Een Europees leger?

In zijn krant van 5 mei 2011 schreef de bekende politieke journalist Guy Tegenbos een commentaarstuk over de zin of de onzin van het voorbestaan van een nationale defensie. Volgens hem heeft alleen een Europees leger nog zin.

 

 

 

 

 

In zijn algemeenheid is dit laatste zeker onjuist. Ook de ‘staten’ in de VS hebben een eigen  defensie: de nationale garde. Alleen treden die gardes niet op buiten de VS. Men kan zich een dergelijke situatie ook in Europa voorstellen.

Maar ten aanzien van de gedachte dat alleen een Europees leger nog zinvol kan zijn kunnen andere, ernstige bezwaren worden aangevoerd.

De eerste opmerking komt voort uit het besef dat veiligheid steeds meer een planetaire kwestie is geworden. Het zwaar bewapende, zeer omvangrijke Amerikaanse leger heeft de aanslag op het handelscentrum in New York niet kunnen verhinderen. Al zo vaak werd angstig geschreven over de mogelijkheid dat terroristen beslag zouden leggen op een kernbom. Nine Eleven zou dan wel eens klein bier kunnen wezen. Natuurlijk moeten we de consequenties aanvaarden van de politiek van het uitwissen van grenzen. Geen grenzen betekent echter ook: geen mogelijkheid tot controle. Deugnieten van allerlei slag krijgen dan zo goed als vrij spel. De dagelijkse praktijk leert dat geen enkele politiemacht in staat is om misdaadkartels en terrorismegroepen af te vangen. Het gevolg is dat de politie gebruik moet gaan maken van uiterst betwistbare technieken zoals het plaatsen van afluisterapparatuur in privé-woningen. Zodoende leidt de politiek van de uitgewiste grenzen er mede toe dat de privacy van de burger in naam van diens veiligheid geschonden wordt door diensten op welke de burger nu net zou moeten kunnen rekenen voor de bescherming van zijn privacy. We moeten ons echt gaan afvragen of een beleid van radicaal open grenzen wel de beste optie is en of dit beleid op zijn manier niet ook een extremisme is – of noem het een heilige koe van de Westerse kapitalistische denkwijze.

De vraag of een Europees leger wél zin heeft en een nationale defensie niet, wordt misschien ook mede ingegeven door een  voorbijgestreefde visie op defensie, als men oog heeft voor de ontwikkelingen van de technologie. De AWACS-vliegtuigen kunnen vliegtuigbewegingen waarnemen op 400 km. afstand. Nieuwe militaire waarnemingstechnieken kunnen een opstijgende raket traceren op 500 km. afstand. Het Europese continent is maar een schiereiland van Azië en op sommige plaatsen zelfs geen 1000 km breed. Dat betekent dat een militaire tegenstander in staat is om àlle militaire bewegingen in de lucht overal in Europa te volgen. Wat moet een afzonderlijke Europese defensie dan voorstellen?

Sterker nog: satellieten volbrengen hun rondjes rondom de aardbol op nauwelijks anderhalf uur. Daarbij leveren moderne camera’s scherpe beelden van wat er zich op het oppervlak van de planeet afspeelt, waar ook ter wereld. Ook in Europa.

Veiligheid zal, naar te denken valt, niet voortkomen uit het voortbestaan van legers van continentale omvang, doch veeleer uit wereldwijde efficiënte samenwerking. De uitdaging is dus niet hoe tot een Europees leger te komen, want nu al is de effectiviteit daarvan erg betwistbaar. De uitdaging is hoe te komen tot een wereldwijde samenwerking, ook van regimes en groepen die elkaar ideologisch niet genegen zijn.

Overigens wordt de betekenis van zo’n Europees leger meteen sterk gerelativeerd voor wie naar de territoriale betekenis van Europa kijkt: zelfs voor wie naar boven afrondt, blijkt het dat Europa in het sterkste geval ongeveer anderhalf procent van de aardoppervlakte beheert. Enige bescheidenheid is hier zeker op zijn plaats.

Zelfs àls we zouden akkoord gaan met de instelling van een Europees leger, dan nog kan zo’n leger maar militaire betekenis hebben als het goed uitgerust is.  Eerlijkheid gebiedt ons toe te geven dat met minder dat één procent van het Bruto Binnenlands Product sowieso nooit een Belgisch leger mogelijk is. Doch dat geldt, mutatis mutandis, niet minder voor een Europees leger.

Amerika besteedt ruwweg 4 % van zijn BBP aan defensie. Als Europa hetzelfde niveau aanhoudt als België, komt er van een efficiënt  Europees leger evenmin wat in  huis.

Laten we even rekenen. Het BBP van de Benelux bedraagt ongeveer 1200 miljard dollar. Een Amerikaanse militair kost de Amerikaanse belastingbetaler ongeveer 500.000 dollar per jaar.

Met een militaire begroting van 1% van het BBP, kom je op Beneluxschaal uit op 12 miljard dollar. Daarmee rust je 24.000 soldaten uit op het niveau van Amerika. Slechts als het uitgavenniveau vergelijkbaar is met dat van de Verenigde Staten, komt men op een fatsoenlijk bedrag uit, waarmee wél een werkbaar leger kan worden uitgebouwd.

De grote kwestie is dat wij, in Europa, gewoon niet bereid zijn om zoveel geld uit te geven aan militaire uitrusting. We komen dan terecht in een toestand dat de nationale legers stilaan waardeloos worden en we vluchten dan weg in een Europese droom, onszelf wijsmakend dat op Europese schaal wél mogelijk zal zijn wat we nationaal niet kunnen, omdat we dat eigenlijk niet echt willen.

Maar zonder die wil zal ook Europa tekort schieten.

 

Jaak Peeters

Mei 2011

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *