Benauwend centralisme of wijdlopige verscheidenheid?

De Noord-Nederlandse historicus Herman von der Dunk schreef ooit een essay over ‘Duitslands problematische eenheid’. In dat stuk komt de titel voor: “Wat is Duitsland?” Er staat niet zoiets als “Wat gebeurt er in Duitsland?”. De vraag gaat naar het wezen van datgene wat we vandaag allemaal ‘Duitsland’ noemen. Het is een opmerkelijke vraag. Niemand vraagt toch: “Wat is België?”- tenzij in een debat. Ook de vraag naar wàt Nederland is, of Frankrijk, ziet men nergens gesteld. Althans: niet op die manier.

Zo niet voor Duitsland.

Von der Dunk schrijft in zijn essay dat de democratie in het Westen niet overal in dezelfde mate en op hetzelfde ogenblik voet aan de grond heeft gekregen. Meer zelfs: Jan Romein schreef ooit een opmerkelijk stuk over de Europese geschiedenis als een afwijking van het Algemeen Menselijk Patroon. De historische ontwikkeling van West-Europa – en ongetwijfeld bedoelde Romein daarmee tegelijk Noord-Amerika – is niet in overeenstemming met de algemene ontwikkeling van de menselijke samenlevingen in de rest van de wereld. Zodoende is de ontwikkeling van het Westen een afwijking. Dat is een op zich al zeer opmerkelijke stelling, want dat betekent dat we ons moeten afvragen of het wel verantwoord is om ons patroon als criterium te nemen bij de beoordeling van allerlei regimes in de wereld. Niemand toch neemt een afwijking als criterium? Nochtans doen we dat bij voortduring, bijvoorbeeld als we het nogal grof hebben over zogeheten schurkenstaten.

Von der Dunk bouwt nu op deze gedachte voort en noemt de ontwikkeling van onze samenlevingen een Sonderweg. Doch hij trekt deze gedachtengang ook verder door: een belangrijk deel van wat we vandaag ‘Westen’ noemen, heeft pas sinds kort deel aan de hoger genoemde ‘afwijking van het algemeen menselijk patroon’.

De afwijking waarover von der Dunk spreekt heet ‘Duitsland’. Duitsland zou, zo vertellen ons sommige historici, sedert de Romantiek een heel aparte, eigen ontwikkelingsgang hebben gevolgd. Een Sonderweg – de term werd hierop overigens gemunt. Volgens von der Dunk hadden de verlichtingsideeën, het universalistische vrijheids- en gelijkheidsideaal, het geloof in de rede en de humaniteit, kortom – aldus nog steeds von der Dunk – de grondslagen van de moderne democratie in Duitsland nooit echt wortel kunnen schieten. Zodoende was de weg naar de moderne democratie geblokkeerd en zo komt men dan uit op het Nazisme.

Of er tegenwoordig nog veel historici te vinden zijn die deze nogal simpele opvattingen willen onderschrijven, valt erg te betwijfelen. Ze zijn, bij nader toezien, ook bijzonder betwistbaar.

Maar wat wel zeker lijkt, is dat Duitsland, net trouwens als de Noordelijke Nederlanden, een inderdaad eigen ontwikkelingsgeschiedenis heeft gevolgd.

Duitsland is van in de tijd van Barbarossa – we schrijven dan zowat de dertiende eeuw – een nogal losse lappendeken van soevereine en halfsoevereine staten en staatjes. Het huidige Duitsland ontstond pas in 1870 – hetgeen sommige theoretici van het nationalisme ertoe brengt nationalisme te beschouwen als een zeer recent verschijnsel. Dat is, in het licht van het voorgaande, een nogal curieuze opvatting, maar dit terzijde.

De genoemde verdeeldheid werd door sommige Duitse theoretici betreurd. Maar wellicht meer nog werd deze verdeeldheid niet als een zwakte opgevat, maar wel degelijk als een groot voordeel.  Friedrich von Raumer  schreef bijvoorbeeld dat wat Duitsland positief onderscheidde van de centralistische staten zoals Frankrijk, de vrijheid was, de rijke verscheidenheid  aan opvattingen, bestuursgedrag en openbare mores. Volgens Raumer zijn de Duitsers ontsnapt aan het benauwende eenheidsdenken dat één van de grondslagen van de terreur na de Franse Revolutie vormt. Wie centralistisch denkt, kan immers maar één goede manier van optreden aanvaarden: de zijne. Dat leidt onverbiddelijk tot een machtsstrijd die eindigen moet in de vaak letterlijk fysische dood van de andersdenkende. Plaats daartegenover de vrijheid die het gevolg is van verscheidenheid en ja, inderdaad: een bepaalde vorm van verdeeldheid. Wie het niet eens is met het beleid in land A, pakt zijn boeltje op en verhuist naar land B, waarvan hij vindt dat het beleid beter aansluit bij zijn opvattingen.

Dat heeft zelfs niet eens noodzakelijk met taal te maken.

Het is bekend dat J.G. Herder een overtuigd pleitbezorger van de Duitse cultuur was, maar geen heil zag in een Duitse eenheidsstaat. Taal en cultuur is één ding; politiek beleid een ander. Ik kan het grondig oneens zijn met het beleid in Nederland. Ik verhuis vervolgens naar Oostenrijk, waar een ander beleid wordt gevoerd. Ik zal de taal leren, me integreren en me opstellen als een loyaal Oostenrijker en Oostenrijker worden met de Oostenrijkers.

Het is vreemd dat deze nochtans voor de hand liggende gedachtengang nooit prominent aanwezig is geweest in het debat over de integratie van immigranten, maar ook hier weer: dat terzijde.

Wat hier op tafel ligt, is de constatering dat er grosso modo twee modellen van staatsvorming bestaan: een bureaucratisch-centralistische vorm en een staatsvorm, waarin verscheidenheid het centrale lemma vormt.

Op 28 januari 2000 verscheen in Le Monde een redactioneel stuk, waarin scherp werd uitgehaald naar de Oostenrijkers, omdat die Jorg Haider een ministerpost hadden gegeven. Zoiets hoort niet in een Europese Unie, vond de redacteur van dienst. Deze was dus kennelijk van mening dat in héél Europa dezelfde normen en regels van toepassing horen te zijn. Wel degelijk had hij een volstrekte gelijkschakeling van opvattingen en gedragswijzen op het oog, want heel uitvoerig las hij de Oostenrijkers de les dat lidmaatschap van de Europese Unie een volstrekte breuk met het verleden inhoudt en dat het ophouden van grenzen tussen het ‘wij en het zij’ niet met het proces van Europese integratie verenigbaar is.

Ziezo: dat is dus de grondhouding van een Europa als bureaucratisch-centralistische staat. Het is een staatsvorm waarin Van Rompuy zich inlaat met de strijd tegen het populisme – datgene natuurlijk wat hij als “populisme” opvat.

Laat ons nu eens aannemen dat Europa zou kiezen voor de zogeheten Duitse Sonderweg. Dan zouden de Oostenrijkers Jorg Haider benoemen en zouden de Oostenrijkers, die dat niet verdragen kunnen, naar Frankrijk verhuizen.  Dan zou de noodzaak om het populisme te bestrijden misschien niet vervallen, doch alleszins andere vormen aannemen. Dan zouden de Walen een etatistische koers volgen en de Vlamingen een liberale. Enzovoorts. En toch zou dat alles één Europa zijn. Belangrijk is dat de verscheidenheidsidee, die in Duitsland altijd zo sterk is geweest, geen enkele behoefte heeft aan gelijkschakeling of wederzijdse bemoeiing met elkaars samenlevingen. De Denen doet in hun land wat ze willen en wij doen dat ook. Een mooi uitgangspunt voor een echt Europa lijkt het wel. En geen kat die er behoefte aan heeft om de soevereiniteit van de lidstaten uit te hollen. De wijdlopigheid nemen we er wel bij en de kans dat Europa de wereld niet kan leiden ook nog wel. In een planetaire situatie zal geen zinnig mens zich aan dat laatste kunnen storen.

 

 

Jaak Peeters

September 2012

 

Vreemde dingen

 

Of een vakantie deugddoend is, hangt af van de eisen die iemand vooraf gesteld had. Maar een vakantie doet doorgaans sommige dingen beter in perspectief zien.

Dat bijstellen van het perspectief wordt gewoonlijk bovendien geholpen door het lezen van enkele boeken. Vakantietijd is voor vele mensen ook leestijd. Boeken lezen waar je anders niet aan toe komt.

En ja hoor: na de vakantie van 2012 rijzen alweer vragen op over vreemde toestanden en feiten in het land der vaderen.

Bijvoorbeeld waarom nergens, maar dan ook: nergens, in de Vlaamse pers het boek van Anke Van dermeersch besproken werd. “Hoer noch slavin” wordt door professor Hans Jansen nochtans met lof besproken. De man, zelf islamist, noemt het “een goed boek”. Och ja: Van dermeersch is niet de enige auteur aan wie de zelfingenomen politiek correcte meute in het Vlaanderen van vandaag meesmuilend voorbijwandelt. Neem nu de geschriften van Jan Huybrechts, bijvoorbeeld.  Dat is een auteur aan wiens kennis vele Brigittes Raskin een flink puntje zouden kunnen zuigen. Maar geen woord. Niet één. Heel terecht noemt Hans Jansen de politieke cultuur in Vlaanderen verziekt. Welk redelijk argument kan iemand aanvoeren om de geschriften van een auteur onder een taboe te leggen, alleen maar omdat die auteur geassocieerd is met een partij, waarmee men het niet eens is?

Het is duidelijk dat Vlaanderen over democratie nog alles moet leren.

Mijn persoonlijk standpunt is dat het huidige Vlaams Belang voor de verdere ontvoogding van Vlaanderen niets meer kan aanleveren.

Dat komt omdat de partij zichzelf, vooral in het buitenland, buitenspel heeft gezet: ze heeft zichzelf als erg rechts neergezet en zich daarmee de haat op de hals gehaald van zowat de halve Europese intellectuele en politieke “elite”. Het gebruik van de term elite verwijst, wat mij betreft, voorzeker niet naar mijn ware kwalificatie van deze groep. Deze groep noemt namelijk zichzélf een elite – enige aanmatiging is des mensen, moet u weten.

Maar de feiten zijn wat ze zijn, en dus heeft de leiding van die partij zichzelf in een hoekje geplaatst.

Erger is de associatie van de Vlaamse ontvoogdingsidee met het overigens veel te vage begrip “rechts”. Die associatie is niet alleen niet juist – de meeste nationalistische bewegingen zijn veeleer links -, maar ze legt een schaduw op een beweging die als ontvoogdingsbeweging door – en – door democratisch is, want gericht tegen de traditionele machthebbers. De partij heeft het haar vijanden echt veel te gemakkelijk gemaakt. En Vlaanderen veel moeilijker.

Democratie is in Europa altijd een dosis tegendraadsheid. Vooral in Europa, al zal die uitspraak velen tegenstaan. Doorheen de geschiedenis van dit continent hebben immers altijd opnieuw heersers gemeend dat zij door God gezonden waren om over hun medemensen te heersen en die voor te schrijven wat hen te doen en vooral te laten stond.

Het begon allemaal met de Romeinse bezetting, die ik ooit “het meest macabere imperialisme dat de planeet ooit heeft geteisterd” heb genoemd. Nu, vele jaren later, ben ik meer dan ooit van de correctheid van deze kwalificatie overtuigd. Hun imperiale heersersgeest werd overgenomen door de Franken, later door de Franse koningen, de Habsburgers, het Heilig Roomse Rijk , altijd bijgestaan door de Roomse kerk en meer dan één keer zelfs in concurrentie met deze kerk.

De heersersgedachte die Europa zonodig als één geheel wilde zien, vond haar filosofische pendant in het Platonisme, dat één van de dominante filosofische stromingen van het continent werd. Iemand schreef zelfs dat de hele westerse filosofie slechts een voetnoot bij Plato is. Wie zich wat verdiept in de Oosterse filosofie, bijvoorbeeld, merkt meteen hoe gedateerd en gelocaliseerd die Platonische filosofie is. De Platonische opvattingen nu zijn fundamenteel hiërarchisch. Ze staan wezenlijk vierkant tegenover de democratie. Het is geen wonder dat Plato van de democratie niet wou weten.

Koningen en keizers hebben eeuwenlang deze hiërarchische denkwijzen volgehouden, daarbij soms door filosofen gesteund. Men denke maar aan Thomas Hobbes.

Pas sinds de sociale ontvoogding – we schrijven inmiddels de twintigste eeuw op het bord – breekt een massale ontvoogding door. Een verschijnsel dat vele intellectuelen trouwens deed opschrikken, en waarvoor mensen als Benda, Freud en Ortega Y Gasset waarschuwden.

Toch valt het nog te bezien of hun jammerkreten niet veeleer een teken van onbegrip waren. Want de sociale ontvoogding trok in haar spoor ook de intellectuele ontvoogding mee: de leerplicht, intussen al opgetrokken tot achttien. En de politieke ontvoogding.

Laten we wel wezen: nooit eerder in de geschiedenis hebben zoveel mensen met zoveel kennis zoveel sociale, intellectuele en politieke ruimte gehad.

We zouden dus moeten juichen, want zodoende heeft de democratie nooit de kansen gekregen, die ze vandaag heeft.

Maar helaas lijkt het erop dat de nazaten van de imperiale heersersgroepen in dit continent of niet bij de tijd zijn en dus de tekenen van de tijd niet begrijpen, ofwel die tekenen niet willen aanvaarden.

Ze produceren dan een Europa dat volgens de analyses van Thierry Baudet, Mudde en anderen de democratie ten gronde onderuit haalt ten voordele van een technocratisch regime. Ze worden daarbij driftig bijgestaan door locale intellectuele beambten – zo moet me ze toch noemen?- die een hele maatschappelijke strekking in een cordon menen te mogen opsluiten.

En dus de publicatie van goede boeken verhinderen.

Partijpolitiek is machtspolitiek. Het is niet zo dat eerst de principes komen en vervolgens de macht. Het is omgekeerd, hetgeen voor vele Vlamingen nogal moeilijk te vatten is. Vlamingen hebben altijd in een zwakke positie geleefd en hadden geen andere mogelijkheid dan een beroep te doen op de universele regels van rechtvaardigheid. Doch deze laatste telt niet in de politiek. Je moet de macht hebben, zoveel mogelijk en vervolgens kun je de dingen naar je eigen hand zetten, volgens je eigen principes.

Naar mijn smaak is dat ook de vergissing die vele goedmenenden in het huidige Vlaams Belang maken: het heeft geen zin te strijden voor je gelijk – ook al héb je dat.  En zodoende spelen ze het spel niet goed. Je moet zo handelen dat je de macht in handen hebt. Dewever heeft dat begrepen. Hij heeft vermoedelijk Macchiavelli gelezen. En hij is bij de tijd. En die tijd is rijp.

Spreek ik mezelf nu tegen? Want wie het machtsspelletje speelt, hijst zich in de positie van de hiërarchisch denkende heersers en wordt dus zelf vergiftigd – de kritiek aan het adres van zogeheten participationisten. Tja: wie bij de hond slaapt, krijgt zijn luizen. Maar dàn begint ook het pas, als de luizen naar je toekomen. Dàn pas luidt het uur van de waarheid: hoe consequent zullen de nieuwe machthebbers van hun macht gebruik maken om hun principes te doen gelden? N-VA staat dus voor een loodzware opdracht.

Pas na zo’n – dringend noodzakelijke – machtswisseling zal duidelijk worden of de democratie echt vooruit kan. Of goede boeken van auteurs die geassocieerd zijn met het Vlaams Belang een eerlijke kans krijgen, bijvoorbeeld.

 

Jaak Peeters

September 2012

 

 

Het “radicalisme” verliest het contact met de tijd.

In Res publica van 12 augustus publiceert de Vlaams Belang-ideoloog Johan Sanctorum een opmerkelijk stuk. Zijn grondidee is dat het sinds de gebeurtenissen aan het IJzerfront duidelijk is dat Vlaanderen in België niets te zoeken heeft en dat, bijgevolg, alleen een volgehouden, maagdelijk antibelgicisme de geestesgesteldheid op kan brengen, die nodig is om naar een onafhankelijke Vlaamse republiek over te stappen.

Alleen zijn eigen partij beantwoordt volgens hem aan dit criterium. N-VA bezondigt zich aan participationisme en wordt daardoor onvermijdelijk besmet door de belgische virus, dat gericht is op het behoud van het bestaande. Volgens Sanctorum leidt de ombouw van N-VA tot een “systeempartij” onvermijdelijk tot het afstoten van de radicalere elementen. Dat is een fataal schisma, waaraan volgens Sanctorum zelfs de VVB niet ontsnapt.

Sanctorum raakt hier aan de kern van het strategische vraagstuk waar elke Vlaamsnationale partij mee worstelt.

Toch gaat Sanctorum nogal kort door de bocht. Beweren dat men het in de VVB ook al niet meer weet, is toch wel lichtjes overdreven. Beweren dat N-VA alleen maar de uitwassen van het belgische systeem aanklaagt, en niet het systeem zelf, is de werkelijkheid bewust verdoezelen. Is Sanctorum de rij camions met nepgeld naar Wallonië dan al vergeten? Is dezelfde schrijver vergeten dat N-VA ongemeen harde oppositie heeft gevoerd tegen het BHV-akkoord – overigens in eenklank met de VVB? Leest Sanctorum systematisch over de zin dat N-VA voor een onafhankelijk Vlaanderen in een democratisch Europa kiest heen? Beseft de heer Sanctorum dat elke N-VA kandidaat bij de komende gemeenteraadsverkiezingen onderschrijft dat de partij waarvoor hij kandideert zich laat leiden door de beginselen van het Vlaamse nationalisme?

Sanctorum moet vanzelfsprekend zijn broodheer te vriend te houden. En ongetwijfeld doet hij er goed mee te wijzen op de gevaren die het partijpolitieke vlaamsnationalisme bedreigen. Misschien gebeurt dat laatste zelfs onvoldoende.

Maar er is toch iets aan de hand met die ‘vlaamsnationale maagdelijkheid’ die hij aan zijn partij toeschrijft. Die partij is nu al aan haar 32e verjaardag toe. Wat heeft die partij in al die jaren gerealiseerd? Werd door haar optreden de onafhankelijkheid van Vlaanderen dichterbij gebracht? Laten we eerlijk zijn: het omgekeerde kan gemakkelijk geargumenteerd worden. Immers: het optreden van het Vlaams Blok/Belang heeft ertoe geleid dat bij een groot aantal mensen in binnen- en buitenland het Vlaamsnationalisme met racisme werd geassocieerd. Laat deze associatie dan verkeerd zijn – dat is ze -: het bestaan van deze associatie is funest. Onafhankelijk worden doe je namelijk niet door in een parlement een stoere verklaring te doen aannemen: het buitenland moet je als nieuwe staat aanvaarden. Maar als je vooraf diezelfde verklaring hebt laten besmetten met ideeën die in dat buitenland ongewenst zijn, verkleint men de kans dat men jou als nieuwe staat zal aanvaarden.

Deze kritiek op de politiek die het Vlaams Blok heeft gevoerd is fundamenteel, want maakt die partij ongeschikt als partijpolitiek vehikel van het Vlaamse nationalisme.

Ja hoor: N-VA grijpt naar de macht. Ze doet dat in de Vlaamse regering. Zonder N-VA was het met de verengelsing van het hoger onderwijs veel erger gesteld geweesd. En Bourgeois is uitdrukkelijk bezig met het besturen van Vlaanderen. Het gebeurt à la stoemelinx en wie van grote gebeurtenissen droomt kijkt er sowieso overheen. Maar wat Bourgeois doet is machtsuitoefening – Vlaanderen moet bestuurd worden! En het wordt tijd dat de vlaamsnationalen de macht in hun eigen land in handen nemen.

Of dat meteen ook moet betekenen dat N-VA verwatert en een Belgische systeempartij wordt: dat is te sterk. Dat kàn zeker. Het gevaar bestaat en het is noodzakelijk om telkens weer op dat gevaar te wijzen en dat gebeurt ook. En misschien is de top van N-VA nog steeds niet voldoende doordrongen van de noodzaak om aan dit punt massief aandacht te schenken. Maar er staat zeker niet per sé een gelijkheidsteken tussen “Vlaanderen besturen” en “Belgische systeempartij spelen”.

Het risico moet worden genomen . 32 jaar zuiverheidspolitiek hebben niets opgeleverd – misschien wel integendeel, zeker in sommige opzichten. Mag het dan verwonderen dat een nieuwe generatie jonge Vlamingen het over een andere boeg wil gooien? Kan men het hen kwalijk nemen dat zij het wachten beu zijn en inderdaad het zelfbestuur in de feiten willen realiseren?

De waarheid is dat sommigen zich zodanig door de droom van het onafhankelijke Vlaanderen laten biologeren, dat zij het zicht op het hele plaatje verliezen. Ze pinnen zich vast aan de zuiverheid van de zuiverheden, maar laten zich daardoor de geschiedenis induwen. Als we moeten constateren dat die Vlaamse staat thans nog niet haalbaar is, moeten we ons dan maar aan de kant zetten, weliswaar met het schone gelijk met ons? Want het is heel goed argumenteerbaar dat als de vlaamsnationalen  de macht in de Vlaamse deelstaat in handen hebben, de evolutie naar de onafhankelijkheid wél kan ingezet worden – een evolutie die overigens wel eens sneller zou kunnen verlopen dan ‘Laeken’ lief is. Als het immers waar is dat Vlaanderen en Wallonië cultureel verschillen, zal dat al snel in de bestuursdaden tot uiting komen. De scheiding zal zich dan in de feiten voltrekken.

Het is eveneens waarheid dat de macht in de staat België tot op het niveau van de gemeente verweven is met de positie van de traditionele partijen – denk maar aan de gemeentelijke Dexia-holding, de ware reden trouwens waarom Beke vorig jaar plots wél zonder N-VA wilde regeren – en met die van vakbonden en gezondheidsorganisaties. Noem het dan de weg van binnenuit: het breken van de machtsposities van de traditionelen.

Wat daarna verschijnt valt natuurlijk niet helemaal te voorspellen. Het kàn allemaal verkeerd aflopen, maar er is ook een grote kans dat de kaarten voor de Vlaamsgezinden een heel stuk beter zullen liggen. Een ding is zeker: kansen komen zeker niet vanzelf!

Als dan de uitgangspositie beter is dan vandaag, breekt vroeg of laat het ogenblik aan dat Vlaanderen de volheid van de staatsmacht kan overnemen.

Pas dan is de tijd aangebroken om te oordelen wie gelijk had.

Jaak Peeters

Augustus 2012

 

“De slecht onderbouwde en kaduke standpunten van N-VA”

“De slecht onderbouwde en kaduke standpunten van N-VA”, dixit Philippe Van den Abeele in zijn blog van maart 2012.

Vooreerst: een politieke partij is een machtsmachine. Een organisatie in de handen van een of andere maatschappelijke strekking om de idealen van die strekking zoveel mogelijk tot werkelijkheid te maken. Dan is het verstandig, zoals Van den Abeele schrijft, om die idealen helder en duidelijk te formuleren. Dat is niet alleen nodig voor de eigen, trouwe aanhang. Het is vooral nodig om twijfelaars en mogelijks mensen die thans nog verder afstaan naar de schaapstal te halen.

Neem nu de kandidatenlijsten van N-VA. Als ik in mijn eigen gemeente kijk, zijn er onder die kandidaten zeker een aantal goede Vlamingen. Van een aantal echter, weet ik het niet eens. In de ijver om de lijsten vol te krijgen, zoals dat heet, is het vinden van een naam – meestal die van een vrouw- vaak belangrijker dan wat die vrouw dan wel denkt.

Natuurlijk doet dit probleem zich niet alleen bij N-VA voor. Ik begrijp bijvoorbeeld niet zo goed wat een arme postbode in een partij als de VLD komt uitrichten. Of wat een succesrijk burgerlijk ingenieur bij de socialisten hoopt te bereiken. En wat de CD&V betreft: daar is het helemààl huilen met de pet op: je hebt daarin overtuigde Vlaamsnationalisten maar ook even overtuigde belgicisten; er zijn erg links georiënteerde figuren, maar ook mensen die een rechts discours best wel kunnen smaken. Er zitten boeren in en lui die van het verkavelen van landbouwgrond een sport hebben gemaakt en dus bedervers van de boerenstiel zijn. Er zitten mensen in die zich in hun persoonlijk leven bewust door christelijke principes laten leiden. Maar er zijn er ook op wie, om het maar zo te zeggen, die kwalificatie niet bepaald van toepassing is.

Daar komt nog bij dat wat in onze dorpen plaatsvindt, niet altijd doorresoneert tot in Brussel. Het zal “Brussel” geen moer kunnen schelen hoe men in gemeente x of dorp y de aanleg van de nieuwe riolering organiseert.

Maar toch.

Als er zoiets bestaat als Vlaams nationalisme – of christen-democratie of wat dan ook – dan moet daarvan toch iets zijn terug te vinden in de programma’s of de kernpunten van de betrokken plaatselijke lijsten.

Als de programmapunten waar N-VA voor opkomt met groot gemak net zo goed voor de socialisten hadden kunnen gelden, wat is dan de betekenis van het onderscheid van de partijen op gemeentelijk gebied?

Ik kom nu terug op Philippe Van den Abeele. Ik weet niet of hij aan deze zaken gedacht heeft als hij zijn stuk schreef, maar dit alles is wel belangrijk. Als iedereen hetzelfde vertelt, waarom dan in godesnaam verschillende partijen?

Hiermee naderen we wat volgens mij dé grote uitdaging voor N-VA is: ervoor zorgen dat de mensen ‘aan de basis’ inderdaad beschikken over een mens- en wereldbeeld dat vlaamsnationalistisch is en waarvan de toepassing hen op sommige punten, bij stonde en wijle, tot àndere standpunten brengt dan de leden van andere partijen. Als dat niet mogelijk is, zijn er maar twee conclusies:

a) het Vlaamse nationalisme heeft geen eigen visie te bieden;

b) de partij slaagt er niet in die visie aan het eigen volk kond te doen.

Te oordelen naar de kritiek die N-VA in de media en allerlei geschriften krijgt, valt niet bepaald te geloven dat het Vlaamse nationalisme geen eigen visie heeft te bieden. Hoe zo kritiek erop anders mogelijk zijn?

Tenzij die kritiek evenwel niet slaat op het feit van het Vlaamse nationalisme, maar op de schabouwelijke manier waarop het vorm wordt gegeven en/of geformuleerd.

Tja: laten we maar meteen heel eerlijk wezen: schieten we op dit punt niet tekort?

En het gevolg van deze laatste tekortkoming is natuurlijk dat het onmogelijk wordt om al die nieuwe leden van het Goede Woord te doordringen. Niemand weet immers precies hoe het klinkt.

En ja, nogmaals: laten we de hand maar in eigen boezem steken.

Het probleem is misschien niet zozeer het onvoldoende onderbouwd zijn van sommige partijstandpunten, want dat euvel geldt voor elke partij. Dat sommige standpunten ‘kaduuk’ zijn, zal ook wel wezen.

N-VA maakt ongetwijfeld fouten. Bijvoorbeeld: de partij is veel te kritiekloos eurofiel. Er zijn genoeg degelijke recente geschriften om op dat punt wat meer afstandelijkheid aan de dag te leggen. Namen zijn er genoeg: Baudet, Wim van Rooy, Erik van Goor, Rik van Cauwelaert, Hans Magnus Enzesberger….Men hoeft zich echt niet te richten op het drammerige gekwetter van Benno Barnard, die er inderdaad niks van begrijpt.

Maar begrijpen onze mensen het wel? Kunnen ze het wel begrijpen? En wat valt er te verwachten van een partij die weliswaar alles ten gronde wil aanpakken, maar werkt met ongevormde kaders – kaders die zelfs niet eens de grondideeën van het Vlaamse nationalisme te pakken hebben? Hoe kun je van die mensen “de kracht van de verandering” verwachten?

Dàt is, naar mijn aanvoelen, hét grote probleem van N-VA. Het is de ware achilleshiel. Als op dat punt niet massief inspanningen worden geleverd, kan de positie van vandaag met zekerheid niet lang in stand worden gehouden.

Dat de standpunten over de inhoud van het confederalisme en de techniek daar naartoe niet voldoende zijn uitgewerkt, is het minste kwaad. Hoewel de partij dringend juridisch werk moet verrichten wat er met artikel 35 mogelijk is en aan het lobbyen moet slaan in Europa, want Spanje en Groot-Brittanië zullen zelfs een confederale omvorming van de staat België waarschijnlijk niet op gejuicht onthalen. En dan zwijgen we nog even over de EU zelf.

Ook op dat punt is er inderdaad te veel onvoldragenheid, zoals trouwens ook te aanzien van Brussel. Wat als Brussel uitgroeit tot een megalopolis? Is het misschien verstandig om het erop aan te leggen dat niet Brussel, maar Straatsburg de hoofdstedelijke functies van Europa krijgt? Niet alleen omdat een heel groot Brussel Vlaanderen zal doodknijpen, maar ook vanwege de onoverzichtelijke massa problemen die overal in alle megasteden opduiken. Moeten we die problemen nou echt opzoeken? Zijn Stockholm, Lissabon en Baile athe Cliath dan zo’n droogstoppelige provinciesteden?

Doch voor dit soort aangelegenheden geldt tegelijk dat een partij niet in haar kaarten kan laten kijken. Dat maakt het de tegenstander veel te gemakkelijk, al is dat geen reden om het interne studiewerk dan maar op de kast te leggen.

Het grootste probleem zit evenwel in het onvoldragen zijn van een modern, geactualiseerd en genuanceerd Vlaams nationalisme dat het bestaan van onderscheiden strekkingen kan verdragen en, misschien nog het meest, in het feit dat de brave, goedmenende Nieuwe N-VA-er, nog veel meer dan Philippe Van den Abeele, op dit punt zijn honger blijft.

Het klinkt allemaal misschien als kritiek. Maar een vader die zijn kind lief heeft, moet het soms kastijden.

 

Jaak Peeters

Augustus 2012

 

Europa’s maskers vallen af.

Normal 0 21 false false false NL JA X-NONE /* Style Definitions */ table.MsoNormalTable {mso-style-name:Standaardtabel; mso-tstyle-rowband-size:0; mso-tstyle-colband-size:0; mso-style-noshow:yes; mso-style-priority:99; mso-style-parent:””; mso-padding-alt:0cm 5.4pt 0cm 5.4pt; mso-para-margin:0cm; mso-para-margin-bottom:.0001pt; mso-pagination:widow-orphan; font-size:12.0pt; font-family:Cambria; mso-ascii-font-family:Cambria; mso-ascii-theme-font:minor-latin; mso-hansi-font-family:Cambria; mso-hansi-theme-font:minor-latin;}

“Nederland mag zijn buik vol hebben van Europa, Europa heeft het langzamerhand ook gehad met Nederland. Dat de verkiezingen over Europa gaan, is in alle Europese hoofdsteden genoegzaam bekend. Alsook het feit dat nergens anders in de EU de eurohaat zo intens en zo wijdverbreid is als in Nederland. ‘Nedergif’, noemt een hooggeplaatste EU-ambtenaar het. ‘En we appreciëren het nog minder dan de nederwiet.’”

Nog eentje:

“Constitutioneel Hof als waakhond? Denkt Rutte nu echt dat hij de enige premier is met verkiezingen in aantocht? Een politiek leider vindt een compromis in Brussel en overtuigt thuis zijn parlement. Rutte behoort overduidelijk niet tot die categorie.’”

Aan het woord is een redacteur van de Volkskrant, een als links en eurofiel bekend staand blad. Nogal wiedes dat de liberaal Rutte bij hem niet hoog in het bakje ligt.

Maar toch.

Wie Thierry Baudets erudiete boek over de “aanval op de natiestaat” heeft gelezen en daarbij ook nog overtuigd voorstander is van de democratische staatsvorm, voelt zijn maag keren wanneer hij of zij constateert hoe de dames en heren eurocraten over “den volke” denken. Europa: dat zijn de vrienden onder elkaar in Brussel – het door Europa bezette Brussel, zoals Geert van Istendael dat zegt. Ongewild verraadt de VK-redacteur trouwens hoe de vork aan de steel zit: Nederland verdedigt zijn soevereine rechten en strijkt dààrmee tegen de eurocratische haren in. Zodoende verliest Nederland al zijn vrienden in Brussel. Het wordt de paria, de uitgestotene, de pestlijder. Nederland is immers niet ‘solidair’- waar hebben we dat woord nog tegen een volk horen gebruiken?

En ja hoor: er staat wat te gebeuren als Nederland bij de komende verkiezingen niet Europees genoeg stemt. Of de oren teveel naar Wilders laat hangen. Eurocratië komt het oordeel toch toe, of niet soms? Oh ja: de Volkskrant voert mee campagne en om verkiezingen te winnen is er niks doeltreffenders dan het verspreiden van angst en onrust. Links verwijt de rechterzijde bij voortduring deze strategie te gebruiken. Maar aan zichzelf kent men de halve wereld nietwaar? Het omgekeerde is ook waar: in de halve wereld herkent men zichzelf.

Doch waar rook is, is altijd ook tenminste een beetje vuur. De Volkskrant kan geen angst zaaien, als daar geen bodem voor is.

‘Rutte wil geen constitutioneel debat’, concludeert weer een andere hoge EU-ambtenaar. ‘Hij heeft gewoon een kruis gezet achter de woorden ‘solidariteit’ en ‘soevereiniteit’. Dan ben je snel uitgepraat in Brussel, want daar gaat het wel over.’”

Tja, zo is het dus en daarmee krijgt Dr Baudet gelijk: Europa is opgezet om de nationale staten in Europa af te breken en ze te vervangen door een Europees Rijk van continentale omvang. Een Europees Imperium. De grote droom van Hitler, Napoleon en Karel de Grote. Mooie voorbeelden zijn dat! Maar op die manier krijgen de Europese ‘elites’ weer voldoende munitie – straks letterlijk, trouwens – om zoals weleer in de wereld hun machtsspelletjes te gaan spelen.

Een volk dat hun plannen dwarszit, wordt dan al snel ‘een gif’. Waarbij maar in één klap wordt gevoegd dat die fameuze Nederwiet hen ook al niet goed zit.

Hoezo? Nederwiet zit hen niet goed? Waar bemoeien die eurocraten zich in hemelsnaam mee?

Het valt op hoe steeds weer sprake is van “hoge EU-ambtenaren”. Horen ambtenaren niet nederig hun mond te houden als iemand namens een democratisch verkozen parlement spreekt? Maar neen hoor: de dames en heren ambtenaren appreciëren de Nederlandse EU-haat niet. ‘Haat’? Wie kritisch staat tegenover de knoeierijen van Juncker en zijn geestesgenoten getuigt van ‘haat’? Als het alleen maar om een semantisch spelletje zou gaan… maar het is helaas bloedernstig.

En wat is dat voor antidemocratische onzin: “Een premier maakt in Brussel een compromis en overtuigt vervolgens zijn parlement”? Ogenblikje! In de democratische wereld werkt het niet op die manier. Daar gaat het namelijk omgekeerd: de premier voert uit wat het parlement hem heeft opgedragen. En dat parlement voert op zijn beurt uit wat de kiezer van dat parlement verwacht. Dat is democratie – niets anders.

Democratie is zeker niet een vriendenclub die zich in een cultureel labiele stad heeft genesteld om die overigens – en terloops – cultureel nog wat meer overhoop te zetten en vanuit haar duistere sanhedrins in dat Brussel haar wensen en verlangens aan de volkeren van Europa op te leggen.

Oh ja: het Europees parlement.

Een verzameling van nationaal uitgerangeerde politici, ‘vrienden van de vrienden’ – nietwaar Dehaene en co? – en lui die veel en veel te ver afstaan van de besognes van de modale burger om ook maar enigszins aanspraak te kunnen maken op de titel van “vertegenwoordiger”. Ze vertegewoordigen dus voornamelijk zichzelf én natuurlijk de dames en heren – ‘de vrienden’ – uit Eurocratië, die er een genoeglijk spelletje van hebben gemaakt om elkaar de loef af te steken in het vinden van methoden om de nationale soevereiniteit onderuit te halen.

Ja: die soevereiniteit!

Nooit of te nimmer heeft, in welk Europees land dan ook, de kiezer de kans gekregen om zich ten volle te vergewissen van wat Europa met zijn democratische vrijheid zinnens was en daarover een doordachte politieke stem uit kunnen brengen.

Op het ogenblik dat zulks in Nederland nota bene wel eens zou kunnen gaan gebeuren, is eurocratië Nederland beu. Hoezo? Màg de kiezer dan geen vragen stellen over Europa en de finaliteit ervan en is alleen eurocratië daarentegen gerechtigd om over de vrijheid – soevereiniteit gaat over vrijheid – in Brussel te oordelen en nog beslissingen te nemen ook? Is het dan een probleem dat Nederland zichzelf over Europa beraadt, dat men zich daarover in alle Europese hoofdsteden bezorgd moet maken?

Zo, zo!

Het is duidelijk dat de Europese maskers af beginnen vallen. Eurocratië heeft niks met democratie te maken – integendeel: het staat er lijnrecht tegenover en het zogeheten Europarlement is er voornamelijk voor de schijn. Voor de flem. Om de goedgelovige modale burger in Europa te misleiden. Zodat de dames en heren hun zinnetje kunnen doen, hun plannetjes uitvoeren en hun machtsdromen kunnen ten uitvoer leggen. Wie, zoals de sinds eeuwen om zijn vrijheidslievendheid en zijn kritische zin bekend staande Nederlander, zich niet willoos laat meevoeren naar de europese slachtbank van de democratie, sluit zichzelf uit de Europese vriendenclub.

Zo zit het dus.

Als Vlaming weet ik waar mijn sympathie ligt.

Ze ligt niet bij Eurocratië.

Jaak Peeters

Augustus 2012

Allochtoon seksisme?

Normal 0 21 false false false NL JA X-NONE /* Style Definitions */ table.MsoNormalTable {mso-style-name:Standaardtabel; mso-tstyle-rowband-size:0; mso-tstyle-colband-size:0; mso-style-noshow:yes; mso-style-priority:99; mso-style-parent:””; mso-padding-alt:0cm 5.4pt 0cm 5.4pt; mso-para-margin:0cm; mso-para-margin-bottom:.0001pt; mso-pagination:widow-orphan; font-size:12.0pt; font-family:Cambria; mso-ascii-font-family:Cambria; mso-ascii-theme-font:minor-latin; mso-hansi-font-family:Cambria; mso-hansi-theme-font:minor-latin;}

Sofie Peeters heeft dus via een uitzending het probleem van de seksuele intimidatie in Brussel open en bloot op tafel gelegd.

Het is al jaren algemeen bekend dat jonge vrouwen in het Brusselse er maar best aan doen zich niet te opzichtig te kleden, jazelfs: niet te modern, als ze willen verhinderen dat ze door benden jonge Noordafrikanen lastig worden gevallen. De meesten doen dat dan ook maar, hetgeen meteen een toegeving is aan de Noordafrikaanse seksuele opdringerigheid. Of ze kiezen een ‘kot’ zo dicht mogelijk bij de campus, zodat ze op enkele minuten tijds in de collegezaal zijn, waar ze veilig zijn.

De reactie van de politieke machten is zowel bespottelijk als droef, afhankelijk van het standpunt dat men inneemt. Het is belachelijk, omdat slingeren met boetes wegens ‘seksisme’ niets aan de oplossing van het probleem zelf zal bijdragen, zoals trouwens iedereen wel weet. Het probleem is namelijk van mentale aard en met wat afdreigen wordt op dat punt niets veranderd. Dat dergelijke ‘maatregel’ bovendien komt onmiddellijk na de uitzending en kort voor de gemeenteraadsverkiezingen, maakt het optreden van de politieke verantwoordelijken inderdaad tot een lachertje. Het is tegelijk ook tot droefheid stemmend dat waarschuwingen vanuit zowat elke denkbare maatschappelijke hoek nooit tot een fatsoenlijke politieke reactie, die naam waardig, hebben kunnen leiden. Dat betekent dat het politieke wereld ofwel voornamelijk met zichzelf bezig is, ofwel dermate verblind is, dat ze het bestaan van een probleem niet eens beseft. In de beide gevallen leidt dit tot een telkens weer (soms lichamelijk) beschadigen van mensen, hetgeen altijd weer een punt van droefheid is.

De waarheid is natuurlijk veel rauwer: de door een bepaald soort links beheerste Brusselse politiek teert op de aanwezigheid van Noordafrikanen, die het gros van hun stemmers vormen en daarom moeten geknuffeld worden. Dit laat zien dat het de Brusselse politieke leiding niet om menselijke waarden te doen is, maar om het behoud van hun eigen machtspositie, en dat ze zelfs bereid is om daarvoor een constante seksuele intimidatie van autochtone vrouwen op de koop toe te nemen.

De conclusie is alvast: dit soort politici moet eruit. Punt, uit. Zij richten veel kwaads aan, onder allerlei vormen. Niet alleen omdat ze kennelijk de seksuele intimidatie van vrouwen niet aan kunnen, maar ook omdat ze door dit soort praktijken te laten voortbestaan de integratie van immigranten in de praktijk tegenwerken en tegelijk de wederzijdse haat van volksgroepen voedsel geven. Het is in alle opzichten een verderfelijke politiek .

Dit alles is echter maar een aspect van de zaak.

Er zijn aangelegenheden die veel dieper liggen.

In 1789 proclameerde Olympe de Gouges haar officiële ‘Verklaring van de rechten van de vrouw en de burgeres’.

In 17 duidelijke artikelen eist Olympe, geboren in 1748 in Montauban als één van de kinderen van een slager doch vermoedelijk bastaardkind van markies De Pompignan, een volstrekte gelijkwaardige behandeling op van de vrouwen in een maatschappij die ondanks alle gekrijs over democratie en gelijkheid, nog altijd diep door discriminatie van vrouwen was getekend. Wie deze 17 artikelen vandaag de dag leest, schrikt helemaal niet op van de inhoud, hoogstens enigszins van de toon. Voor Olympe bestaat de natie uit mannen en vrouwen en vormen deze laatsten dus net als mannen ‘De Natie’. Derhalve eist ze voor vrouwen het recht op om op het schavot te gaan – hetgeen haar overigens in 1793 gegund werd. “ Het vrouwelijke deel van de bevolking dat evenals het mannelijke deel belastingen betaalt, heeft het recht aan iedere openbare instantie rekenschap te vragen over haar beleid”, verklaart zij in haar artikel 15.

Hoewel de inhoud van de tekst in onze hedendaagse oren helemaal niet zo ongewoon klinkt, wordt hij toch door niemand minder dan Jean-Jacques Rousseau verworpen. Deze laatste is altijd op het standpunt blijven staan dat de vrouw de man toebehoort en in diens Emile steunt hij zich op een citaat uit de bijbel: Het is niet goed dat de mens alleen is en daarom moet hij een vrouw hebben. De vrouw als aanvulsel voor de man. Jacob Slavenburg schreef ooit een kleine monografie over dit onderwerp onder de titel: “de mislukte man”.

Het is zinnig te denken dat in de beleving van vele Noordafrikanen de visie van Olympe op heftig verzet botst en dat dit verzet vanuit de koran wordt ondersteund. Voor velen betekent dit dat de opvattingen en culturele inzichten van Noordafrikanen verkeerd zijn, want verouderd en vervangen moeten worden – door welke maatregelen dan ook – door het principe van de gelijkheid van man en vrouw.

En toch geloof ik dat hiermee nog steeds niet alles is gezegd.

Naar mijn aanvoelen is namelijk de verhouding tussen mannen en vrouwen niet een van simpele gelijkstelling. Tussen mannen en vrouwen heerst een spanning, die veel subtieler is dan wat door een platte gelijkstelling tot uitdrukking kan worden gebracht. Dat laat zich trouwens vermoeden als je in een voetnoot bij een tekst van Olympe leest : “Van Parijs tot Peru, van Rome tot Japan is het domste dier volgens mij de menselijke man”. In de ideeënwereld van Olympe is er dus meer aan de hand dan een simpele gelijkstelling van man en vrouw. Er zit spanning op. In haar preambule verklaart zij overigens: “Dientengevolge erkent en verklaart de sexe, welke de andere overtreft in zowel schoonheid als moed, betoond in de lijdensweg van het moederschap, in tegenwoordigheid en onder toezicht van het Hoogste Wezen(..)” Neen: voor Olympe is de waarheid zelfs andersom: in werkelijkheid vormen de vrouwen het voornaamste geslacht!

Welnu: deze veelal stiekeme gedachte leeft onder vrouwen meer dan vele mannen bevroeden. Er bestaat een zekere vorm van vrouwelijke spot ten aanzien van de mannelijke sexe, die beschouwd wordt als lomp en onedel. In de beleving van sommige vrouwen is de man slechts nodig voor de bevruchting en voor het overige is hij een lastpost, wiens aanwezigheid een Andere, Nieuwe wereld in de weg staat: “De toekomst is vrouwelijk”, aldus Mitscherlich. En aangezien de toekomst alleen maar interessant is als hij beter is dan het heden, volgt daaruit dat de vrouw meer te bieden heeft dan de man.

Hiermee verschijnt een diepliggende spanning tussen mannen en vrouwen, waaraan geen recht wordt gedaan in de hedendaagse politiek van volstrekte gelijkheid ( die er overigens biologisch niet eens is), geplaatst tegenover de utopie van de mannelijke superioriteit en dito bezitsrecht, zoals dat in extreme mate door Noordafrikanen wordt geëtaleerd.

De ‘uitlokking’, waarover sommige mannen zich beklagen, past eveneens in deze sfeer en is dus geen zaak van strafrecht, doch van existentiële spanning onder de sexen.

Ik ben bang dat deze met de existentie van de mens zelf verbonden subtiliteiten die behoren tot de grondslagen van onze cultuur in deze tijd van oppervlakkige opbodpolitiek verloren gaan.

 

Jaak Peeters

Juli 2012

Met de liefde, als u wil.

Opmerkelijke stelling: het echte is eenvoudig.

Is deze stelling correct?

Ja, toch minstens in grote mate.

Is deze vraagstelling belangrijk?

Zeer zeker!

 

Laten we aanvangen met een beschouwing van Yves Petry in het julinummer van De Gids.

Onder de titel Lezen en Schrijven legt deze jonge Vlaamse en in Nederland volkomen aanvaarde schrijver uit hoe hij het onderscheid ziet tussen journalistiek en literatuur.

Wat kort door de bocht: journalistiek heeft vandoen met de boodschap. Met inhoud. Met wetenschap en met kennis. Journalistiek is dan ook een hondsmoeilijk vak. Want je moet niet alleen begrijpen waarover je het hebt. Dat is een voorwaarde waaraan manifest niet altijd is voldaan. Het volstaat de commentaarstukken in de zogeheten kwaliteitskranten te lezen. Of te luisteren naar het gezwets van journalisten in zogeheten duidingsprogramma’s op radio of, erger nog: de televisie. Je moet het ook nog correct overbrengen. Quod non, al te vaak.

Literatuur echter, is van een ander gehalte. De grote literaire auteurs hadden en hebben geen biologie nodig om hun verzinsels te rechtvaardigen. Onverschrokken komen ze op voor de waarheid en het bestaansrecht van hun personages met geen ander wapen in handen dan de hypnotische vermogens van de taal( blz. 31).

Dat is niet alleen een mooie, welluidende zin – om mooie dingen te zeggen behoeven we geen Engels -, dit citaat bevat ook een schat aan inzichten.

Om te beginnen zet Petry zich af tegen het geloof – meer dan een “geloof” is het immers niet – dat een goede tekst er eentje is die verwijst naar, gebouwd is op of past bij de moderne wetenschap, de economie incluis. Wie niet kan aantonen dat hij of zij in die wereld meekan, kan slechts rekenen op welwillend medelijden en vaak op smalend misprijzen. Niet alleen, anders gezegd, datgene wat wetenschappelijk lijkt en daarom vooral ernstig aandoet, is een deel van de schaarse menselijke aandacht waard. En nog ruimer gezegd: niet alleen het algemene, het universele, het wiskundige, het abstracte moet op die aandacht kunnen rekenen. Het leven is namelijk ruimer, groter en grootser dan het soms enge wereldje van elkaar beconcurrerende wetenschapslui die voornamelijk het Engels gebruiken om zichzelf zo snel mogelijk wereldwijd op het toneel te hijsen om, wie weet, zelfs ooit een internationale prijs te uit de brand te slepen, om over de Nobelprijs maar eerbiedig en vooral stil te zwijgen. Het leven is ruimer. De dingen die niet elke dag in de aandacht van de voornaamheid staan, zijn evenzeer leven als de wiskundige formules van Maxwell, die voor Einstein het uitgangspunt van zijn relativiteitstheorie vormden. Meer zelfs: die ingewikkelde formules zijn zelfs niet denkbaar zonder dat gewone, simpele leven. Ook Einstein was dol op spaghetti.

En dan komt de naar mijn oordeel belangrijkste zin van het citaat: “Onverschrokken komen ze op voor de waarheid en het bestaansrecht van hun personages(..)” De waarheid van hun personages!

Wat zouden deze woorden Martin Heidegger genoegen hebben gedaan, als hij nog zou hebben geleefd! ‘De waarheid van het personage’…

Ik moet bekennen dat deze zin me getroffen heeft. Hij raakt, naar ik aanvoel, de kern zelf van ons Westers beschavingsprobleem.

Dat probleem bestaat eruit dat de westerling niet schijnt te kunnen leven zonder de illusies van een universele, tijdloze missie, waaraan hij zijn persoonlijk waardebesef ontleent en geneigd is alles ondergeschikt te maken. Een geloof dus in zijn opdracht de wereld door zijn ingrijpen onherkenbaar van uitzicht te doen veranderen.

Niet dat er niet héél veel ter aarde is dat verandering behoeft. Ziekten, rampen, milieuproblemen – dat alles ook zonder tussenkomst van de mens. Ja: er is ruimte voor verbetering.

Maar veel van de dingen waarvan men gelooft dat ze verandering behoeven, vormen het voorwerp van menselijke perceptie en die is, zoals gezegd, gecontamineerd door de illusies van vaak missionaire aard. Al te veel worden er door deze door illusies mismaakte perceptie dingen op de schop genomen die al bij al helemaal niet zo mis blijken te zijn.

Vaak merken we dat pas achteraf. Zoals hedendaagse schrijvers nu schoorvoetend toegeven dat de zogeheten beschavingstaak van de Europeaan in Afrika misschien beter niet was uitgevoerd. Want zonder de ingreep van de Europeanen – voor wie de missionaire illusies overigens vaak veeleer als schaamlapje dienden voor vulgaire hebzucht -, waren de Afrikanen bezig aan de ontwikkeling van een eigen, Afrikaanse versie van een moderne beschaving. Hetgeen Amilcar Cabral ertoe bracht op te komen voor de waardigheid van de Afrikaanse beschaving. En ons tot bescheiden voorzichtigheid zou moeten aanzetten.

Voor vele, klassieke commentatoren moeten literaire personages worden opgevat als typevoorbeelden van zijnswijzen met een universele betekenis. Ze worden dan ingeschoven in één of ander Groot Verhaal dat veelal stoelt op of geassocieerd wordt met zo’n missionaire illusie.

Maar niks universele betekenis! Dat zijn interpretaties achteraf, nàdat de schrijver zijn verhaal heeft gecomponeerd. Wat de schrijver op de eerste plaats bekommert is, als ik Petry begrijp, niet de mogelijke universele draagwijdte maar de waarheid van het leven die hij in zijn roman voor de lezer openlegt.

Dààr begint het leven. Dààr verschijnt de waarheid. Dààr ligt het vertrekpunt van elke ware beschaving.

Heerlijke inzichten zijn dit!

En het gaat om eenvoudige dingen.

En dat eenvoudige: dat is inderdààd het echte. Het echte leven is eenvoudig. Het echte is tegelijk eenvoudig en concreet, zelfs haast onbenullig. Doch het is het enige leven dat er voor de schrijver toe doet. Voor de schrijver… en voor elk redelijk mens. Universeel zijn niet een stel soms hypocriete principes – al vereist deze uitspraak een uitleg die de mogelijkheden van dit stuk verre te boven gaan. Universeel is het altijd en overal tot verschijning komen van het simpele particuliere. Een punt, grondig te overwegen door al die volksnationalisten die plots Euronationalisten worden, zodra ze in Brussel door de Europese Ziekte worden aangeroerd. Derk-Jan Eppink zegt er in De Groene wijze woorden over. Misschien dringt het ooit zelfs door tot bij de tot wanstaltige proporties mismaakte verwaandheid van de Europese bazen. Het zou een hele verbetering zijn. Als de Onaantastbaren zouden inzien dat ze op hun sterfbed precies dezelfde weg opgaan als al die simpele zielen waarover ze bij leven als ongenaakbare paladijnen meenden te moeten heersen.

Deze inzichten zijn belangrijk. Heel erg belangrijk. Vooral voor politieke activisten, die zich veelal in stelling hebben geschaard tegen het opkomende populisme, nationalisme, racisme, pessimisme en nog wel van dat soort –ismen.

Schrijver dezes is niet beschaamd om zichzelf nationalist te noemen.

 

Nationalisme begint namelijk bij het respect voor het onbenullige, het kleine, het eenvoudige. Het particuliere. Het echte, evenwel.

Met de liefde, als U wil.

 

Jaak Peeters

Juli 2012

 

11 juli 2012: Etaleren van uitzichtloos nationaalnihilisme.

Zoveel is zeker: de zomer van 2012 maakt een grote kans voor de prijs voor slechtste zomer van de afgelopen 25 jaar. Regen, neerslagvlagen en tussendoor buien, veel wind en veel te koud: het lijkt eerder Bamis dan zomer.

Dan zou je zo denken dat elke gelegenheid om eens iets positiefs op tafel te brengen gretig met de twee handen aangegrepen wordt. Klinkt toch redelijk, niet? Een mens kan toch niet altijd zitten kankeren op dat hondenweer. Daar komt een depressie van.

En dan zijn er dus de feestjes van 11 juli. U weet wel: ‘Vlaanderen feest’ – binnenshuis natuurlijk, vanwege dat weer.

11 juli betékent bovendien wat. Het is een dag van plechtige verklaringen en officiële recepties om het bestaan van de Gemeenschap van de Vlamingen onder de aandacht te brengen.

Niets mis mee, zegt U me?

Tja: dat zou een redelijk mens denken.

Een democratisch denkend mens leest kranten van velerlei strekking. Dus, bijvoorbeeld, ook De Morgen, ons allemaal bekend als een progressieve krant met nog meer nieuws en nog meer duiding. Nog actueler en nog overzichtelijker. Zo overzichtelijk, dat het soms aan een compilatie van doodsbrieven doet denken. Maar dat is allicht kwestie van persoonlijke smaak.

En ja hoor: ook een bepaalde progressieve schrijvende ‘elite’ in De Morgen waagt zich op 11 juli 2012 aan beschouwingen over 11 juli. De flamingant in ons kijkt verrast op als hij een opiniestuk ziet onder de titel “O dierbaar Vlaanderen”. Het is nog lovend ook nog. En eigenlijk heeft de man gelijk: de Vlamingen hebben mee aan de wieg van de moderne democratie gestaan en dat is iets om trots op te wezen. En dan komt het: een resem commentaarschrijvers. De leeuwenvlag is helemaal niet Vlaams, maar werd door de flaminganten ‘gepikt’; “projectie van de huidige democratie op de middeleeuwse maatschappij”; “Vlaanderen fabeltjesland vol haat”; “waarom niet Belg zijn?”; “ Vlaanderen in de greep van VOKA” en ga zo maar door… Afbreken, kapotmaken, ridiculiseren, bespotten…

“Waar we zelf ruzie stoken, stoken we beter”, van de hand van de onvolprezen Steven Samijn, zelf wellicht geen Vlaming? Een stuk vol chagrijnige uithalen naar een NVA-voorzitter die het aandurft om als partijleider vragen te stellen bij de huidige gang van zaken in Vlaanderen– alsof dat niet tot zijn verdomde plicht zou behoren. Waarna De Morgen zijn actuele, overzichtelijke, progressieve kolommen openstelt voor een schare NVA-haters, voor wie én het flamingantisme én de NVA zowat Satan en Belzebub bij elkaar schijnen te zijn.

Waarom de heer Samijn 11 juli aangrijpt om een 11 julitoespraak van een partijvoorzitter voor te stellen als ‘stokerij’, dat is nou net de vraag die iedere columnist op de lippen brandt. Vooral als diezelfde heer Samijn – die zijn krant wel kent, nemen we aan?- best weet dat zijn opiniestuk een rist nurkige, nijdige commentaren tegen de door hem misgeciteerde partijvoorzitter zal uitlokken. Was het hem daarom te doen? Speelt Samijn een gemeen spelletje met zijn eigen lezers? Wil hij zelf stokebrand spelen?

Neen, denkelijk niet. Samijn méént wat hij zegt. Hij kàn namelijk niet anders, want zijn wereldbeeld biedt geen plaats aan de positieve zelfkritiek van een flamingantisch partijvoorzitter. Wat flamingantisch klinkt moet per definitie negatief, nukkig, droogstoppelig, en bruinachtig gekleurd zijn. Zo schrijft de progressieve, actuele, overzichtelijke canon van de dames en heren schrijvers in De Morgen voor. En zo hoort het ook voor een schare van hun lezers, die anders het azijn dat bij hen opwelt als ze het woord Vlaams horen niet kwijt kunnen.

Is het bij De Standaard – ooit het blad van het AVV-VVK, weet u nog? – dan zoveel beter? Het antwoord is duidelijk als datzelfde toonaangevende onverantwoord interessante, zichzelf kwaliteitskrant noemende blad 11 juli laat duiden door niemand minder dan Luckas Van dertaelen, waarvan iedereen in Vlaanderen weet dat hij de grootste, meest radicale flamingant van Vlaanderen en omliggende gebiedsdelen is. Want, orakelt de heer Van dertaelen: autonomie voor Vlaanderen zet de poort open naar zelfgenoegzaamheid. Dat zie je toch bij de Ieren, de Denen, de Letten, de Esten, de Tsjechen, de Oost-Timorezen: allemaal te mijden lui wegens door-en-door egoïstisch. Laten we dus maar lekker Belgen blijven. Overigens heeft de Vlaamse Beweging niks te maken met de groei van de Vlaamse autonomie en evenmin had 1302 iets vandoen met het verlangen om vreemde heersers te weerstreven. Gellner, Miller, Ozkirimli, Vandenberghe, Geertz, Hroch, Hutchinson, Guibernau, Anthony Smith: zij kennen er allemaal niets van. Meneer Van dertaelen: dàt is de ware goeroe.

En dan heb je nog het inmiddels afgesleten verhaal: Brussel is voor Vlaanderen van het grootste belang. Zal wel, maar beseffen we ook hoeveel het kost? Heeft iemand dat ooit berekend? En wat als het imperium Europa uit elkaar valt? Of is Brussel vooral belangrijk voor en vanwege Europa? Gaan Helsinki, Kopenhagen en Dublin ten onder omdat ze gespaard blijven van de Europese invasie?

Hoe bestaat het in godesnaam dat de redactie van een zichzelf kwaliteitskrant noemend blad zulke oppervlakkigheden en zelfs onzin in zijn kolommen toelaat? Omdat die redactie zelf geen klepel ziet hangen misschien?

Oh ja: vergeten we niet dat ook de wereld van de kunstenaars met enige regelmaat zijn licht over de politieke toestand laat schijnen. Bart De Wever is een onverdraagzaam man, dat weet iedere kunstenaar toch? En Vlaanderen onafhankelijk maken? Ben je gek? Op naar het lieve België, dixit Manu Claeys, die enkele jaren geleden een nieuw leven begon als beroepsdwarsligger tegen het BAM-gedoe in Antwerpen en zich daardoor nu een hele piet voelt.

Voor wie toekijkt – men moet niet eens scherp toekijken, want het springt je zo in het gezicht – is het duidelijk hoe een kliekje zelfverklaarde intellectuele leiders en dito schrijvers beslag hebben gelegd op onze pers – met dank overigens aan de marketeer, die inmiddels in Nederland bezig is zijn vernielend exploot met de NRC te herhalen. Dat kleine groepje heeft zichzelf geassocieerd met een spraakmakend groepje acteurs en would-be kunstenaars van extreemlinkse signatuur, nietwaar Dirk Tuybens, alias de Directeur van Witse?

Voor dat hele, al bij al in aantal beperkte wereldje is alles wat Vlaams klinkt achterlijk, boers, oubollig, bruin, zwart, verderfelijk. Ja: vooral bruin, want de verwijzing naar het verleden mag niet ontbreken. Dat flamingantenfamilies onderdak boden aan Joden om hen uit de klauwen van de Nazi’s te houden ( en desondanks na de oorlog verdorie gestraft werden!) en extreemlinksen van de verwarring van de bevrijding gebruik hebben willen maken om een communistische volksstaat te vestigen ontgaat hen te enenmale – pour besoin de la cause, natuurlijk.

Nou, dames en heren. Als die antivlaamse houding uw keuze is, wat is dan jullie alternatief?

Terug naar het Belgique une et indivisible? Terug naar het Belgique van het Vlomske? Terug naar de franskiljonse standenstaat? Dàt was hij toch, niet?

Hebben jullie dan nooit gehoord van de Renaissance? De Verlichting? De Bataafse, Amerikaanse, Franse en Engelse revoluties? De emancipatie en de dekolonisatie? En als dat alles voor jullie dan niets betekent, waarom eisen jullie dan voor uzelf datgene op, wat jullie aan de massa van de Vlamingen ontzeggen: zelfbeschikking en vrijheid? Is dat niet… egoïstisch?

De waarheid is dat de linkerzijde – waarvan sedert de intrede van Rode Luc nu ook de BRT ( V-RT zijn ze niet waard) voluit deel uitmaakt, alvast sinds onafhankelijke journalisten die de onwelvoeglijke fratsen van de goddelijke keizer van Oostende in het licht brengen in de zuiverste Sovjetstijl met broodroof bedreigd werden- de waarheid is dus, zeggen we, dat een groot deel van de linkerzijde hopeloos vastzit in zijn verkrampte, uitzichtloze zwarte leegheid. Dat deel van de linkerzijde dat we hier op de korrel nemen kan het Vlaamse fenomeen niet plaatsen, omdat het niet bij machte is uit te komen bij een volwaardig, écht links discours. Ze zouden bij de Gravensteners te rade kunnen gaan, maar ze verkiezen zich verder nukkig en koppig in de hopeloosheid van hun wanstaltig mismaakt discours te blijven wentelen, de dames en heertjes. Ze kunnen niet anders dan ontvoogdingsbewegingen in de wereld vanuit hun linkse positie te steunen, maar als het om Vlaanderen gaat slaat de verkramping onontwijkbaar toe en verdwijnt alle redelijkheid, om plaats te maken voor ziekelijke zelfhaat, zelfvernietigingsdrang, zelfverachting, vermengd met een haast opmerkelijke geestelijke verwardheid en desoriëntatie, dat alles soms weggestopt onder een misplaatst en onbeschoft misprijzen voor het voorzitterschap van een democratisch verkozen doch helaas Vlaams parlement, nietwaar meneer Decleir? Ze schreeuwen, ze huilen, ze slaan wild om zich heen, ziedend omdat de karavaan ongestoord voor hun neus voorbijtrekt en zich niet aan hun gesubsidieerd nationaalnihilisme gelegen laat.

De ondertoon van al dat antivlaams gekrijs heeft al te veel weg van onmacht van een ‘intellectuele’ zweverigheid, vastgelopen in een nihilisme dat geen blijf weet met zijn eigen zinloosheid.

Jaak Peeters 12 juli 2012

 

stap voor stap wordt de democratie ontmanteld

Ruim twintig jaar geleden publiceerde schrijver dezes zijn Cultuur van het Simplisme. Hij brak daarin een lans voor het behoud van sterke naties tegenover een Europa waarvan hij toen al aanvoelde dat het uit was op de absolute macht over het hele continent. De reactie van eurofielen zoals Hendrik Brugmans was enigszins spottend en ging van ‘overdreven’ tot ‘warrig’.

Vandaag verschijnen met opvallende regelmaat boeken die precies vertellen wat in de Cultuur van het Simplisme, twintig jaar geleden, werd gezegd. Op de tafel hier ligt een nieuw boek: “Europa wankelt”, met op de flap de beruchte uitspraak van Juncker: “ Wij beslissen iets. We brengen dat dan in het midden om te zien wat er gebeurt. Volgt er geen misbaar, breekt er geen opstand uit – want de meesten begrijpen toch niet wat er werd beslist – dan gaan we weer wat verder. Stap voor stap, tot er geen terugkeer meer mogelijk is.” En op dit ogenblik wordt in een bekend Vlaams weekblad een boek van een Noord-Nederlandse docent besproken: De aanval op de natiestaat.

Het verbazende is dat dit alles kan gebeuren, zonder dat er inderdaad opstand uitbreekt. Niet omdat staten tot provincies worden gedegradeerd –zoals de onvermijdelijke Mark Eyskens in zijn Bron en Horizon schreef. Maar omdat in de werkelijkheid de democratie stap voor stap wordt ontmanteld, om plaats te maken voor een verlicht technocratisch regime dat, met de ondertitel van het eerstgenoemde boek, Europa ontvoert – zeg maar: het aan ons ontneemt.

Sommigen schijnen niet in de gaten te hebben wat de democratie écht betekent.

Democratie betekent dat de modale burger een overheid heeft, waarop hij kan terugvallen en die hem zodoende bescherming biedt. Als een jongedame aan de VUB studeert en na afloop van een college niet naar haar ‘kot’ kan terugkeren, zonder onderweg door bendes Noordafrikanen lastig te worden gevallen, dan moet onze overheid onze kinderen in bescherming nemen tegen vreemdelingen die ons het leven komen zuur maken.

De cursivering in de voorgaande zin is essentieel. Hij legt zelfs de vinger op de wonde: Wij, dit is: de verzamelde burgerij, beschikken niet langer over een overheid, die de middelen kan of wil inzetten die nodig zijn om ons leven draaglijk te maken. De overheid is integendeel een tegenstander geworden, een instantie die ons bespioneert – telefoons aftapt – , onze portemonnee plundert zonder met dat zuurverdiende geld waardevolle dingen te doen of dat te gebruiken voor de bescherming van de belangen van de burger. De overheid is ons niet dienstbaar, maar vertoont zich als een “zij”, waarvoor we op onze hoede moeten zijn. Geen wonder dat zwartwerk in onze contreien zo welig tiert. Het is onbewijsbaar, maar ongetwijfeld is de stelling te verdedigen dat het zwartwerk sterk zou afnemen – niet verdwijnen – als de modale burger die overheid, waaraan hij belasting betaalt, zou ervaren als ‘van ons en voor ons’. Onlangs werd het onderzocht: in Nederland vechten soldaten niet voor Europa, voor het Westen of zelfs niet voor Nederland. Ze vechten voor elkaar, voor de kameraden en voor de familie thuis. Mensen zijn tot grote inspanningen bereid en willen gevaren trotseren, als datgene wat te verdedigen is ervaren wordt als het eigene.

Dat geldt ook voor een overheid. Ook die zouden we moeten kunnen ervaren als eigen: “onze eigen overheid, die we tenminste kunnen vertrouwen”. Die is er voor ons, en daar moeten we iets voor doen.

Terloops: dit is nationalisme pur sang.

Ziedaar de ware betekenis van de democratie. Niet een stel vage, algemene, hooggestemde principes. Neen: het gaat om het leven zelf. De democratie is ingesteld om de verzekering te hebben dat de overheid, die in onze naam bestuurt, dat zal doen in een geest van dienstbaarheid aan diegenen die haar hebben aangesteld. Ter attentie van hen die de pretentie koesteren zich christen-democraat te noemen: dit is christelijk denken.

Men kan zowat iedereen uitdagen om aan te wijzen waar de overheid, waarmee wij thans opgezadeld zitten, zich in dit opzicht ergens bevindt: zeker niet aan die kant waar de burger de geruststelling kan vinden waarop hij hoopt om zijn leven in peis en vree te kunnen leven.

Met de Europese Unie wordt dit probleem nog tot in het honderdvoudige uitvergroot, getuige de uitspraak van Juncker. De EU is er niet voor ons. Wij zijn er voor de EU. Dat is een toestand die net het omgekeerde te zien geeft van wat de democratie op het oog heeft.

Dit alles gegeven zijnde, zoekt het democratische gevoel de uitwegen die nog openblijven: de Raad van State, allerlei burgerinitiatieven, en – niet te vergeten – het verzet in het stemhokje.

Dat de traditionele partijen hun aanhang altijd maar zien afkalven, heeft niets met populisme te maken, maar alles met de onvrede over het feit dat die partijen aanleunen bij een machtsmachinerie, waarvan de burger aanvoelt dat die niet gericht is op zijn belang en bijgevolg haaks staat op de democratie zelve.

Als de heer Beke en co bijgevolg in de Belgische senaat iemand als Prof. Pieters van plat populisme beschuldigen, zouden ze eerst in eigen boezem moeten kijken. Overigens is niet elke afwijzing van wat de dames en heren traditionele bestierders wensen zomaar meteen plat populisme: de prestaties van onze traditionele bestierders zijn ook niet altijd om over naar huis te schrijven. Zij moeten bijvoorbeeld maar eens uitleggen waarom in een land, dat qua welvaart per hoofd tot de absolute wereldtop behoort, de hoogste belastingen en de laagste pensioenen gelden.

Het miserabele bij dit alles is het totale falen van de pers. Die houdt zich bezig met het uitvergroten van pedofiele kwesties en diergelijke. Die zijn erg. Daarover bestaat geen twijfel.

Maar het lijkt allemaal zoveel op het zondebokmechanisme van René Girard: als we de zondebok onder ons de woestijn injagen, neemt die de schuld voor ons collectief falen met zich mee en kunnen wij voorts overgaan tot de orde van de dag.

Intussen wordt, onder onze ogen, de democratie elke dag wat verder de nek omgedraaid.

Stap voor stap.

 

Jaak Peeters

Juni 2012

 

 

Van niets verlegen

Dinsdag 12 juni, rond twintig na zeven, VRT-radio. Lisbeth Imbo interviewt Guy Vanhengel, Brussels ‘minister’.

Het blijkt dat de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde het de Franstaligen moeilijker zal maken om in Vlaams-Brabant verkozenen te halen. Omgekeerd vergroot ook de moeilijkheidsgraad voor de Vlamingen om in Brussel om een verkozene te halen. Vandaar dat Wouter Beke een Vlaamse eenheidslijst had voorgesteld, die echter prompt door Groen en door de VLD – bij monde van Vanhengel – werd afgeschoten.

Tijdens het gesprek met Imbo werd het duidelijk waarom alvast de liberalen dit voorstel afkeurden: àls er een verkozene zou zijn, in welke fractie zou die dan nadien moeten zetelen? Met een aan kwaardaardigheid grenzend cynisme voegde Vanhengel eraan toe dat diegenen die zo hard geroepen hebben voor de splitsing van dat kiesarrondissement, er nu ook de gevolgen van maar moeten bijnemen.

Zelden werden zoveel leugenachtige, valse en cynische uitspraken op enkele minuten tijds uitgebraakt.

Even een kort lijstje.

Om te beginnen heeft voor Vanhengel en zijn geestesgenoten de partijpolitiek kennelijk nog altijd het hoogste belang. Imbo begreep het onmiddellijk: liever geen Vlaming verkozen, dan een op een eenheidslijst.

Meer zelfs: bij herhaling verklaarde Vanhengel dat het volgens hem beter was op de lijst van de burgemeester te figureren, omdat men daarmee toch nog op het beleid zou kunnen wegen. Waarop Imbo terecht reageerde met te zeggen dat Vanhengel dus bereid was op te treden als Flamand de service in een voor het overige door Franstaligen gedomineerde, van oorsprong Nederlandse stad.

Welke kwalificatie past bij een dergelijke houding?

Men kan het kortzichtigheid noemen, of ziekelijke partijpolitiek. Het is in ieder geval ongehoord dat dit soort ‘argumenten’ moet dienen om de algemeen-Vlaamse belangen in de rug te schieten. Het is zelfs nog erger. Het lijkt er sterk op dat een grinnikende Vanhengel nu de funeste gevolgen van een slecht akkoord – waaraan zijn partij nota bene heeft meegewerkt – op het conto schrijft van diegenen die nu net bewezen hadden dat ze hun politieke optreden afstemden op dat algemeen Vlaams belang. Men moet maar durven.

De verontwaardiging om zoveel schijnheiligheid neemt nog toe, als men in overweging neemt dat het alternatief van Vanhengel eigenlijk niets anders is dan de voortzetting van de sinds 1830 bestaande tweederangspositie van de Vlamingen in Brussel.

Vanhengel verklaart al dertig jaar goed samen te werken met zijn Franstalige burgermeester. “Nooit één conflict gehad”. Nou: en dat voor een oppositielid? Vreemd is dat, op zich. Maar mogen we ook weten welke taal men daar spreekt?

Vanhengel begrijpt niets van de Vlaamse verzuchtingen. Vlamingen willen erkend worden en met respect bejegend. De oude, hiërarchische door Franstaligen gedomineerde orde wordt ervaren als kwetsend en beledigend en getuigt niet bepaald van respect. Die orde moet veranderen en wel ten gronde. Dat schijnt binnen België niet te kunnen en dus moet het maar buiten België. Een staat moet de mensen dienen. Niet omgekeerd.

Dat is allemaal niets nieuws. Al in 1970 beschreef Maurits Van Haegendoren de gang van zaken in Brussel : “ De huurceel van het flatje wordt in het Frans aangeboden. Aan het loket waar de overboeking in de bevolkingsregisters geschiedt, wordt men in het Frans aangesproken. De identiteitskaart is in het Frans ingevuld.(…) Ziekenfonds, vakbond en amusementsleven gaan in Franse richting(…).

Vanhengel wil deze toestand dus behouden. Daarmee verraadt hij zichzelf. Hij is een angsthaas, een bange wezel, die zijn kop in de kas trekt als hij denkt dat er gevaar dreigt. Hij is niet de trotse Vlaming die zelfbewust opkomt voor wat hij zelf te bieden heeft, zonder zich te moeten verantwoorden of zelfs te schamen dat hij Vlaming is. Welke van de twee posities moeten we verkiezen?

Van een democraat – Vanhengel behoort toch tot een zichzelf democratisch noemende partij – zou men het tweede verwachten.

Niet dus. Liever de bange, brave Vlamingen. Zwoegen, zweten, zwijgen.

Er is meer.

Toen Van Haegendoren zijn boek schreef, was de algemene eis van de Vlaamse beweging dat er in Brussel een subnationaliteit zou worden ingevoerd. Elke taalgroep zou een volwaardig bestuur hebben en de beide besturen zouden op paritaire basis de stad besturen. Maar dat werd weggehoond door de aanhangers van de traditionele partijen. Nochtans gaat het hier niet eens om een echt origineel idee, aangezien het Ottomaanse rijk al lang de praktijk van het Milletnersysteem kende. Etnische groepen kozen hun eigen gezagsdragers en volgden zelfs hun eigen wetgeving, als iedereen het oppergezag maar erkende en belasting betaalde.

Maar de traditionele partijen waren onvermurwbaar. Niks subnationaliteit. La Belgique une et indivisible. B-plus avant la lettre.

Wat als de eis van de Vlaamse Beweging zou zijn uitgevoerd? Dan zou het probleem dat Vanhengel vandaag aanhaalt niet hebben bestaan, want het aantal Vlaamse verkozenen zou immers niet veranderen omdat BHV gesplitst wordt. Deze splitsing zou bijgevolg veel simpeler zijn geweest en hoogstwaarschijnlijk al vele jaren gerealiseerd

Maar nogmaals: de traditionelen weigerden mee te spelen.

Zodoende is de partij van Vanhengel zelf mee verantwoordelijk voor de kwalen die hij nu aanwrijft aan diegenen die Brussel-Halle-Vilvoorden splitsen. Meer zelfs: het feit dat deze splitsing allesbehalve proper is, is eveneens mede het gevolg van de onwil van de traditionele partijen.

Sommige mensen worden van niets verlegen.

 

 

Jaak Peeters

Juni 2012