Collectief identiteitsbesef

Theodore Dalrymple, schrijversnaam van de Engelse psychiater Anthony Daniels, wordt door progressief Vlaanderen vooral uitgespuwd. Want hij vertelt dat de jeugd verkeerd opgevoed wordt. Dat ruikt naar normen en waarden en daar kan progressief niet zo mee voort.

Als Dalrymple – of Daniels – die uitspraak zo, in zijn ongenuanceerde algemeenheid, zou hebben gedaan, is ze overdreven. Maar Daniels werkte in achterstandswijken, in zogeheten multiculturele wijken waar drugs, prostitutie en gewelddadigheid schering en inslag zijn.

Als zich verantwoordelijk voelend mens is Daniels op zoek gegaan naar de oorzaken van deze toestanden. Ze zijn niet te vinden in het ontbreken van materiële voorzieningen. Want – alweer in algemene zin – ook armere mensen geven vaak blijk van trots en zelfvertrouwen.

Dit brengt Daniels ertoe op zoek te gaan naar de levensaanvang van de betrokkenen: hun opvoeding. Kort gezegd: als jongeren niet leren hoe ze moeten leven, dan kunnen ze dat ook niet. Er zijn ouders nodig, en ouderen in het algemeen, die als rolmodel optreden en die aan jongeren aanleren waar er grenzen liggen. Maar als die ouderen ontbreken of aan hun opvoedende plichten verzaken, leren jongeren gewoon geen grenzen.

Nu is het een fundamentele behoefte van elk menselijk wezen naar de eigen identiteit op zoek te gaan. Jongeren leren ‘wie ze zijn’. De vorming van een vast en enigszins samenhangend zelfbeeld, de verwerving van een eigen geloofwaardige identiteit dus, verloopt via de confrontatie met alles wat ‘het andere’ is, dit wil zeggen: door het verkennen van grenzen. Wie zijn grenzen kent, kan zichzelf afbakenen en weet dus ook wie hij is en wat hij kan en mag. Ziedaar overigens het belang van zo’n betwist begrip als identiteit. Voor de psycholoog  kan er geen twijfel over bestaan: grote delen van het menselijk gedrag hebben direct van doen met die verwenste identiteit.

Maar in de sloppenwijken van onze grote steden krijgen we te maken met een totaal ontwrichte wereld. ‘Ontwrichten’ wil zeggen: uit zijn gewricht halen, uit elkaar halen wat in elkaar hoort te haken. Ze ontberen de rolmodellen die hen helpen hun grenzen en dus hun identiteit te bepalen.

Jongeren die in een ontwrichte wereld zijn opgegroeid hebben geen andere keuze dan constant zelf op zoek gaan naar de grenzen van zichzelf, om tenminste te zichzelf te kunnen ervaren. Het gaat dus om meer dan de kick zelf. Ze kunnen weinig anders dan liefst hevige confrontaties uitlokken, want die geven de grootste zelfervaring. Als dit soort confrontaties plaats vindt onder soortgenoten – of lotgenoten – dan valt licht te voorspellen dat misdadigheid, geweld, drugs en dit soort lieflijkheden inderdaad aan de orde van de dag zullen zijn.

Nu spreekt Dalrymple over de Londense achterstandwijken.

Maar toch moet men wijzen op een weidser uitwaaierend probleem, dat met de bovengeschetste toestanden wel eens raakpunten zou kunnen hebben.

Het gaat om een gebrek aan besef wie we als collectiviteit zijn. Dat heeft te maken met onze welvaart en nog veel meer met onze schijnwelvaart.

Enigszins lapidair gezegd komt het erop neer dat vele mensen ver boven hun stand leven. Ze steken zichzelf tot over de oren in de schuld. Ze kopen een veel te groot huis, daar bovenop nog eens een mooie, meestal veel te grote auto en worden dan boos als ze die tweede vakantie wegens geldgebrek moeten afzeggen.

Men zou wel eens verbaasd kunnen staan, als men zou constateren hoe leeg de portemonnee van vele mensen is en hoe vaak mensen zwaar besparen op levensmiddelen of de aankoop van medicijnen bij de apotheker uitstellen omdat de beurs het niet toelaat.

Al die mensen zijn doorgaans heel gewone, fatsoenlijke mensen. Ze vergalopperen zich niet aan diefstal of gewelddadigheid. Ze onderhouden hun voortuintje, knippen hun heg en rijden hun gazon af.

Maar er komen geen kinderen. Want dààrvoor is het geld op. Je kunt niet tegelijk een groot, mooi huis kopen, een – of twee: één voor meneer en één voor mevrouw – nieuwe auto, zodat een paar decennia een zware maandelijkse afbetaling voor de boeg ligt, en dan nog eens kinderen op de wereld zetten. Want kinderen kosten geld.

Welnu: op die manier verbreekt een groot deel van onze generatie de historische ketting van de generaties. We zijn gefocust op onze materiële welvaart en de status die dergelijke dingen ons schijnen op te leveren, putten daartoe onze mogelijkheden uit en houden niets over om onze historische rol te spelen in onze gemeenschap. En àls er kinderen zijn – nogal eens per accident -, dan zijn ze voornamelijk tot last – begrijpelijk voor wie tot over z’n oren in de schulden zit.

Op die manier verliest een groot deel van een hele generatie het contact met haar historische grenzen. Deze generatie isoleert zichzelf omdat ze het al te veel vertikt voor goed gevormde opvolgers te zorgen. Ze is namelijk teveel met haar materiële zorgen bezig. En als ze kinderen heeft, zijn die geen uitdaging maar een last. De ouderen stoppen we in een rusthuis.

Het is maar een voorlopige hypothese, maar zo’n historische isolatie zou wel eens een oorzaak voor een zwak collectief zelfbesef kunnen zijn – en omgekeerd.

Ook een generatie als geheel heeft immers behoefte aan een identiteit. Ook een generatie als geheel moet voelen dat haar bestaan zin heeft en dat kan alleen door zich in de historische ketting van generaties in te schrijven. Daardoor namelijk botst een generatie als geheel op haar grenzen als generatie: tegen haar eigen kinderen – de volgende generatie – en tegen haar ouders – de vorige generatie. 

Daarom is het vaak bediscussieerde probleem van de collectieve identiteit veel meer dan een nationalistisch fantasme.

Het gaat integendeel om een zaak van leven of dood. Want niemand kan voorspellen hoe de generatie die na ons komt – of wat er nog van over zal blijven – zich zal gedragen, wanneer ze opgevoed blijkt zonder sterk collectief identiteitsbesef. Wat zal er gebeuren wanneer een hele generatie collectief op zoek gaat naar haar identiteit?

 

Jaak Peeters

Augustus 2011

Een volk kan wél vergaan

“Een volk zal nooit vergaan”. Zo zingen Vlamingen  in hun nationaal lied. Helaas stemt die zin niet bepaald overeen met wat de feiten over Vlaanderen laten zien.

Ja: even enkele van die feiten.

Omstreeks 1900 -111 jaar geleden – telde Ukkel 20.000 inwoners en was de gemeente Nederlandstalig. Oudergem, met 30.000 inwoners vandaag: zelfde verhaal. Watermaal-Bosvoorde: idem dito. Wemmel, een van de landelijke gemeenten die omstreeks 1900 amper van het bestaan van de Franse taal hadden gehoord, telt nu zowat 50 % Franstaligen. Daarmee is deze gemeente het minst verfranst van alle Vlaamse gemeenten rond Brussel.

Kenners delen ons mee dat in Halle, Merchtem, Asse, Overijse en zelfs in Londerzeel het aantal Franstaligen hand over hand toeneemt.

Als België uit elkaar valt – en daar lijken de Franstaligen op aan te sturen – is de kans groot dat internationale arbitrage de zes randgemeenten bij Brussel zal voegen. Vlaanderen is dan niet alleen zijn hoofdstad, maar meteen ook zowat een half arrondissement grondgebied kwijt.

Niets laat uitschijnen dat de jaarlijkse transfers, in een grootteorde van zowat 11 miljard Eur, op korte termijn zullen verminderen.

Vlaanderen verliest zijn hoofdstad en een stuk van zijn grondgebied, zijn culturele homogeniteit wordt uitgehold, en levert bovenop nog eens een groot deel van de vrucht van zijn arbeid in onder het mom van solidariteit. Dat is pas een dikke vis – voor de Franstaligen, welteverstaan.

En het houdt niet op: onze hele energiebevoorrading is in buitenlandse handen, onze voornaamste industriële bedrijven zijn dat ook en de bevoegdheden die nodig zijn om tenminste de economische slagvaardigheid aan te zwengelen ontbreken te enenmale. Als we ze willen verwerven moeten we ze betalen… met grond.

Natuurlijk mag en moet de vraag worden gesteld naar de schuld voor dit alles. Ja: die schuldigen zijn gekend. Het zijn de Belgische bestuurders, verzameld in de traditionele partijen en aangevuld vanuit organisaties zoals het Verbond van Belgische Ondernemingen en, niet te vergeten, met enthousiasme door het Hof aangemoedigd. Zij allemaal wisten zeer goed dat de culturele strijd in Brussel en omgeving volop woedde. Ze wisten zeer goed dat het de Franstaligen altijd – gewoon altijd – om expansie te doen is. Ze hebben al die tijd nagelaten iets te ondernemen om tenminste een beetje rechtvaardigheid te doen heersen. Dat is zéér beleefd uitgedrukt.

Meer zelfs: toen vanuit de Vlaamse Beweging geroepen, gesmeekt, geëist werd dat Brussel ontvet zou worden, omdat men daar zeer goed zag wat er te gebeuren stond, heeft men er zelfs de Europese hoofdstad in huis gehaald. Berekeningen over de maatschappelijke kost van die operatie werden door de traditionele machthebbers weggelachen – de eigen portemonnee van velen onder hen ten bate.

De Vlamingen wisten en weten nog steeds dat als Europa in Brussel hoofdstad houdt, het kleine Brussel niet kan volstaan om zo’n mastodont te huisvesten. Wijlen Monnet zei het al: eigenlijk moet héél Brabant hoofdstad worden.

Dat is precies wat de Franstaligen nastreven: Brussel uitbreiden betekent op termijn nog meer Brabantse gemeenten inlijven, want op dezelfde manier als de zes randgemeenten werden verfranst, zullen die andere Brabantse gemeenten ook bezwijken. Het is al volop bezig.

En ja hoor: de zaak zal verfranst worden. Niet verengelst. Want net zoals de vakbonden destijds de Vlamingen in Brussel hebben helpen verfransen, door hen aan te moedigen in het Frans school te lopen – ziedaar de oorsprong van het FDF -, zullen ‘wijzen’ ook nu weer ijveren voor een ‘grondige kennis van het Frans’ bij de Vlaamse autochtonen. Kwestie van de aanpasbaarheid van de Vlaming niet verloren te laten gaan. Zo kan Vic Van Aelst dus gelijk krijgen. Voor de onwetende inwijkeling uit Jamaica is België een Franstalig land en hij kijkt verbaast op als hij merkt dat dit niet zo is. Maar als je kunt kiezen: dan kies je toch voor het Frans, niet?

Het sterkste is dat het Vlaamse Parlement de funeste betekenis van dit alles veelal niet in de gaten schijnt te hebben en ermee instemt om het Frans – de taal van het imperialisme, punt uit – in Vlaanderen aanwezig te laten.

Alles op een rij gezet, zou je verwachten dat er mensen zouden opstaan om deze dodelijke evolutie – ze is dodelijk!- een halt toe te roepen of zelfs te keren. Dat laatste is zeker mogelijk…als men het wil. Nil Volentibus Arduum. Voor wie wil, is alles mogelijk. Maar de wil is er niet. Want onze krantencommentatoren, onze professoren, onze journalisten, ons onderwijzend personeel en nogal wat politiek personeel is vooral begaan om de zorg van de multiculturele maatschappij – al weet geen kat uit te leggen wat dat ding eigenlijk is. Jan Brugman schreef er in 1998 een boek over: “Het raadsel van de multicultuur”. En men is druk doende met het intussen door-en-door versleten links-rechtsdebat. En de krantenkolommen staan vol over moorden en de schunnige minislipjes van zogenaamde filmsterren. Stompzinnige Spielerei terwijl het huis in brand staat.

Men zou denken dat mensen dan eerst en voor alles de brandweer bellen, zeker als de brand al uitslaande blijkt. Neen, men beperkt er zich toe de oplettende waarschuwingen van alerte Vlamingen spottend af te doen. “ Extremisten”. “ Caracteriels”. Het mes diep in de rug.

‘Modernisering’, noemen sociologen dit alles. De maatschappij is in transitie. Brussel ook, dus. Neen: wetenschap is niet neutraal.

Ik heb zelden zo’n valse en verhullende term een wetenschappelijke status weten krijgen. Modernisering betekent vrijwel altijd dat de ene groep door een andere wordt weggedrumd, volgens de wet van de sterkste. De autochtone Amerikanen door de Europese indringers, waardoor de eertijds trotse ‘indianen’ nu verworden zijn tot een zielig en meelijkwekkend troepje havelozen. En zo zullen ‘wetenschappers’ ook wel vergoelijkend spreken over de culturele genocide in en rond Brussel.

En zullen de gematigden, de staatsdragenden en de modernisten het wegsterven van een volk bedekken met een mantel van een voor henzelf voordelige liefde.

 

 

Jaak Peeters

Augustus 2011

Een negatieve wereld.

Een columnist kan moeilijk anders dan zijn zeg doen over de moordpartij van de Noor Breivik. Veel positiefs valt daarover niet te zeggen. Dat spreekt. Maar wat wel  nodig lijkt, is een aantal beschouwingen aan deze zaak te wijden.

Ik wil twee aspecten belichten. Een: ons aller aanraakbaarheid door het slechte. Het tweede is naar mijn mening het belangrijkste, omdat het consequenties heeft in de politieke wereld en zelfs, naar mijn aanvoelen, van doen heeft met de toekomst van onze beschaving.

De experimenten van Milgram en de Standfordexperimenten van Zimbardo hebben laten zien dat gewone, brave mensen, op wier levenswandel niets valt aan te merken, in uitzonderlijke situaties tot verschrikkelijke daden in staat zijn. De experimenten laten aan duidelijkheid niets te wensen over: de waarheid is dat voor ieder van ons, diep in ons hart, De Ander eigenlijk altijd een tegenstander is. De Ander – met hoofdletter – wordt vanuit onze biologische constitutie ervaren als mogelijke bron van gevaar of minstens als concurrentie en derhalve zijn we altijd bedacht als we met De Ander te maken krijgen. Die oplettendheid neemt toe naarmate de andere persoon ons minder bekend is. Voor sociaalpsychologen en dierpsychologen komen deze uitspraken neer op het instampen van een open deur.

Vanzelfsprekend is de gelijkstelling van de modale mens met Breivik misplaatst. Maar onderzoeken zoals de genoemde moeten ons voornamelijk bescheidenheid leren. Hoeveel Nazi-kampbewakers zijn net in de entourage waarin ze opgenomen waren tot beulen misgroeid? De meesten onder hen waren voordien brave huisvaders. Is de kern van het totalitaristisch probleem niet dat totalitarisme … zo normaal oogt? Daarom is het strijden tegen het kwaad niet alleen een dagelijkse taak voor ieder van ons, maar vooral: het is een strijd die we tegen onszelf moeten voeren. Beschaving wordt bevochten in een onafgebroken, moeizame strijd tegen onze eigen primitieve driften.

Dat brengt me op het tweede punt: Er is met onze cultuur, ons openbaar leven en misschien wel met heel onze beschaving wat aan de hand.

Bij het doorbladeren van een bekend Vlaams weekblad viel me de negativiteit op die als een stinkende walm uit de pagina’s opsteeg. Die walmen hebben niets met het weekblad in kwestie te zien. Ik denk zelfs dat het weekblad precies weergeeft wat er in deze samenleving ook echt te ruiken valt. Een greep uit de titels: “Fanatisme dat geen twijfel kent”; “Van haatblogger tot massamoordenaar”; “Extreemrechts activisme wat tot nu toe beperkt”; “Alleen resultaten kunnen ons nog redden”; “De nieuwe machtsgreep van Herman Van Rompuy”; “De kloof die politiek Amerika verdeelt is zo diep dat het land dreigt stil te vallen.”, “De journalistiek is een verdacht beroep geworden”; “Het riool van de wereld”. Dat alles in één enkel nummer. Nogmaals: dit is geen kritiek op de redactie van het weekblad, want ik lees liever de waarheid dan wat dommepraat die je al te vaak voorgeschoteld krijgt. Maar geef toch toe: erg opbeurend zijn deze titels toch niet? Ze ademen diepe onrust, onbehagen, angst misschien.

Om de lijst compleet te maken voeg ik er het pessimisme over de kans dat dit land ooit nog eens aan een federale regering geraakt aan toe; er is de schuldencrisis van Griekenland, Portugal en nu ook al Italië; enkele dagen geleden circuleerde een vergelijkende tabel die aangaf hoeveel procent van de West-Europese bevolking over vijftig jaar Islamiet zal zijn. Wie de moeite neemt kan deze lijst makkelijk verlengen.

Wat leert deze opsomming?

Dat we in onze cultuur door het pessimisme en de negativiteit overspoeld worden. Zelfs een land als de Verenigde Staten, met gigantische mogelijkheden en ooit de verdediger van wat zij als democratie opvatten, blijkt in de greep van de onwillige koppigheid van republikeinen versus democraten. Liever dan aan zelfcorrectie te doen, bijten ze zich hardnekkig in hun eigen gelijk vast, goed wetend dat de hele natie, zijzelf incluis, daarvan de dupe zullen worden.

Daar hebben we het woord: zelfcorrectie.

Met doet ook hier ten lande een beroep op ‘verantwoordelijkheidszin’. Naar mijn mening is verantwoordelijkheidszin slechts het gevolg en niet een oorzaak. De kern van het probleem van de negatieve animositeit die onze cultuur in haar greep schijnt te krijgen, vindt haar oorsprong in het ontbreken van de wil tot zelfcorrectie. Dat betekent dat te weinig mensen bereid zijn om zichzelf ‘tussen haakjes’ te plaatsen en zichzelf te relativeren. We smeren de misdaden breed uit, spreken daarover onze afschuw uit en gaan vervolgens over tot de orde van de dag, alsof we geloven dat onze zielezaligheid verdiend is als we nog maar eens fel hebben uitgehaald naar de onnoemelijke misdaden van anderen. Wat zijn we toch goed in het bestrijden van het kwaad! We ontwijken evenwel de kern van het probleem, in plaats van het aan te pakken. Als het ons over het hoofd dreigt te groeien, vervallen we dan maar in melancholie of pessimistisch negativisme en heffen we de klaagzangen aan.

Het probleem is dat deze generatie, die opgegroeid is in een wereld van overdadige weelde en in een alles-magcultuur van genot en plezier, niet geleerd heeft aan zelfkritiek, zelfbeperking  en dus ook zelfverheffing te doen. Gebrek aan verantwoordelijkheidszin volgt dan vanzelf.

Zoiets kan je niet lang volhouden want dan tuimelt de cultuur hopeloos in de diepte.

Misschien kan de Breivik-zaak ons helpen de ogen te openen.

 

 

Jaak Peeters

Juli 2011

Liberaal nationalisme

Vanmorgen las ik een pleidooi voor een liberaal nationalisme, van de hand van de voor mij tot dan toe onbekende Brecht Arnaert, in diens blog Smitsonsplace.eu.

Veel van wat de auteur daarin schrijft, kan ik zelf onderschrijven.

Toch wil ik een extra accent  leggen, omdat de auteur op dat punt naar mijn aanvoelen ten minste te vaag blijft.

Ik zal aanvangen met een lang citaat van de welbekende Graaf Alexis de Tocqueville. In zijn hoofdstuk over de oorsprong van de Amerikaanse bevolking uit zijn boek Over de democratie in Amerika schrijft de Tocqueville: “ Neem wat meer afstand en bekijk het kind, als het nog in de armen rust van zijn moeder. De wereld rondom werpt haar eerste projecties op de nog zwakke spiegel van zijn geest. Ga de eerste voorbeelden eens na, die zich voordoen aan zijn prille blikken. Luister naar de eerste woorden die de nog sluimerende vermogens van zijn innerlijk bevruchten. Geef ten slotte acht op de eerste wrijvingen en moeilijkheden waarin hij betrokken raakte. Dan pas zal het u duidelijk worden, waar de opvattingen, vooroordelen en neigingen die zijn verdere leven zullen beheersen, vandaan komen. De gehele persoonlijkheid is als het ware te vinden in de luiers van het wiegenkind.” En dan:  “Iets dergelijks grijpt plaats bij volkeren in hun geheel. Hun oorsprong drukt ze een blijvend karakter op.”( Uitgave Pelckmans 2004)

Tocqueville zegt hier in mooie literaire taal wat ieder weldenkend mens weet: niemand van ons, levende mensen, kan worden begrepen door wie niet bereid is op zoek te gaan naar de oorsprong van die mens.

Mensen worden immers niet in het niets geboren. Al bij hun verwekking worden ze verwacht, krijgen ze een naam en worden daardoor opgenomen in een mensengemeenschap, dat alles nog voor ze in staat zijn zelf te denken.

Arnaert neigt er in zijn tekst toe nationalisme op te vatten als een soort burgerrechtenbeweging. Nationalisme, schrijft hij, wordt geïnspireerd door de gedachte vrij te zijn van dwang.

Nationalisme neigt hierbij dus samen te vallen met vrijheidsstreven. Burgerrechten worden immers gedragen door vrijheidsrechten.

Dat is niet onwaar, maar doet naar mijn mening geen recht aan de volheid van het verschijnsel nationalisme.

Om dat toe te lichten grijp ik terug naar het citaat hierboven van Alexis de Tocqueville. Wat deze negentiende-eeuwse auteur eigenlijk zegt is dat ieder mensenkind gedefinieerd is door de feitelijkheden bij zijn begin. De Tocqueville verbindt aan het feit dat ieder concreet mens ook een zeer concrete oorsprong heeft de consequentie dat ieder mens daardoor ook uniek en onuitwisselbaar is. Dat is precies wat nationalisme ook zegt: ieder van ons is uniek. Met andere woorden: een mens is een identiteit. Iemand een identiteit toeschrijven begint bij de beschrijving van de omstandigheden bij zijn ontstaan. Die omstandigheden bepalen in hoge mate de verdere lotsgang van de betrokken persoon. Met enige overdrijving en niet zonder een enigszins spottende ondertoon: “slechte jeugd gehad?

D’er zit een denkfout in de redeneringen van mensen als Verhofstadt. Zij menen dat een mens zoiets is als een hol, leeg vat dat bij zijn geboorte vol gegoten wordt met identiteit. Derhalve kunnen je identiteit dus kiezen en vanuit hun geloof – meer is het niet – dat de mens volledig, haast sartriaans vrij is, zien ze identiteit als iets dat komt nadat de universele waarde van het menszijn al postgevat heeft onder de vorm van het fysisch bestaan van het individu.

Dat is onmogelijk. Iets kan slechts bestaan omdat het een identiteit is.

Maar er is meer: de Tocqueville legt ons uit dat eenzelfde denkwijze noodzakelijk is als we een eerlijke poging willen ondernemen om te begrijpen waarom een volk zus of zo handelt.  Waarom waren de Grieken laks als het erop aan kwam hun financiën te beheren? Verklaren dat zij “een zuiderse ziel” hebben, is een volstrekt nietszeggende mededeling. Om te begrijpen waarom de Grieken handelen zoals ze handelen, moeten we naar hun geschiedenis kijken, proberen te begrijpen wat in  hun harten en geesten om is gegaan, dit al die generaties voor de huidige.

Het lijkt een waarheid als een koe, zo oud als de mensheid zelve.

En toch schijnen mensen als Verhofstadt en co ze niet te willen inzien.

Maar als de bovenstaande, korte gedachtegang juist is, dan is nationalisme meer dan alleen maar een streven naar vrijheid. Toewijding aan een gemeenschap – of een vaderland, voor wie wat romantischer is aangelegd – is meer dan het gevolg van een bewuste, persoonlijke beslissing, al valt de rol van die bewuste beslissing vanzelfsprekend niet te ontkennen.

Het nemen van beslissingen zelf is namelijk niet los te zien van iemands oorsprong. Met andere woorden: de invloed van onze oorsprong betreft onze hele menselijke habitus, de totaliteit van onze persoonlijkheid. De meeste aspecten van die invloed ontsnappen zelfs aan onze bewuste kennis maar zijn niettemin werkzaam.

Daarvan is het gevolg dat nationalisme al begint – om dat zo te zeggen – vooraleer iemand bewust beslist toe te treden tot een gemeenschap. Men is al lid van die gemeenschap, vooraleer iemand zich van zijn lidmaatschap ervan bewust wordt.  Psychologen zullen in dit stadium spreken over identificatie.

Alleen op die manier is te begrijpen waarin een gemeenschap naar zelfbeschikking streeft: omdat de basisvoorwaarden voor de nationalistische houding aan de bewuste beslissing vooraf gaan.

Beide posities sluiten elkaar niet uit. Integendeel: ze kunnen elkaar versterken. Maar het is nodig meer licht te werpen op de naar mijn mening gedichotomiseerde discussie over etnisch  versus civiel of liberaal nationalisme.

 

 

Jaak Peeters

Juli 2011

van 25 naar 20.000

Het weze me voor één gegund een ontboezeming te brengen over mijn persoonlijke politieke ‘carrière’. Nou ja, het woord ‘carrière’ is niet meteen de juiste term, maar kom. Nu ik mijn politiek pensioen heb opgenomen is het mogelijk wat afstandelijker te kijken naar een project waaraan ik zelf zoveel tijd heb besteed.

Toen  de partij die nu de grootste van Vlaanderen heet te zijn boven de doopvont werd gehouden onder de vorm van een ‘project’, namelijk het ‘Project Vlaams-nationaal’ van Geert Bourgeois, leenden 25 personen hun handtekening om de start van wat later een partij is geworden mogelijk te maken.

Van ‘leden’ in de strikte zin van het woord was toen niet echt sprake. De 25 bedoelde personen waren de officiële indieners van het genoemde Project. De vergelijking van deze 25 met het huidige aantal van zo’n 20.000 leden voor de betrokken partij klopt dus niet helemaal.

Maar voor wie, zoals schrijver dezes, zijn handtekening in het lijstje van de originele 25 weet prijken, is het moeilijk om deze twee cijfers niet met elkaar in verband te brengen.

Wat dreef ons, die 25? Achteraf bekeken blijkt dat niet zo makkelijk om zeggen. Zonder in de naam van anderen te willen spreken: er was sprake van een mengeling van boosheid en een hardnekkige wil tot doorzetten. Het grondthema was de ontvoogding van dit deel van het volk van de Nederlanden, het bewaren van de integriteit van zijn gebied en de geestelijke en culturele verheffing van de bevolking. De Volksunie was in handen van lieden geraakt die geen echt eigen project meer hadden. Daarom ontbrak ook de noodzakelijke basis waarop de samenhang van een partij steunt. Met enige overdrijving: ieder deed zo maar wat aan. De Volksunie was haar droom kwijt geraakt.

Dat laatste was de oorzaak van de boosheid die zich gaandeweg steeds meer meester had gemaakt van velen onder ons. We begrepen maar niet dat een partij, wier bestaansreden nu net het wel en wee van deze gemeenschap had moeten zijn, wegdreef van haar oorspronkelijke doelen en deed alsof voor Vlaanderen alles al in orde was. Zoals we vandaag allemaal wel weten was dat op verre na niet het geval.

Als ik daaraan nu terugdenk, komt in me het gevoel op dat onze boosheid wel degelijk terecht was. Nieuwlichters hadden zich genesteld in de rangen en hadden de Volksunie van binnenuit vleugellam gemaakt, terwijl buiten enorme uitdagingen lagen te wachten. Hoe kunnen mensen zo zwaar verstek laten gaan?

Zodoende werd onze hardnekkigheid om met nog meer volharding terug te keren naar de kern van wat wij als onze maatschappelijke opdracht aanvoelden nog aangevuurd: wij voelden ons de bewaarders van een erfgoed. En het verhuizen naar andere oorden van wat ik hier dus nieuwlichters noem, voelde veeleer deugddoend aan. Eindelijk terug aan het werk!

Men noemde ons in de pers hardliners. Weerom: zoals iedereen nu wel merkt hadden we gelijk.

Als ik nu kijk naar wat de partij die uit ons Project Vlaams-nationaal is voortgekomen, dan is het niet zozeer het enorm gestegen aantal leden dat imponeert. Het is vanzelfsprekend een mooie prestatie om twintigduizend mensen te verzamelen rondom een programma dat nog steeds niet wegstopt dat Vlaanderen net zoveel rechten heeft als elke andere natie en dus het recht heeft om op eigen gelegenheid aan het wereldconcert van de volkeren deel te nemen.

Wat het meest van al indruk maakt en blijft verbazen is het feit dat de wil om grondig in te grijpen in het bestel van dit als een historisch accident ontstane land tot op vandaag ongeschonden is. Het valt de betrokken waarnemer telkens weer op hoe ‘De Twintigduizend’ nog steeds behept lijken met iets wat lijkt op de vastbeslotenheid die de originele 25 heeft bezield.

Dat die onverzettelijkheid en hardnekkigheid nog steeds goed voelbaar is, heeft vanzelfsprekend van doen met de recente electorale successen van de partij: men voelt dat men met z’n twintigduizend eigenlijk een soort voorhoede is en uitspreekt wat heel velen denken. Zoiets sterkt een mens en verschaft de wilskracht om voort te werken en men hoopt vruchten te plukken.

Op dit punt aangekomen rijst bij de ‘originele’ Vlaamsnationalist enige onrust. De 25 van weeleer waren niet alleen hardnekkig en vastbesloten. Ze wisten zeer goed waarom ze zo beslist optraden. Ze waren – en zijn nog steeds – doordrongen van een bezorgdheid om het lot van dit deel van onze oude Nederlanden Maar de vraag die oprijst is: hebben die vele duizenden, die zich de laatste jaren hebben aangemeld, op dezelfde manier hetzelfde doel voor ogen?

Het verdere lot, dunkt me, van N-VA hangt niet zozeer af van haar electorale succes, want de partij heeft voorlopig wel stevig de onderstroom van de Vlaamse maatschappij te pakken en elke partij moet wel eens electorale tegenslagen verwerken. Realisme is dus de boodschap. De vraag is echter of die partij, waarin de originele 25 intussen hopeloos verdrinken, bij machte is om die onderstroom te blijven vasthouden én te blijven verbinden met de droom van de 25.

 

Jaak Peeters

Juli 2011

Het identiteitsdebat in andere termen

“De mens maakt deel uit van verschillende sociale groeperingen, die elk slechts op een deel van zijn persoon beslag leggen. Dit heeft gevolgen voor de menselijke persoonlijkheid, die als het ware gesegmentiseerd wordt. Op het werk, in het gezin, in de kerk, in de vriendenkring is men telkens een ander en speelt men een andere rol. Een van de gevolgen daarvan is dat deze verschillende milieus minder macht over ons uitoefenen, omdat zich daarin slechts een deel van ons leven afspeelt.”

Continue Reading…

Een hoopvol teken

Nieuwe opiniepeilingen van een bepaalde ‘Vlaamse kwaliteitskrant’ en de ‘openbare zender’ geven opnieuw een sterke electorale winst voor N-VA. Opnieuw: voor de inmiddels derde peiling op rij, na de op zich al spectaculaire verkiezingswinst op 13 juni.

Dat is merkwaardig.

Zelden werd een winnende partij zo belaagd, beledigd, besmeurd, beschimpt en belasterd als N-VA. Het halve Vlaamse journalistenbent, de halve politologische meute, aangevuld door de zelfverklaarde cultuurwereld heeft zowat alles verricht om de opgang van die gehate Vlaamsnationale partij te stoppen. Er werd tegen betoogd – de beruchte shame-betoging, weet U nog? Het initiatief werd nadien nog eens herhaald. Dat was tenminste het plan, maar het werd een flop. Voelden vele betogers zich de eerste keer bij de neus genomen? Want deze shame-betoging wàs wel degelijk een betoging tegen N-VA en Bart Dewever. De slogans en de aard van de meegedragen vaandels lieten weinig aan de verbeelding over. Een zekere Koen de Bauw ging er zelfs ver over door te weigeren de rol van Bart Dewever te spelen, maar is wel altijd bereid om de rol van moordenaar te spelen. Geen kat die het misselijkmakende hiervan aan de kaak stelt. Althans niet in de weldenkende pers. Een hautaine Jan Decleir die weigert een prijs in ontvangst te nemen uit de handen van de voorzitter van het Vlaams Parlement, Jan Peumans, een N-VA-er. Bijten in de hand waaruit men eet?

Misschien moeten we de subsidiepolitiek ten aanzien van ‘onze’ culturele elite maar eens herzien. De modale burger moet ook zichzelf zien te bedruipen. Als deze zelfverklaarde culturele elite tot hetzelfde verplicht zou zijn, zou ze zich misschien eens afvragen of ze niet beter ophoudt met het hoofd in de wolken te hangen en wat meer bezig te zijn met wat er in de wereld van de mensen gebeurt. Een suggestie voor Schauvlieghe?

Ondanks alle geschrijf en geklets, ondanks alle Sinardets, Hooghes en tutti quanti blijft de vermaledijde N-VA pieken. Hoger zelfs dan ooit.

En dan hoor je de dag nà het bekend raken van de peilinguitslagen Johan Vandelanotte doodleuk verklaren dat een verkiezingsoverwinnaar ‘iets moet doen’ met zijn stemmen. Natuurlijk begrijpt iedereen dat hier weer eens naar de N-VA wordt gesneerd.

Begrijpen die mensen dan echt niet wat er gebeurt? Begrijpt de zelfverklaarde ‘leidinggevende’ klasse dan echt niet dat de Vlamingen een signaal willen geven? Dat ze het beu zijn, grondig beu en dat de zaken ten gronde moeten veranderd worden? Begrijpen ze dan niet dat ‘iets doen’ ook op hénzelf betrekking heeft, en misschien nog het meest van al, omdat zij het land in deze belabberde toestand hebben gebracht? En dat de modale Vlaming niet meer moet weten van halfslachtige compromissen, akkoorden die met haken en ogen aaneenhangen en regelingen waarin een kat haar eigen jongen niet meer terugvindt?

Oh, wat onderschat die ‘leidinggevende’ klasse het doorzicht van de modale Vlaming schromelijk!

Op het hoofdkwartier van de piekende partij zal men tevreden zijn. Dat spreekt. Al komt na een berg altijd weer opnieuw een dal. Maar daar gaat het hier niet om.

Het essentiële is dat de modale kiezer zich niet zomaar bij de neus laat nemen. Dat al het gekeer en gedraai tegen Dewever en zijn makkers voor diezelfde modale Vlamingen veel te doorzichtig is. Dat die modale Vlaming politiek dus veel volwassener is dan soms wordt verondersteld. En bovendien: dat de Vlaming best wel weet wat er moet gebeuren, ook al weet hij dat niet in detail. Dat laatste is voer voor specialisten. Hij is dus niet te vermurwen, die modale Vlaamse kiezer. Hij is standvastig en beslist.

Dat is mooi.

De zelfverklaarde elitepers van Vlaanderen staat erbij en moet ernaar kijken. Ze is mislukt.

Wat rest haar nu nog?

Veel uitwegen blijven er niet over. Doodzwijgen gaat ook al niet meer, want de partij in kwestie is zowat in elke gemeente van Vlaanderen aanwezig en laat dat ook blijken.

Als de pers en haar culturele aanhangsels het Vlaamse nationalisme willen blijven bekampen, kan ze dat alleen nog maar door zich misdadig op te stellen.  Massaal aan het liegen slaan of de feiten systematisch verdraaien. Liegen en bedriegen: dat zijn toch misdaden, nietwaar?

Ook dat is mooi, want het laat zien dat een democratie wél kan werken. Het toont dat als mensen willen, het regime op den duur moet plooien. Nil volentibus arduum.

Misschien kunnen we aan de pers een suggestie doen. Als ze eens verslag zou uitbrengen over wat er in deze Vlaamse maatschappij gebeurt – een Davidsfonscongres verslaan of de activiteiten van de Kempische Schrijvers – in plaats van ten strijde te trekken tegen hun eigen volk of verslag uit te brengen over ‘Belgische damesslipjes’ – jawel: dàt schijnt ook al kwaliteitspers te wezen! – , misschien zou die pers dan aansluiting vinden bij wat er in Vlaanderen leeft.

Point n’est besoin d’ espérer pour entreprendre, ni de réussir pour persévérer. Willem van Oranje leerde het al.

Misschien is deze peiling wel een hoopvol teken.

 

 

Jaak Peeters

Juni 2011

De kwaliteit van ons maatschappelijk debat

Zowat iedereen veroordeelde de vernieling van het proefveldje van genetisch gemodificeerde aardappelen in Wetteren. Zelfs de partij Groen!, die nochtans op dit gebied van geen kleintje vervaard is, veroordeelde de vandalenstreek.

Hoewel de actievoerders, veelal afkomstig uit Frankrijk, soms hardhandig werden aangepakt, kondigde de leiding van hun bende kort daarop aan dat ze een proefveld met gemodificeerde populieren zou aanpakken.

Het lijdt geen twijfel dat het hier om een extremistische groep fanatici gaat. Een groep van volkomen dolgedraaide Fransen die in Vlaanderen een proefveldje van 3 are komen vernielen: dat is een teken van ziekelijk fanatisme.

En toch is er meer aan de hand dan alleen maar een uiting van onduldbare vernielzucht.

Continue Reading…

Nationalisme is oorlog?

Met dit citaat van de voormalige Franse president Mitterand opent PS-politicus zijn boek over nationalisme.

Men is geneigd te zeggen dat die ene zin volstaat, omdat men kan menen dat hij alles al samenvat. Waarom moest Magnette dan zonodig een heus boek schrijven, behalve om voor zichzelf de gelegenheid te scheppen het Vlaamse nationalisme nog eens een schrobbing te geven?

Continue Reading…