit de doeken gedaan: culturen kúnnen zich praktisch niet vermengen, en antinomische culturen absoluut niet. Pluriculturaliteit is sentimentele dromerij die echt samenleven onmogelijk maakt. “Europese Islam” is een contradictio in terminis en dus geen haalbaar objectief; maar een geïslamiseerd Europees continent is zich al onder onze ogen aan het voltrekken, door omvolking omvorming en onderwerping. Zonder inzicht in de desructieve gevolgen ervan, zet een aanzienlijk deel van onze eigen jeugd zich actief in voor een dergelijke “open samenleving”!

Waarheen ?

Als slotsom van hun levenslange studie van de beschavingen die het mensdom heeft voortgebracht, kwamen vermaarde historici tot het inzicht dat die beschavingen niet van buitenaf werden verwoest, maar door eigen toedoen werden tengronde gericht.

René Grousset zag beschavingen eigenhandig afgebroken worden, omdat zij de bronnen van haar ontstaan niet meer kenden en ook de principes die haar vorm gaven niet meer huldigden. En de Britse historicus Arnold Toynbee stelt het korter: beschavingen worden niet gedood; zij plegen zelfmoord! Gaat onze eigen beschaving nu dezelfde weg op? Er is althans gevaarlijke evolutie merkbaar. Er wordt aan onze beschaving belangrijke materiële en morele schade toegebracht, met instemming en soms zelfs medewerking van heel grote groepen burgers, misleid door een dwalend deel van de eigen elite: een nieuwe “Trahison des Clercs”.

Wanneer men de mismeestering gadeslaat van de belangrijkste problemen die zich vandaag aan de Westerse samenlevingen stellen, hetzij op Europees hetzij mondiaal niveau (klimaat en energie, milieu, pandemie, migratie en cultuur, juristocratie, particratie en burocratie) dan ziet men inderdaad dat de gevolgde werkwijze om inzicht te verwerven in die problemen, en er actie tegen te ontwerpen, niet heeft beantwoord aan de normen die onze Westerse wereld vroeger naar succes hebben geleid. In naam van de wetenschap wil men wetenschappelijke discussies verbieden; de democratie wordt overvleugeld door supranationale burocratieën,  en de partijcenakels beslissen wie kan verkozen worden; de Uitvoerende Macht maakt de wetten en usurpeert de stem van Het Volk; de Rechterlijke Macht bepaalt de draagwijdte van de wet en beveelt beleidsdaden; het niet-normale wordt de norm en gretig aangemoedigd; de minderheden krijgen meerderheidsstatus; het recht van het individu primeert op dat van de gemeenschap; de uitgewezene geniet onderhoudsrecht; de crimineel ontduikt zijn straf maar de brave burger wordt gepest om onbenulligheden. Dit veralgemeend mismanagement van onze samenleving en de verloedering van opvoeding en onderwijs verraden de verduistering van de kennis der “bronnen van onze beschaving en van de principes die haar vorm gaven”. Door dat verlies aan fundamentele kennis begrijpt de elite ook niet meer dat culturele borstweringen altijd een noodzaak blijven, ondanks de kreet “Il est interdit d’interdire” van de Soixantehuitards. Het is niet omdat de moderne Westerling in grote getalle God heeft weggegomd, dat alle regels die onze verre voorvaderen van hem meenden te hebben ontvangen, ook weggegomd kunnen worden. Zij blijven grotendeels de basis van onze waardenbeleving en van ons rechtssysteem; m.a.w. van de ordening die werd gebouwd op de waarden die onze gemeenschap heeft gebracht tot wat ze op vandaag heeft bereikt.

Het Westen zit nu blijkbaar in een verkeerd straatje, en heeft zichzelf de gevarenzone laten binnenrijden. Verleid door een hedonistische mentaliteit is het niet meer bekwaam de kinderen te baren om zichzelf in stand te houden. De regels die haar stoorden werden vanaf mei’68 verwaarloosd zoniet afgeschaft. Vandaag slaat de slinger door naar een nieuwe verdwazing: niet langer is verbieden verboden, maar nu wordt het spreken-zelf verboden, ook woorden worden taboe. De werkelijkheid die deze woorden dekken is zo ondraaglijk geworden voor de tere zielen van de Sentimentele Samenleving, dat alleen al de naam hun onuitstaanbaar ergert. Wanneer de emotie regeert gaat alle redelijkheid verloren en verdwijnt de rede zelf: geen analyse meer van oorzaak naar gevolg; geen vaste hand aan het stuur, geen route meer, geen duidelijk doel, blind in een zee van irrationele angsten en verlangens, tot de klippen onvermijdelijk worden.

Verdere beschouwingen

Wat men in deze tekst leest is vooral het feit dat de westerse mens zichzelf van alle banden heeft losgemaakt. Hij is ervan overtuigd geraakt dat hijzelf het centrum van de kosmos is, dat alles hem toebehoort en dat hij en niets anders de beslissende macht is. De ultieme uitingsvorm daarvan vindt men in het postmodernisme: niets is belangrijk, behalve wat het IK goed vindt.

Door zichzelf als enig referentiepunt te zien, heeft hij zich vereenzaamd, vooral omdat de existentiële omkadering waaruit de vroegere mens zijn fundamenten putte, verdwenen is of verworpen werd. Maar daardoor werd de mens niet alleen eenzaam: hij werd ook bang. En omdat hij bang werd, bouwt hij bescherming rond zich. Dat is wat de auteur “de tere zielen van de Sentimentele Mens” noemt. De pyscholoog ziet het zo voor zijn ogen uitrollen.

Toch zou de moderne wetenschap een diepe grond moeten bieden om weer een fundament op te bouwen. Als “God” niet langer aanvaard kan worden omdat de Westerse mens ongelovig is geworden, dan blijft er toch nog altijd de Natuur – met een hoofdletter. Er is een lange rij voorbeelden mogelijk om de majestatische soevereiniteit van die Natuur als een bovenmenselijke platonische vorm te zien.

Neem de klimaatverandering. We weten dat klimaatveranderingen bij het leven van de planeet horen. Naar alle waarschijnlijkheid kennen de inmiddels duizenden exoplaneten die astronomen ontdekt hebben allemaal vormen van klimaat. We zouden daarmee kunnen inzien dat het klimaat iets is dat elk menselijk vermogen te boven gaat – voorheen zou men aan het werk van God denken. Als men dit inzicht zou aanvaarden, zou er een nieuw referentiekader kunnen ontstaan, waarrond fundamentele menselijke en sociale instituties kunnen worden opgezet.

Maar daartoe moet de mens zijn relatief onvermogen erkennen. Dat doet hij niet: hij is ervan overtuigd dat hij in staat is het klimaat te verbieden de veranderingen te doen plaatsvinden, die al aeonen plaats vonden, lang voor er van menselijke wezens sprake was. Veranderingen die de mens vreest.

De conclusie van dit verhaal is dat men de houding van de westerse mens – noteer dat de Westerlingen de enigen zijn die de planeet willen “redden” – zou kunnen opvatten als een arrogante zelfoverschatting. Maar er is dus veel meer aan de hand: angst. De angst die o.m. oprijst bij de klimaatbetogingen. De angst ook om zichzelf te binden, om zichzelf te relativeren en dus afstand te nemen van de illusies die hij zichzelf heeft aangeleerd. De westerse mens kan niet meer met relativiteit en vergankelijkheid omgaan. Hij kan datgene van de Oude Grieken Het Noodlot noemden, niet onder ogen zien. Wij, modernen, zien dat noodlot als een signaal van ondergang, maar de Grieken zagen in het Noodlot vooral iets dat de menselijke vermogens te boven gaat en hem daarom telkens weer naar zijn ware plaats verwijst.

Dat de hedendaagse westerse mens zo kan denken of voelen, laat zien dat hij de wortels die hij in de oude klassieke opleidingen aangereikt kreeg, verloren is. Het is een teken van een falend onderwijs en tegelijk een teken dat een beslissend deel van onze elite het noorden kwijt is.

De vraag is nu of die “Untergang” onomkeerbaar is. Die vraag stelt ook de auteur, al is dat in andere bewoordingen.

Het antwoord op de vraag is complex.

Ten eerste is het een essentieel element of er nog voldoende “gezonde krachten” in ons volk schuilgaan. Daarmee is bedoeld: door de natuur ingegeven reacties op misstanden, voldoende aandacht voor essentiële menselijke samenlevingsvormen zoals het gezin, de wil om in het leven vooruit te komen en, niet te vergeten, de vraagstelling naar de grenzen van onze menselijke existentie.

De tweede kwestie is of het kalf niet al verdronken is: is het demografische geweld van de onintegreerbaren – vergelijk de tekst van de auteur – niet te groot geworden, zodat dat de originele volkskrachten overspoelt en wegspoelt.

Dit zijn de onderwerpen die door een echt ministerie van cultuur zouden moeten aangepakt worden. Jammer genoeg denkt de elite dat cultuur alleen maar met kunsten en somtijds jolige bezigheden te maken heeft. Ze heeft het op de meest fundamentele manier verkeerd voor. Cultuur komt van het Latijnse colere, wat “bebouwen” betekent. We vinden die betekenis terug in uitdrukkingen zoals “landbouwcultuur”en “industriële cultuur”. Cultuur in deze zin betekent de algemene gesteldheid van de geestelijke oriëntatie van een bevolking, hetgeen verwijst naar existentiële posities en naar de positionering van de mens in de kosmos zoals hij die ervaart.

Alweer verwijst dit op zijn beurt naar het onderwijs, waar inderdaad in belangrijke mate de overdracht van grondtendenties van de ene generatie op de andere plaats vindt. Maar het onderwijs is in handen van experimenterende, veelal extreemlinkse pedagogen, die men ervan kan verdenken soms zelf geen duidelijk beeld te hebben van het doel dat ze najagen.

Het vergt weinig verbeeldingskracht om de hierboven genoemde “tere zielen” of “experimenterende pedagogen” te vereenzelvigen met de zelfverklaarde progressieven in onze maatschappij – althans de meesten onder hen. Het is daarbij hoogst opvallend dat hun progressieve ijver vooral gekenmerkt wordt door een nogal doorzichtige strijd tegen de eerder conservatieve krachten, die vervolgens voor het gemak als extreemrechts worden gecatalogeerd. Kennelijk heeft de zichzelf progressief noemde groep behoefte aan een vijand, waarvan de bestrijding makkelijker schijnt dan de zoektocht naar de eigen oorsprong of de diepgang van het eigen er zijn.

Het lijkt er bovendien op dat de zichzelf progressief noemende groepen de instroom van onintegreerbare elementen opvatten als een versterking van hun eigen positie. Deze houding lijkt wel op zelfmoord vermits die onintegreerbare groepen ook de progressieven zullen wegvagen zodra ze sterk genoeg zijn geworden.  De hele Islamitische wereld biedt dagelijks dat voorbeeld.

Wel degelijk hééft de westerse cultuur grote verdiensten, al was het maar die van de wetenschap en de techniek waarvan het voortbestaan van vele miljoenen die deze planeet bevolken afhankelijk is. Zoals eerder al gesteld zit in het onderzoeken van De Natuur de mogelijkheid van een nieuw religieus, maar niet noodzakelijk abramistische paradigma, dat de mens een existentiële positionering kan verschaffen. Daarbij zou voor velen de huivering voor de figuur van God door de schroom voor een oneindige Natuur worden vervangen. De mens zelf zou daarbij in het nietige verzinken en hem  dwingen zijn arrogantie op te geven, omdat hij aanbotst tegen grenzen waar hij niet overheen kan. Het eerbiedig ondergaan van deze huivering  door een ploeterende mens mag niet worden onderschat, want ze drijft naar de erkenning van een steeds weer opdringende rusteloze onzekerheid en daarmee een gronddimensie van het menselijk bestaan. Ermee te leven vereist moed en opofferingsgeest. We noteren overigens in het voorbijgaan dat vele grote wetenschappers religieus zijn of waren, wat niet betekent dat ze kerkgangers zijn of waren. Tenslotte komt het woord religie voort uit het Latijnse religare, dat zoiets betekent al “verbinden” – in dit geval van de mens die zijn plaats vindt in het onbeschrijflijke Al.

Helaas hebben belangrijke groepen zogenaamde progressieven de oorlog tegen de Natuur verklaard, onder meer door de genoemde strijd tegen de klimaatverandering. Dat doet vermoeden dat belangrijke groepen de confrontatie met het menselijke mysterie niet aankunnen: de onoplosbare vraag wie we zijn en wat we hier komen doen, en de vraag naar de noodzaak tot een religieuze sprong in het duister van het Al.

Men verkiest integendeel schijn en zelfbedrog en bestrijdt de verkeerde vijand, die niet buiten de mens rondwaart maar in zijn ziel verscholen zit, en dreigt daarmee de maatschappij in de ondergang mee te sleuren.

Jaak Peeters

Februari 2023

De Unief van Gent op drift…

In de krant van 6/2/2023 stond een verslag over het wraken van een hoogleraar aan de Gentse universiteit, o.m. omdat die het had aangedurfd een verband te leggen tussen de covidpolitiek en de Holocaust.

Met de covidpolitiek – waarop de laatste tijd ook vanuit wetenschappelijke hoek commentaar wordt gegeven[1] – als startpunt beschrijft Mattias Desmet hoe onze westerse maatschappij steeds meer in de greep komt van een totalitair denken en doen. De oorzaak daarvan ziet hij in wat Dijksterhuis al in 1950 De mechanisering van het wereldbeeld noemde, of nog: het mechanicistisch denken.

Ik vind Desmets boek best het lezen waard. Het boek is helemaal geen cursus. Het is een kritische beschouwing over de algemene toestand van de samenleving en de mensheid.

Omdat dit boek geen cursus is, maar een boek met een algemeen maatschappelijke strekking, verwerp ik de kritiek van de universiteit, bijvoorbeeld als zou hij ‘flirten met vergelijkingen tussen coronamaatregelen en de Holocaust’ of zich aan “verouderde wetenschap” te buiten gaan.

Vooreerst staat mij het in dit verband hanteren van de term “flirten” niet aan, want dat woordje schept een negatieve sfeer op voorhand en dat is geen manier van discussiëren.

Maar belangrijker is dat niemand kan aangeven waarom de Covidmaatregelen en de Holocaust niet met elkaar mogen vergeleken worden.

Welk wetenschappelijk principe verbiedt een dergelijke vergelijking?

De zaak wordt kwaadaardig als ik bedenk dat de Holocaust misschien nooit zou hebben plaatsgehad, als de mensen in die jaren in de mogelijkheid waren geweest om het soort vergelijkingen zoals die nu worden verboden openlijk wél te maken. Dan zouden er felle tegenkrachten kunnen zijn ontstaan tegen hen die blind de mode achterna liepen.

Waarom is dat kwaadaardig? Omdat dit het straffe vermoeden oproept dan de verbieders in dit geval niet het menselijke belang op het oog hebben, maar hun eigen ‘waarheid’, dit is: de dominantie van hun eigen ideologie, waarvoor ze dan eerst de echte open discussie de nek moeten omdraaien. Daarmee bevestigen ze het vermoeden van Desmet en vele anderen, waaronder Aldous Huxley en Noam Chomsky. Misschien moeten deze laatsten ook maar in de ban.

Het is goed mogelijk dat jaloezie en carrièrezucht in deze hele zaak een belangrijke rol hebben gespeeld. Die fenomenen zijn zo oud als de mensheid zelve.

Maar wat nu meemaken gaat veel verder: het is het opleggen van een pensée unique, het doodmaken van het vrije debat, het vermorzelen van de grondslag van de democratie.

Desmet zegt zelf dat de publieke ruimten de laatste eeuwen, en in het bijzonder de laatste decennia, meer en meer gevuld werden met retoriek (blz. 248). Van politici zijn we dat jammer genoeg gewoon geworden. Maar wat onaanvaardbaar is, is dat de maatschappelijke sturing voortkomt uit een ideologie die zich richt op de realisatie van een toekomstig artificieel paradijs. (blz. 178)

Hij is verre van de enige die zich hierover zorgen maakt. Illustere figuren, zoals de genoemde Aldous Huxley en Hannah Arendt gingen hem voor.

De kern van Desmets engagement is het verzet tegen de ontmenselijking. Desmet gelooft niet in utopieën. Hij verkiest de warmte van het samenleven van mensen onder elkaar. Dan aan komen draven met “verouderde wetenschap” is een uitleg van Jantje Pier.

Desmet krijgt te horen dat hij aanpapte met een complotdenker.

Wie acht zich in de positie om dit als een misdaad op te vatten? Hebben zij op school dan niet geleerd over de tocht van de 10 000 – gekend als de Anabasis van Xenofon, die een schoolvoorbeeld van een complot was, n.l. van de Perzische prins Cyrus om koning Antaxerxes van de troon te stoten? Zijn prijsafspraken waartegen de EU beweert op te treden niet ook complotten?

Onderzoeken of er ook geen complotten zijn die in verband met moderne toestanden kunnen worden gebracht, is dus principieel niet verkeerd.

Oh ja: de noodzaak dwong om elke dissidente stem het zwijgen op te leggen. Covid was gevaarlijk of in ieder geval niet om mee te spotten. En dus moest de vrije meningsuiting op de schop. Als teken van misprijzen voor het oordeelsvermogen van de burger kan dat tellen.

Wie zoiets aanvoert om het kritische debat te smoren, staat voor de opdracht om te verantwoorden waarom de democratie opzij wordt gezet. Het is niet de complotzoeker die op de rooster moet, maar de lui die het denken willen onderdrukken. Bedenk dat daartoe altijd redenen te vinden vallen.

Als Desmet bij een complotzoeker op de koffie gaat, is dat geen reden om hem te desavoueren. Overigens: is het wel belangrijk waar Abraham de mosterd haalt? Als hij die maar heeft!

Ik alvast heb uit zijn boek niet afgeleid dat hijzelf als complotdenker kan worden weggezet.

Wat is er dan mis?

Op 7/2/’23 schreef oud-journalist Siegfried Bracke dat vele journalisten hun werk niet doen. Ze denken niet genoeg na, ze schrijven van elkaar af en ze lijken wel op zoek naar sensatie.

HLN had, zo meen ik, het hele verhaal over Mattias Desmet op een veel meer doordachte manier kunnen brengen.

Dat is een pijnlijke maar niet ongewone constatering over het mislopen van de dingen in onze media.

Doch het ergste van al is dat de universiteit van Gent hiermee verder wegdrijft van haar nochtans dwingende plicht tot waarheidsvinding.

Jaak Peeters

Februari 2023


[1] Russell L. Blaylock Covid-19 pandemic: What is the truth? Februari 2023 Surg Neurol Int. 2021; 12: 591.

De rol van de media – Alle klokken laten luiden

Inleiding

“Aanpakken die Poetin die man is knetter gek heel rusland inpakken”

Dit is het soort literatuur dat je tegenwoordig vindt in de lezersrubrieken van sommige ‘populaire kranten’. Het staat er echt op die manier.Los van de domme en zelfs gevaarlijke inhoud van deze uitspraken, waarvan het niveau blijkt uit het plompe taalgebruik, zegt het feit dat dit soort proza in kranten kan verschijnen  iets over onze media en, in het algemeen, over de kwaliteit van onze beschaving.

Daarover wil ik het in deze bijdrage hebben, bij wijze van nieuwsjaarsbeschouwing.

Ik neem de oorlog in oostelijk Europa als uitgangspunt.

Een lastige opdracht

Als ik moet afgaan op wat ik over de oorlog van Rusland tegen Oekraïne zoal te lezen krijg, moet ik Poetin wel beschouwen als het vleesgeworden beest uit de Apocalyps.

Maar mag ik als mens die tracht na te denken wel op die manier te werk gaan? Moet ik niet mijn eerste, door mijn eigen emoties opgedrongen oordeel uitstellen en éérst nader gaan onderzoeken wat er aan de hand is en hoe ikzelf mij verhoud tot de betrokken materie?

De eerste reactie tegenover een inval van een mogendheid in een andere staat is er namelijk altijd een van afkeuring. Een staat die een andere staat binnenvalt staat tenminste voor de morele opdracht om zijn optreden aan de internationale gemeenschap – voor zover zoiets bestaat – uit te leggen.

Daartoe moet die staat  evenwel ook in de gelegenheid worden gesteld: argumenten en standpunten moeten in redelijkheid kunnen worden aangevoerd en door toehoorders worden aanhoord. Er bestaat bijgevolg niet alleen de plicht om iets uit te leggen. Er bestaat ook de plicht om naar die uitleg te luisteren.

Iets gelijkaardigs kan gezegd worden over de persoon van Poetin.

Als ik naar het soort hoger geciteerde uitspraken kijk, dan verbaast het me hogelijk dat sommigen de persoon van de heer Poetin blijkbaar zo goed kennen dat ze over hem de lelijkste dingen kunnen zeggen.

Hoewel ik het nieuws volg, voel ikzelf me tot iets dergelijks niet in staat: ik kén Poetin niet, ik heb hem nooit gesproken of aanhoord en ik kan geen hoogte krijgen van zijn motieven. Hooguit kan ik wat vage veronderstellingen uitbrengen.

Deze materie is lastiger dan men zou kunnen denken. Voor wie het vergeten is, herinner ik aan de invallen in Irak en in Lybië. In beide gevallen kwam de belaagde niet aan het woord. We hoorden alleen het NAVO-verhaal. Hoe kun je dan weten of de Westerse uitleg correct is?

Voor mensen met een kort geheugen breng ik de inval van de Belgische para’s onder kolonel Laurent in Congo in 1964 onder de aandacht. (Simba’s en para’s in Stan. Heideland, 1965.)


Ook al waren de moordpartijen op zwarten – en dus niet alleen de bedreigingen tegen blanken – voor de Belgische regering toen, en voor de mens van vandaag misschien ook, een goede reden om in te grijpen, de toenmalige Sovjet-Unie, haar bondgenoten en een aantal Arabische landen zagen dat wel even anders.

Dit alles toont hoe lastig het voor àlle partijen is om met zoiets heftigs als een inval correct om te gaan.

Luisteren wij wel?

In de Oekraïense kwestie is de zaak duidelijk: een inval is nooit verantwoord. Punt. En een inval door Russen al zeker niet. Tweemaal punt. De Russen zijn namelijk al sinds 1945 onze vijanden. Dat blijft zo. Driemaal punt.

Dus: verder nadenken hoeft niet meer. Het verdict is gevallen.

Ik verwerp deze houding omdat ze niet voldoet aan de hoger gestelde eis dat een mogendheid de plicht heeft om haar actie te verantwoorden, maar dat de toehoorders tegelijk de plicht hebben om die verantwoording te aanhoren.

Concreet: ik herinner me niet dat ik, ergens in de pers, een verantwoording die naam waardig van de Russische inval heb gelezen – tenzij ik de plaatselijke Russische ambassade moet verdenken van plichtsverzuim. Ik lees en hoor alléén het Westerse verhaal.

Het ontbreken van essentiële stukken van een verhaal schaadt de zaak zelve.

Laten we even een onverdachte bron aan het woord: Andreas Kinneging, de Leidse hoogleraar rechtsfilosofie, die van een liberaal gedachtengoed dat hij te laag en ten populistisch vond overstapte naar een christelijk georiënteerd conservatief gedachtengoed. De man kan moeilijk verdacht worden van laaiende sympathieën voor communistische heersers. In zijn Geografie van goed en kwaad omschrijft hij tolerantie als het verduren van wie of wat afgekeurd wordt, wanneer men bij machte is iets aan de situatie te veranderen.(Andreas Kinneging. Geografie van goed en kwaad. Spectrum, 2007, blz. 49 en 58.)

Noteer dat hier geen lauwhartigheid of onverschilligheid wordt gepredikt. Men moet zich immers tegen het kwaad verzetten. Maar hij voegt er aan toe dat de tolerantie die hij bepleit geen deugd is die op zichzelf staat, maar gemodereerd wordt door andere deugden, zoals daar zijn: verstandigheid, oprechtheid en “vele andere”.

Welnu: tot die andere deugden, waartoe Kinneging oproept, behoort ook de luisterbereidheid.

Zonder die luisterbereidheid wordt het hondsmoeilijk om te bepalen waar het kwaad zich écht schuilhoudt.

Over rechtspraak, antivaxxers en de media

Alles wat tot nog toe gezegd is, geldt natuurlijk niet alleen bij een conflict onder mogendheden.

‘Recht op verdediging’ is een centraal begrip in de rechtsspraak. Zelfs de grootste misdadiger heeft nog altijd het recht om zijn verhaal te doen en te eisen dat hij aanhoord wordt.

We horen allerwegen hoe mensen figuren als Abdeslam meteen tegen de muur zouden zetten. Dit soort opvattingen dat het volk er massaal op na houdt, bracht mensen zoals Plato ertoe de democratie te verwerpen.

De conclusie is dat wie de democratie en daarmee ons aller recht om in het openbare leven mee te spelen wil verdedigen, tegelijk niet anders kan dan op te komen voor zowel het recht van de verdachte om zijn verhaal te doen, als de plicht van de anderen om naar dit verhaal te luisteren. Ik wijs erop dat de sluwe advocaten die truken uitvinden om het hoger aangehaalde proces te boycotten, met deze plichtenleer een loopje nemen.

Ben ik nu een Poetinlover, zoals dat in modern Engerlands nogal eens klinkt?

Ik dacht het niet. Ik onthoud mij van een definitief oordeel, totdat ik het héle verhaal gehoord heb. Ik wil eerst alle klokken horen luiden.

De recente feiten met betrekking tot de Covid-epidemie leveren ook stof voor deze houding.

Mensen die de vooralsnog te weinig longitudinaal geteste vaccins weigerden werden, ook in de media, als antivaxxers weggezet. Niemand nam de moeite om die mensen in alle openheid aan het woord te laten. Integendeel: ze werden bewust genegeerd, soms verketterd.

Nu blijkt steeds meer dat de genoemde vaccins wel degelijk meer ongewenste bijwerkingen hebben dan eerder werd gesteld. Hun antivaxxisme was dus minder dwaas dan men toen deed voorkomen. (Secret Government Reports reveal at least 1.8 Million people have ‘Died Suddenly’ since the roll-out of the COVID Vaccines across the USA, UK, Canada, Australia, NZ & the EU. The Exposé, 1 December 2022.)

Kortom: we luisteren niet genoeg naar afwijkende stemmen. Dat is een algemeen verschijnsel. Mensen sluiten zich liever aan bij wat algemeen aanvaard lijkt. Dat is veiliger en makkelijker dan de lastige opdracht om dwars in te gaan tegen wat algemeen aangenomen wordt, als men daar gegronde redenen voor heeft. Le Bon wist er alles van.

Dit probleem er is bij de Covid-geschiedenis, bij het conflict tussen Rusland en Oekraïne, bij de Amerikaanse inval in Irak, toen Saddam Hoessein wegens het bezit van massavernietigingswapens moest uitgeschakeld worden. En het geldt in het algemeen.

Er valt heel wat te zeggen voor het idee dat de mens meer primitieve eigenschappen in zich draagt dan velen onder ons lief is. Alles wel beschouwd doet het weigeren van spreekrecht of het weigeren het woord van de ander te aanhoren denken aan de mannetjesleeuw die met zijn gebrul laat horen wie de baas is op zijn territorium. Men legt anderen het zwijgen op. Doet aan wokisme: “dat mag je niet zeggen!” Zet andermans mening weg als extreemrechts.

Censuur, in gelijk welke zin, is dan ook een verlies aan beschaving.

Kritische media

Ik keer nu terug naar mijn initieel punt: het functioneren van de media.

Als een wanhopige burgemeester de hulp vraagt van het leger om in zijn stad de drugbenden te helpen bestrijden omdat er nog meer doden dreigen te vallen, dan deelt de politiek mee dat het leger daarvoor niet is opgeleid.

Intussen deelt diezelfde politiek miljoenen uit aan Mozambique en gebruikt ze de laatste schaarse middelen van een in ontbinding verkerend leger om assistentie te verlenen in een Amerikaanse oorlog tegen Rusland in Oekraïene – telkens in naam van de solidariteit.

Tegelijk stegen op één jaar tijd de prijzen van de rusthuizen met 13%, moeten honderdduizenden koukleumen omdat energie onbetaalbaar is en zitten duizenden te wachten op een sociale woning. Dat laatste terwijl vluchtelingen uit Oekraïne voorrang krijgen bij het verwerven van woonst – waarbij de vraag rijst waarom diezelfde vluchtelingen niet in Polen of in het grote Duitsland konden worden geholpen, want om in België terecht te komen moeten ze eerst duizend kilometer reizen.

Is er in de pers dan niemand die vragen stelt?

Wat overigens de zaak Oekraïne betreft: hebben vele westerse politici niet lange jaren goede maatjes gespeeld met de man die we nu verzocht worden met z’n allen te veroordelen? Ging ook Yves Lerteme niet op bezoek bij Poetin? (Het Nieuwsblad, 19/9/2008.) In 2008 trouwens nog – de oorlog in Tsjetsjenië duurde tot 2010…

En werpt het Romeins aandoende massieve Amerikaanse militarisme in Europa geen olie op het vuur?

Is het wésterse blazoen met betrekking tot mensenrechten dan echt zo schoon? Waarom lezen we geen vragen over de geruchten m.b.t. een Oekraïnse betrokkenheid bij mensenhandel voor o.m. sexuele exploitatie of zelfs orgaanhandel? ( https://en.wikipedia.org/wiki/Human_trafficking_in_Ukraine )

Media mogen niet verworden tot een verlengstuk van de westerse militaire of politieke propaganda. Evenmin moeten ze het volk aanpraten hoe het moet denken.Ze moeten écht  doen wat ze zelf zo vaak zeggen: een kritische kijk brengen op de feiten.Dat doet men niet door ordonnanties van welke kant ook slaafs in te volgen.

Dat doet men door consequent het hele verhaal te brengen.

Jaak Peeters

Januari 2023