De waanwereld van de geprojecteerde slechtheid

Covid-19 en, even tussendoor, de hype van de Black Lives Matter – waarvan de extreem-marxistische signatuur inmiddels duidelijk is – hebben een andere opmerkelijke gebeurtenis aan ons oog onttrokken.

 

Het gaat om de uitspraak van een gemeentelijke politica in Grimbergen, die uit het oog was verloren dat haar micro nog aanstond, toen ze na afloop van een debat zuchtte dat het zonder vreemden in het land allemaal simpeler zou zijn.

 

Het was alsof de hemel op de grond was gevallen. De politica in kwestie had een halsmisdaad gepleegd, ze was slecht en ze moest dus hangen.

Ze heeft haar functie inmiddels neergelegd.

 

Het gaat me in deze beschouwing niet over de inhoud zelf van de zin “alle vreemden weg”.

Voor wie bereid is – ik wik mijn woorden – kritisch na de denken zonder meteen de moralistische toer op te gaan, ontvouwt zich in deze drie simpele woordjes een hele wereld vol problematische toestanden en lastige vraagstukken. Die zijn even glibberig als de hele wereld van de waterstofillusies van EU-er Frans Timmermans of de aanpak van SARS-Co2.

 

Wat mij vooral opvalt is de storm van morele verontwaardiging. Hoe kan het bestaan: iemand die van oordeel is dat vreemden in Vlaanderen niet thuishoren? De wereld is toch van iedereen en het idee dat Vlaanderen het land van de Vlamingen is scheurt toch op het randje van het racisme?

 

Mijn slecht karakter kan het niet laten de ogen op een argwanend spleetje dicht te knijpen en loens te kijken in de ziel van de moreel verontwaardigden.

 

Wat we hier zien berust naar mijn aanvoelen op een heel primitief mechanisme dat stamt uit de vroegste tijden van het ontwaken van het menselijk bewustzijn. De primitieve wereld confronteerde de bewust geworden mens met het aangename van het leven, doch ook met het gevaar.

Goed en slecht.

Maar tegenwoordig kun je die primitieve dichotomische verdeling van goed versus slecht niet meer volhouden, zeker niet als het om mensentypes gaat. Niet dat er geen slechte mensen bestaan, maar mensen die alleen maar slecht zijn: die zijn echt niet zo talrijk. Hetzelfde geldt voor goede mensen.

Daarom is de harde dichotomie die bij deze verdeling in goeden en slechten wordt gehanteerd primitief en niet in overeenstemming met de werkelijkheid: de overgrote meerderheid is zowel goed als slecht.

 

Vanwaar die neiging om mensen desondanks in twee onnatuurlijke groepen in te delen en wel zo, dat de ene groep de andere automatisch uitsluit? Want wie zich tot de goeden rekent, kan niet anders dan ‘die anderen’ meteen naar de diepste krochten van de hel te verwijzen.

Ik denk dat mensen zich met deze voorstellingen identificeren omdat ze daardoor een goed gevoel krijgen. Ze krijgen de kans om zich tot de goeden te rekenen en dat voelt lekker, want ze hebben in hun jeugd, in illo tempore, bij voortduring te horen gekregen dat ze ‘goed’ moeten zijn.

Wie toch last krijgt van incorrecte gedachten kan nog altijd ongestoord een beroep doen op het oeroude psychologisch mechanisme van de projectie: de eigen houding verantwoorden door de onnoemelijke slechtheid van de ander in het licht te stellen, waardoor reactie zich opdringt. Niet reageren zou dan immers onbehagen opleveren.

Zoiets is zonder meer dwingend. En het werkt doeltreffend.

Maar het zijn wel waangedachten.

 

De conclusie dringt zich hoe dan ook op: een groot aantal mensen, waaronder velen die zich tot de goeden van deze wereld rekenen, leeft in een waanwereld. Een wereld die niet bestaat, omdat er nu eenmaal geen mensen bestaan die alléén maar goed of alléén maar slecht  zijn.

Het is overigens interessant op te merken dat de verdeling in goede en slechte mensen de basisversie is van zovele simpele dichotomieën in onze samenleving: rijk en arm, braaf en stout, wijs en onnadenkend enzovoorts.

 

In Vlaanderen is vooral “Groen” de vaandeldrager van de waanwereld van zelfverklaarde goedheid. Ontstaan uit het heel terechte verlangen om onze levenswijze socialer en ecologischer te maken, is de partij Agalev al snel afgegleden naar een uiterst primitief, nukkig en onverdraagzaam dichotomisch ‘goed versus slecht’- denken. Dat is inmiddels uitgegroeid tot een heuse kwaal, waaraan psychologen een heerlijke kluif hebben.

 

Jammer genoeg laten velen hun oren hangen naar de heilspreken vanuit een eenzijdige illusoire waanwereld vol geprojecteerde slechtheid.

 

Jaak Peeters

Augustus 2020

Morele kangoeroes?

Ze staan er weer vol van, “onze media”. Ze hebben weer eens een punt waar ieders aandacht nodig op moet worden gevestigd: racisme!

Maandenlang werden wij, arme luisteraars en dito lezers, door Gutmenschen gehersenspoeld. Ze hadden zich voorgenomen ons, armzalige geesten, bij te staan bij het zoeken naar het rechte spoor naar het juiste zedelijk gedrag. Ze waarschuwden ons voor dood en verderf, voor de ondergang van de planeet zelfs, als we niet dringend ten strijde zouden trekken tegen de opwarming van de aarde.

Daarna kwam Corona, ook gekend als Covid-19. Alles moest eraan geloven: economie, familiaal en sociaal leven, het onderwijs, de privacy die plots niet meer van tel scheen. Anders zou de menselijke soort wel eens van de planeet weggeveegd kunnen worden.

En nu wordt daar in dat gekke Amerika een zwarte door een blanke politieman zolang de keel dichtgeknepen, tot de sukkelaar inmiddels begraven moest worden. De betrokkene is inmiddels zowat heilig verklaard – het woord stond in sommige kranten letterlijk te lezen.

Nochtans is er enige reden om aan die heiligheid van Floyd – zo heet hij – enigszins te twijfelen. Hij bleek namelijk nogal wat op zijn kerfstok te hebben. Bovendien werd bekend dat de betrokken politieman Floyd kende. Zou het kunnen dat hij ook Floyds nummer kende en hem dààrom hardhandig aanpakte?

Natuurlijk gaat het hier om een heel erge zaak – zoals trouwens elke doodslag een erge zaak is. Maar zouden we niet eens eerst de uitslag van het gerechtsonderzoek afwachten, alvorens het slachtoffer heilig te verklaren? We mogen aannemen dat dit onderzoek met voldoende professionaliteit zal gevoerd worden, dat wil zeggen met een minimum aan respect voor de volle waarheid.

Hetgeen, jammer genoeg, over de berichtgeving van “onze media” niet kan gezegd worden…

En vervolgens liepen de wereldverbeteraars en dito hemelbestormers in tal van steden te hoop, intussen elke corona-voorzorg aan de laars lappend, tot wanhoop van de virologen.

Kijk eens: met “de zaak Floyd” was weer eens van de grootste, afschuwelijkste misdaden gepleegd, die denkbaar zijn. Geen protest, geen betoging, geen woelmakerij is straf genoeg om de verontwaardiging tot uiting te brengen die de harten van de actievoerders gegrepen heeft en hun verstand tot zwijgen gebracht. Racisme, weet je wel! Al denkt mijn slecht karakter intussen nog steeds dat we bezig zijn een Amerikaans probleem in Europa te importeren. Want door de hele tijd op deze zere teen te staan, gaat de modale immigrant nog geloven dat hij écht achtergesteld wordt.

Het viel op dat de media – weer eens zij!- het getuigenis brachten van gekleurde mensen die ooit op hun huidskleur aangesproken waren geweest. Misschien is dat ook zo, maar mag ik er ook bij zeggen dat we vroeger iemand met rood haar “een rosse” noemden en dat er ook vandaag onder de schooljeugd om het uiterlijk nog behoorlijk wat pesterij bestaat?

Het lijkt op z’n zachtst allemaal wat overtrokken.

Mij verbaast het dat er jaarlijks letterlijk honderdduizenden abortussen worden gepleegd – ik zeg: gepleegd -, niet op mismaakte of onleefbare babies, maar op bijna volgroeide, gezonde kinderen die weldra hadden moeten geboren worden. Ik zie in dat geval geen massale manifestaties die alle medische veiligheidsregels overboord gooien. Hetzelfde geldt voor de ergerlijke vereenzaming van talloze, veelal oudere mensen in onze steden, wier lot niemand beroert en nog het minst de antiracisten. Enzovoorts.

Het is allemaal een beetje uit evenwicht dunkt me.

Dan hoor je daar een gekleurd dametje in Gent krijsen: “jullie voorouders hebben onze ouders naar hier gehaald”. Boodschap: en daar moeten jullie nu voor opdraaien!

Ogenblikje, dametje! Even redelijk nadenken. In de jaren zestig en zeventig van vorige eeuw, lang voor de krijsende jongeren van vandaag geboren waren, hadden vakbonden, werkgevers en regering besloten om arbeidskrachten te importeren. Zelf heb ik deze import altijd een schandaal gevonden en ik meen te weten dat ik daar niet alleen mee sta. Maar het zijn niet “onze voorouders” die zulks op hun geweten hebben. Wel “sommigen” onder die voorouders en dan nog zonder dat de mensen daar destijds op voorhand over werden geraadpleegd. Wij – de beschuldigden van vandaag – zijn bijgevolg evenzeer slachtoffer als de jongens en meisjes die nu herrie schoppen.

Meer nog: weer eens krijgen we de suggestie toegeslingerd dat we van nature racisten zijn. “We”: dat zijn autochtonen, want op dat ogenblik, als de vermeende belangen van gekleurde immigranten naar aanleiding van een gerechtelijk nog nader te onderzoeken gebeuren in de VS in het geding lijken te komen, dàn mag er plots wel etnisch geprofileerd worden – tégen blanken, wel te verstaan. Geen Bart Somers die in het Vlaams Parlement uitvaart tegen déze “etnische profilering”.

 

Haast geen mens weet wat etnische profilering precies is. Meer nog: ik ken niemand die het begrip etniciteit goed weet te definiëren. Ik heb zelf een boek of dertig, veertig doorgeworsteld om daar enig inzicht in te krijgen*.

Er zullen wel verzachtende omstandigheden bestaan, maar verbaast het iemand dat ik van zowat niemand uit “onze media” tenminste een poging verwacht om de begrippen te definiëren om zo toch enige redelijkheid in het debat te verkrijgen?

In de plaats daarvan wordt de grote trom geroerd.

Eerst over het klimaat. Vervolgens over een virus. Nu dan weer over racisme.

Van de ene massa-opwinding naar de andere.

We lijken wel morele kangoeroes.

Benieuwd welk onderwerp binnenkort weer tot hype zal worden verklaard.

 

Jaak Peeters

juni 2020

* Wie wil mag eens komen tellen.

Over geknoei, voorname families en “verdwenen” kunst

Zopas verscheen van de hand van Dr. Paul De Ridder een verhaal onder de titel “De Rechtvaardige Rechters terug van weggeweest”.

Mensen die Paul De Ridder kennen zullen opkijken als ze lezen dat hij een verhaal heeft geschreven. Paul is toch geen romancier, maar een droge historicus voor wie fictie en feit goed van elkaar gescheiden moeten blijven?

 

En toch gaat het om een heus verhaal.

 

Onderwerp van het verhaal: de verdwijning (1934) van het paneel “De Rechtvaardige Rechters” uit het beroemde altaarstuk “Het Lam Gods” in de Gentse Sint-Baafskathedraal en de bewogen lotgevallen – de wederwaardigheden, zouden de ouderen onder ons zeggen – van de acteurs.

 

Een verhaal? Ja hoor: een detectiveverhaal.

 

Sinds 1935 geldt de Arsène Goedertier, een koster-wisselagent uit Wetteren, als de dief van het betrokken schilderij. Hij zou het paneel van Sint-Jan de Doper en dat van De Rechtvaardige Rechters uit de Joos Vijdkapel van de Sint-Baafskathedraal hebben weggenomen. Sint-Jan de Doper werd al kort nadien teruggegeven.

 

Toen België in 1940 door de Duitsers bezet werd ging een Duits legerofficier, Henry Koehn, op zoek naar de Rechtvaardige Rechters. Dat mag niet verwonderen, want wettelijk gesproken was het schilderij eigendom van de Duitse staat.

Vrij snel ontdekte de Duitse onderzoeker dat… geestelijken een hand hadden in de verdwijning van de betrokken stukken. Niet de arme koster van Wetteren was, volgens Koehn, de dader. De vraag was: wie? Koehn heeft zijn onderzoek niet kunnen afmaken, omdat de oorlog voorbij was. Maar het paneel De Rechtvaardige Rechters bleef zoek.

 

Vanaf 2002 komt prof. Robert Senelle, de bekende grondwet-specialist, in beeld. Senelle, die als kabinetschef van Achiel Van Acker over gevoelige informatie beschikte, nam contact op met Paul De Ridder, nadat duidelijk was geworden dat het onbrekende stuk nog steeds bestond maar om duistere redenen maar niet voor de dag kwam.

 

Voor lezers van detectiveverhalen mag je nooit de plot, zoals dat in moderne Engerlands heet, verklappen. Het intrige moet gereserveerd worden voor de lezer, zodat die tandenbijtend op de rand van zijn stoel verder leest, terwijl intussen zijn koffie koud wordt.

En dus vertel ik hier ook niets meer.

 

Behalve dit: Paul De Ridder stelt, steunend op Senelle, dat achteraf voorname, vooraanstaande Vlaamse families bij deze zaak betrokken raakten. Hij beschuldigt niemand, maar zoals een goed romancier lokt hij veronderstellingen uit. En het blijkt – dit mag ik wel verklappen – dat “nonkel kanunnik” wel meer van de zaak weet dat hij laat blijken. Als dat geen stof is voor een spannende roman.

 

Paul De Ridder zou Paul De Ridder niet zijn als hij niet de hele tijd (2002-2013) dat hij met Senelle (+ 2013) intens samenwerkte om de terugkeer van de Rechtvaardige Rechters mogelijk te maken, alles minutieus noteerde en archiveerde. Niet voor niets was die Brusselaar in een vorig leven archivaris bij het Algemeen Rijksarchief.

 

Het boek is onthullend. Het laat zien hoe faam en eer verhinderen dat een schandaal in der minne wordt opgelost. Andermaal blijkt hoe kleinmenselijk ook personen zijn, die in het “gewone leven” respect of zelfs bewondering afdwingen. In deze blogreeks komt men wel vaker tot die vaststelling …

 

Jammer genoeg zijn de Rechtvaardige Rechters nog steeds niet waar zij thuishoren. Paul heeft echter het vervolg op dit boek al voltooid. De titel van deel 2 luidt : “Het dossier Senelle-De Ridder”.

 

Het ware te hopen dat het paneel eerlang in alle discretie gerestitueerd wordt. Het zou een mooie bekroning zijn van het Van Eyckjaar dat – jammer genoeg – door de Coronacrisis voortijdig afgebroken werd.

 

 

Paul De Ridder

De Rechtvaardige Rechters terug van weggeweest. Niet Arsène Goedertier, maar nonkel kanunnik.

Uitgeverij Mens & Cultuur, Gent.

ISBN 978-90-77135-594

368 blz. 

25 eur.

Wordt onze democratie ontmanteld?

Elke week komen enkele geleerde dames en heren bij elkaar en adviseren een aantal uit zichzelf in de materie onkundige politici bij het nemen van noodmaatregelen tegen het coronavirus. Die komen dan in grote mate neer op sociale afzondering, op de vergrendeling van de enkeling in zijn eigen, allerindividueelste cocon.

De term geleerde dames en heren doet vermoeden dat er enige irritatie mogelijk is over het optreden van die – overigens onverkozen – personen.

 

Een noodmaatregel wordt door een legitieme overheid genomen in een situatie van prangende nood. Zo’n noodsituatie kan bijvoorbeeld zijn: een dreigende brand in een grote chemische fabriek, waardoor omwonenden gedwongen hun huizen moeten verlaten. Toen op 9 november 2001 in New York een aanslag op de handelstorens werd gepleegd, werd in de VS het luchtruim voor drie dagen gesloten.

Zulke noodmaatregelen hebben een totalitair karakter, omdat ze vanuit een wettelijk legitiem uitgangspunt het hele leven van de betrokkenen ten gronde herstructureren.

 

Noodmaatregelen zijn inderdaad verantwoord als er heel grote, overweldigende gevaren dreigen die grote groepen mensen in gevaar brengen.

 

Noodmaatregelen hebben echter altijd hele nare gevolgen. Ze slaan diepe bressen in het economisch leven en ze richten grote ravage aan in het sociale leven, terwijl dat laatste voor de mens wellicht nog belangrijker is dan het puur economische verhaal.

Overheden moeten dus goed overwegen waar de balans ligt als ze noodmaatregelen nemen. Om die reden moeten dergelijke maatregelen door verkozen, democratische overheden worden genomen. Specialisten mogen en moeten adviseren, maar niet beslissen. Bovendien horen die specialisten bij hun optreden een dosis schroom in acht te nemen.

 

Deze simpele analyse roept kritische vragen op over de manier waarop de zaken met de zogeheten coronacrisis verlopen. Als de overheid niet goed handelt, lokt ze zelf complottheorieën uit.

 

Om te beginnen rijst de vraag of een noodtoestand die inmiddels al zo’n 2,5 maanden duurt nog valt onder de categorie van de fenomenen die hierboven ter sprake kwamen. Als een noodtoestand zo lang duurt, moet iedereen toch als vanzelf begrijpen dat al die beperkende maatregelen irritatie oproepen, verzet en boosheid en dat indringende vragen oprijzen over de terechtheid van de maatregelen. Een overheid moet weten dat een noodtoestand niet lang kan ‘verkocht’ worden als een noodtoestand.

 

Dan is er de economische schade. Die is verantwoord als een nog grotere schade wordt voorkomen.

Maar is dat hier het geval?

Volgens de meest recente statistieken is het aantal coronadoden wereldwijd ongeveer de helft van het aantal slachtoffers bij een flinke griepaanval. Niet dat corona geen ernstige ziekte is, maar een griep met 500 000 doden is dat ook. En van een flinke griep zit je ook al snel drie weken thuis.

Nochtans wordt bij een griepaanval de economie niet platgelegd.

Het argument dat de laatste dagen wordt opgevoerd luidt dat de noodmaatregelen moeten aangehouden worden, omdat in het najaar een nieuwe uitbraak mogelijk is. Maar breekt ook de griep niet elk jaar uit?

Het argument dat er veel meer doden zouden zijn geweest zonder de genomen maatregelen, laat geen tegenproef toe. Je kunt net zo goed zeggen dat zonder die maatregelen er uiteindelijk minder doden zouden zijn gevallen. Dat is overigens de piste die sommige regeringen hebben gevolgd. In Denemarken gaan de kinderen inmiddels al weer een maand terug naar school.

Met andere woorden: de bewering dat de noodtoestand nog lang moet blijven voortduren berust op veel onzekerheid. Dat noodmaatregelen genomen worden bij het begin van de uitbraak, als niemand van toeten noch blazen weet, moeten we allemaal aanvaarden. Maar na bijna drie maanden?

Het minste dat we als burgers mogen verwachten is een duidelijke verantwoording.

 

Dat brengt ons bij nog een ander aspect, het belangrijkste in de hele zaak.

Je leest en hoort overal over het nieuwe normaal nà afloop van deze virusaanval. Waarom spreekt niemand over zo’n nieuw normaal na afloop een griepaanval, die meer slachtoffers eist?

 

Er zit een scherpe angel vast aan het verhaal van dat nieuwe normaal. In ‘normaal’ zit het woordje ‘norm’. De vraag is of het verantwoord is het leven van de hele gezonde bevolking strak te vergrendelen omdat sommige mensen speciale bescherming behoeven. Bedenken we even dat het aantal speciale ziekten legio is. Voldoende reden om zowat alles af te grendelen? Het lijkt er in ieder geval nu op uit te kunnen draaien dat wie voortaan een hand durft te geven of zich niet vindt in de nieuwe anderhalvemeterwereld, de kans loopt vies bekeken te worden door lieden die zich zo nodig zuiver in de leer willen tonen. Wie zich niet ultra-zuiver opstelt, plaatst zich dan buiten de rangen van de weldenkenden en is dus een slecht mens. Vooral kritische mensen dreigen te maken te krijgen met een ongezonde massa-afkeuring.

Er ontstaat hier een nieuwe vorm van correct denken. Ditmaal gaat het niet om een politieke correctheid, maar wel om een sociale correctheid.

 

Alsof dit niet volstaat, vindt men het nodig ambtenaren aan te werven wier taak het is het reilen en zeilen van ex-coronapatiënten minutieus op te volgen. Wie deze spionage-achtige aanpak ontloopt mag bezoek verwachten: je wordt dus zonder meer gedwongen je privacy op te geven! In Australië wil men zelfs een programma op de persoonlijke communicatie-apparatuur installeren (een ‘app’). Vele Australiërs weigeren dit omdat ze niet zeker zijn dat de overheid dit niet zal misbruiken. Die ontkent in alle toonaarden, maar de geschiedenis moet ons tot grote voorzichtigheid manen. In Israël denken sommigen zelfs aan het inplanten van een chip. Is men in Israël dan de eigen geschiedenis al vergeten? Voorts blijkt dat sommige politie-ambtenaren zich nu al aangetrokken voelden tot het hanteren van nogal twijfelachtige controlemethoden en daarbij hun persoonlijke macht demonstreren.

Sommigen willen zelfs dat de ouderen een extra-coronabelasting betalen. Hiermee wordt de solidariteit onder de generaties onder druk gezet. Als dat geen aanslag is op de grondbeginselen van een democratische samenleving!

 

Beseffen we echt wat hier gebeurt?

 

Natuurlijk zal niemand ontkennen dat dit alles nu met goede bedoelingen geschiedt. Maar wat garandeert dat het altijd zo blijft? Wat als dit soort methoden gaat dienen om bijvoorbeeld ‘extreemrechtsen’ te volgen? Het hek is immers al van de dam. Dus wie garandeert dat de hierboven genoemde ‘bezoeken’ later niet om andere redenen zullen plaatsvinden? Of dat politie denkt het recht te hebben om voortaan ongevraagd een woning binnen te dringen – om welke “ernstige reden” dan ook? Of waarom zou men niet overgaan tot het weghalen van kritische beschouwingen op sociale media?

Alles uit naam van de collectieve gezondheid?

 

Iedereen weet wat hier bedoeld wordt: dit gaat een zeer gevaarlijke weg weg op.

 

Het verder volhouden van het idee van een noodtoestand is verleidelijk voor wie meer controle-instrumenten wil om ‘ongewenst gedrag’ te kunnen opvolgen. En als de kat bij de melk zit, dan likt ze ervan…

 

Noteer nu dat alles gebeurt vanuit een uiterst legitiem uitgangspunt: het nemen van maatregelen om de bevolking te behoeden voor massieve besmetting en massale dood.

Hannah Arendt schreef dat “waar ook het (totalitarisme) aan de macht kwam, het volstrekt nieuwe politieke instellingen voorbracht en alle sociale, wettelijke en politieke tradities van het land in kwestie vernietigde”[1]

 

 

Men kan niet genoeg de aandacht vestigen op het gevaar dat in naam van de volksgezondheid onze democratie à la stoemelinckx afgebroken wordt. Onze huidige toestand lijkt op een staat van beleg. De vraag is gewettigd of de door de media opgewekte collectieve angstpsychose geen ernstiger gevolgen gaat hebben dan de kwaal waartegen men zegt te strijden.

 

Hoe erg Covid-19 ook is, de zaak van de democratie moet ons heilig blijven.

 

 

 

[1] Hannah Arendt. Totalitarism. (Nederlandse vertaling), Boom, 2005, blz. 319

 

Jaak Peeters

Mei 2020

Na corona: een heet najaar

Corona beheerst nog dagelijks het nieuws. Er worden vaak indringende wie-vragen gesteld. Belangrijker is wat er nà corona komt.

Je leest over dat post-coronatijdperk de laatste dagen wel een en ander, onder de titel “het nieuwe normaal”.

Daarbij gelden in het algemeen twee belangrijke kwesties.

 

Ten eerste: wie gaat de rekening betalen? Regeringen zeggen de verliezen veroorzaakt door de lockdown te zullen bijpassen. Nu het land platligt stort de economie immers ongeveer in. De rekening achteraf zal torenhoog zijn.

Die regeringen zullen dat dus vergoeden. Dat kunnen ze echter niet. Ze zitten zelf tot over de oren in de schuld. Bovendien hebben ze de macht om geld bij te maken domweg afgestaan aan de EU, waar de centrale bank ongecontroleerd haar eigen zin doet.

Regeringen kunnen, in het sterkste geval, alleen wat weg-en-weer schuiven met rekeningen en belastingen, zelfs naar de volgende generaties.

Het is niet moeilijk te raden wat dit zal betekenen: een heet politiek najaar.

 

Ten tweede: onze straten zijn leeg. Op de snelwegen ontbreken de files waaraan we begonnen gewoon te raken. De gezellige cafétoog is gesloten en het smakelijke restaurant is voorlopig nog verplicht gesloten. Er wordt ons op het hart gedrukt dat we misschien wel voorgoed elkaar zullen begroeten met mondkapjes op. We gaan naar een wereld van anderhalve meter. Een krachtiger symbool voor de desintegratie van wat een warme samenleving zou moeten zijn valt er moeilijk te bedenken: voortaan is er een door niemand weg te denken, fysieke scheidslijn tussen ieder van ons. De anderhalve meter naast elkaar lopende enkelingen vormen de veruitwendiging van de collectieve vereenzaming.

Als we iets willen redden van de warmte die een samenleving zou moeten bieden, zullen we heel erg creatief moeten zijn.

 

 

Maar er is een derde zaak, en ze geldt vooral voor Vlaanderen. Ze moet nu al goed doordacht worden door de elite die Vlaanderen wil besturen, of alvast die intentie heeft.

Wat volgt steunt op een tekst van Eric Kaufmann, een jonge Canadese professor, die thuis is in de London School of Economics, waar ook Paul de Grauwe lesgeeft. Van Kaufmann verscheen in de Volkskrant een interview met als titel: “Ook witte mensen mogen gehecht zijn aan hun eigen groep”. En dat in een socialistisch-georiënteerde krant uit het Noorden! Een fellere vingerwijzing voor onze eigen journalistiek valt moeilijk te bedenken.

Kaufmann maakt een onderscheid tussen de staat, dit is de politieke machtsorganisatie die een bepaald gebied bestuurt, de etnische groep, hetgeen verwijst naar een gemeenschap waarvan de leden een al dan niet vermeende gemeenschappelijke afstamming claimen en refereren aan een eigen thuisland met beklemtoning van een eigen culturele identiteit, en, ten derde, de natie. Die natie is iets hybride. Ze is beter geïntegreerd dan een etnische groep, bezit enige politieke lading, maar is geen staat.

Dit laatste is duidelijk het geval voor Vlaanderen.

Een van oorsprong etnische natie, zoals de Vlaamse, kan economisch en of demografisch dominant zijn, maar cultureel of politiek minoritair.

Ook dit komt overeen met de Vlaamse situatie, met deze bijkomende opmerking dat de massale immigratie het etnisch karakter van Vlaanderen dreigt af te breken. Dat mag hier even onbesproken blijven.

In werkelijkheid toont het optreden van MR-voorzitter Bouchez dat Vlaanderen alvast op cultureel gebied niet dominant is en allerlei alarmbellentoestanden maken dat het evenmin politiek dominant is, ook al omdat Brussel zich als een derde entiteit tegen Vlaanderen opstelt.

Het moet duidelijk zijn dat een economisch en demografisch dominante natie binnen een staat, waarin ze cultureel en vooral politiek niet dominant is, zich blijvend gefrustreerd voelt. In de zich ontwikkelende delen van de wereld kan een dergelijke situatie tot genocides leiden – laten we verwijzen naar de geschiedenis van Rwanda.

In de meeste normale gevallen zou Vlaanderen binnen de Belgische staat ook politiek domineren. Vlaanderen zou het zogeheten ‘Staatsvolk’ zijn. Een democratie zou haast onvermijdelijk naar die dominantie moeten voeren. Er zouden in zo’n geval voor de minderheden terecht veiligheidssystemen moeten komen. Jammer genoeg zijn die veiligheidssystemen er nu al, vooraleer zich een Vlaamse politieke of culturele dominantie heeft gevestigd. Die veiligheidssystemen worden in Vlaanderen dan ook als onrechtvaardig aangevoeld en dat is niet ten onrechte. Ze worden ervaren als middelen om de verdere ontwikkeling naar een volwaardig Vlaanderen te verhinderen.

 

Welnu: als binnenkort de rekeningen op de tafel komen, zullen de blikken zich onvermijdelijk naar de Vlaamse middenklasse richten.

De vraag is hoe de heersende groepen een dit keer zéér zware afroming van welvaart in Vlaanderen zullen proberen te koppelen aan een blijvende politieke minorisatie binnen de Belgische staat. Want van het politiek en cultureel geminoriseerde meerderheidsvolk wordt dan gevraagd om ook op zijn economische dominantie in te leveren.

Het is in die omstandigheden onvermijdelijk dat een etnische partij, zoals het Vlaams Belang, verder zal oprukken. Men moet dan geen verwijten sturen naar die partij.

Volgens professor Donald Horrowitz leidt een democratie in een dergelijke situatie immers als vanzelf tot het ontstaan van etnische partijen. De opkomst van het Vlaams Belang is het logische gevolg van de weigering van de heersende elites om Vlaanderen de plaats te gunnen die het toekomt.

Als Vlaanderen die plaats niet gegund wordt, dan zal zelfs het confederalisme niet langer volstaan. Het najaar wordt dus ook communautair broeiend heet. En het wordt uitkijken dat de democratie zelf wordt afgebroken.

De Vlamingen zullen heel goed moeten opletten, want de falende Belgische elites zullen Europa met zijn dwangmechanismen ter hulp roepen.

We moeten waarschuwen voor deze, nu nog onderbelichte, uitdaging nà corona.

 

 

Jaak Peeters

Mei 2020

Het gelijk van Rik Torfs

Zeer onlangs schreef Rik Torfs dat er naast corona ook nog andere belangrijke dingen bestaan, waar we nu in deze felle mediatieke heisa aan voorbij gaan.

 

Eén van die dingen die haast volledig tussen de plooien is gevallen is de zaak van de eurobonds. Dat zijn een soort staatsobligaties die centraal in één EU-zak opgenomen worden en dan vervolgens door individuele staten kunnen beleend worden. Naar aanleiding van de corona-zaak sprak men over corona-obligaties.

Het is opmerkelijk dat haast niemand de werkelijke betekenis van dit fatale mechanisme belangrijk genoeg acht om er een grondig commentaar aan te wijden.

Als Vlamingen weten we toch maar al te goed wat zo’n gemeenschappelijke centrale pot betekent: jaarlijks terugkerende miljardentransfers die als solidariteit worden voorgesteld? Het is nuttig erop te wijzen dat tijdens de corona-crisis zowel vanuit Italië als vanuit Spanje het woord solidariteit luid werd geroepen. Dat moet toch opvallen?

Er zit nog iets anders vast aan dit mechanisme, waardoor het een inderdaad fataal karakter krijgt. Een dergelijk systeem verschaft de Europese commissie ontzettend veel macht over de lidstaten die daardoor in feite herleid worden tot provincies – hetgeen iemand als Mark Eyskens ooit als gewenst doel vooropstelde. Die Europese obligaties vormen een directe aanslag op de soevereiniteit van de lidstaten. De EU commissie beslist immers over de verdeling van het geld in de pot. Staatsmacht is de macht om over de besteding van het geld te beslissen. De EU voert een staatsgreep uit.

 

Er is nog iets anders.

Ik daag eenieder uit om de EU-webstekken te openen. Men zal zien hoe overal en altijd het Engels de eerste taal is en dat geldt ook voor haar actieprogramma’s of nevenorganisaties, zoals ESA. Op zich zou men nog kunnen argumenteren voor één gemeenschappelijke centrale taal – hoewel! Maar dan mocht dat niet het Engels zijn. Dat komt omdat het Engels overal in onze landen van onderen uit op oprukt. Let maar eens op de aanduidingen op vrachtwagens. Logistics vervangt logistiek – ook als het binnenlands is. Kijk een naar de naam van allerhande producten? Zelfs waspoeders krijgen een Engelse naam. Dan zwijgen we over de verengelsing in het onderwijs, de industrie, het zakenleven in het algemeen. Wat dat concreet betekent heeft nog heel onlangs Prof. Vanden berghe in een bijdrage van de VVB beschreven (Nieuwsbrief 4/4/2020)

Welnu: de EU verleent door haar eigen gedrag aan deze verengelsing een legitimatie en versterkt ze.

Er lopen er rond die dat niet belangrijk vinden – sommige jongeren worden in die zin zelfs opgeleid -, maar wie vandaag niet weet hoezeer deze gang van zaken ingaat tegen onze eigen recente geschiedenis, hoort er beschaamd het zwijgen toe te doen.

 

Ziehier dus twee fundamentele ontwikkelingen, die direct met de EU geassocieerd zijn: verlies van onze vrijheid en het verlies van een belangrijk deel van onze identiteit.

 

Corona is belangrijk. Vele mensen denken dat ze belangrijker is dan al de rest. Ze geloven namelijk dat het in leven blijven de eerste en grootste waarde is. Ze plaatsen het leven tegenover de dood en dan kies je vanzelfsprekend voor het leven.

 

Mijn stelling is dat de europeanisering, zoals die zich thans voltrekt, haast even gevaarlijk is als corona voor het fysisch overleven.

Het is namelijk een verkeerde gedachte het fysisch in leven zijn op zichzelf te beschouwen. Anders gezegd: als iemand sterft, dan sterft er niet alleen een lichaam. Een lichaam is een biochemische machine. Maar er sterft veel meer: er sterft een hele wereld van betekenissen die de overledene maakte tot een unieke persoon. Wij danken onze uniekheid immers niet aan ons lichaam, wat biochemisch zijn alle menselijke lichamen vrijwel gelijk. Wat ons uniek maakt is wat we denken, weten, beleven, ervaren en wat we geleerd hebben, wie we zijn en geworden zijn. Datgene dus wat ik samenvat als “wereld van betekenissen”. De fout die vele Vlaamse en Nederlandse identiteitsdenkers maken is dezelfde als die ik al in een bijdrage uit juli 2011 in Doorstroming aanpakte: een mens is geen leeg vat waarin je vervolgens een hoeveelheid identiteit giet. Bart De Wever schijnt dat overigens ook te denken. Wij zijn onze identiteit.

Als de EU ons de vrijheid en onze taal ontneemt, dan ontneemt zij ons een essentieel deel van onze wereld van betekenissen. In werkelijkheid veroorzaakt zij daarmee een stervensproces – niet fysisch, maar wel menselijk,.

De gedachte die zich hierbij onmiddellijk opdringt is deze van de grens, want die omschrijft wie we zijn en niet zijn. De grote mantra van de EU luidt, in alle opzichten en steeds weer: “ontgrenzing”. Maar deze blijkt dus uit te lopen op een culturele en politieke doodslag. Hier sluit ik aan bij Eric Kaufmann, die al in 2009 in een essay schreef dat politieke structuren die niet door als natuurlijk aangevoelde grenzen (Kaufmann sprak hierbij over etnische grenzen) worden beperkt, van nature imperialistisch dreigen te worden.

De EU heeft geen natuurlijke grens. Dan is er ook geen houden aan: de machtigen zullen altijd streven naar een vergroting van hun machtsgebied. Politiek betekent dat het volledige einde van de soevereiniteit van de volkeren en menselijk is dat de ene aanslag na de andere op onze wereld van betekenissen, in naam van een fictieve Europese nationale identiteit. Ook dat zou Vlamingen duidelijk moeten zijn. Toch zijn er vooraanstaande politici die schrijven dat de Vlaamse identiteit Europees kan worden.

 

Naast de oude vraag naar de democratische natuur van de EU is hier dus iets fundamenteels aan de orde, dat wellicht even belangrijk is als het overleven van een aanval van corona. Deze discussie wordt gewoon niet gevoerd. Maar zouden we over zoiets belangrijks niet eerst een maatschappelijk debat houden?

 

Ja hoor: Rik Torfs heeft gelijk.

Er is nog veel meer aan de hand dan de corona-kwestie.

 

 

Jaak Peeters

April 2020

Een les

De Corona-uitbraak doet soms verwonderd opkijken.

Het komt hierop neer: in gewone omstandigheden duurt het vaak een eeuwigheid om tot beslissingen van enige betekenis te komen. Men herinnere zich de soap over de verlegging van een tramlijn in Deurne, bij Antwerpen, waar enkele bewoners via de Raad van State de ene vertraging na de andere wisten af te dwingen.

En nu zien we hoe het helemaal anders kan.

Plots vlieg je de doos in als je iemand in het gezicht hoest. Op zich een ferme maatregel, maar iedereen vindt hem correct.

De politie voert plots controles uit aan de toegangswegen tot de gemeenten, zodat die van elkaar zijn afgesloten. Het kost anders een eeuwigheid om gevraagde snelheidscontroles gerealiseerd te krijgen.

Niet noodzakelijke winkels gaan dicht. Een draconische ingreep. Hij wordt aanvaard. Wat meer is: er is controle op.

Zelfs hét grote heilige huisje van deze tijd, de open grenzen, stort in elkaar als een kaartenhuisje. Dat toont de werkelijke betekenis van zoiets als een EU, gemeten naar de maatstaven van het leven zelf.

Of nog: het begrotingsevenwicht, nog zo’n heilig huisje.

 

In de Corona-uitbraak gaat het voor iedereen inderdaad om de kern van het bestaan: het leven zelf en dat van onze dierbaren en zo voelen bang geworden mensen het ook.

 

Er steekt een les in de gebeurtenissen van de laatste weken.

Als het op echt belangrijke dingen aankomt, dan zwijgen de leuteraars over gendertoestanden en zwarte pieten, over discriminatie en stigmatisering, over multicultuur en diversiteit en andere in sommige ogen grootse projecten. Dan wordt de aandacht gericht op wat altijd weer opnieuw éérst komt: leven.

 

Er zit ook een politieke les in dit verhaal.

Er zijn redenen aan te voeren waarom de overheid in de Corona-zaak degelijk gehandeld heeft. Waarschijnlijk zal ons dat vele doden besparen. In Britse kranten oogst België er zelfs applaus mee.

Jammer genoeg komt dat niet omdat we een regering van bekwame mensen hebben, maar wel omdat sommigen onder hen dan toch zo wijs zijn geweest om het advies van wetenschappers te volgen.

Toch is ook dat maar schone schijn. Want deze regering is democratisch niet legitiem. Tot nog toe aanvaardt de bevolking de orders van de regering nog. Maar wat als het volk begint te morren tegenover een regering zonder democratische meerderheid? Het valt te vrezen dat het riedeltje “volmachten” niet zal volstaan om de gemoederen te bedaren.

 

Als een staat zich door een groot gevaar verplicht ziet draconische maatregelen te nemen, dan moet de regering van die staat onder de bevolking een voldoende draagvlak hebben. Anders zal, als de rekeningen volgen, het zaakje snel in elkaar zakken en dan volgt de totale chaos.

Hoe zal een minderheidsregering met veel te veel middelmatigen stevig genoeg uit de hoek komen om het populisme in al zijn vormen te weerstaan: dat van de cafétoog over de aanhangers van de klassenstrijd tot aan werkgeversverenigingen die ons de daver op het lijf willen jagen? Of het gebroddel van de media, die schijnbaar alleen maar uit zijn op sensatie en profijt trekken uit de angsthysterie die ze creeëren? Of afrekenen met de de asociale kinkels die er ook vandaag weer zijn?

 

We beleven dezer dagen ook een stuk spontane solidariteit en verantwoordelijkheid. Misschien niet genoeg, maar toch. Dat is hartverwarmend. Het kàn dus nog. Derhalve is de vraag of we deze burgerlijke verantwoordelijkheidszin niet tot een blijvende kracht kunnen maken. Dat zou een wereld van verschil zijn.

Laten we daartoe alvast een dikke streep trekken door al die jarenlange, postmodernistische experimenten in opvoeding en onderwijs en onze jeugd leren wat écht belangrijk is in moeilijke tijden: sociale verantwoordelijkheidszin. En laten we die zageventen die zich druk maken om onbenullige fantasietjes naar de marginaliteit verwijzen, waar ze thuishoren.

 

 

 

Jaak Peeters

Maart 2020

PPP oftewel Plat Politiek Populisme De oogst van één week.

 

We beleefden zopas een heuse communistische betoging in Brussel. Zoiets was al heel lang geleden en dat niet alleen omdat communisten niet bepaald de gewoonte hadden te betogen. Als je zelf beslist hoef je niet te manifesteren.

De PVDA – de zogeheten Partij van de arbeid – is helemaal geen socialistische partij zoals haar Nederlandse naamgenoot: het is een zuiver communistische partij. Wie zich afvraagt wat dat betekent raad ik aan het Communistisch Manifest na te lezen. Daarin staat niet alleen dat arbeiders geen vaderland hebben, maar ook dat de bourgeois de eeuwig te bestrijden vijanden zijn en dat alleen een wereld waarin het proletariaat alle lakens uitdeelt, aanvaardbaar is. Wie die bourgeois concreet is? Iedereen die men desgewenst langs de andere kant van de barrière denkt te moeten plaatsen.

Het zooitje dat zich tot dit soort extremisme voelt aangetrokken liep dus door de straten van de Belgisch/Vlaamse hoofdstad.

Ze liepen achter een opmerkelijke slogan: “colère”. De zelfverklaarde proletariërs zijn boos.

Ik heb wat foto’s van hun manifestatie gezien. Veelal mannen van middelbare leeftijd, wellicht boos geworden omdat het lot hen in het leven niet zo goed gezind is geweest als ze zelf hadden gehoopt.

Boos?

 

Sigmund Freud

 

Och: Sigmund Freud beschreef het al in zijn Het Ik en de Massa. Als mensen rondom mij boos zeggen te zijn – en sommigen zelfs écht boos lijken – dan voel ik zelf de boosheid in me opborrelen. Ik identificeer me immers met die andere arme sloebers, die net als ik niet genoeg kansen kregen in het leven.

Waarom ze precies boos zijn is niet zo duidelijk. We leven, althans volgens deskundigen, in één van de meest egalitaire landen ter wereld. Maar toch is het gebrek aan egalitarisme hen een pijnlijke doorn in het oog.

Want kijk eens: gepensioneerde politiekers (zoals ze die lieden zelf noemen) hebben een formidabel pensioen van 4000 eur per maand. Of het waar is, weet ik niet: het volstaat dat zij geloven dat het zo is. Dat is voldoende om zichzelf achtergesteld te voelen en zich hartsgrondig kameraad te voelen met die andere achtergestelde per auto rijdende noodlijdenden rondom hen.

Natuurlijk is hen dat ingelepeld door hun eigen politbureau. En die kerels weten ook wel dat zulks onzin is.

Waarom is dat onzin?

Er zijn zowat 2 mijoen gepensioneerden in België, met een gemiddeld pensioen van 1200 per maand. Niet dat dit zo’n hoog bedrag is, maar laat ons een even rekenen. Zeg maar: 10000 gepensioneerde politici ontvangen per maand 4000 euro. Samen krijgen ze dus 40 miljoen eur per maand. Pak daar de helft van af, dan rest er voor ieder gepensioneerde het formidabele bedrag van 20 eur per maand als pensioenverhoging. Ziezo: het probleem van de armoede onder de gepensioneerden is voorgoed van de baan. Simpel, niet?

 

We zien hier Freuds psychologie voluit aan het werk: verblind door de fantaisistische verhalen van De Leider – niet de heer Adolf want die is allang dood, maar het Politbureau van de partij, en dat is niet dood – sluiten ze zich aaneen, allemaal samen, verenigd als door die rotzakken van gepensioneerde politici achtergestelde paria’s.

Het is een schoolvoorbeeld: de eerste les in een cursus psychologie.

 

Geen kritiek

 

Het vreemde van het hele verhaal is dat ik in de pers geen kritiek heb gelezen. Zijn die daar dan allemaal ziende blind? Zien die niet dat wat hier gebazeld wordt klinkklare nonsens is? Waarom ontmaskeren de dames en heren journalisten die hele communistische scène niet? Dezelfde lieden die ons de wereld altijd weer denken te moeten voor-duiden, alsof we dat zelf niet kunnen. Ze hebben nochtans reden genoeg en heus niet alleen omdat het gezwets van Mertens en co te onzinnig is om ernstig te nemen. Als dit soort figuren aan de macht komt, is het voor de pers namelijk ook amen en uit.

Ze zouden moeten begrijpen dat mensen als Mertens gewoon geen kansen mogen krijgen. Het was deze Peter Mertens die vond dat iedereen maar rond moet weten te komen met 1350 per maand. Wie daar boven uitkomt is een graaier – het is een term die hij zelf heeft gelanceerd.

De conclusie is onontkoombaar: voor Mertens en co moet voortaan iedereen voor de staat gaan werken, die dan vervolgens iedereen 1350 per maand zal uitkeren – als hij braaf de oekazen van het politbureau volgt, natuurlijk.

Dat is, dunkt me, meer dan reden genoeg om dat volkje in een cordon te stoppen – als zo’n cordon er dan toch moet zijn. Ik heb nochtans nergens het voorstel gelezen om het Vlaams Belang uit en de communisten in zo’n cordon te stoppen.

 

Plat populisme

 

Dit is dus plat populisme – en dan nog een van zwaar politieke aard. Geen simpel cafétoogpopulisme. Populisme betekent hier: bewust vals gezwets met een onzinnig verhaal dat toch duizenden in de ban houdt en tegelijk de schijn van een oplossing voor alle problemen aanbiedt: alles afpakken en herverdelen.

 

Een gelijkaardige gedachtengang geldt voor de slogan “niet het land is het probleem, maar de politici”. Dat komt dan uit de mond van lieden die in Wallonië de kans hebben gezien om de socialistische partij de gordijnen in te jagen, zodat die uit lijfsbehoud weinig anders weet te bedenken dan de gefrustreerde, van de partij weggelopen kiezer terug te kopen met geld dat er niet is. Waarop Magnette naar het Noorden kijkt, waar men hem vervolgens antwoordt: niet met ons geld!

En dan blijkt het in elkaar knutselen van een belgische federale regering niet mogelijk. Wat horen we dan voor gekrijs? Dat het de politici zijn die tekort schieten!

 

Je moet maar durven. Het is wel door-en-door cynisch om de bevolking eerst op een verkeerd been te zetten en op te jutten met eisen waarvan men zelf heel goed weet dat er gewoon geen geld voor is, en dan de politici – vooral uit Vlaanderen – kwalijk te nemen omdat die zeggen dat er voor die eisen geen geld is.

De reactie uit Vlaanderen is dan ook vanzelfsprekend: als jullie die dromerijen willen waarmaken, ga er dan zelf voor werken en betaal ze zelf! Het lijkt de logica zelve. Maar niet voor communisten.

Die hebben inderdaad liever geen splitsing van België, want de kans dat ze in Vlaanderen in die mate alles overhoop kunnen zetten als in Wallonië is bitter klein. En precies die chaos hebben ze, als gepokte troebelwatervissers, nodig om hun proleratische dictatuur te vestigen. En dat verpakken ze dan als “solidariteit”.

 

Opnieuw die vraag

 

Voor de tweede keer rijst de vraag: waarom zwijgt de pers? Waarom geeft ze niet meer gehoor aan de stemmen in Vlaanderen die opkomen voor de ontplooiing van de eigen nationale identiteit? Want zoiets zou goed zijn, zowel voor de immigranten, die voortaan duidelijk weten waaraan zich te conformeren, als voor de autochtonen, die zich voortaan naar Freudiaans recept kunnen identificeren met de hele gemeenschap, en niet met de zelfverklaarde communistische havelozen, die op de keper beschouwd veelal geen armoedzaaiers zijn.

Eenzelfde vraag overigens aan het adres van sommige culturo’s, waarvan er één het deze week presteerde zijn bespreking van een nieuwe film te voorzien van de opmerking dat hij niets had met nationale identiteit. Dat zijn dan de lieden die een regering die een schamele 6% wil besparen op cultuursubsidies voor fascist uitschelden…

Er bestaat een verklaring voor deze vreemde houding van de pers en co. Die mensen houden niet van dat identiteitsdiscours. Ze vinden dat verdacht, verbrand na de gebeurtenissen van de laatste Wereldoorlog – of dat zeggen ze. Het past vooral niet in hun postmoderne levensbeschouwing die alle Grote Verhalen naar de scheurmand heeft verwezen. Nationale identiteit is zo’n verplichtend verhaal. Ze houden van de vrijheid om hun eigen realiteit te scheppen. Die is minder meedogenloos.

Ze zien de dingen tegelijk ook liever groots, minstens Europees, alsof dat Europa niet zelf bezig is met de opbouw van een leger en bijgevolg op continentale schaal uitvoert wat de toenmalige belligerenten in ‘40 – ‘45 hebben gedaan: een conflict voorbereiden of, zoals in Oekraïne, de expansie najagen.

In 1945 is het oude Europa gestorven. Niet alleen vanwege de gebeurtenissen in de Nazikampen, maar meer nog omdat de leidende Pruisische geest tot in de kiem gedood werd. En vooral omdat het zelfvertrouwen en het geloof in de eigen identiteit en bijpassende weerbare levenskracht van de volkeren van Europa verdrongen werd door een schuldcomplex, waarvan de hedendaagse elites denken zich te bevrijden door dat complex tot op het extreme punt van de zelfvernietiging door te trekken.

Zoiets als Alain Badiou, die verklaarde dat Frankrijk zich moet laten overspoelen door immigranten, omdat het zich aan kolonialisme schuldig heeft gemaakt.

 

De oude demonen

 

En wie de zaken zo bekijkt ziet hoe het platte politieke populisme, dat we in een communistische betoging aan het werk zien, naadloos aansluit bij een schuld- en schaamtecomplex dat zich van onze elites heeft meester gemaakt.

Zo is het ook mogelijk dat iemand als Bart Somers met veel poeha kan verklaren dat hij zelf ervoor zal zorgen dat er 6 miljoen bomen gepland worden en dat er 8500 laadpalen moeten komen, en daar zonder kritiek nog mee wegkomt ook.

In mijn studententijd heb ik bij een tuinier geleerd dat wie een bos van één hectare wil 600 tot 700 bomen moet planten, want een groot deel van die aanplant sterft door schimmels of door vraat. Die 6 miljoen bomen van Somers zijn dus nodig om de tienduizend hectare extra-bos die de concurrerende N-VA had beloofd vol te planten. Misschien weet de stadsbewoner Somers dat niet, maar hij had wel een tuinier kunnen bellen. En wat de laadpalen betreft: er zijn er thans 4320, die gemiddeld 0,6 keer per dag worden gebruikt. Als er 8500 laadpalen komen zoals de arrogante Somers rondkrijst, dan zal het gebruik dalen tot 0,4 keer per dag. Niet erg rendabel en een met name liberaal politicus zou dat toch moeten beseffen.

Alvast ikzelf heb nergens kritische geluiden op de uithaal van Somers gehoord.

Jazeker: ook leidende politici komen weg met dat plat populisme.

Ik vraag me af wat we zouden hebben gezien als het Vlaams Belang dit voorstel zou hebben gedaan of zelfs N-VA – op Vlaams vlak niet bepaald een extremistische partij.

Het laat zich raden.

Waarom dat verschil? Omdat die twee partijen wat op hebben met de nationale Vlaamse identiteit en vooral die identiteit vormt de vijand van lieden die zich nog steeds niet hebben kunnen losmaken uit de greep van de demonen uit het verleden of die de liederijkheid van de postmodernistische creatie van een eigen droomwereld niet willen loslaten.

Liever nog laten ze dan maar het platte politieke populisme van communisten of brullende ministers ongemoeid.

 

Ik kan op dit punt aangekomen niets anders zeggen dan wat Bertrand Russell ooit schreef: men vertelt dat de wereld na de volgende oorlog aan de ratten zal zijn. Ik hoop dat ze het prettige wereld zullen vinden, maar ik ben blij dat ik er dan niet meer zal zijn.

Ik zou, mutatis mutandis, iets gelijkaardigs willen zeggen over de proletarische identiteitsloze wereld van de huidige elite.

 

Jaak Peeters

Maart 2020

Geen gezwets, maar sluw anti-Vlaams amadisme

Op pad doorheen België

 

In Samenleving en Politiek van februari 2020 verscheen een stuk van de hand van Jessika Soors. Soors is arabiste en islamkundige, is werkzaam aan de Katholieke Universiteit van Leuven en werd onlangs verkozen tot volksvertegenwoordiger voor ‘Groen’.

Soors is met een Waalse partijgenoot op pad geweest doorheen Belgie. Wat ze heeft ontdekt? Dat Vlamingen en Walen veel meer gemeen hebben dan ze verschillen. Ze is tot de overtuiging gekomen dat Vlaamse politici de Vlaamse identiteit opkloppen door die te verpakken in allerlei tegenstellngen: Vlamingen versus nieuwkomers, Vlamingen versus Walen en enzovoorts. Volgens Soors proberen Vlaamse politici ‘andere socio-economische identiteiten’ te negeren.

Volgens haar draait het politieke debat rond frames. Ze haalt het verhaal over het “venster van Overton” voor de dag: een geheel van aanvaardbaar geachte ideeën, waarlangs de werkelijkheid beoordeeld wordt. Dat venster is, volgens Soors, in Vlaanderen gestempeld door wat zij een rechts en nationalistisch discours noemt. Tegelijk verklapt ze een fenomeen dat in deze blog – en elders – al wel vaker op de korrel werd genomen: het postmodernistisch geknoei met feiten en meningen. Dat frame, dat venster van Overton dus, bevat bijvoorbeeld ook de gedachte dat “ons land” niet werkt. Hoewel de mensen geen voorstander zijn van Vlaamse onafhankelijkheid, bestaat volgens Soors het gevaar dat dit frame toch de beslissende perceptie zal zijn.

Wat de ‘progressieve’ partijen dan moeten doen? Een ander venster doen postvatten. Mensen doen geloven in een ànder verhaal dan ze vernemen van de vermaledijde rechtse en nationalistische partijen. Ze mikt op de Vlaamse nationalistische partijen, niet de partijen die een Belgisch nationalisme voorstaan. Alsof dat niet opvalt!

De Vlaamse identiteit is volgens haar dus veeleer een frame, een venster, geen echte werkelijkheid – of alleszins te zwak om politiek bepalend te mogen zijn. Identiteit mag niet door cultuur worden bepaald.

 

Gefundenes Fressen

 

Punt één. “Vlamingen en Walen hebben veel meer gemeen dan ze van elkaar verschillen.” Ik kan er me maar niet tegen verzetten: Pan Troglodytes, oftewel de Chimpansee, heeft een DNA-patrimonium dat voor 98,4 % gelijk is aan dat van de mens. Massief veel méér overeenkomst dan verschil dus. Wat is dan de conclusie? Wat is de waarde van dit soort ‘argumenten’?

 

Punt twee. Ze is er na haar rondreis door “ons land” – is dàt al niet een framing? – van overtuigd geraakt dat de Vlaamse politici zich te buiten gaan aan het opkloppen van tegenstellingen die volgens haar of onbestaande zijn, of onbelangrijk. Vlaamse politici? Doen de Waalse dat dan niet? Het is mogelijk dat de Waalse politici allemaal brave doetjes zijn. Alleen mag mevrouw Soors me niet vragen dat ik dat nog geloof ook. Maar waarom dan alleen kritiek uiten op Vlaamse politici? Komt het gevaar dan alleen uit Vlaanderen? Is dat niet hoogst vreemd?

 

Punt drie. Soors meent te hebben gemerkt dat Vlaamse politici – vermits de Waalse niet in haar vizier liggen – “de andere socio-economische identiteiten” achterwege laten.

Daar passen twee antwoorden op.

Ten eerste: ik dacht dat vanuit Vlaanderen zowat élke dag ingehakt wordt op de travaillistische – of marxistische – inspiratie van de Waalse politiek. Iedereen weet intussen dat precies dit verschil in socio-economische visie de ware reden is waarom er nog altijd geen Belgische regering is. Magnette wordt opgezweept door de communisten die zijn PS danig op de hielen zitten. Zou mevrouw Soors nu écht zelf geloven wat ze schrijft?

Ten tweede: uit echte wetenschappelijke studies – ik verwijs naar het lange artikel van Harry van Velthoven in Wetenschappelijke Tijdingen nr 1 van 2018 – blijkt dat de ‘progressieve beweging’ altijd al een zeer ambivalente houding heeft gehad tegenover de Vlaamse ontvoogding. Zo werd de IJzerbedevaart vanuit die hoek vaak verweten te rechts en te katholiek te zijn. Maar dat was voornamelijk zo omdat links daar zélf manifest afwezig bleef. Dat werd haar vaak voor de voeten geworpen, maar links bewoog geen vin.

Deze ambivalentie bestaat nog steeds. Getuige hiervan is de cursieve kadertekst in het hoger genoemde tijdschrift Samenleving en Politiek, ook in het nummer van februari 2020: “Voor Vlaams-nationalisten is het bij de volgende verkiezingen erop of eronder wat hun onafhankelijkheidsstreven betreft. Laten we als socialisten en democraten de handschoen opnemen, en het separatisme confronteren met een wervend Belgisch democratisch project.” Waarover dat democratisch project dan gaat? Over sociaal-economische kwesties, die volgens Soors door Vlaamse nationalisten verwaarloosd worden. Het is alsof ik de Amadezen van 1968 weer aan het woord hoor.

 

Punt vier. Soors denkt haar verhaal een wetenschappelijk karakter te geven door het te voorzien van verwijzingen naar studies. Jammer genoeg komen die studies allemaal uit dezelfde ‘progressieve’ hoek: Knack – waarvan de hoofdredacteur vindt dat de Vlamingen van nature racisten zijn -, De Morgen, De Standaard en de Amerikaanse Martha Nussbaum, dat geen wetenschapper is, maar een filsofofe, behorend tot de Amerikaanse felle linkerzijde. Ik heb altijd geleerd dat wie zijn stelling gewicht wil geven zo breed mogelijke steun moet gaan zoeken, bij medestanders en bij andersdenkenden.

Veel erger is dat Soors ons niet kan uitleggen welke vragen zij aan haar respondenten heeft gesteld. Stel dat iemand je vraagt of je België wil splitsen. De overgrote meerderheid zal “neen” antwoorden. Maar stel dat de vraag luidt: “wil je tot in de eeuwigheid elk jaar 12 miljard van Vlaanderen naar Wallonië overdragen?”, dan wil ik het antwoord wel eens zien. Een goed onderzoek vereist uitgeschreven onderzoekscondities, zodat een ander onderzoeker hetzelfde onderzoek kan repliceren. Zodoende overtuigt Soors’ ‘wetenschappelijkheid’ van geen kanten.

 

Framing

 

Punt vijf. Dat is het interessantste en er is ook het meeste over te vertellen. Het gaat om die fameuze framing. In normale mensentaal wil dat zeggen dat het gedrag van mensen bepaald wordt door perceptie en niet door de feiten. Bij Soors wordt dat veel meer dan een simpel wetenschappelijk bevestigd feit. Bij Soors is precies die perceptie het doel van politieke actie geworden.

Dat politici stemmen trachten te winnen lijkt me de essentie van het politeke spel zelf. Maar ik heb problemen met de technieken die daarvoor worden gehanteerd.

Ik ben namelijk van oordeel dat de perceptie zo goed mogelijk aan de feiten moet beantwoorden. Anders volgen er geheid verkeerde beslissingen. Om die feiten te kennen is correct gevoerd onderzoek nodig, openheid voor de feiten en een eerlijke weergave ervan in de openbare media. Dat lijkt me een hele klus.

Maar voor Soors en haar geestesgenoten liggen de zaken anders. Niet de feiten moeten de perceptie dicteren, maar de perceptie moet de werkelijkheid scheppen: een eigen, virtuele werkelijkheid die vervolgens het gedrag richting geeft.

Als dat framen de methodiek van de ‘Groenen’ is, kan ik niet anders dan hun optreden inzake klimaatverandering met groot wantrouwen te bejegenen.

 

Het is interessant eraan te herinneren dat Michel Foucault schreef – ik zijn Les mots et les choses, geloof ik – dat elk discours altijd met macht gepaard gaat. Maatschappelijke discussie is tegelijk de spanning tussen machtsverhoudingen.

Anders dus dan Soors wil doen voorkomen is haar optreden bijgevolg tegelijk een machtstreven. De linkerzijde wil de macht overnemen van de rechterzijde. Daarvoor wil zij aan framing doen.

Ik kom daar zo dadelijk nog even op terug, want daar zit een staartje aan vast.

 

Soors voert een regelrechte aanval op de nationalistische stromingen in Vlaanderen uit. Niet in Wallonië, want daar wil men uiteraard niet splitsen. Hetgeen uitlegt waarom Soors de Vlaamse politiek op de korrel neemt.

Spijtig voor haar, maar het verhaal dat ze ophangt is nogal simplistisch. Wie wil er nu een land splitsen voor de grap? Voor het plezier van het splitsen?

Soors zou wat overtuigender zijn als ze zou erkennen dat talloze staten ontstaan zijn door separatisme, dit is: uittreding of afscheiding. Voorbeelden: zie de Sovjet-Unie; Tsjecho-Slowakije, Joegoslavië, alles alleen al recent in Europa. En een ietsje vroeger: de scheiding van Noorwegen en Zweden. Of de afscheiding van België – maar kennelijk komt die niet in discussie.

Afscheiding voert men door omdat men hoopt op de manier van sommige problemen voorgoed verlost te zijn. Het is een oude politieke techniek. De problemen die men hoopt op te lossen hebben vaak te maken met socio-economische onderwerpen – waarvan Soors vreemd genoeg beweert dat die door Vlaamse politici onder de mat worden geveegd.

 

Het is allemaal doorzichtig, maar het gaat dan ook slechts om het scheppen van een perceptie.

 

Punt zes. Volgens Soors zou (Vlaamse) cultuur niet identiteitsbepalend mogen zijn. Voor een Islamkundige is dat een hoogst vreemde uitspraak. Ik vermoed dat ze wel beter weet, en als dat vermoeden juist is, is Soors onoprecht.

Maar dan komt het pas: mensenrechten zouden veel beter kunnen dienen om de menselijke identiteit te bepalen dan cultuur.

Oh ja? Mensenrechten ziijn per definitie universeel (al denken de Chinezen daar anders over). Als die mensenrechten onze identiteit moeten bepalen en niet cultuur, dan heeft dat toch wel nare gevolgen.

Ten eerste zouden alle mensen dan dezelfde identiteit bezitten. Mijn identiteit wordt ook bepaald door mijn familiale banden. Moeten die dan weg? Mijn identiteit is ook streekgebonden. Moeten dat dan ook verdwijnen? Welke dystopie moet hieruit voortkomen?

Ten tweede: beseft Soors ook dat het uitwissen of irrelevant maken van de Vlaamse culturele identiteit neerkomt op etnocide? Waar haalt men met zulke gedachten het vaak door ‘Groen’ getoonde zelfbeeld van morele superioriteit vandaan?

Ten derde: welke houding neemt Soors aan tegenover de culturele identiteiten die zij beter kent dan ik: de Islamitische?

Als die Vlaamse cultuur het probleem vormt, betekent dat weinig anders dan dat die cultuur wel degelijk beslissend is, anders hoef je hem niet af te schaffen. En dus geeft Soors de Vlaamse politici die dit cultuurverschil als politiek element hanteren eigenlijk gelijk!

 

Sfeerschepping

 

Ik kom nu tot mijn eerder aangekondigde staartje.

 

In Het Laatste Nieuws verscheen een artikel waarin te lezen stond wat de leasingwagens van de leden van de Vlaamse Regering kosten. Uiteraard gaf dit aanleiding tot een hoop veelal cafétoogpraatachtige commentaren, in de zin van: ze moesten ze allemaal een Dacia geven

Dit soort artikelen nu is een voorbeeld van framing. Ze scheppen een sfeertje en in dit geval zelfs een stinkend. Eentje dat de antipolitiek voedt bovendien. Want hoeveel directiewagens rijden er in Vlaanderen rond? Tienduizend? Hoeveel daarvan behoren tot de dure Duitse merken? Laat ons aannemen: 8000 dure directiewagens, die ook allemaal geleast worden.

Van een op feiten georiënteerde reporter zou ik verwachten dat hij de lijst van ministeriële directiewagens naast die 8000 andere wagens plaatst. In dat geval zou ikzelf wellicht nog altijd hebben gezegd: is dat nodig, zo’n dure wagens? Maar kennelijk had de redactie andere bedoelingen. Het kwam erop aan, helemaal in het spoor van de moderne Amadezen, om de Vlaamse Regering in discrediet te brengen, àls regering en omdàt ze Vlaams is.

Het gaat dus om het scheppen dus van een anti-Vlaamse perceptie. Het is een fenomeen dat je tegenwoordig wel heel vaak tegenkomt. Pure framing.

 

Waar vindt zoiets zijn oorsprong? Onder meer bij lieden als Soors! In de mate namelijk dat journalisten hun mosterd uit dat vat halen, wordt de hele maatschappij overstag getrokken.

 

Epiloog

 

Ik vind dat we er beter aan doen de normale regels van het wetenschappelijk bedrijf, de voorrang voor de feiten en de eerlijkheid in de communicatie in te volgen. Wie denkt dat een democratie kan draaien op framing of op het mismeesteren van de informatieverstrekking, moet inzien dat hij of zij de maatschappij overhoop zet. Het eerste slachtoffer daarvan is de democratie zelf.

Er zijn feiten en er zijn verschillen in de opvattingen tussen Vlaanderen en Wallonië. En er bestààt een Vlaamse cultuur – al mag die best wat opgekrikt worden. Laat ons dat gewoon aanvaarden als een vertrekpunt bij de discussies. Het gaat niet alleen over ‘hebben’, maar ook over ‘zijn’, en die hangen samen. Een echte sociale beweging heeft ook dan nog bergen werk.

 

Soors’ vertelling is jammer genoeg geen onschuldig politiek gezwets. Daar is ze te verstandig voor. Bij ‘Groen’ is de linkse ambivalentie tegenover de Vlaamse ontvoogding omgeslagen in militante vijandigheid. De Vlaamse identiteit màg gewoon niet doorslaggevend zijn, want dan zouden de volgens hààr belangrijke sociaal-economische thema’s – die ze verwaarloosd acht – nog meer op de achtergrond raken. Daarom, zo vermoed ik, pleit ‘Groen’ zo fel voor de multiculturele maatschappij, want die verzwakt de Vlaamse culturele identiteit. Ondanks schone schijn en hun vaak inquisitie-achtig gedrag willen zij de gedachten van de modale Vlaming in Belgische en materialistische zin oriënteren. En progressief? Dat blijkt slechts reactionair belgicisme en enggeestig materialisme te zijn.

Ik zie heus niet zoveel verschil meer met de strijdkreten van Amada, onzaliger gedachtenis.

 

Maar misschien moet ik nog het meest van al kwijt dat die oude Katholieke Alma Mater van Leuven, ooit een van de centra van Vlaanderens economische en culturele heropstanding, nu kennelijk weer een kweekvijver is geworden van lieden die de uitgroei van dit volk aan de Noordzee tot een volwaardige natie niet goed gezind zijn.

 

In ieder geval roept Soors’ verhaal het idee op van een hedendaagse versie van de mars door de instellingen.

 

Jaak Peeters

Februari 2020

 

 

Proteststemmen in een pampermaatschappij

In 2018 verscheen een boek van Norbert Sachser Der Mensch im Tier. De Nederlandse vertaling verscheen in 2019 onder de titel De mens in het dier. De conclusie van zijn verhaal luidt dat de afstand tussen dier en mens veel kleiner is geworden dan voorheen. “Er zit veel meer mens in het dier dan we een paar jaar geleden nog konden denken.” Het omgekeerde is ook juist.

Belangrijker nog dan deze constatering is Sachsers onderzoeksresultaat dat dieren minder stress ondervinden, gezonder zijn en beter functioneren als ze kunnen leven in een groep waarin de onderlinge sociale verhoudingen duidelijk zijn.

 

Dàt punt heeft in ieder geval mijn aandacht getrokken.

Als het immers waar is dat mensen en dieren veel meer gemeen hebben dan we gewend zijn aan te nemen, zou het wel eens kunnen dat ook de mens gediend is bij duidelijke sociale verhoudingen.

 

Laten we nu eens kijken naar onze moderne maatschappij. Ieder denkt daarover wat hij of zij wil, maar ik althans heb niet de indruk dat de algemene sociale verhoudingen in onze moderne maatschappij voor iedereen helder zijn. Bovenop komt nog eens dat sommigen onze samenleving zo nodig multicultureel willen maken. Dat is ook al niet van aard om meer duidelijkheid te scheppen.

Dit gezegd hebbend moet ik denken aan recente politieke uitspraken, als zouden de stemmen voor het Vlaams Belang eigenlijk proteststemmen zijn – en ‘dus’ van nul en generlei waarde. Dat laatste is manifest een verkeerde conclusie, want waarom zouden mensen hun stem niet mogen gebruiken om te protesteren?

Sommige commentatoren vertonen de neiging om protesterende stemmen gelijk te stellen met een uiting van onvermogen. Het is de stem van de onkundigen, de marginalen, de zwakken. En ik die dacht dat we precies naar die stemmen zouden moeten luisteren als we erger willen voorkomen. Ik denk maar even aan de Franse gele hesjes.

Wie de proteststem zonder verder onderzoek misprijzend verwerpt, ontneemt zichzelf de kans om in te zien dat – bijvoorbeeld- de ordening zelf van de samenleving een belangrijke oorzaak is van dit soort stemmen. Zodoende toont men dat men de kiezer gewoon niet wil begrijpen of dat men niet inziet dat verkiezingen nog tot iets anders dienen dan om een aantal politici in een pluchen zetel te helpen hijsen.

 

Als we zo’n proteststem nu eens zouden opvatten als een stem die mede het gevolg is van de verwarde toestanden in de maatschappij? Dat mensen door hun proteststem eigenlijk smeken om een meer doorzichtige samenleving, waarin de onderlinge sociale verhoudingen, van welke aard ook, voor iedereen duidelijker zijn? Dat ze onze maatschappij als een ondoorzichtige warwinkel ervaren en daardoor ongerust worden over hun eigen toekomst en die van hun kinderen? Dat mensen dààrom op een zeer rechtse partij kunnen stemmen, hoewel ze zelf linkse sociaal-economische standpunten innemen, gewoon maar omdat de wereld die hen door die partij wordt voorgespiegeld duidelijk en helder is?

 

Als Sachser gelijk heeft en dieren en mensen veel meer gemeen hebben dan we geneigd zijn of waren te geloven, dan is het redelijk te veronderstellen dat onduidelijkheid in de sociale verhoudingen in de menselijke maatschappij één van de oorzaken is van spanningen en onzekerheid en dus ook van de zogeheten proteststemmen.

 

Dat alles heeft dan weer te maken met de uitspraken van Jean-Marie Dedecker, enige tijd geleden, dat vooral jongeren te veel gepamperd worden.

Mensen die niet gewoon zijn te vechten in het leven – daarmee is geen negatieve connotatie beoogd – worden uitermate kwetsbaar voor de stress die het gevolg is van sociale wanorde. Anders gezegd: voor mensen die niet gehard werden komt sociale wanorde nog harder aan. Ze liggen nog rapper knock-out in de touwen.

 

Dus zou het wel eens waar kunnen zijn dat het kweken van wilskracht, dit wil zeggen: het zich bewust hardnekkig vastbijten om een lastig doel te bereiken zonder meteen op te geven, een belangrijk hulpmiddel is voor mensen die moeten leven in een chaotische samenleving. Dan wordt men weerbaarder, men laat zich niet zomaar uit het veld slaan.

 

Wilskracht – dat oude, vergeten woord – moet je echter léren. Jongeren moeten leren dat sommige dingen in het leven moeilijk zijn en dat het nastreven van sommige – al dan niet sociale – doelen veel kopbrekens en zweet vereist.

Hier rijst dan een scherpe kritiek op de hedendaagse cultuur van dat pamperisme: iedereen moet zo nodig met zachtheid worden aangepakt en het zijn altijd de anderen die moeten worden aangesproken: de politici, de rijken, de automobilisten, de meester…Op school wordt niemand meer gebuisd en als de baas boos werd, dan staat de vakbond op z’n achterste poten en voor de rest zijn er de sociale media.

 

Het lijkt wel dat we vergeten zijn dat evenwichtig leren maar mogelijk is als we onze jongeren zowel beloning als straf laten ondervinden, in plaats van alles uit te weg te ruimen wat pijnlijk of storend is. Als we alleen maar aandacht hebben voor positieve ervaringen, snijden we de helft van de leerervaringen weg. Dan bereiden we onze nakomelingen slecht op de toekomst voor, alsof we hen willen leren op één been een loopkoers te lopen.

 

In onze maatschappij zijn de dagelijkse ervaringen jammer genoeg niet altijd positief. Ieder leven kent zijn tegenslagen en dat is in onze sociaal chaotische maatschappij nog veel meer het geval. Het ziet er niet naar uit dat dit snel zal verbeteren. Dus moeten de mensen stevig in de schoenen staan.

 

Zodoende hebben we een groot probleem. Aan de ene kant zijn de sociale verhoudingen in onze maatschappij zo verward als maar zijn kan en voor sommigen zijn ze nog niet “divers” genoeg. En aan de andere kant verarmen we de weerbaarheid en de wilskracht van de mensen die in deze maatschappij moeten leven, omdat we ze teveel hebben gepamperd.

En dan verbazen we ons over het grote aantal proteststemmen, die we vervolgens niet ernstig onder ogen willen zien.

Zo wordt het écht moeilijk.

 

 

Jaak Peeters

Januari 2020