Nationalisme is oorlog?

Met dit citaat van de voormalige Franse president Mitterand opent PS-politicus zijn boek over nationalisme.

Men is geneigd te zeggen dat die ene zin volstaat, omdat men kan menen dat hij alles al samenvat. Waarom moest Magnette dan zonodig een heus boek schrijven, behalve om voor zichzelf de gelegenheid te scheppen het Vlaamse nationalisme nog eens een schrobbing te geven?

 

 

 

 

 

Dat het boek een voornamelijk politieke functie heeft, is voor iedereen duidelijk –behalve voor sommige redacteurs van zichzelf kwaliteitskrant noemende bladen, natuurlijk. Magnette moet het retorische of simplistische – de keuze is aan de lezer – van dit soort uitspraken zoals in de openingszin hebben aangevoeld. Meteen immers verklaart hij zelf dat het veel te oppervlakkig is nationalisme met historische fenomenen zoals fascisme te associëren.

Zowel Mitterand als Magnette zijn beide Franstalige socialisten. Eerder dan zich in te laten met het enigszins onnozele politieke spelletje waartoe Magnette zich verlaagt in tijden dat men vanwege de politieke toestand voornamelijk ernst zou moeten tonen, is het interessant zowel de kwalificatie ‘Franstalig’ als ‘socialist’ in dit verband nader te bezien.

Socialisten slagen er kennelijk niet in het verschijnsel ‘nationalisme’ een plaats te geven. Zelfs het feit dat nationalisme overal ter wereld voorkomt en zelfs nog meer schijnt te gedijen in deze tijden van mundialisering, blijkt socialisten niet tot andere gedachten te kunnen brengen.

Vreemd is dat, want een bekend historicus omschreef nationalisme onlangs als ‘gemeenschapsdenken’. Een nationalist is iemand die van oordeel is dat mensen slechts volwaardig mensen kunnen zijn dank zij en binnen een gemeenschap. Zodoende botsen de belangen van gemeenschap en individu niet: ze gaan integendeel gelijk op. Aangezien een gemeenschap een verzameling van individuen is, zij het veel en veel meer dan een simpele optelsom, zal het met de gemeenschap pas goed gaan, als het met een beslissend groot deel van de individuen goed gaat. Nu presenteert het socialisme zich als een maatschappijleer waarin van de enkeling méér engagement voor de gemeenschap wordt gevraagd dan de doorsnee-liberaal bereid is op te brengen. Bijgevolg zou men nu net bij socialisten een bijzondere aandacht voor het nationale samenleven mogen verwachten. Is overigens het stamwoord van socialisme niet …socius, wat ‘metgezel’ betekent?

Het is vreemd dat de socialistische beweging er maar niet toe komt om de koppeling te leggen tussen de nationale ontvoogding en de internationale solidariteit, waarvoor Marx zo pleitte.  Nochtans is die koppeling niet zo moeilijk. Eigenlijk ligt ze voor de hand. Want wie opkomt ‘voor de mensen’, kan ingevolge de bovenstaande gedachtegang toch niet anders dan opkomen voor het belang van de verzameling van ‘de mensen’, zijnde de gemeenschap? Wie vervolgens aan die gemeenschappen – net als aan enkelingen overigens – bestaansrecht toekent en er respect voor opbrengt, levert bouwstenen aan voor een rechtvaardige wereld. En vooral: hij bouwt aan een wereld zonder frustraties en bijhorende revindicaties. En waarom zou de noodzakelijke strijd tegen het internationale kapitalisme niet juist gebaat zijn als men een beroep kan doen op gezonde en sterke naties? Is het niet in de kapitalistische wereld dat men tégen ‘grenzen’ strijdt?

Het is vervelend het te moeten zeggen, maar heel veel aanvallen op nationale ontvoogdingsbewegingen vinden hun oorsprong in de Franse wereld. De verklaring daarvoor zou wel eens heel dichtbij kunnen liggen: in de uitspraken van de Fransman Rocard, zoals die onlangs in een bekend Vlaams weekblad werden geciteerd. In dat weekblad stond te lezen dat de geschiedenis van de Europese natiestaten in hoge mate die is van taalgemeenschappen, die voor hun handelsbelangen opkwamen. Frankrijk echter creëerde zichzelf door vijf culturen te vernietigen. Het is een militaire creatie van een niet- homogene staat. Deze uitspraak van de Franse ex-premier Rocard zou wel eens correct kunnen zijn: de Amerikaanse socioloog E. Weber wist in 1976 te melden dat nog in 1835 meer dan de helft van de bewoners van de Franse staat het Frans niet machtig waren.

De conclusie dringt zich op. Frankrijk en dus het Franse staatsdenken berust mede op de onafgebroken, eeuwenlange strijd tegen elke vorm van nationalisme. Wie zijn mosterd in die ideeënwereld haalt, plaatst zichzelf in de onmogelijkheid voor welke vorm van nationalisme ook enig begrip op te brengen.

Dit moet een ontnuchterende constatering zijn voor wie gelooft in de oplosbaarheid van de politieke problemen in België.

 

 

Jaak Peeters

April 2011

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *