Over reclame en informatie, onderwijs en Bildung.

Overaanbod aan reclame en informatie

Hebt u dat ook, lezer? Die reclame die je bij wijlen de oren uit komt? Zoiets als;: “daar heb je ze weer!”.

Sla de krant open en de reclame springt je in het gezicht. Op radio en TV is het een kakafonie van boodschappen die je hemelse of toch zeker geweldige producten en diensten aanprijzen. Daar zit één voordeel aan: tijdens de reclame kun je naar het toilet, want je moest toch hoognodig. En dan mis je niets van je favoriete detectiveprogramma.

Nog even en je moet betalen om géén reclame te ontvangen. Een omgekeerde wereld denk ik dan.

En dan heb ik het nog niet over de boekskes – dames en andere boekskes, want denk maar niet dat de heren zich laten doen! In die boeskes is het al reclame wat de klok slaat met hier en daar nog iets anders tussendoor.

D’er moet veel geld aan verdiend zijn…

Wat andere mensen doen, weet ik niet. Maar ikzelf blader zo snel als mogelijk is doorheen alle reclame. Als het dan toch eens gebeurt dat ik TV kijk, doe ik mijn uiterste best om zo weinig mogelijk door reclame lastig te worden gevallen. Ik zap meteen door naar wat me zinniger lijkt, al is de waarde van de rest op TV ook nogal eens twijfelachtig.

Ik weet verdomd goed dat ik mezelf wat wijsmaak als ik denk: “oh, ik hoor of zie dat toch niet!” Vergis je maar niet: je hoort en ziet het wél. Alleen is dat niet bewust. Maar intussen is een deel van je mentale informatieruimte, je mentale harde schijf, door die zogeheten niet-opgenomen informatie bezet.

Wat hier geschreven wordt over reclame geldt voor alle informatie. Reclame is tenslotte een vorm van informatie.

Er scheelt nogal wat aan de kwaliteit van die informatie. Reclame is vaak onzinnig en opdringerig en de berichtgeving is al te dikwijls stuitend eenzijdig. Of je kijkt wanhopig ten hemel als je in een krantenartikel stuitende dt-fouten ziet staan of als je leest over “een aantal mensen aan wiens verlangens niet voldaan werd”.

Was het niet Nicolas Boileau die het schreef? Ce qui se conçoit bien, s’ énonce clairement. Het omgekeerde is even waar. En hebben krantenredacteurs niet een voorbeeldfunctie die alleszins verder gaat dan het dagelijks domweg vullen van een aantal krantenpagina’s?

We doorzien het reclameverhaal eigenlijk allemaal. Zelfs als die reclame zogenaamd subtiel wordt gevoerd. Alsof het bijvoorbeeld niet opvalt hoe tegenwoordig in alle reclames systematisch een blanke naast een gekleurde wordt getoond. ’t Zal wel dienen om het racisme te bestrijden, zeker? Denken ze nu echt dat wij allemaal dwazen zijn?

Beperkte verwerkingscapaciteit

Natuurlijk hebben we informatie nodig. Maar mensen kunnen per tijdseenheid maar een beperkte hoeveelheid toegeschoven informatie verwerken. Dat is het gevolg van de structuur en de werking van ons brein, maar eigenlijk geldt deze beperking voor elk informatieverwerkend systeem.

De kwestie is dat je moet kunnen selecteren: nuttig of zinvol ofwel niet nuttig of niet zinvol. Dat is echter minder gemakkelijk dan je denkt, zelfs als je op vinkenslag ligt om sluwe onderliggende boodschappen te pakken te krijgen. We hebben veelal niet de tijd om zo’n opzoekwerk te doen. We hebben gewoon te weinig capaciteit, zoals bedrijfsleiders dat zeggen.

Er is meer. Een gedeelte van wat ons aan informatie, reclame inbegrepen, toevalt behoort tot onze bewuste ervaring. Een veel groter deel bereikt alleen ons onbewuste brein, maar het neemt wél ‘schijfruimte’ in beslag. Hoe kun je dergelijke onbewuste informatie afzonderen – als ze niet eens bewust is?

Reclamejongens en -meisjes en alle berichtgevers zitten dus verwikkeld in een bikkelharde concurrentiestrijd om de schaarse, beperkte receptiemogelijkheden van het publiek. Ze moeten dan ook alle wapens inzetten waarover ze beschikken: het moet luider, agressiever, vaker, brutaler, vulgairder….

Minder diepgang

Er vindt een rooftocht plaats op de tijd en capaciteit die we nodig hebben voor de betere informatie. Kritisch beschouwen en nadenken vergt tijd en soms zelfs veel. Het vereist bijvoorbeeld het opzoeken van niet meteen beschikbare informatie. Dat vraagt dus nogal wat intellectuele schijfruimte. Maar die ruimte willen commerciële jongens en meisjes en hun collega’s berichtgevers nu net voor hén reserveren.

Het resultaat is al gemakkelijk dat er van dat opzoeken niets in huis komt en dus is de kritische diepgang de pineut.

Kijk ook eens naar de zogeheten sociale media. Die zijn niet alleen niet sociaal, want ze doen gebruikers aan hun smartphone kleven in plaats van met mensen rondom hen te praten. Ik zie zelfs fietsers die onder het fietsen tegelijk met hun smartphone bezig zijn – ik weet echt niet hoe ze het doen zonder tegelijk tegen een paal aan te botsen.

Sociale media zijn vooral gemaakt om simpele, beperkte boodschappen te verhandelen en daar past geen tijdrovend opzoekwerk in. Daar is geen tijd voor, want weer andere boodschappen drummen om de aandacht van de consument.

Het onderwijs moet concurreren

Laten we nu ons onderwijs even in dit licht beschouwen. Er worden immers nogal wat alarmkreten de lucht in gestuurd over de kwaliteit van dat onderwijs.

Ook dat onderwijs moet met de simplismen uit de informatiewereld wereld concurreren om intellectuele receptieruimte van de ‘harde schijven’ van de jongeren. En men mag soms al blij wezen dat de leerlingen nog net niet in de klas met hun smartphone bezig zijn.

De informatie die het onderwijs moet bieden is vaak lastig te verwerken en vereist dus inspanning. Ze bezit niet de gemakkelijke leukheid die jongeren overal rondom hen toegesmeten krijgen.

Kritisch nadenken krijgt het odium moeilijk en saai te wezen – terwijl het toch allemaal veel simpeler moet kunnen, niet?

Bovendien moeten leerlingen leren doordacht te communiceren en leren dat de warmte van het echte menselijk contact vaak verloren gaat in de massa van oppervlakkige ongebondenheid.

Waarom zo moeilijk doen over vriendschappen als je langs facebook vrienden bij honderden tegelijk kunt maken?

Het onderwijs krijgt het moeilijk

Ik vernam laatst dat de school de leerlingen tegenwoordig leert te “mindmappen”. Je maakt een kaart van een probleemsituatie door de verschillende aspecten van het probleem te associëren met de centrale vraag. Deze techniek is naar het schijnt uit Amerika komen overwaaien.

Met alles wat ik tot nu toe heb gezegd, zit daar een groot probleem in: je kun maar karteren als je de stof om te karteren al beschikbaar hebt. Die stof moet vooraf vaak met veel moeite in je hoofd worden gestampt. Maar dat valt erg lastig omdat de concurrentie om de geesten bikkelhard is en de kinderen hun aandacht over zoveel commercieel besnuffelde dingen moeten verdelen.

De strijd om de jeugdige geesten woedt al volop buiten de school.

Nu moet de school de strijd ook binnen haar muren voeren.

Het onderwijs krijgt het in die omstandigheden wel heel moeilijk. Er is geen onderwijsminister die deze worsteling alleen aankan.

Bildung

De kwaliteit van ons onderwijs is naar mijn oordeel al lang geen zaak meer van het onderwijs alleen. Het onderwijs ‘draait’ op een achtergrond van een manier van leven en samenleven. En daar moeten we met z’n allen voor kiezen. Dat is allemaal oneindig belangrijker dat al het woke- en politiek correcte gedoe tezamen. Sommige rectoren moeten dringend eens diep nadenken.

Mensen moeten van jongs leren te selecteren in de informatie die ze in hun hoofd toelaten. Ze moeten leren af te wijzen wat ze op dat ogenblik niet nodig hebben. Het is dus zaak om de massieve aanval van de zogeheten Big Tech op de inhoud van onze hersenpannen af te weren. Je moet geen boeksken kopen als je daar niets gerichts in zoekt. Je zet geen oortjes op als je met intellectuele dingen bezig bent. En je legt je smartphone weg als je die niet nodig hebt.

Voor meer doordachte informatie moet je bewust ruimte maken.

Zoiets moet men willen. Willen kan alleen een zelfbewust mens die heel doelgerichte inspanning levert. En men moet het leren. Het is … vorming.

En daarmee komen we terecht bij wat Wilhelm Von Humbolt Bildung noemde. Die Bildung moet in de samenleving zichtbaar en voelbaar aanwezig zijn. Ze moet in de lucht hangen, ze moet vanuit de openbare ruimte binnen zinderen. In de school moet ze de dominante streving van een bekwaam type leerkrachten zijn die deze Bildung belichamen. Ze moeten er de verpersoonlijking van zijn. In de bredere samenleving moet ze belichaamd worden door kritische burgers, die hun maatschappelijke en sociale verantwoordelijkheid opnemen. En ze moet ook in de media voldoende aanwezig zijn.

Cultuur- en onderwijsministers hebben veel werk voor de boeg.

Augustus 2022

Jaak Peeters

Veganistisch Gent: de verkeerde reden

Gent gaat veganistisch

De stad Gent heeft, zoals bekend, uitgevaardigd dat tijdens de bekende Gentse feesten (dit jaar van 15 tot 24 juli) tenminste de helft van de consumpties een niet-dierlijke oorsprong moet hebben.

In deze bijdrage spreken we dus over veganisme als bedoeld wordt dat we consumpties van niet-dierlijke oorsprong tot ons nemen.

Deze Gentse bepaling heeft tot heel wat spot aanleiding gegeven. Velen zien in deze maatregel de expressie van een soort groen fundamentalisme.

Het Gents stadsbestuur verantwoordt deze maatregel door een verwijzing naar de klimaatverandering. Men schijnt er daar in Gent van overtuigd dat als mensen minder of helemaal geen dierlijk voedsel zouden eten, dat meetbare gevolgen zou hebben voor de scores van de klimaatverandering.

Eerst een zijsprong: emoties en gevoelens bij dier en mens

In het dagelijks taalgebruik worden de begrippen emoties en gevoelens vaak door elkaar gebruikt, als synoniemen. Maar volgens wetenschappers is dat verkeerd. Emotie en gevoel zijn echt verschillende dingen.

Onlangs verscheen een artikel in Affective Science waarin een scherp onderscheid wordt gemaakt tussen beide begrippen[i].

Een van de auteurs is de bekende primatoloog Frans de Waal en die naam staat altijd garant voor een prikkelend discours.

Emoties worden in het algemeen gezien als een biologische en neurologische reactie binnen het dierlijke, inclusief menselijke, organisme op externe omstandigheden.

Dat is een mondvol, maar het betekent niets anders dan dat emoties in elk levend wezen ontstaan als een automatisme, telkens wanneer er gevaar is of spanning in de lucht hangt. Emoties horen bij een lichaam dat in alarmtoestand wordt gebracht.

Gevoelens zijn van een heel andere orde. Ze hebben te maken met al dan niet duidelijk bewuste belevingen. Mensen kunnen die onder woorden brengen. Dieren, voor zover we weten, niet.

Wetenschappers kunnen emoties meten of tenminste vaststellen. Gevoelens daarentegen: die houden zich schuil in onze ziel. Ze zijn op zich voor anderen niet toegankelijk. We komen pas achter de gevoelens van anderen als we de situatie op onszelf toepassen en dan vervolgens gaan uitzoeken of anderen het ook zo aanvoelen. Daarvoor hebben we taal nodig.

Hebben dieren emoties? Reken maar dat de kat die halsoverkop voor een hond in een boom vlucht emoties heeft. Maar heeft ze ook gevoelens? We weten dat niet, want we weten niet wat er in haar ‘ziel’ omgaat. Omdat we de kattentaal niet kennen kunnen we het ook niet toetsen.

Als we ons dus afvragen of ook dieren gevoelens hebben, dan botsen we op het ontbreken van talige expressiemogelijkheden die mensen wel bezitten.

Toch zijn er redenen die ons doen vermoeden dat alvast sommige diersoorten een soort gevoelens zouden kunnen hebben.

Als de dieren in kwestie een voldoende grote hersenpan hebben zou het kunnen dat ze hun emoties ook beleven. Ze hebben dan namelijk genoeg hersenmassa om cognitieve inhouden te ontwikkelen. De meeste hondenliefhebbers zullen op dit punt onmiddellijk aan hun hond denken.

Er is volgens de auteurs van het aangehaalde artikel in het geval van een aantal dieren in ieder geval een voldoende overeenkomst tussen de menselijke hersenen en die van dieren. In die gevallen spreken we – niet zonder onszelf met enige arrogantie te bejegenen – dan ook over “hogere diersoorten”.

Een straf argument voor het bestaan van die overeenkomst is de ontdekking dat er ook bij sommige diersoorten zogeheten spiegelneuronen voorkomen. Dat zijn zenuwcellen in de hersenen die ‘vuren’ zodra men bij iemand anders gevoelens opmerkt. Onze hersenen spiegelen zich dus gedeeltelijk aan het gedrag van anderen. Bij sommige diersoorten blijkt dat dus ook het geval.

En dus nemen de auteurs van het genoemde stuk aan dat sommige dieren niet alleen emoties kennen, maar ook een gevoelsleven hebben.


Terug naar Gent

Wat heeft dat alles met het vleesverbod in Gent te maken?

Als een vleesverbod bij Gentse feesten ons wil doen geloven dat hiermee de klimaatverandering wordt aangepakt, dan moet men daar in Gent toch eerst nog een overweldigend grote berg argumentatie aandragen.

De vraag of rundsvlees voor mensen echt wel een efficiënte bron van eiwitten is zeker terecht. De fermentatie van grassen bij grazers veroorzaakt bovendien een belangrijke methaanuitstoot. Doch dat is geen voldoende reden om het vlees tout court te laten: er bestaan ook kippen en varkens en elke keukenfanaat weet dat melk en boter moeilijk uit de keuken weg te denken vallen.

Tot nader bericht past het bijgevolg kritisch de wenkbrauwen te fronsen, want door simpelweg alle voeding van dierlijke oorsprong uit te bannen doen we onze soort misschien meer kwaad dan goed.

Maar als we zien dat de oude opvatting als zouden dieren en mensen fundamenteel verschillen op wetenschappelijke gronden moet herzien worden en dat alvast sommige diersoorten net als mensen een gevoelsleven hebben, dan moeten we toch het geweer van schouder gaan veranderen – soms letterlijk.

Er is inderdaad in de recente wetenschap een sterke evolutie naar een beeldvorming volgens welke de overeenkomsten tussen mensen aan de ene kant en hogere diersoorten aan de andere kant veel meer moeten beklemtoond worden. Dat geldt zeker voor verschillende soorten zoogdieren.

Als we dan uiteindelijk gedwongen worden aan te nemen dat vele dieren gevoelens beleven, dan rijst een heel andere, levensgrote vraag: met welk recht slachten wij wezens die soortgelijke gevoelens ervaren als wijzelf?  

Kort gezegd: we weten het niet zeker, want we kunnen met onze koebeesten niet praten. Maar wat als de koeien die wij naar het slachthuis voeren daar vol doodsangsten aankomen?

Veganisme om de klimaatverandering tegen te houden behoort niet bepaald tot het rijk van de realistische mogelijkheden. Het is gewoon een bespottelijke illusie.

Als we evenwel moeten erkennen dat we de dieren ook als bewoners van deze planeet moeten beschouwen en we sommigen onder hen zelfs moeten erkennen als bezitters van gevoelens, net als wijzelf, dan rijst er wel degelijk een belangrijk ethisch probleem.

Daarmee zou het veganistisch optreden van het Gentse bestuur een échte grond krijgen.

[i] Mariska Kret, Jorg Massen en Frans de Waal. My fear is Not, and Never Will Be, Your Fear: On Emotions and Feelings in Animals. 10 maart 2022. Het onderscheid tussen emoties en gevoelens was twee decennia geleden het onderwerp van een internationaal symposium in Amsterdam.

Jaak Peeters

juni 2022

De primitieve mechanismen van het machtsspel

Wat het machtsspel met een mens doet

Max Weber definieerde macht als het vermogen om anderen te beïnvloeden of hun gedrag te bepalen, eventueel tegen hun zin in.

Macht en machtsuitoefening hebben een wat schrikwekkend effect op mensen. Niemand wil het voorwerp zijn van machtsuitoefening. Macht wekt vrees op.

Nochtans leven we allemaal in heuse netwerken van macht: in de familie, de kennissenkring, op het werk, in onze economische bezigheden en in onze deelname aan het politieke leven. In sommige netwerken bezitten we zelf enige macht, in de meeste daarentegen zijn we veeleer de speelbal van de machtsstructuren.

Macht is dus overal in de maatschappij aanwezig, zelfs als we ons daar niet van bewust zijn.

Macht is ook een diepgewortelde drang. Je vind hem overal in het dierenrijk.

Macht heeft ook een evolutionaire betekenis. In het natuurpark van de Hoge Veluwe burrelen de hertebokken elk jaar in de paartijd. Ze gaan elkaar te lijf om de onderlinge machtsverhoudingen te bepalen.

Machtsuitoefening geeft ook wellustgevoelens. Een vietnamveteraan schreef eens: “ik had een gevoel van macht. Het gevoel dat ik kon vernietigen. In Vietnam wist je dat je de macht had levens te nemen. Je kon een vrouw verkrachten en niemand kon je wat maken. Als je erop uit trok had je een goddelijk gevoel.” Er bestaat ook een duidelijke band tussen de uitoefening van macht, het doden en seksuele opwinding.(1)

Kernaspecten

Macht kent  van nature geen grens. Macht is, zoals George Orwell ooit schreef, een doel op zich. Dat doel heeft de neiging altijd weer verder op te schuiven.

Mensen aanvaarden de werking van macht makkelijker dan men geneigd is te denken. Als voorbeeld moge gelden dat zovele Duitsers hun ogen sloten voor de afschuwelijke feiten van de Holocaust. Meer zelfs: ze werkten er aan mee, waarbij ze elke gedachte aan het kwaad verdrongen. Macht verblindt.

Ook machthebbers zelf lijden aan blindheid. Wie macht uitoefent neemt het bezit ervan als een vanzelfsprekendheid. Hij gelooft steeds meer in de juistheid van zijn belissingen. Hij ervaart dat hij het juiste doet en de nevenschade onbelangrijk is.

Machtsuitoefening schijnt in te spelen op een uiterst primitief mechanisme in de menselijke geest: we hebben behoefte aan de wereld die uiteenvalt in de simpele dichotomie van goed tegen kwaad. Machtsuitoefening loopt makkelijk uit op een vijandbeeld tegen welke de macht moet ingezet worden. Het bestrijden van dat kwaad wordt vervolgens het grote centrale doel van de machtsuitoefening. Churchill raakte er steeds meer van overtuigd dat een oorlog met Duitsland noodzakelijk was en de Amerikanen zagen de strijd tegen het communistisch gevaar als hun mundiale hoofdopdracht.

Macht raakt dan ook verweven met emotie en ideologie: macht verblindt het denken zelf.

Wie dat alles zo bekijkt, beseft dat macht ten dienste staat van het psychologisch eigenbelang en soms zelfs gewoon maar van het politieke of economische eigenbelang. Zo is Kennedy de Vietnamoorlog begonnen omdat hij vreesde anders niet herverkozen te zullen raken.(2)

Toepassing op het machtsgevecht in Oekraïne

Al die aspecten komen terug in het verhaal dat ons – de goegemeente – voorgeschoteld wordt over de gebeurtenissen in Oekraïne. Poetin is de ploert en de arme Oekraïners zijn de slachtoffers. De slechte moet met alle middelen worden bestreden. Van de weeromstuit zijn de westerse mogendheden die wapens aan Oekraïne leveren de goeden door te strijden tegen het kwaad, verpersoonlijkt door Vladimir Poetin. De Oekrainse zaak toont dus de gang van klassiek machtsdenken.

Men verantwoordt de machtsuitoefening tegen Rusland met de mededeling dat anders Rusland heel Oost-Europa zou inlijven. Vandaar de afwijzing van Mededjevs idee van Eurazië. Dat lijkt echter nogal veel op freudiaanse projectie. Maar het werkt, want zowel dat vijanddenken als die veronderstelde Russische expansiedrang blijken voldoende om de westerse opinie mee te krijgen in de machtstrijd tegen Rusland. De felheid en algemeenheid waarmee westerse leiders er tegenaan gaan wekt het vermoeden dat ze zelf echt geloven dat ze het goede doen.

Maar wie toekijkt voelt met de ellebogen dat belangen ook bij de westerse machtsuitoefening niet afwezig zijn.

Blindheid en gekleurde waarheid

Zopas publiceerde kolonel b.d. Pierre Therie deel één van een doorwrocht essay waarin hij duidelijk maakt dat de zaken in het geval van Oekraïne echt wel genuanceerder liggen(3).

Zijn verhaal maakt duidelijk dat de Oekraïnse staat  niet zo’n onschuldig eerstecommuniezieltje heeft als Zelensky doet voorkomen. Zo werd, tegen alle afspraken in, het Russisch verboden en Russische boeken in de ban gedaan. De Russische buitenlandminister Lavrov vroeg zich af wat Frankrijk zou doen als België het Frans zou afschaffen.

Therie wijst ook op de nogal verdachte rol van de Amerikaanse CIA in Oekraïne en hoe deze dienst ijverde om Oekraïne, alweer tegen alle afspraken in, de NAVO binnen te loodsen.

Kolonel Therie wijst er, gesteund door feiten, op dat in elke oorlog de waarheid het eerste slachtoffer is.

Hoewel er feitelijke getuigenissen zijn over een weinig benijdenswaardige behandeling van Russische bevolking door Oekraïne, wordt daar ten onzent nergens melding van gemaakt. Als de blogs van een Amerikaan, die met een Russische getrouwd is, duidelijk maken dat Poetin op een geweldige steun van de bevolking mag rekenen en dat vele jongemannen vrijwillig dienst nemen in het Russische leger, dan wordt daar nergens melding van gemaakt. De uitspraken van Lavrov worden honend bejegend en de Russen begaan, volgens de westese media, de ene misdaad tegen de menselijkheid na de andere.

Van westerse misdaden: geen spoor. Die  doen alleen goede dingen…

De pers gevangen in een machtslogica

Dat kan geen zinnig mens geloven. Oorlog is altijd weer hetzelfde: de blinde razernij die de tegenstander in de meest letterlijke zin kapot wil maken. Wie in oorlog is doet dit, ongeacht wie hij of zij is. Alles wordt gericht op de vernietiging van “De Vijand” – wie of wat hij ook is.

In de Oekraïnse kwestie zijn we getuige van een botsing tussen westerse en Oosterse machtssferen. Daarbij zijn de genoemde universele wetmatigheden ten volle werkzaam.

Dat die algemene wetmatigheden geenszins blijken uit het verhaal van de westerse pers dwingt ons te besluiten dat ook zij in de klem zit in het westerse machtsdiscours. De pers volgt trouw de principes die hier werden uitgelegd.

Uiteindelijk zijn de feiten voor wie de tijd wil nemen nochtans vrij simpel. Vele documenten zijn op het internet te vinden. Ze zijn toegankelijk zelfs voor wie geen journalistieke opdracht heeft maar bereid is even te zoeken. En de literatuur illustreert ten overvloede hoe macht werkt en hoe mensen in een machtsspel elke redelijkheid verliezen(4)

Zelfs intelligente politici trappen in de val.

Toch blijven perslui en zovele anderen meegaan in een machtslogica, met alles wat daarbij hoort.

Als de journalistieke en politieke wereld eerlijk begaan wil zijn met de rechte gang van zaken in de wereld, dan moeten zij als eersten tenmiste op zoek moeten gaan naar de volledige waarheid. Daar begint namelijk de weg die loopt naar de vrede.

Dat ze dat niet doen bewijst hoe krachtig de primitieve mechanismen van het machtsspel zijn.

Zolang mensen elkaar met knots en hamer te lijf gingen bleven de gevolgen van machtsconflicten al bij al nog binnen de perken.

Maar als er een kernoorlog van komt, dan moeten we met Bertrand Russel zeggen: “Men zegt dat na de volgende oorlog de wereld aan de ratten zal zijn. Ik hoop dat ze het een prettige wereld zullen vinden. Maar ik ben blij dat ik er dan niet meer zal zijn.”


(1) Jan de Laender. Het hart van de duisternis. Davidsfonds, 1996, blz. 75. In Mauk Mulder, De logica van de macht (Scriptum, Schiedam,2004) wordt macht vooral vanuit een sociologisch gezichtspunt besproken. Hier beperken we ons tot de psychologische kant.

(2) De Laender, blz. 98.

(3) https://www.dwarsliggers.eu/index.php/14-politiek/904-oorlog-in-europa-deel-i

(4) Le Bon, Freud, Desmet, Foucault, Canetti, de Laender, Lorenz,  Arendt, Macchiavelli, Pinxten, Kinneging, Ricoeur, van Putten…. De lijst is eindeloos.

Jaak Peeters

Juni 2022




Moeten we weldra de mens redden? En hoe?

Rooie Frank in actie

Mensen uit de wereld van de zorg houden met de grootste argwaan het gedoe van onze bloedrode minister van volksgezondheid, Frank Vandenbroucke, in het oog. De man heeft zich namelijk in het hoofd gehaald alle zorgverleners te verplichten zich met (vooralsnog slechts voorlopig goedgekeurde) vaccins te laten inenten. Weigeren ze dat, dan verliezen ze hun baan.

Op een ogenblik dat bevragingen uitwijzen dat 44% van het zorgpersoneel uit de zorg zou willen stappen, onthou je je van acties die de uitstroom nog vergroten.

Dat zou je denken.

Daarvoor is Rooie Frank echter veel te koppig.

In ongeveer alle landen van deze aardbol, zelfs in Australië waar men in de Covidcrisis een soms ronduit extremistische houding aannam, heft men de beperkingen op. Alleen Taiwan en China (zouden ze dan toch één maatschappij vormen?) houden vast aan quarantaines.

Je zou denken dat men in België dezelfde kant zou opgaan.

Rooie Frank heeft het zo niet begrepen. Hij heeft er zelfs wat op gevonden: hij wil een wet maken die pas in voege treedt als de nood misschien ooit nijpt. Ooit, in de toekomst.

Wat juristen hierop zeggen weet ik niet. Ik ben geen jurist. Maar dit lijkt een verzekeringsmanie van iemand die echt gelooft dat de mens bij machte is om zich tegen elk denkbaar euvel op voorhand te wapenen. Een soort ultieme superverzekering.

Dood en ziekte horen bij het leven, net als de mooie kanten van het leven.

Een bedenkelijke ontwikkeling

Ik kan de kritiek op mijn verhaal al horen, nog voor die is uitgesproken: het is toch goed om voorzorgen te nemen? Tenslotte heet het socialistische ziekenfonds van Antwerpen toch ook “De Voorzorg”?

Dat is juist. Het is verstandig zijn voorzorgen te nemen. Maar dan moeten de maatregelen wel in proportie zijn. Je voert geen nieuwe verplichtingen in als iedereen ze afschaft. Je gaat niet naar links, als de hele wereld de andere kant op gaat. Dan ben je een nukkige stijfhoofdige eenzaat. Bovendien: er bestaat ook nog zoiets als persoonlijke vrijheid en recht op lichamelijke integriteit. Zeker als uit studies blijkt dat de bedoelde verplichting een nogal betwistbaar effect heeft.

Meer zelfs: de maatregelen mogen geen dystopische consequenties hebben.

Dat is de vraag die oprijst wanneer we constateren dat de Wereldgezondheidsorganisatie bezig is met het installeren van een soort gezondheidswereldregering.

Onlangs werd namelijk bekend dat een aantal politici hebben opgeroepen om een pandemieverdrag te sluiten. De WGO zou alle informatie en onderzoeksresultaten over pandemieën verzamelen, coördineren, er de passende maatregelen uit afleiden en die dan vervolgens ook uitvaardigen.

In onder meer de Nederlandse Volkskrant stond de vraag te lezen of deze plannen een geniepige verdere stap naar een wereldregering zijn.

Daar lijkt het verdacht veel op, te meer omdat we allemaal weten dat een aantal steenrijke westerse oligarchen zoals Soros, Rockefeller, Gates en co best wel voor zo’n wereldregering te vinden zijn.

Mijn standpunt is dat dit een bedenkelijke ontwikkeling is.

Huxley als uiteindelijke dystopie

Ik herlas dit voorjaar het boek van Aldous Huxley: A Brave New World, vertaald als Een heerlijke nieuwe wereld.

Men kent het verhaal. In die ‘heerlijke’ nieuwe wereld is voortplanting voorwerp van totale wetenschappelijke mechanisatie geworden. De menselijke foetus groeit op in een kunstbaarmoeder, wordt automatisch gevoed en krijgt daarbij de voeding die geschikt is voor de ontwikkeling van het soort mens waartoe de foetus wordt opgekweekt. Alles is wetenschappelijk onder controle. Meters en tellers registreren elke afwijking, waardoor er meteen kan worden ingegrepen als er wat misgaat. Het hele proces levert statistieken en tabellen op die tonen dat deze kweekwijze de gelukkigste mensen oplevert.

Zo, wat kan er dan fout zijn?

Wat er fout is kan ieder lezen in het boek zelf: de man die in verzet gaat en zijn persoonlijke vrijheid opeist ziet ten langen leste geen andere uitweg meer dan zichzelf te verhangen.

Willen we echt een wereld waarin ‘experts’, gretig bijgesprongen door kortzichtige media, ons elke dag opnieuw om de oren slaan met statistieken en tabellen, waaruit blijkt dat wie tegen elke ‘wetenschappelijke redelijkheid’ in de natuurlijke baarmoeder verkiest, de vrucht blootstelt aan X percent meer kans op ziekten?

Oh ja: dat is maar een verhaal. Ja? Jammer: maar de mens lééft in verhalen! Die verhalen bepalen zijn gedrag – niet de wetenschappelijkheid. En de geschiedenis heeft de realiteit van de banaliteit van het kwaad pijnlijk aangetoond. Toen ging het ook om een verhaal…

Huxley is actueler dan ooit.

Hoe ons daartegen verzetten?

Is dit de wereld die we willen? Is dit het mensbeeld dat na 2000 jaar westerse beschaving als enige overeind blijft? Willen we een wereld die bestaat uit een amorfe, hersenloze massa, die bovendien  dom genoeg is om de politiek die hen van hun menselijkheid berooft zelfs nog toe te juichen? Een massa die zich laat opjutten door kleffige media om als een troep blatende schapen de lui die van de norm afwijken uit de gemeenschap te stoten?

En vooral: wat doe je daartegen?

Toen Frederik Willem III door Napoleon verslagen was, wilde hij het bewuste burgerschap nieuw leven in blazen. Hij ging te rade bij de Duitse filosoof Wilhelm von Humboldt.  Von Humboldt zette in op het onderwijssysteem. Hij vond dat de ruwe natuurlijke mens eerst moet worden opgeleid om zich als een bewust burger te gedragen. Dat moest door de kracht van de kunst en de rede.  Von Humboldt was van mening dat kunst en poëzie direct verbonden zijn met het meest nobele in de mens. Daarom zijn zij het medium waarin de waarlijk ontwikkelde burger ontwaakt.

Wij hebben aan deze gedachtegang het begrip Bildung gegeven.

Dit onvertaalbare Duitse begrip doet aanvoelen dat menselijkheid alleen denkbaar is in het kader van een nobele voornaamheid, die de mens ertoe brengt van zijn eigen leven een kunstwerk te maken, het hoogst mogelijke na te streven en zijn kinderen met die boodschap op te voeden.

Deze Bildung is het, die we meer dan ooit nodig hebben.

Jaak Peeters

Mei 2022

Is Eurazië echt zo’n gek idee ?

Van Lissabon tot Vladivostok: over een andere wereld?

Er zijn mensen die zich ergeren als ze de gewone riedeltjes niet horen klinken. Het ongewone stoort. Maar in de wetenschap en in een ‘wokeloze’ samenleving moeten we vrij over alles kunnen spreken.

Dat is ook van toepassing op het onderhavige, dat een ‘heet’ onderwerp is.

Dit is de argumentatie waarom ik, na wat twijfelen weliswaar, besloten deze tekst te publiceren.

Het is een poging om aan een zo open mogelijk debat bij te dragen.

In wat volgt wil ik enkele ideeën aanvoeren die te maken hebben met zoiets als een Eurazië (let op de formulering!), zonder daarmee welke vorm van suprematie door wie of wat dan ook op het oog te hebben of te aanvaarden.

Om de zaak niet te gecompliceerd te maken blijft het aspect ‘West-Europa’ in deze bijdrage onbesproken.

Eurazië is een theorie over machtssferen. De theorie is al tenminste 120 jaar oud. De grondidee in de hiernavolgende tekst is dat sindsdien de omstandigheden zodanig zijn veranderd dat Eurazië vandaag iets heel anders zou kunnen betekenen dan 120 jaar geleden: namelijk een gemeenschap van soevereine volkeren van Gibraltar tot Vladivostok, die door de interdependentie in de moderne wereld met elkaar samenwerken.

Eurazië: de oorsprong van de theorie

In Gazet Van Antwerpen wees David Criekemans erop dat de Euraziatische theorie ‘gelanceerd’ werd door de Britse geograaf Sir Halford Mackinder, in 1904.

Als geograaf en als Brit zag Mackinder (1861-1947) heel duidelijk dat het Britse imperium voor het al bij al kleine Brittannië (toen 310 000 km2) nooit meer dan een losse verzameling van overzeese gebieden kon zijn, en dat Brittannië uit zichzelf te klein was om een lange dominantie over al die gebieden vol te houden. Zijn theorie heette niet voor niets The geographical pivot of history.[1]

Mackinder was sommige democratische ideeën niet onwelgevallig en ook dat bracht hem ertoe op zoek te gaan naar een geopolitieke situatie die stabieler zou zijn dan wat door het kleine Brittannië ooit zou kunnen bereikt worden.

Het is me onduidelijk of de Zweed Kjéllen (1864-1922) Mackinder beïnvloed heeft. Maar ook Prof. Kjéllen was als geograaf werkzaam. Hij was van oordeel dat staatsmacht en maatschappij bij elkaar moeten horen. Dat was revolutionair, want de staten van de 17e en 18e eeuw waren vooral maaksels van kleine elites en dus geenszins vergelijkbaar met de staatsnaties zoals wij die vandaag kennen[2].

Kjéllen was voorstander van de organische staat, waarin de staatsmacht dient om wet, gezondheid en welvaart voor de hele bevolking te garanderen: een moderne gedachte. Dit idee kan Mackinder hebben beïnvloed.

Het is niet moeilijk om een lijn te trekken van die organische staatsopvatting naar de Euraziatische ideeën van Mackinder. Want als zo’n organische staatsmassa groot genoeg is kan ze uiteindelijk inderdaad dominant worden, precies omdat ze op de brede steun van een grote, samenhangende bevolking kan rekenen. Dat was voor een vooraanstaande Brit wellicht geen prettig vooruitzicht, want zulke grote massa zat er voor Brittannië niet in.

Het kernland van Eurazië

Geografen snappen al heel lang het belang van de enorme landmassa die bestaat uit Afrika en Azië, waarbij wat we gewoonlijk Europa noemen in feite een groot schiereiland van Azië is.

In moderne termen: deze landmassa, die soms de naam Hartland (Heartland) draagt, omvat 84 miljoen km2 met bijna 6 miljard mensen. Het kernland daarvan identificeerde Mackinder met het huidige Europees Rusland en het westen van Siberië. We moeten dus onderscheid maken tussen het hartland, dat een continentaal begrip is, en het kernland, dat het dominerende centrum van dat hartland is.

Mackinder voerde voor zijn opvattingen meer argumenten aan dan wij vandaag misschien geneigd zijn aan te nemen.

Hij werkte in de tijd dat de Transsiberische Spoorweg werd aangelegd. Daarmee werd in 1891 begonnen. In die jaren, toen er van luchtvaart nog geen sprake was, was de spoorlijn de ideale methode om ver uit elkaar gelegen landstreken met elkaar te verbinden. De trein ging veel sneller dan de oude karavanen.

Het begon in die jaren ook door te dringen dat er in het hier genoemde Russische kernland nogal wat bodemschatten te vinden waren. In een tijd van een opkomende industrialisatie was dat een aantrekkelijk vooruitzicht.

Voor mensen als Mackinder was het nog onmogelijk te voorspellen welke rol gebieden zoals China of India ooit zouden kunnen spelen. Zelf was zijn eigen Brittannië de Europese continentale mogendheden vooruit. Zoals algemeen bekend had de industriële revolutie vooral in Groot-Brittannië een aanvang genomen en dat had het land een voorsprong gegeven.

Ook de Verenigde Staten van Amerika boden toen nog niet het beeld van een echte wereldmogendheid.

Maar scherpe waarnemers zoals Mackinder begrepen dat de industrie zich over de hele planeet zou verspreiden. Op dat ogenblik zouden gebieden zoals het hoger genoemde Russische kernland het oude, vermoeide Brittannië overtroeven.

Achteraf bekeken was de gedachtegang van Mackinder verre van dom. Het is dus heel goed denkbaar dat hij zijn medeburgers vooral wilde waarschuwen en aandrong op een politiek die de naderende neergang van Brittannië zou kunnen afwenden.

Eurazië vandaag

In principe is Eurazië tegenwoordig de naam voor een supercontinent, bestaande uit de Aziatische en Europese landmassa, dus zonder Afrika maar wel mét de Arabische wereld[3], die immers via de massieve, 450 km. lange Kaukasus met de hoofdmassa verbonden is[4] en voorts via Iran stevig vastzit aan wat wij gewoonlijk Azië noemen. De oppervlakte is zo’n 55 miljoen km2 en de bevolking ongeveer 5,2 miljard. De opvattingen van Mackinder toepassend is het kernland daarvan dus het hoger genoemde Rusland.

Mackinder kon het niet weten, maar de vraag is of het kernland van die enorme landmassa ook vandaag nog gesitueerd kan zijn in het huidige Rusland. V. Poetin denkt dat misschien wel, al is dat met de nogal eenzijdige informatie die ons vanuit het Oosten toekomt moeilijk te bevestigen. Het is echter heel twijfelachtig of men daar in Arabië, Iran, India, Zuidoost-Azië en China zo over denkt.[5]

De reacties in de West-Europese kranten lieten aan duidelijkheid niets te wensen over, toen Mededjev het idee van een “Eurazië van Lissabon tot Vladivostok” boven haalde. Ook Mededjev zal vermoedelijk het genoemde Russische kernland voor ogen hebben gestaan.

We zwijgen overigens over de ideeën die een dergelijke gedachtegang oproept in de landen die enkele decennia tot de Sovjet-Unie behoorden.

De vraag bij dit alles is ook of Mackinder het soort staatsstructuur voor ogen stond zoals we die vandaag kennen. Het is bijvoorbeeld nuttig eraan te herinneren dat wat we nu als een vanzelfsprekendheid aanvaarden, namelijk een omvangrijke wetgeving over sociale voorzieningen, pas in de tweede helft van de twintigste eeuw algemeen is geworden.

De gedachte afgeschreven?

Toen Mededjev de Euraziatische gedachte oprakelde stonden onze kranten bol van de protesten. Ook David Criekemans had er geen goed woord voor over toen Mededjev zei: “Het doel is de vrede van de toekomstige generaties Oekraïners en de mogelijkheid om eindelijk een open Eurazië op te bouwen van Lissabon tot Vladivostok.”[6] Criekemans zag er voornamelijk Russische expansiedrang in. Zelfs hij vond het bijzonder onrustwekkend dat Rusland nog altijd de naziretoriek gebruikt.

Tussendoor moet me van het hart dat deze laatste uitspraak misschien ook door enige emotie is ingegeven.

De nazi’s zagen hun Groot-Duitsland alleszins als hét toekomstige kernland. Ik vermoed sterk dat Mackinder deze pretentie van de hand zou hebben gewezen en wel om dezelfde reden waarom hij de dominantie van Brittannië zag eindigen: te klein in verhouding tot het immense hartland zoals hij dat zag[7].

Er zijn op de uitspraken van Mededjev wel meer negatieve reacties gekomen. In de algemeen anti-Russische stemming van het laatste jaar mag men misschien niet anders verwachten – althans niet in de media.

Maar er bestaan wel mensen die veel verder kijken. Een voorbeeld is Prof. Yvan Vanden berghe, die schreef dat wat zich in Oekraïne afspeelt een botsing is tussen een Russische en Amerikaanse invloedssfeer.[8]

Men hoeft geen grote verbeeldingskracht aan de dag te leggen dat de Oekraïense oorlog inderdaad draait rondom invloedssferen[9]. Hetzelfde geldt voor de tussenkomsten van het EU-hoofdkwartier, dat immers uit is op zijn eigen machtssfeer.

Daarmee zitten we helemaal in de gedachtewereld van Mackinder. De kranten spotten met de idee van Mededjev, maar ik vrees dat ze niet altijd even diep hebben nagedacht. Ze hebben een idee afgeschreven dat – weliswaar in andere vorm – wel eens veel vruchtbaarder zou kunnen zijn dan vele journalisten denken.

Dominantiestreven

Zoals bekend is de IJzertoren in Diksmuide niet alleen een permanente eis naar waarachtig zelfbestuur, doch ook een striemende aanklacht tegen elke oorlog, dus ook deze in Oekraïne. We hebben in West-Europa een soort ingebakken sympathie voor wat mensen in oorlogsgebieden overkomt, wellicht mede omdat we een paar generaties lang de communistische Sovjet-Unie hebben moeten afweren en omdat we als klein Vlaams volk onze sympathie als vanzelf naar de overweldigde partij laten gaan.


Dat is allemaal best hooggestemd, maar of het veel zoden aan de dijk zet is wat anders.

Als we aan Eurazië denken moeten niet op de eerste plaats aan Oekraïne denken, zoals Mededjev doet voorkomen, maar effectief… aan héél Eurazië, dus Azië en Europa samen.

Daar bestaan twee krachtige argumenten voor, die bovendien met elkaar zijn verbonden.

Ten eerste: een primitief streven naar dominantie is de menselijke soort ingeboren. Mannen willen (vaak) over vrouwen domineren, leidinggevenden over ondergeschikten, economische groepen en bedrijven over collega-bedrijven of groepen en, inderdaad: staten over staten.

Michel Foucault heeft zich daar diepgaand over gebogen: zelfs het gebruik van woorden heeft al een dwingende betekenis. Wie de macht heeft om de woorden te kiezen, bepaalt tegelijk welke ideeën verspreid raken, want een woord is het centrum van een cluster van betekenissen en die cluster reist mee met de gebruikte woorden.

Dat betekent dat er wellicht géén middel valt te bedenken om het dominantiestreven van ons genus om te buigen tot een soort universele sympathie.

Dat betekent ook dat er ook in een Eurazië altijd landen en streken zullen zijn die naar dominantie streven – om over China niet te spreken.

Het voordeel echter van de omvang en de verscheidenheid van zo’n reusachtig gebied als Eurazië is dat geen enkele partij groot genoeg is om voor lange tijd de volledige dominantie te verwerven en dat derhalve compromissen altijd noodzakelijk zijn. Of Mackinder daar ook zo over zou denken, weet ik niet.

De grote opdracht van de politiek bestaat dan uit het tot stand brengen van een steeds wiebelend evenwicht.

Ten tweede: in een dergelijke grote structuur wordt het denken in termen van volkssoevereiniteit mogelijk, omdat geen enkel volk op zich groot genoeg is om de ontwikkeling van alle anderen blijvend te blokkeren. Daarom zou het bestuur van zo’n superorganisatie hetzelfde kunnen doen als wat Mark Elchardus in zijn Reset over de EU schrijft: “Een ‘nuttige’ Unie zou een moedige en radicale stap kunnen zetten. Zij zou moeten streven naar een verdrag dat het mogelijk maakt de zelfbeschikking van regio’s vreedzaam te laten verlopen”[10]

Realisme

Er is nog iets anders. Sommige volkeren hebben een vreselijke geschiedenis achter de rug en ze dragen nog steeds de last daarvan met zich. In Rusland werd pas in 1861 de lijfeigenschap afgeschaft, maar de sociale tweedeling in rijk en (héél) arm en de algemene corruptie bleven, wellicht tot op de dag van vandaag. Wantrouwen zit zodoende in de Russische ziel ingebakken.

Psychologen weten dat trauma’s uit het verleden spanningen in het heden veroorzaken[11]. Ze weten ook dat alleen voldoende positieve tegenkoppeling de nawerking van negatieve gevoelens vanuit vroegere traumatische ervaringen kan opheffen. Aan die voorwaarde is niet altijd voldaan.

Ook dat behoort tot de realiteit van het menselijk bestaan.

De meeste mensen gaan er van uit dat oorlog tussen Europese staten hoogst onwaarschijnlijk is. Dat komt ook omdat de belangen onderling verknoopt zijn geraakt. Onze angst voor de oorlog is echter verlegd naar een nieuwe – of vernieuwde – vijand: Rusland.

Hoe zoiets mogelijk is? Dat komt omdat de angsten in onze ziel eigenlijk nooit echt gestild kunnen worden: onze angsten dringen zich altijd weer op. Bovendien is onze soort relatief agressief en ook dat blijkt niet te onderdrukken.

En werkelijk: dat gevreesde Rusland blijkt nu effectief in staat om oorlog te voeren – waarbij we voor het gemak in het voorbijgaan even de ‘prestaties’ van de VS over het hoofd zien. Het doet ons vermoeden dat de collectieve afwijzing van de Russische invasie ook eens vanuit een dieptepsychologisch standpunt mag onderzocht worden.

Maar als het in één grote structuur bij elkaar brengen van verschillende volkeren een vredestichtend effect heeft omdat het de oude trauma’s tegenkoppelt en elkaars belangen verknoopt, waarom zou dat dan ook niet denkbaar zijn bij het project van Mededjev? Als die verknoping ook Rusland meeneemt?

Oh ja: er is China en er is India. En China heeft misschien ook de ambitie te domineren. Nu is het gedrag van mogendheden altijd onvoorspelbaar. Maar als ik me niet vergis zijn de Chinezen verstandig genoeg om in te zien dat het niet in hun belang is om spanningen te veroorzaken bij hun eigen klanten of leveranciers. Bovendien is het helemaal niet zo zeker dat Chinezen in staat zijn of zullen blijven om al de rest van dat enorme Eurazië onder de knie te houden. Wat nog belangrijker is: de technologie van onze tijd is zo divers en zo allesomvattend dat één land niet op elk gebied dominant kan zijn. China zou bijvoorbeeld kunnen streven naar leiderschap op het vlak van kunstmatige intelligentie[12]. Maar om op elk gebied van de menselijke technologie de nummer één te zijn, daar is zelfs China te klein voor[13].

Ook in een wereld die tegenover 1900 grondig is veranderd kan men dat Eurazië-idee, zelfs in moderne zin opgevat en in de geest van Elchardus, misschien nog een tikje naïef vinden. Maar de geografische feiten zullen uiteindelijk toch onontkoombaar zijn: een of andere vorm van Eurazië zal zich wel altijd als een interessante mogelijkheid presenteren.

En voor wie aan de mensenrechten denkt: zijn die beter gegarandeerd als we in Qatar olie kopen in plaats van in Rusland?

Misschien is het wijs over Eurazië na te denken.

Jaak Peeters

April 2022


[1] https://www.bedeutungonline.de/what-is-heartland-theory-meaning-definition-explanation/

[2] Kjéllen zou op zijn beurt wel eens beïnvloed kunnen zijn door de Duitser Ratzel, in wiens werk het begrip      Lebensraum nogal prominent aanwezig was.

[3] En Turkije!

[4] Afrika is niet verbonden met het aldus opgevatte Eurazië, behalve via de zowat 90 km brede landengte van Suez naar Port Said. Aan de westelijke zijde van Turkije heeft de watergrens tussen Europa en het Midden-Oosten slechts de omvang van een breed kanaal. De Bosporus is slechts 700 meter breed.

[5] Dat kan een bron van Russisch chagrijn zijn.

[6] GVA, 6 april 2022, blz. 3.

[7] Het is denkbaar dat de Nazi’s dat zelf ook wel beseften en precies daarom vooral een groot land wilden veroveren.

7.https://doorbraak.be/een-russisch-amerikaanse-oorlog-in-oekraine/ Zie voor een gekleurde maar toch niet oninteressante aanvulling hierbij: https://youtu.be/Mecmaw2IyAw. Interessant is ook: https://www.lewrockwell.com/2022/04/thierry-meyssan/the-end-of-western-domination/

[9] We moeten er niet al te flauw over doen, maar West-Europa heeft in deze zaak niets in de pap te brokkelen.

[10] Mark Elchardus, Reset, blz. 522.

[11] Zie bijvoorbeeld: Bessel van der Kolk. Traumasporen. Uitgeverij Mens, 2016.

[12] Daar streven ze ook echt naar.

[13] Sommige Chinese regeringsinstanties maken zich zorgen over de mogelijke bevolkingsdaling van China, dat uit zou kunnen komen op 650 miljoen.

Afpakken die yachts! In naam van de Europese Waarden…

Ik heb een nogal simpele theorie over het recht op bezit.

Wie werkt, mag bezit verwerven. Wie harder dan gemiddeld werkt, mag meer dan gemiddeld bezit verwerven. Wie niet kàn werken, mag zoveel bezit verwerven als hij zou hebben verworven, als hij normaal had kunnen werken.

En wie niet wil werken? Die moet maar onder een brug slapen.

Ik vind dit rechtvaardig. Ieder ontvangt waar hij recht op heeft krachtens zijn eigen sociale inbreng.

Ik heb waarlijk geen greintje sympathie voor rijke stinkerds die het bestaan om rond te varen in een yacht van 150 miljoen. Zoveel kan een mens met hard werk of sociaal verantwoord ondernemen onmogelijk bij elkaar rijven. Het is de vrucht van egoïsme.

Zoals bekend heeft de Europese Unie zopas beslist om de yachts van rijke Russen in beslag te nemen.

Waarom doet die EU dat? Omdat ze van oordeel is dat die oligarchen, zoals ze heten, een naar verhouding tot hun arbeidsprestaties veel te groot deel van het algemeen beschikbare eigendom tot zich hebben getrokken?

Het is hoogst twijfelachtig dat er veel sociale overweging heeft meegespeeld toen men besloot die yachts in beslag te nemen. Het yacht van Onnassis werd ook nooit in beslag genomen, zomin als de yachts van rijke Amerikanen of steenrijke Saudi’s.

Dat overkomt alleen Russische oligarchen.

Het heeft, kort gezegd, allemaal weinig met sociale rechtvaardigheid te maken. Zomin als de fiscale voorkeursbehandeling van rijke voetballers iets met sociale rechtvaardigheid heeft te maken.

Het heeft, vooreerst, van doen met wraak. Het is een puur politieke wraakneming tegen het Russische regime dat nu Oekraïne is binnengevallen. Het doel is niet de bezitters van de yachts te treffen. Het doel is het Russische regime te treffen.

Als iemands eigendom in beslag wordt genomen moet de eigenaar uit hoofde van zijn eigenaarschap een of andere wet hebben overtreden. Men kan iemand immers niet straffen zonder reden – gesteld dat het aan de EU is om Russische oligarchen te straffen.

Over welke concrete wetgeving gaat het dan wel? De Russische? De Franse? De Nederlandse?

De EU, altijd tuk op het opstapelen van nog meer macht, maakt van de bij de bevolking opgeklopte anti-Russische gevoelens misbruik om nog meer macht te verwerven. Energie en defensie staan voortaan uitdrukkelijk op het EU-verlanglijstje. Tegelijk spelen de nationale  regeringen het spel mee door er tegen elke grondwet in lustig op los te censureren, na het onwelgevallige nieuws eerst als fake te hebben bestempeld.

De EU, met haar hooggeroemde morele waarden, verdraagt geen weerwoord.

Het gaat dus, ten tweede, om brute macht. Om te laten zien hoe machtig die EU wel is, pakken ze sommige Russen hun eigendom af. Dat is niet alleen grof. Het is primitief en zelfs kinderachtig. De gewone Rus heeft er geen cent meer mee.

Ten derde en op het voorgaande aansluitend, treft men grote delen van de Russische economie. Een politieke boycot komt echter altijd vooral op de schouders van de zwaksten. Reken maar dat het de gewone Rus is die zijn baan zal kwijtspelen.

De EU- potentaten weten dat ze door overtreding van eigendomsregels de Russische oligarchen van het heersende regime weliswaar benadelen, maar daarmee toch vooral onschuldigen treffen. Ze plegen in feite chantage om het Russische regime te raken.

Maar intussen hebben die potentaten getoond dat ze de hooggestemde “Europese Waarden” hoog in hun vaandel dragen, toch?

Ik wist niet dat het willekeurig afpakken van iemands eigendom tot de Europese waarden behoort. Ik dacht dat zulke inbeslagname alleen mocht na gerechtelijk onderzoek waaruit blijkt dat er wetten werden overtreden. Hoe dit te rijmen valt met het capricieuze afpakken van iemands eigendom met als enig resultaat dat het politieke regime waartoe de eigenaars behoren wat gepest worden is voor mij een volstrekt raadsel.

Wat ik nu wel met zekerheid weet: de EU is volkomen onbetrouwbaar. Ze bemoeit zich met alles en is ook tot alles in staat. Reken maar dat daar ook oorlog bij hoort zodra ze over een leger beschikt.

Heel haar optreden spoort trouwens mooi met het huidige CIA-achtige scenario tegen Rusland. Die CIA heeft haar lessen geleerd sinds Afghanistan, Irak en Syrië, toen er geen georchestreerde media-acties waren zoals nu voor Oekraïne, maar wel kritiek opklonk .

De CIA is Amerikaans. Wat als de EU haar eigen CIA zal hebben?

Het robbertje rijkeluipesten zal misschien wat kietelen aan het Poetinregime.

Meedeinen op de golven van selectieve collectieve verontwaardiging is voor sommigen nuttig. Maar intussen slaagt de EU erin de relaties met Rusland voor twee generaties te vergiftigen. Terwijl we elkaar nodig hebben, als we tenminste niet vermalen willen worden tussen de grote machten.

En die hooggeroemde Europese Waarden?

Die hebben alweer een flinke knauw gekregen.

Jaak Peeters

Maart 2022

Mark Elchardus en de soevereine volksgemeenschap

Uitgangspunt

In het najaar van vorig jaar verscheen van de bekende socioloog Mark Elchardus Reset (Ertsberg, 2021). Het omvangrijke boek lijkt het intellectueel testament van de auteur, die lange jaren de huisideoloog van de socialistische partij werd genoemd.

De bewuste Vlaming en Nederlander die schrijver dezes is kijkt van het corpus zelf van dit boek nauwelijks verwonderd op: we worden door een hardvochtige liberale orde in de hoek gedrumd en we verworden tot vereenzaamde individuen die ontheemd zijn nadat hen hun gemeenschapsaanhorigheid werd ontnomen, allemaal in de greep van Big-Tech, de EU en hun nationale aanhang.

Het is onmogelijk een boek van meer dan 500 bladzijden binnen het hier toegemeten bestek volledig samen te vatten.

Ik ent mijn commentaar daarom vooral op het laatste hoofdstuk van zijn werk: De Europese Unie tussen markt en gemeenschap(pen). Daar wil ik een aantal opmerkingen aan ophangen.

Eerst dit

Elchardus voert nogal wat evidentie aan om liberalisme en democratie als elkaars tegenstanders op te stellen. Het liberalisme herleidt de mens immers tot een individueel producent en/of consument, die uit is op zijn voordeel. Het gaat ervan uit dat als je alles maar op zijn beloop laat er uiteindelijk een evenwicht ontstaat tussen de belangen van alle groepen binnen de maatschappij.

Om de liberale praxis mogelijk te maken moet het liberalisme de inmenging van de staat zo klein mogelijk maken.

De sociale misstanden van de negentiende eeuw en die van het huidige neoliberalisme hebben overduidelijk bewezen dat deze gedachtegang ongewenst is.

Vele nationale staten zijn tegen het liberalisme ingegaan en hebben correcties aangebracht in de liberale politiek. Volgens Elchardus zijn we nu evenwel weer onder een (neo)liberale pletwals terecht gekomen.

Volks-en staatsnationalisme

Die nationale staten van vandaag zijn echter het product van de natiebouwers van de achttiende en negentiende eeuw en van hen, die hieruit inspiratie haalden. Ze traden in de voetsporen van de Engelse een Franse staatsbouwers.

Die staatsbouwers schiepen een min of meer homogene nationale identiteit, een nationale cultuur, een nationale taal, nationale geschiedenis en nationale symbolen. Kortom alles wat de bevolking ertoe kon brengen zich met de nationale staat te identificeren. Ze schiepen de nationale staat.

Dat liep niet altijd van een leien dakje.

Cromwell voerde in Ierland een harde verengelsingspolitiek met het oog op de vernietiging van de Ierse taal en de verspreiding van het Engels: heel Groot-Brittannië moest immers dezelfde taal voeren (de oorlog van 1649 tot 1663). In Frankrijk sprak nog in 1853 minder dan de helft van de bevolking Frans. Met harde hand werden de Vlamingen, de Elzassers, de Catalanen en de Bretoenen verfranst. Oud-premier Rocard heeft dat enkele jaren geleden openlijk erkend.

Vlaamsbewuste mensen spreken in zo’n geval van staatsnationalisme: het volk moet aangepast worden aan de staat, terwijl het volksnationalisme de staat wil modelleren naar het volk. Hoe de volksnationalistische actie in haar werk gaat vindt men bijvoorbeeld in het werk van M. Hroch.

Democratie, volksnationalisme en een Europese unie

Naar mijn interpretatie associeert Elchardus het begrip democratie met of andere vorm van volksnationalisme en niet met staatsnationalisme.

Democratie dan weer vereist een minimale sociale en culturele samenhang, waardoor een wederzijdse identificatie mogelijk wordt. Ieder moet zichzelf ervaren als een deel van een gemeenschap van mensen die samen horen.

Dat besef van samenhorigheid gaat verder dan de natuurlijke solidariteit die verschijnt als mensen anderen, waar ook ter wereld, bij ontij bijspringen. De solidariteit binnen een gemeenschap wordt dan ook geïnstitutionaliseerd.

Volksnationalisme is de beste manier om die samenhorigheid politiek vorm te geven. Zo’n volksnationalisme is misschien niet rationeel, maar het is wel naar de maat van de levende mens.

Dat volksnationalisme loopt uit op volkssoevereiniteit, dat wil zeggen: een verzameling burgers die zichzelf als natie definieert en op eigen gezag beslist hoe het met de natie verder moet.

Die volkssoevereiniteit botst echter op de eisen van het neoliberalisme: géén staatsbemoeienis! Geen hinderlijke overheden!

Volgens Elchardus kan deze volkssoevereiniteit niet op tegen het internationaal kapitalistisch geweld. Ik weet niet of hij hierbij zonder meer gelijk heeft, want het geval van Singapore laat een ander beeld zien. Omdat Elchardus uitgaat van de noodzaak die volkssoevereiniteit te handhaven maar die anderzijds met machtstekorten geconfronteerd ziet, gelooft Elchardus dat zoiets als een Europese Unie van belang is.

Staatsnationalistische tendensen in de Europese unie

De Europese Unie functioneert als iets tussen een (unitaire) staat en een losse verzameling landen in. Zoiets kan echter niet blijven bestaan als er geen diepergaande beleving van samenhorigheid voorhanden is.

Op dat gebied zijn er nogal wat problemen, zoals blijkt uit de manier waarop landen zoals Hongarije en Polen de laatste tijd brutaal aangepakt werden. Eigenlijk komt het erop neer dat de Europese elites vooral uit West-Europa komen, een neoliberale insteek volgen en eisen dat de meer op het gemeenschapsdenken gerichte oosten zich bij de West-Europese denkwijze neerlegt en dus alvast gedeeltelijk de eigen identiteit opgeeft.

Dat is een duidelijk staatsnationalistische manier van handelen. Daarom vloekt ze met het idee van de volkssoevereiniteit, die voortbouwt op de specificiteit van de betrokken nationale identiteit.

De EU moet de oude staten vervangen

Elchardus beschrijft wat velen onder ons al langer weten: de EU is een project dat na twee verwoestende oorlogen voorgoed de vrede op het continent wilde brengen. Daartoe moest ‘het nationalisme’ (dixit ooit Frans Timmermans!) worden uitgeroeid en vervangen door een Europees samenhorigheidsgevoel – lees: een Europees (staats)nationalisme.

Dat werd dan vastgelegd in een “Grondwet voor Europa” – eigenlijk een verdrag, dat in Frankrijk en Nederland in referenda werd afgewezen, nadat het ook in Denemarken op de klippen was gelopen. Men heeft dat verdrag nochtans toch doorgevoerd, zonder nieuwe referenda.

Al in 1977 ontvouwde de Europese Commissie grootste plannen voor een ‘Europees cultuurbeleid’ gericht op identiteitsopbouw – duidelijk geïnspireerd op de 18-eeuwse staatsbouwers. Men wilde het onderwijs, de geschiedschrijving, de massacommunicatie, inrichting van musea en zoveel meer Europees ‘homogeniseren’. Het plan werd door de nationale staten van de tafel geveegd.

Wat er wel kwam: een vaandel (officieel een logo), een volkslied, een munt, het Schengenakkoord, een Europees Hof van de Rechten van de Mens en een Europees hof van Justitie – een soort Europees hooggerechtshof. We weten inmiddels dat die laatste twee instanties zich manifest activistisch opstellen.

De conclusie uit deze uiteenzetting is dezelfde als die welke ik in mijn De valse belofte (Polemos 2017) heb geformuleerd: men wilde de nationale staten vervangen door een Europese staat en daartoe moest de cultuur, het denken, de taal, de geschiedschrijving en dies meer aangepast worden aan de nieuwe Europese staat. Business as usual. Niks origineels. Staatsnationalisme zoals vanouds.

Elchardus zegt het niet zo scherp, maar zijn positie is wel heel duidelijk als hij de houding die de EU ingenomen heeft tegenover het vrijheidstreven van Catalonië en Schotland afkeurt – en vermoedelijk denkt hij hierbij ook aan Vlaanderen. Zijn standpunt is dat in een Europa dat echt democratisch wil zijn de eerbied voor de volkssoevereiniteit groot genoeg moet zijn om het uiteenvallen van staten op te vangen zonder dat mensen elkaar de keel beginnen over te snijden.

De kernvraag is nu: wat kan een EU echt betekenen, gesteld dat die niet in de richting van een staatsnationalistische organisatie uitgaat?

Een ander Europa

Om de betekenis van Europa te definiëren moeten we in ieder geval af van de hoger beschreven klassieke staatsgedachte, van het business as usual.

Europa moet dan worden: een volkerengemeenschap.

In dat geval vervelt de EU tot een volkerengemeenschap van Gibraltar tot … ja, waarom eigenlijk niet? …Vladivostok.

Onze verhouding met Rusland verandert dan op slag.

We zijn eraan gewoon geraakt Rusland als onze vijand te zien, of tenminste als “niet-Europees”, en dus niet bij Europa horend. Historisch is dat onzin, want Rusland maakte altijd al deel uit van de Europese politiek. Rusland is ook geografisch intens met het westerse deel van Europa verbonden. Er ligt geen hoge bergketen tussen Rusland en de rest van Europa, noch een diepe zee.

Er is meer, veel meer

Wie toekijkt naar de ontwikkeling van de West-Europese samenleving kan moeilijk een heerlijke toekomst voorspellen: niet de klimaatverandering, maar onze eigen manier van leven bedreigt ons het meest. Zoals het gebruik van allerlei stoffen en producten die voor heel lange tijd ons leefmilieu vervuilen. We verloren onze arbeidslust en we hebben onszelf wijsgemaakt dat het manna uit de hemel kan vallen zonder ervoor te moeten werken.

Tegelijk verloren we de wil om iets groots te bouwen, om onze beschaving te verdedigen.

We zijn terecht gekomen in het Laat-Romeinse panem et circenses, makkelijke prooien voor grijpgrage kapitalisten.

We verloren uit het oog dat we in een geglobaliseerde wereld in een concurrentiële verhouding staan met andere wereldregio’s, en dat op elk niveau.

En we vergaten dat de basis van dat concurrentievermogen in een hoogkwalitatief onderwijs ligt. “Iedereen een diploma” is jammer genoeg niet zo wijs…

En misschien is het precies dat wat het Rusland van vandaag ons kan bieden: ze hebben niet het geld dat wij onnadenkend kunnen verteren – althans nog niet. Maar ze hebben wel een uitstekend onderwijs, zo wordt me meegedeeld door mensen die zicht hebben op de Russische situatie. En dus mogen zij hopen goeie ingenieurs, medici en specialisten van allerlei slag te kunnen opleiden.

Die politiek zal haar vruchten afwerpen.

Een kritische bezinning

En zo zien we hoe een boek van een socioloog ons voert naar een kritische bezinning over onze eigen levenswijze. Elchardus wijst ons op het belang van de gemeenschap waarvan we deel uitmaken en waaraan we wellicht meer te danken hebben dan we zelf willen horen. In deze coronatijden met een zich onbeschoft opdringende totalitaire macht van de verschillende “big-structuren” moeten we eerst en vooral, zo leert ons Mark Elchardus, terugkeren naar onze eigen oorsprong. Naar de simpele feiten van ons bestaan op deze kleine planeet, als levende mensen onder elkaar. Dààr en nergens anders vinden we de juiste context waarin zovele zich opdringende vragen moeten geplaatst worden.

Die kritische houding geldt evengoed voor het onderwerp waarmee we zowat dagelijks geconfronteerd worden: Europa.

Europa moet iets anders zijn dan alleen maar staatsconstructie nummer zoveel. Als Europa geen aansluiting vindt bij het existentiële aanvoelen van volkeren, dit is: de Europese mens tot hulp is, dan dient de EU uiteindelijk tot niets. Meer zelfs: de suggestie die uit zijn boek oprijst is dat zulke EU alleen maar het neoliberaal kapitalisme ten goede komt.

In deze tijden van niet ongevaarlijke politieke spanningen zouden dergelijke overwegingen wat feller in onze media aan bod mogen komen.

Ik weet niet in welke mate Elchardus aan dit alles gedacht heeft.

Maar de lezer die ik ben alleszins wél.

Jaak Peeters

Februari 2022

Het covid-Wintermanifest nader bezien

Een Wintermanifest

Op 30 december 2021 verscheen het inmiddels bekende “Wintermanifest voor een duurzaam pandemiebeleid.”[1]

In een korte inleiding zeggen de auteurs dat wat in 2020 leek te beginnen als een sprint, een marathon (is) geworden waar niemand op voorbereid was en die gaandeweg zowat al onze zekerheden op de helling heeft gezet. De manier waarop werd ingegrepen op zowel het bredere maatschappelijke weefsel als op ons meest intieme persoonlijke bestaan heeft voor veel frustratie en ongenoegen gezorgd. Grondige bezinning dringt zich op. ‘Dit document wil met de blik op de toekomst aanzetten tot reflectie over de aanpak van deze pandemie en mogelijke toekomstige crisissen.’

De auteurs, die verklaren geen proces van het verleden te willen maken, schuiven een aantal basisprincipes naar voren waarop een zowel wetenschappelijk als maatschappelijk verantwoord pandemiebeleid zou moeten steunen. Bij uitbreiding zien zij dit ook als een aanzet tot het nadenken over een verantwoord crisisbeleid in het algemeen.

Vanuit een “dissectie” van het feitelijk gevoerde Covid-beleid leggen de auteurs de vinger op vijf problemen:

1) Het ontbreken van een duurzame langetermijnvisie, dit wil zeggen: niet alles inzetten op het zo snel mogelijk indammen van de pandemie, zonder voldoende oog voor langeretermijneffecten en psychische en maatschappelijke nevenschade.

2) Het ontstaan van tunnelvisie en groepsdenken: de visie dat de pandemie gemanaged kan worden als een puur virologisch en/of epidemiologisch probleem, heeft geleid tot een oververtegenwoordiging en dominantie van deze twee expertises in de COVID-raden en -commissies. 

3) Een onwenselijke verstrengeling van wetenschap en ethische keuzes: wetenschappelijke adviezen zijn gekleurd door persoonlijke ethische voorkeuren.

4) Een gebrek aan transparantie, geloofwaardigheid en vertrouwen: ondanks een aantal verdienstelijke inspanningen is er nog heel wat ruimte om de transparantie van de besluitvorming te verhogen, zowel bij de uitvoerende macht als bij de adviserende organen. De politieke besluitvorming lijkt soms op een soort koehandel, met minimale transparantie rond de manier waarop de beslissingen zijn bereikt en gemotiveerd. Het parlement lag en ligt nog steeds op apegapen.

5) De media als amplificator van vele van deze problemen: het is en was de rol van de media om bovenstaande problemen bloot te leggen en aan de kaak te stellen. Al verdienen bepaalde journalisten en media lof voor hun bijdragen hieraan, in het algemeen is dit onvoldoende gebeurd. De media, die zelf worstelen met de onzekerheid, treden vaak op als versterker van irrationele angstgevoelens door individuele gevallen selectief uit te vergroten.

Op de vraag hoe een duurzaam pandemiebeleid zo te organiseren dat de hoger genoemde problemen zoveel mogelijk vermeden worden, zien de auteurs geen pasklaar antwoord. Maar na hun analyse stellen zijn vijf basisprincipes voor:

  1. Doelgerichtheid op een meerjarensperspectief, dat vooruitkijkt naar wat er bij een volgend feit in alle sectoren moet gebeuren.
  2. Transparantie, tegensprekelijkheid, deontologie en effectieve communicatie. Vier voor zich sprekende principes.
  3. Beslissingen moeten op een goed vooronderzoek van de schade zijn gebaseerd. Die schade moet dan eerst in beeld gebracht worden door een brede waaier aan experts.
  4. Respect voor de grondbeginselen van de democratische staat: vrijheid van meningsuiting, respect voor bewegingsvrijheid, respect voor de rechten van het onderwijs en, uiteindelijk: voor de rechten van de mens.
  5. Aandacht voor de impact van sociaal-economische en maatschappelijke kwetsbaarheid. Het wordt steeds duidelijker dat zowel de ziekte zelf als de genomen maatregelen de socio-economisch zwakkere groepen disproportioneel treffen: hun vaak zwakke gezondheid zorgt voor een verhoogd ziekterisico; ze zijn dikwijls slecht behuisd en hebben een sociaal netwerk met beperktere slagkracht, waardoor lockdowns veel zwaarder wegen met vaak gezinsproblematiek tot gevolg.

Reactie van virologen

Het was voorspelbaar dat er vanuit de hoek van de virologen zou gereageerd worden.

Die reacties vallen in twee groepen uiteen.

De eerste wordt verwoord door Erika Vlieghe[2].

Onder de titel:”Wij ivorentorenvirologen? Informeer u over wat we gedaan hebben!”, laat Vlieghe er geen twijfel over bestaan dat het Wintermanifest bij haar in een verkeerd keelgat is geschoten. Ze stelt dat als de opstellers van het Wintermanifest de invoering van zoiets als een coronabarometer op het oog hadden, de toon van het manifest daar haaks op staat. Ze stoort zich erg aan de toon van het manifest. “Dat de hakbijl tijdens de eerste lockdown misschien te bot was, kan ik aanvaarden. Maar niet dat we geen rekening houden met de jongeren. Bij alle overlegmomenten over het onderwijs zitten vertegenwoordigers van de leerlingen of het kindercommissariaat.” “Academische ondertekenaars van het manifest, zoals Wouter Duyck, verwijten ons te weinig rekening te houden met de geestelijke gezondheid. Maar we hebben met de expertengroep GEMS tien lijvige rapporten opgesteld waarin we alle beschikbare data, van zelfmoordcijfers tot gegevens over het welbevinden op het werk, gecompileerd hebben, om op basis van cijfers de juiste beslissingen te kunnen nemen. Als je dan van mensen die dergelijke cijfers niet aanbrachten te horen krijgt dat wij amateurs zijn, vind ik dat niet correct.” Op de vraag of uiteindelijk niet de zwakkeren in de maatschappij – bedoeld zijn ook de kinderen – het kind van de rekening worden, antwoordt Vlieghe: “Daarom vragen wij al een jaar een betere ventilatie in de scholen, zodat ze minder snel dicht moeten. Dat krijgt nog altijd onvoldoende aandacht. Er worden te weinig impulsen voor gegeven.”

Op de vraag of sommige experts zichzelf niet al te graag bezig zien op de televisie en soms beter wat meer zouden zwijgen, antwoordt Vlieghe: “Dat is misschien wel een probleem, ja. Ik pleit ook voor wat terughoudendheid. Ik probeer op mijn woorden te letten, maar soms is het nodig dat we ons uitspreken.”

“Toen we in september waarschuwden voor een nieuwe golf, zei Open VLD-voorzitter Egbert Lachaert dat we last hadden van verlatingsangst. Volgens N-VA-voorzitter Bart De Wever werd Vlaanderen gegijzeld door de experts.”

“Dan voel ik me geroepen de puntjes op de i te zetten. We hebben alle voorzitters van de Vlaamse politieke partijen – met uitzondering van het Vlaams Belang – de tien punten waarop het nog fout kon lopen, gemaild. We hebben geen reactie gekregen, maar het werd wel een heel zware golf. Waren wij dan alarmistisch?”

De tweede reactie komt van Marc Van Ranst[3].

Stellend dat de auteurs van het Wintermanifest de pseudowetenschap tot op het hoogste niveau tillen, zegt hij voorts: ik ken geen viroloog die maatregelen wil aanhouden als het niet meer nodig is.

Van Ranst, die zegt persoonlijk niet van een gebrek aan visibiliteit te klagen te hebben, beweert dat de corona-aanpak wel degelijk multidisciplinair bekeken wordt. “Maar iets breed bekijken betekent niet dat het veel nut heeft om een kerkjurist uit te nodigen voor een debat over vaccinatieplicht.’’ “Dit is een democratie en alle partijen mogen mensen uitkiezen die zij willen. Maar het is wel interessant om te zien welke partijen welke “experts” naar voren schuiven. Bijkbaar zien sommigen meer heil in Harry Pottergeneeskunde dan in wetenschap. En op die manier geeft men pseudowetenschap een platform tot op het hoogste politieke niveau en daar stel ik me vragen bij”.

Wat te denken over deze virologenreacties?

Enkele opmerkingen vooraf.

Ter verontschuldigng van de virologen – dit klinkt als de aankondiging van kritiek op hun houding, en dat is het deels ook echt – moeten we erkennen dat Covid einde 2019 – begin 2020 een grotendeels onbekende ziekte was, in tegenstelling tot de bekende griep. De hele medische en paramedische wereld is zich bovendien bewust van de mogelijkheid dat er ooit een killervirus op de mensheid zal toeslaan. Toen de Chinezen nogal zwijgzaam bleken bij de uitbraak van de eerste coronabesmetting in Wuhan, was er dus reden tot diepe ongerustheid. De massale “oefeningen” zoals die door de John Hopkinsuniversiteit werden georganiseerd, en die bedoeld waren om zoals bij een brandweeroefening uit te zoeken wat iedereen zou moeten doen als de ramp zich echt voordoet, waren niet van aard de gemoedsrust te herstellen.

Het past dan te aanvaarden dat virologen en aanverwanten zich in een dergelijke situatie als eersten aangesproken voelen en in actie treden[4].

Dan de reactie van de virologen zelf.

Toch moeten de reacties van Vlieghe en Van Ranst even de rooster op.

Vooreerst is het onfatsoenlijk dat alle politieke partijen maar niet het Vlaams Belang van de virologen een rapport hebben gekregen. Als de dames en heren virologen zouden weten wie er zoal voor die partij stemt, zouden ze misschien toch wat fatsoenlijker hebben gehandeld.

Ten tweede blijkt vooral Vlieghe fameus op haar teentje getrapt. Ze vindt de toon van het Wintermanifest ongepast – lees: onfair ten aanzien van de virologen. Ook bij een tweede lezing blijf ikzelf echter van oordeel dat het manifest niet alleen goed doordacht is, maar dat de opstellers heel duidelijk hun woorden hebben gewogen en zeker niet de bedoeling hebben gehad iemand te kwetsen. Als mevrouw Vlieghe dus “gepikeerd” is, dan is het aan haar om uit te leggen waarom ze zo’n gevoelige lange tenen heeft. Ze erkent trouwens zelf dat sommige experts – waartoe ze zichzelf ongetwijfeld rekent, ook al noemt ze zichzelf terughoudend – nogal vaak de studio’s frequenteerden. Het wekt verbazing dat ze uit dat feit niet de passende conclusies trekt. Overigens geeft ze zelf toe dat Bart De Wever verklaarde dat de experts de samenleving gegijzeld hebben: ze wist dus best wel van het bestaan van onvrede over het optreden van experts!

De reactie van Van Ranst is duidelijk minder gekwetst. Ofwel heeft hij wat men noemt: een dik vel, ofwel heeft hij een meer dan voldoende dosis voldoening geput uit zijn “visibiliteit” zodat het hem allemaal wat minder kan schelen.

Toch is zijn reactie interessanter dan die van Vlieghe.

We weten allemaal dat Van Ranst en zijn vroegere baas, ex-rector Rik Torfs, niet bepaald goede maatjes zijn. Maar dat de aanwezigheid van Torfs in de sprekersgroep hem dwars zit, is wel heel duidelijk: Wat heeft een kerkjurist met wetenschap te maken? En even later gebruikt hij de term Harry Pottergeneeskunde, waarmee hij aanduidt dat er volgens hem onder de sprekers lieden zijn, die geen barst verstand hebben van wetenschap.

Waren de virologen te dominant?

Dat laatste punt is interessant. Geen van beide experts ontkent dat de experts op een meer dan opvallende manier in het openbaar debat aanwezig zijn geweest. De ene vergoelijkt dit op een enigszins smekende manier: “denken jullie echt dat we het slecht voor hebben?”

Van Ranst spreekt iets uit dat meer aandacht verdient. Volgens hem kunnen alleen virologen met gezag over zoiets als een virusepidemie praten. De rest moet er dan op dat ogenblik het zwijgen toe doen. Dat iemand als Wouter Duyck, een bekend psycholoog, zelfs geen antwoord waard wordt gegund, is betekenend.

Het antwoord op de vraag of de virologen in deze crisis te dominant waren, moet dus luiden: “ja, dat waren ze!”. Meer zelfs: ze wilden dat zo.

Daarmee is niet gezegd dat ze kwade bedoelingen hadden. Over Van Ranst is geweten dat hij een eigen politieke partij heeft. In een democratie mag ook dat geen punt zijn.

Maar als onder dominantie begrepen wordt dat de andere stemmen door het verbale geweld van virologen overstemd werden, moeten we dit, om gelijkaardige ook democratische redenen, verwerpen.

Een algemene epidemie is namelijk nooit echt alleen maar een fysisch probleem. Zoiets raakt het diepe weefsel van de hele samenleving en op dat ogenblik mag iedereen meepraten, al was het maar omdat we allemààl belastingbetalers zijn. Misschien is het veel gevraagd, maar er waren signalen genoeg die sommige experts ertoe hadden moeten aanzetten om zélf een breed maatschappelijk debat op te zetten. Dan was zo’n Wintermanifest niet nodig geweest. Al vroeg in 2021 verschenen er kritische artikels over de aanpak van de Covid-crisis[5].

Hoe komt het dat de virologen zo dominant konden zijn?

Laten we het gegeven dat de experts te dominant zijn geweest als een verklaarbaar feit aanvaarden.

Dan passen daar toch een aantal opmerkingen bij.

Ten eerste: niet alleen medische experts zijn dominant! Eigenlijk heeft elkeen die zijn professie met enige liefde beoefent wel eens de neiging om anderen van op zijn preekstoel de les te lezen.

Mijn eigen beroepservaring leert me dat ook burgerlijk ingenieurs er best wat van kennen. In het bedrijf, destijds, kon je een duidelijke rivaliteit voelen tussen de bedrijfsarts en de ingenieurs. Beide waren ze van oordeel dat ze aan de top van de wetenschappelijke pyramide staan. Het kan wat grappig lijken, maar dit soort rivaliteiten is des mensen. En ze spelen effectief.

Ten tweede: interessant is vooral het sterk levende idee dat er zoiets bestaat als een exacte wetenschap en iets wat Van Ranst pseudowetenschap noemt.

De moderne neurologie leert dat er letterlijk geen enkele menselijke gedraging bestaat, die niet op de een of andere manier door emoties gekleurd is[6].

Zelfs filosofen weten dingen te vertellen die ook voor een wetenschapper heel zinnig zijn. Wie de Duitse filosoof Martin Heidegger een beetje kent, weet dat het zijn mening was dat mensen leven in een wereld van betrokken, levende betekenissen. De wereld is voor ons “interessant”, omdat we er ons leven mee en in kunnen leiden. Dat schurkt dicht aan tegen het hiervoor aangehaalde inzicht in de neurologie: we staan niet neutraal in de wereld. Als de neurologie een ernstige wetenschap is, dan moeten we ook Heideggers woorden ernstig nemen. Zichzelf beoefenaar van de exacte wetenschap noemen en tegelijk anderen pseudofielen noemen, is zichzelf verheffen, en die zelfverheffing is vaak onterecht.

Ten derde: de reacties van de virologen, zeker die van Van Ranst maar ook die van vele “gewone” mensen, doen ons inzien dat nog steeds veel mensen een onderscheid maken tussen lichaam en geest. “Gezond zijn is lichamelijk gezond zijn”. Dat is een oude idee, die verwijst naar de scheiding van lichaam en geest in twee aparte werelden. Descartes worstelde hier al mee en zocht het contact tussen die twee werelden in de pijnappelklier. Intussen weten wel beter en weten we dat lichamelijke en psychische gezondheid niet te scheiden vallen. Roemeense onderzoekers hebben vastgesteld dat vroege sociale en emotionele deprivatie vaak leidt tot functionele en zelfs anatomische veranderingen in bepaalde hersengebieden[7]. Dat er dus inspraak van buiten de virologie geëist wordt mag niet verbazen. Tegelijk doet het feit dat dergelijke onderzoeken van zeer recente datum zijn, ons inzien hoezeer wij allemaal ingekapseld zitten in de denkbeelden die wij van onze voorgangers uit illo tempore hebben overgeërfd en hoe lastig het is om er ons uit los te maken.

Besluit

Er is alle reden om de paniek bij het begin van de pandemie te begrijpen.

Toch moet nu de ruimte worden vrijgemaakt voor kritiek. Iemand als G. Vandenbossche, wiens opvattingen afwijken van de dominante, afvoeren omdat hij een veearts zou zijn, is niet gepast. De Amerikaanse Fauci wordt ook als veearts weggezet! So what? Wetenschap vereist vooreerst openheid en misschien hebben de veeartsen wel gelijk.

Los van de kritiek in het Wintermanifest moeten we ook wijzen op het reusachtige verdienmodel die de toch op z’n minst wel heel vroege massale inentingscampagne voor farmaceuten is geweest.

We mogen ons hierbij afvragen of we ook hen niet ter verantwoording moeten roepen. Per slot van rekening laten we ons niet inenten om de beurs van de aandeelhouders te vullen, maar ons onszelf te beschermen. En dan mogen we eisen dat bewezen wordt dat de bijwerkingen binnen redelijke perken vallen en dat hun product hélpt. Ik wacht nog steeds op een rapport over de bijwerkingen.

Als men na een half jaar al te horen krijgt dat boosterprikken nodig zijn, dan rijst toch de vraag of men ons geen brol verkocht heeft.

De ondertekenaars van het manifest hebben dan ook gelijk als ze vragen dat het geweer van schouder wordt veranderd. De vraag is alleen of dit met de huidige Belgische structuren wel kan en of gezondheidsbeleid niet veel verder moet geregionaliseerd worden.

Jaak Peeters

Januari 2021


[1] https://www.tijd.be/dossiers/coronavirus/ruim-100-academici-hekelen-dominantie-virologen-in-pandemiebeleid/10358944.html

[2] Tijd.be/dossiers/coronavirus/wij-ivorentorenvirologen-informeer-u-over-wat-we-gedaan-hebben/10361250?utm_source=SIM&utm_medium=email&utm_campaign=20220121_WEEKEND_NL_&utm_content=&utm_term=&M_BT=893911

[3] https://www.demorgen.be/nieuws/academici-hekelen-in-wintermanifest-dominantie-virologen-in-adviesraden-van-ranst-reageert-niet-bijzonder-respectvol~beeb2897/

[4] https://www.youtube.com/watch?v=5ANOVSjDUd4

[5] Vaccines 2021, 9, 221. https://doi.org/10.3390/vaccines9030221

[6] Wie daar wil op ingaan moet nader zien hoe de menselijke cortex en het zogeheten limbisch systeem intens met elkaar verbonden zijn. We kennen aan gebeurtenissen emotionele waarde toe. Zie R. Haaxma. Neurologie van cognitie en gedrag in hoofdlijnen. Bohn Stafleu, 2021, blz. 76.

[7] Zie Stephen Porges. De polyvagaaltheorie. Uitgeverij mens!, 2019, blz. 187. Psychofysiologen nemen aan dat het zenuwstelsel de functionele eenheden levert voor de omvorming van psychische naar fysiologische processen en omgekeerd. (idem, blz. 49)

Essay over de techniek

Woord vooraf.

 

De Covid-politiek wekt de indruk van een grote troep experts, politici en opiniemakers die wild in het rond lijken te stampen, maar eigenlijk geen gemeenschappelijk idee hebben over wat er nu exact gaande is. De ene keer zijn de terugkerende reizigers de motor van een besmetting, dan weer de ouderen, vervolgens de ongevaccineerden en sinds kort werden de kinderen tot motor van de besmettingen verklaard. Nog even en de heggescheerders zitten op de bank en straks misschien de schoonmoeders.

 

Ik vind dat niet zelf uit. “Sterker nog, wetenschappelijke kennis werd zelf een bron van onzekerheid en controverse, onder wetenschappers, in de politiek en in de maatschappij.”[1]

Zo hoort u het ook eens van een ander…

 

Als de kennis onvoldoende is, zijn de daarop gebaseerde methoden en technieken ook niet goed, tenzij bij toeval. Goede methodologie en technieken zijn ondenkbaar zonder kennis. Die twee zijn als de twee zijden van een muntstuk.

Voor de medische wereld is dat niet anders.

 

Daarover nadenkend rees bij me plots, schijnbaar zonder reden – maar niets is echt zonder reden -, deze vraag op: is dit niet de situatie van de mensheid in haar geheel? Zit zij niet gevangen in onbegrensde, technisch geworden kennissystemen die zij weliswaar zelf in het leven heeft geroepen, maar die haar ook ketenen?

 

Techniek als een zelfstandig voorthollend systeem.

 

Technische vindingen[2] zijn emergent: door het feit van hun ontstaan zelf werpen ze licht op nieuwigheden die voordien verborgen waren gebleven. Op die manier is technische kennis, zoals elke kennis, altijd slechts gedeeltelijk, want er steekt altijd nog een onbekend deel onder water en niemand weet hoe belangrijk dat nog onbekende deel is.

 

De Duitse filosoof Martin Heidegger spreekt in dit verband over “ontbergen” of “uit de verborgenheid treden”[3]. Wat hij dus zegt is dat een technische of wetenschappelijke ontdekking voorheen onbekende dingen laat verschijnen of toegankelijk maakt, dus de aandacht vestigt op wat voor die ontdekking onbekend of ontoegankelijk was. Koo Van der Wal schrijft dat bij “het overschrijden van complexiteitsdrempels ‘emergent’ nieuwe typen verschijnselen met nieuwe eigenschappen en functiewijzen optreden”. [4]

 

De kwestie is dus dat zodra een vinding werd gedaan, potentiële nieuwigheden zich onweerstaanbaar opdringen en om verdere ontwikkeling schreeuwen. Ingenieurs worden op die manier een soort schildknapen, uitvoerders van een onbewust programma dat zichzelf zelfstandig afwikkelt. Het is alsof de techniek een kwade geest is die zich bedient van de mens om zichzelf verder te ontwikkelen.

 

De stoommachine dwong als het ware zijn eigen verdere verfijning af. Toen de stoommachine behoorlijk ontwikkeld was, riep de gedachte dat kracht tot voorbeweging door een machine kan worden opgewekt, automatisch de vraag op of diezelfde kracht ook op andere manieren kan worden opgewekt: met olie of elektriciteit.

De techniek, opgevat als een systeem van kennis, vaardigheden en gedragswijzen, is dus een autonome kracht, zoals ook Jacques Ellul dat zegt[5].

 

De techniek wordt op die manier echter ook een gevaar voor de menselijke zelfbeschikking. De techniek duwt de menselijke inspanningen immers naar haar eigen steeds verdere vervolmaking, ongeacht het belang dat zulks eventueel heeft voor het voortbestaan van het beeld van de vrije, zelfstandig beslissende mens.

 

De onttroning van de mens.

 

Het ziet er dus naar uit dat we in de technische ontwikkeling onze meerdere moeten erkennen.

 

Techniek is niet alleen een hoop kennis, maar bepaalt ook onze levenswijze, de manier waarop we ons verplaatsen, wat we zullen studeren en hoe we de kost zullen verdienen. Techniek dringt ons een zijnswijze op, een leefwereld en een zelfbeeld dat we misschien nooit zouden hebben aanvaard als we het op voorhand hadden geweten.

De techniek schept daardoor de mens – niet omgekeerd. Samuel IJsseling schrijft: “Volgens hem (Ellul) is techniek geen voorwerp en geen middel, maar een milieu of een horizon die de houding van de mens omschrijft.”[6] De mens is dus een hulpmiddel bij het ontstaan van systemen die zijn controle te boven gaan.

Bernard Stiegler zegt het zo: “De techniek is (…) datgene wat mogelijk maakt én dwarsboomt”.[7]De techniek is dus de beslissende macht. “De mens wordt op een oorspronkelijke wijze door de techniek geconditioneerd”.[8]

 

Dit is dan de onttroning van de mens als meester van de schepping. Er ontstaat een heus mentaal, technisch en maatschappelijk ordeningssysteem dat zichzelf aandrijft, buiten de mens om. Dat zien we nu helder bij Covid, maar dit patroon herhaalt zich op vrijwel elk terrein van het menselijk bestaan.

 

Sigmund Freud had al gewezen op onze afhankelijkheid van onbewuste krachten[9]. Nu blijkt, ten tweeden male, dat onze vrije beslissingsmacht vooral een vrome illusie is.

 

Dat betekent dat niet zozeer het kapitaal de drijvende kracht is, zoals Marx dacht, al is dat kapitaal uiteraard overal aanwezig. Ook kapitaalstromen zijn het gevolg van de ontwikkeling van de technische kennis. Voorbeeld: Tesla zou nu evenveel waard zijn als alle andere autobouwers samen. Dat komt alleen maar doordat Tesla ‘de hoofdplaats’ is waar zich een nieuwe technologie ontwikkelt.

Misschien kunnen Raoul Hedebouw of Frank Vandenbroucke daarover eens nadenken.

 

Tegelijk met de mens wordt ook de politiek onttroond, want precies die politiek is de plaats waar de mens zichzelf als bepalende en beslissende factor meent te zien. Maar nu is daar de techniek en de politiek lijkt nog slechts een machteloze wegbereider.

 

Doorheen dit alles zien we hoe de techniek vooral een moraliteitsloos systeem is. Ze volgt haar eigen logica, maar het is geen menselijk systeem omdat er geen spiertje van moraliteit in te bespeuren valt. Laat het optillen van de mens tot een oordelend en kiezend wezen nou net hét model van de morele mens zijn. Daarmee is de val van de menselijke Icarus volledig.

 

Onttroning van de menselijke wetenschapper.

 

Sedert de Verlichting zijn we gaan geloven dat onze hersenen het werktuig zijn waarmee we de last van een weerbarstige natuur draaglijk kunnen maken.

Al vanuit de moderne psychologische en fysiologische inzichten blijkt dit in belangrijke mate illusoir te zijn.

 

Nu zien we dat het niet zozeer de wetenschapper is die bepaalt wat hij zal ontdekken, maar het is de kennis zelf en de techniek die er het gevolg van is die hem op het spoor van nieuwe vindingen zet: de wetenschapper zit opgesloten in een knellend ideeëncomplex.

 

Er zijn weinig technische hulpmiddelen die zo’n belangrijke rol hebben gespeeld als de microscoop. De ontdekking en het gebruik van de microscoop maakte een hele serie medische vindingen mogelijk, doch dwong tegelijk tot het ontwikkelen van nog betere microscopen, hetgeen leidde tot de elektronenmicroscoop. De ontwikkeling van de elektronenmicroscoop dwong de geleerden sommige ontdekkingen te doen, zoals de bouw van het DNA of de structuur van virussen. Maar na de ontdekking van deze laatste moest wel een bepaalde ziektebestrijding volgen, bijvoorbeeld een waarin het DNA een centrale rol speelt.

 

Dat lijkt allemaal overdreven, want we lossen niet graag het idee dat wij mensen bij alles het heft in handen hebben. Maar er is inderdaad reden om te zeggen dat de mens een pion is geworden in de voortgang van een blinde macht waarop hij geen greep heeft en waaraan hij zich niet kan onttrekken.

Kun je de mens niet wegdenken uit de wetenschap, dan kun je de ontwikkeling van de techniek en kennis in ieder geval niet wegdenken uit de ontwikkeling van de mens.

 

Repressief karakter van de techniek.

 

Er zit zelfs een hatelijk aspect aan die zich zelfstandig ontwikkelende techniek: mensen worden gedwongen, geduwd in een richting die zij zich vooraf niet konden voorstellen en misschien ook nooit zouden gewild hebben – zoals in het geval van de kernbom. Doordat de techniek altijd wel ergens voordeel oplevert – eventueel slechts in de toekomst – leidt ze tot dwingende plichten voor de mens die in het systeem zit opgesloten. Wie zich tegen die dwang verzet, wordt uitgestoten. Wie niet gewillig is, wordt gedwongen.

 

Neem nu het hele gedoe over de Covid-vaccinatie. Deze vaccins zijn vooralsnog experimenteel[10], maar ze maken nu al deel uit van een blind, zelfstandig draaiend gezondheidssysteem, dat steunt op technologische mogelijk gemaakte vindingen, die bovendien in heel rap tempo elkaar opvolgen. Hoezeer sommige wetenschappers door kranten ook als experts worden opgevoerd: ook zij zijn pionnen in een blind voorthollend systeem dat geen zijsprongen duldt.

De mens is aan gezondheid verhangen. Gezondheid gaat immers boven alles, zo meent hij. Het gevolg is dat de oekazes die uit het blind voorthollende gezondheidssysteem komen door een even blinde politiek tot concrete maatschappelijke praxis worden omgevormd en onaantastbaar worden.

 

Dat is allemaal niet zo wenselijk. Gezondheid is één van die gedroomde methoden om mensen in het gareel te krijgen en dan belanden we al snel in een surveillancestaat, met sanctionering en al. En omdat de overdonderend snelle ontwikkeling van de betrokken medische machinerie iedereen en alles zo onverwacht overtroeft, wordt iedereen door een soort panische reactie gegrepen.

 

De technisch-wetenschappelijke ontwikkeling veroorzaakt dan ook een repressief systeem. In de woorden van Heidegger: er wordt door de wetenschap, die van techniek gebruik maakt of erop uitloopt, zoveel uit de verborgenheid gehaald, dat het ons als een tsunami overspoelt.

Meer zelfs: de horizon die door wetenschap en techniek ontstaat krijgt ook een totalitair karakter. In het geval van gezondheid is dat: niets mag los van de gezondheidsmachine en daarom moeten alle geledingen van het menselijk bestaan onder controle worden gebracht.

 

Dezelfde gedachtegang geldt echter voor elke “vooruitgang”. Wie wil er nu achteruit?

De technische ratio kent alleen maar vooruitgang. Dit is: steeds verdere ontplooiing van de mogelijkheden die in elke technische en wetenschappelijke vinding verscholen zitten. Die mogelijkheden smeken om ontdekt te worden. Uiteindelijk vreet de techniek het hele menselijke leven op.

 

Transhumanisme.

 

De zaak wordt nog problematischer als we de lijn die aangezet wordt door het voorthollende karakter van de techniek doortrekken naar relatief nieuwe ontwikkelingen en naar de toekomst.

Het gaat hier om het zogeheten transhumanisme.

 

Tot nog toe was de techniek vooral een medium waarbinnen onze leefomgeving werd aangepakt. Steeds meer echter dringt technische kennis zich op als mogelijkheid om de mens zélf te “verbeteren”.

 

Het idee om de mens structureel te verbeteren is al ouder.

Men vindt hiervan al sporen bij Markies de Condorcet (1743-1794). Hoewel Condorcet onmogelijk een redelijk idee kan hebben gehad over de techniek zoals we die vandaag kennen, lezen we bij hem toch de volgende zin: De werkelijke voordelen die zullen voortvloeien uit de vooruitgang die men, zoals wij zojuist hebben aangetoond, vrijwel zeker mag verwachten, kunnen geen andere grens hebben dan die van de perfectionering van de menselijke soort zelf.[11]

Julian Huxley (broer van…) beweerde dat de mens zichzelf kan transformeren als hij dat wil, als geheel, als mensheid. Bekende hedendaagse transhumanisten zijn Ray Kurzweil, Dimitri Itskov, Robert J. White en ook Klaus Schwab.

In de meeste gevallen hebben die mensen een posthumane wereld op het oog, waarvan zij geloven dat de menselijke kwalen, die de mens al eeuwen in hun greep hebben, voorgoed zullen overwonnen zijn.

 

Hoe ziet men dat in zijn werk gaan?

Schwab kan de Britse prins Charles tot zijn bewonderaars rekenen. Schwab heeft nog iets anders op het oog dan alleen maar de verbetering van de menselijke samenleving. Zo wil hij de huidige Covid-crisis zodanig opzwengelen dat ze de gepaste toestand doet ontstaan om bijvoorbeeld het kapitalisme te hervormen[12]. Ook Schwab denkt dat de toekomstige economie – en dus het toekomstige maatschappelijke bestel – vooral digitaal zal zijn. Hij slaat de plank daarmee zeker niet totaal mis, nu we zien hoe die digitalisering door de overheden met kracht wordt bevorderd. Maar omdat die digitalisering volgens de wetmatigheden die in de eerste alinea van deze bijdrage vermeld zijn niet zal stoppen bij een digitalisering zelf, kan men gerust stellen dat ook het manipuleren van de menselijke natuur zelf zal volgen. Het Hongaarse dagblad Magyar Nemzet verweet Schwab trouwens een transhumanistische wereldorde na te streven.[13] Een totaal andere wereldorde maakt immers geen kans als niet ook de mens zelf is “aangepast”.

 

In de inleiding van zijn boek Supermens schrijft Peter Joosten: Wij als mensheid zullen wetenschappelijke en technologische vooruitgang niet alleen gebruiken voor vliegende schotels, robots of hologrammen. Wij zullen onszelf ook willen aanpassen, verbeteren en upgraden.”[14] Een blik op de titels van de hoofdstukken van zijn boek is openbarend: “Farmaceutische verbeteringen voor fysieke prestatie, gemoedstoestand, langer leven en cognitie”, “Genetica, genetische modificatie”, “Exoskeletten en protheses voor het ondersteunen of vervangen van ledematen”, ”Implanteerbare onderhuidse chips”. Maar het gaat door: klonen, mini-organen en geprint weefsel voor nieuwe lichaamsdelen, brain-computer interfaces en breinimplantaten, virtuele onsterfelijkheid…

Hij eindigt zijn verhaal met de stelling dat de komst van de supermens onvermijdelijk is.

 

Er bestaan wel meer van dit soort teksten. De achterliggende idee is altijd dat er een nieuw soort mens moet of zal ontstaan, die de biologische beperkingen van de soort te boven gaat.[15]

 

Transhumanisme is gebaseerd op de gedachte dat de mens een soort machine is die vanuit een soort computer (de hersenen) wordt gestuurd. En nu verschijnt alweer de kern van de technische kennis: die is erop gericht om een machine te vervolmaken en dat betekent in dit geval het wegknippen van de gedragsbeperkingen die het gevolg zijn van de biologische natuur van de mens. De mens wordt zélf een machine waarop de wetten van de techniek toepasselijk zijn[16].

 

Het eindresultaat van deze ontwikkeling is dat de mens, zoals we die vandaag kennen, verdwijnt en dat er in de plaats een wezen verschijnt dat 100% compatibel is met de wetten van de techniek.

Daarmee heeft de techniek ook de mens zelf opgevreten.

 

Freuds irrationaliteit en de lastige vragenstellers.

 

Zouden die mensen dat allemaal echt menen? Zouden de mensen die het wetenschappelijk-technisch complex bemannen daar geen vragen bij stellen?

Ik doe dat in ieder geval wel.

Niet dat ik de voordelen van de techniek ontken. We zouden zonder zelfs niet eens overleven, zeker niet met de 8 miljard die we nu zijn op deze kleine planeet.

Mij bekruipt het gevoel dat we de mens niet mogen laten opslorpen in een wereldomspannende machine, waarin ik en u een willoos nummertje zijn, meedansend op de tonen van het gespeelde refrein.

Als we dat laten gebeuren, houdt de mens misschien wel op te bestaan.

Dat idee vind je bijvoorbeeld terug in de toekomstroman van Kees le Pair, waarin de biologische mens vervangen is door intelligente robotten die onderdelen laten vervangen als de seks minder goed begint te gaan.[17]

 

Ik vind dat geen goed idee. Ik vind niet dat we ons bij de onvermijdelijkheid van een degradatie tot slaven in dienst van een zich blind ontwikkelende technische machine moeten neerleggen.

 

Daarvoor roep ik de goeie oude Sigmund Freud ter hulp. De mens is een irrationeel geval. Hij wist er alles van. Dat irrationele houdt ons vaak voor de gek, en meestal zonder dat we dat zelf in de gaten hebben.

Maar datzelfde irrationele staat op gespannen voet met de eigenzinnige, staalharde ratio van de techniek. Het irrationele laat zich niet in patronen vangen. Het is daarom tegelijk een afwijzing van elke totalitaire aanspraak.

 

En dus vind ik het goed als mensen gaan betogen “voor de vrijheid” en tegen allerlei beperkende maatregelen naar aanleiding van de Covid-epidemie. Dat kun je wegzetten als onredelijkheid, en dat gebeurt ook. Maar in deze irrationele onredelijkheid verschijnt de mens die zich verzet tegen zijn degradatie tot machteloos speelballetje van de techniek – zelfs al is dat medische techniek.

 

De irrationele mens vraagt zich af of hij wel moet geloven dat de uitbanning van de ziekte de morele verantwoording is voor het hele medisch-technische systeem. Of dat vooruitgang echt door niets mag gestopt worden.

 

De weg loopt volgens mij dus langs het stellen van vragen, lastige, kritische, onaangename vragen, waarbij mensen geconfronteerd worden met de gevolgen van hun eigen houding. Dat doet altijd twijfelen. Waarom mogen wij niet meer ziek zijn? Is ziek zijn niet een stuk van de menselijke bestaansconditie? Is ziek zijn geen mensenrecht?

Dat lijkt irrationeel, maar is het dat ook echt?

 

Niets verhindert ons altijd weer te vragen naar de zin van de wetenschappelijke techniek, zoals zovele denkers ons hebben voorgedaan: is het echt verantwoord om de techniek te (laten) gebruiken om individuen te manipuleren of nieuwe “waarden” bij te brengen, waarmee allerlei “Bigstructuren” kennelijk gebaat zijn?[18] [19]

 

Misschien moeten we ons wat meer zorgen maken over het wetenschappelijk-technisch complex.

 

Jaak Peeters

December 2021

 

 

[1] Klasien Horstman & Ine van Hoyweghen. Wetenschap en politiek in tijden van onzekerheid. Filosofie Tijdschrift, november-december, 2021, blz.3.

[2] Techniek wordt hier opgevat in zeer nauwe samenhang met wetenschappelijke kennis. Ik maak gebruik van de inzichten van enkele filosofen die zich op techniek hebben toegelegd.

[3] M. Heidegger. De techniek en de ommekeer. (Nl. vertaling) Lannoo, 1973, blz. 34 en passim. Heideggers stelling komt voort uit zijn waarheidsbegrip: Veronica Vasterling legt in haar Waarheid en Tijd bij Heidegger (Van Gorcum, 1993, blz. 13) uit: het “het zijnde is ‘waar’ wil niets meer of minder zeggen dan: het zijnde is, en dat wil zeggen: het zijnde verschijnt, of, zoals Heidegger het noemt, is onverborgen.” Als ik zie dat mijn pruimenboom verdroogt, dat zie ik (jammer genoeg) ‘waarheid’.

[4] Koo van der Wal. Nieuwe vensters op de werkelijkheid. Klement, 2011, blz. 263.

[5] Frank Mulder. Murwgebeukt door de machine. De Groene Amsterdammer, 27 maart 2014. Het is van belang erop te wijzen dat techniek ook voor J. Ellul meer is dan de omgang met machines. Propaganda is volgens hem ook techniek. Techniek is het rationeel gebruik maken van kennis.

[6] Samuel IJsseling. Macht en onmacht. Boom, 1999, blz. 145.

[7] Interview met Bernard Stiegler in De uil van Minerva, volume 28, 2015, blz. 303.

[8] Idem, blz. 335. Techniek dreigt dus ons gezichtsveld de vernauwen. Maar dat is een ander verhaal.

[9] Een lezenswaardig boekje daarover is Het mysterie van de hersenstam, van Tjeu van den Berk, Meinema, 2003.  Van den Berk wijst naar de onuitwisbare invloed van de primitieve hersenstam om ons gedrag en relativeert daarmee de corrigerende werking van de cortex.

[10] https://www.youtube.com/watch?v=4nWkBACvmAk. Prof Capel is emeritus en was gewoon hoogleraar besmettingsleer, in het bijzonder de experimentele immunologie, vanaf 1 september 1987 aan de universiteit van Utrecht. Zie ook: Fl. Moes, Het placebo-dilemma. Over ethiek, geloofwaardigheid en publiek vertrouwen in Covid-19-vaccinstudies. Filosofie Tijdschrift, nov.-dec., 2021, blz. 22 -26. En voorts: E. Lievevrouw, L. Sifffels & M. Lanzin, Een vernieuwd vertrouwen in Big Tech? Filosofie Tijdschrift, nov.-dec., 2021, blz 2731

[11] Jean Antoine Nicolas de Caritat, Markies van Condorcet. Over de vooruitgang van de menselijke geest (NL vertaling) Klement, 2008, blz. 193.

[12] De zogeheten build back better.

[13] In maart 2021.

[14] Peter Joosten. Supermens. Bot uitgevers, 2020, blz. 14.

[15] Dieter Hammer, Diederick Spranger, Jesse Mulder, Frank Storm en Arie Bos. Transhumanisme. Nearchus, 2018, blz.19.

[16] Dit sluit aan bij de inzichten van Mark Elchardus, in zijn Reset, Ertsberg, 2021, blz. 9. Elchardus spreekt over een Faustiaanse beschaving.

[17] Kees le Pair. De tweede apocalyps. 2017. (Eigen beheer)

[18] Bernard Stiegler: Toute technologie est porteuse du pire autant que du meilleur. In Le Temps, 22/3/2018.

[19] https://thenationalpulse.com/news/conflict-reuters-chairman-is-pfizer-investor-and-board-member/

Peter Scholl-Latour: de onbegrensde oorlog

Inleiding

 

Peter Scholl-Latour (1924-2014) is in onze contreien vooral een illustere onbekende. Dat is spijtig want de intelligente Peter Scholl-Latour heeft in de loop van zijn lange loopbaan vol wereldwijde omzwervingen een diepgaand inzicht in deze wereld verworven. De meeste van onze politici kunnen daar slechts van dromen – als ze er tenminste enige belangstelling voor hebben.

Hoewel hij gedeeltelijk in Parijs is opgeleid en voor een deel zijn hart aan Frankrijk verloren heeft, is het toch vooral Duitsland, de Duitse politiek en het lot van de Duitse Bundeswehr die hem tot een enigszins somber scepticisme brengen over de politiek die het Westen, onder aanvoering van de Verenigde Staten, voert ten aanzien van wat ik hier voor het gemak de Oriënt zal noemen, dit is de Aziatische wereld ten oosten van Europa en ten zuiden van Rusland.

Zijn verhaal gaat uit van zijn uiterst kritisch oordeel over de cynische machtspolitiek van George Walker Busch, vooral ten tijde van diens oorlog tegen het terrorisme en zijn inval in Irak, waar zijn troepen op zoek gingen naar overigens onvindbare massavernietigingswapens.

 

Zijn boek verscheen in 2003 bij de Arbeiderspers. We zijn nu 18 jaar verder en Scholl-Latour blijkt visionaire kwaliteiten te hebben bezeten.

In wat volgt zal ik enkele interessante aspecten van zijn verhaal onder ogen brengen, om die vervolgens te gebruiken in enkele overwegingen over onze eigen situatie.

Vanzelfsprekend streef ik daarbij geen volledigheid na.

 

Een gigantische misleiding

 

Scholl-Latour (vanaf nu verder SL genoemd) begint zijn verhaal met de uitspraak dat de Verenigde Staten bij hun inval in Irak bij vriend en vijand waarschijnlijk nog nooit op zo’n diep wantrouwen hebben gestuit als toen. Rond de veldtocht tegen Irak, zo schrijft hij, heeft een gigantische misleiding plaatsgevonden die in de geschiedenis nauwelijks haar weerga vindt, en die alleen met behulp van moderne elektronische media uitvoerbaar is geweest.

Dat wantrouwen weerspiegelt zich in de diepe afgrond die is ontstaan tussen de beide noordelijke oevers van de Atlantische oceaan. Gaandeweg immers werd  steeds duidelijker hoe omvangrijk de vergissingen en de leugens waren waarvan zowel Bush als Blair zich hebben bediend om de bevolking in oorlogsstemming te brengen.

Natuurlijk werd dit pas mogelijk na de gebeurtenissen van de 11e september in New York: de aanslag op de handelstorens werd door de massamedia, “geneigd als ze zijn tot hysterie en conformisme”, een keerpunt in de geschiedenis genoemd.

Als men een groot aantal Amerikaanse publicisten en hun Europese napraters  mag geloven, heeft het internationale terrorisme op 11/9/2001 met een enorme donderslag zijn lelijke gezicht onthuld.

SL wijst bij herhaling op de bereidheid van de Amerikanen om de publieke opinie met verzinsels en leugens te bewerken en daarbij op de onbegrijpelijke medewerking van de media konden rekenen.

De boodschap van de auteur is duidelijk: dit soort misleiding is ook vandaag algemene praktijk.

 

De verspreiding van Democratia Americana: ten oorlog tegen Het Kwaad.

 

Grote mogendheden hebben kennelijk behoefte aan een vijandbeeld en dat is voor Amerika misschien nog meer het geval dan voor sommige andere staten. Al bij al leeft er al sinds lang een geest van exceptionalisme in de VS, de overtuiging dat Amerika een wereldomspannende taak heeft om Het Kwaad te bestrijden en overal ter wereld uit te roeien.

Dat was al zo ten tijde van de Koude Oorlog, toen de voormalige  bondgenoot tegen Nazi-Duitsland, de Sovjet-Unie, op korte tijd veranderde in een bedreiging voor de vrijheid en dus met alle middelen moest worden bestreden en het communistisch gevaar ook in Korea moest worden gestopt. Maar met de aanslag op de torens in New York had het kwaad plots een heel ander gezicht gekregen, nadat de gevreesde Kwade Vijand in 1989 als een bloemzak ineen was gezakt. De Amerikanen zouden nu wereldwijd optreden om het terrorisme voor eens en voor altijd uit te roeien. Zodoende viel Bush Irak binnen en liet de latere Nobelprijswinnaar voor de vrede, Obama, een  icoon van het terrorisme doden: Osama Bin Laden.

Natuurlijk heeft Amerika ook langs vreedzame weg in het Midden-Oosten ingegrepen, met name bij de totstandkoming van de overeenkomsten van Camp David o.l.v. Jimmy Carter.

Wat er dan in de plaats moest komen? Vrede natuurlijk, maar dat niet alleen. Er moest aan democratische nationbuilding worden gedaan. De democratische staten die de Amerikanen op het oog hadden namen allemaal de vorm aan van het Amerikaanse voorbeeld.

 

Afghanistan

 

Het meest recente ‘gevechtsterrein’ waar die oorlog tussen goed en kwaad zich afspeelde – en voor de Amerikanen faliekant afliep – is Afghanistan. SL geeft hier veel aandacht aan, omdat hij daar vooreerst een schoolvoorbeeld van die Amerikaanse zendingsdrang meent aan te treffen en hij ten tweede zich opwindt over de rol van de Bundeswehr, waarbij hij zich enigszins retorisch afvraagt wat die Bundeswehr is godesnaam in Afghanistan te zoeken had. “In de westerse pers werd geleuterd over een beginnende ‘democratisering’, maar men vergat aan te geven dat in een uiterst divers land als Afghanistan stabiliteit onmogelijk is zonder een subtiel evenwicht tussen de diverse stammen.(…) De Amerikaanse deskundigen waren er dus niet in geslaagd om van Afghanistan een natie te maken en waren niet verder gekomen dan een samengeraapt allegaartje van allerlei lieden die veelal uit persoonlijk eigenbelang voordeel zagen in het meespelen met de Amerikanen.(…) Men had moeten weten dat men de Afghanen niet kan kopen, maar hoogstens inhuren”, schrijft hij nog (blz. 77).

Maar veel belangrijker dan de verhoudingen tussen volksgroepen is de islamitische geest die alle Afghanen met alle andere islamieten verbindt: “niet oosters, niet westers – islamitisch!”. Bovendien zijn in Afghanistan – en elders in de islamitische wereld – de oude patriarchale familiebanden nooit verdwenen. Het idee dat vrouwen evenwaardig zijn in het politieke leven is gewoon onuitstaanbaar, hetgeen elke illusie van de westerse wereldverbeteraars over de kansen van een egalitaire burgerstaat de kop indrukt.

 

 

Gehaaide zakenlui

 

“In de jaren daarna hebben die onverschrokken wereldverbeteraars hun in verkeerde banen geleide vooruitgangsgeloof vermoedelijk met hun leven betaald, maar achteraf bezien vind ik hen achtenswaardiger dan de opportunistische gehaaide zakenlui die je nu tegenkomt in de omgeving van interim-president Karzai, en die leugenpraatjes over moderne vernieuwing verkopen”( blz. 123).

Hierbij stoot SL door naar een ander aspect van het Amerikaanse optreden: hun drang om de olievoorraden in hun eigen voordeel onder controle te krijgen. Natuurlijk is dit gegeven bekend en dat werpt licht op het hypocriete optreden van de Amerikaanse supermacht. Het gedoe van wat SL ‘de plutocratie’ noemt bepaalt zeer zeker mee de Amerikaanse politiek, al moet gezegd worden dat dit voor de Europese mogendheden precies hetzelfde ligt. Het ligt ongetwijfeld mede aan de belangen van die “gehaaide zakenlui” dat zich in het Westen niet één proteststem verhief, toen tienduizenden soldaten tijdens de oorlog tussen Iran en Irak door gifgas werden gedood. Meer zelfs: “Tegenwoordig heerst Israël over de VS, en dicteren ze daar de buitenlandse politiek van Washington – althans de politiek ten aanzien van het Midden-Oosten”(blz. 189) en volgens SL heeft de miskenning van de joodse prioriteiten Bush zelfs zijn herverkiezing gekost.

Kortom: via Washington streven een aantal “gehaaide zakenlui” wereldmonopolies na, toen nog vooral met betrekking tot de olie.

 

Religieuze expansie

 

Men is geneigd om de islam expansionistisch te noemen en dat is zonder meer terecht. Islamieten zijn doordrongen van hun morele superioriteit en schikken zich naar de westerse wensen slechts net zolang tot ze de kans zien om zichzelf op te hijsen.

Het westen doorziet maar niet hoe het manicheïsme in de oude leringen van Zarathoestra een universeel verschijnsel is: in Perzië, in het Tweestromenland, in Afghanistan, in de héle islamitische wereld. Het was aanwezig bij de Katharen en zelfs in zekere zin in het calvinistisch puritanisme (blz. 337). Deze eeuwige strijd tussen goed en kwaad laat gewoon geen compromis toe en dwingt de islamiet tot volgehouden religieuze expansie. Zoals M. Kadhafi ooit zei: “de hele wereld moet islamitisch worden”. Men stelt, schrijft SL, vast dat niet alleen de verspreiding van de Islam in het huidige Indonesië toeneemt, maar ook de felheid van de geloofsbeleving.

Hiertegenover staat een al haast even fel beleefd Hindoeïsme, waarbinnen de oude kastentegenstellingen veelal nog onverminderd blijven voortbestaan.

Tegen al dit religieuze geweld is de westerse democratie niet opgewassen. Het militaire overwicht van de Amerikanen – heel relatief trouwens, zoals Afghanistan bewijst – brengt sommigen ertoe om een tijdlang mee te te heulen met de Amerikanen, maar ze trekken hun oude gewaden weer aan zodra de Amerikaanse tegenwind in kracht afneemt. Vanaf dan gaat de religieuze expansie met nog grotere felheid weer door. “De onbegrensde oorlog” is inderdaad de passende titel voor SL’s werk.

 

China

 

China mocht in zijn boek niet ontbreken. De reden is meervoudig. Er is vooreerst de islamitische Oemma, de wereldgemeenschap van islamieten, waartoe alle islamieten zich onvoorwaardelijk rekenen. In het westen van China leven omvangrijke groepen islamieten. Een van de groepen wordt gevormd door de inmiddels bekende Oeigoeren, die op dit ogenblik worden heropgevoed – zoals dat heet – door Han-Chinezen. Bij deze heropvoeding ondervinden de Chinezen echter veel moeilijkheden. De voornaamste is dat de Oeigoeren zich na enige tijd in schijn aanpassen, maar zodra de kans zich aandient weer teruggrijpen naar de Islam. “..het is totaal onvoorstelbaar dat er een brug geslagen zou kunnen worden tussen de aardsgezindheid van het Chinese denken, het afzien van elke metafysische speculatie (…) en de bezetenheid van God, het theocentrische levensgevoel dat de profeet Mohammed zijn aanhangers had opgelegd” (blz. 430).

Minstens even belangrijk is dat de Cinezen hun achterstand tegenover het westen, die ze opliepen tijdens de koloniale overheersing door datzelfde westen, snel aan het inlopen zijn. Ze zijn zelfverzekerd en twijfelen er niet aan dat ze over niet te lange tijd de confrontatie om de wereldmacht met Amerika zullen aankunnen. Zelfs als de Amerikanen Kaboel hadden kunnen veroveren, zou hen een omineuze krachtmeting aan de rand van de Stille Oceaan wachten.

“Ik wil hier niet bepaald tegenspreken dat op zijn minst de miljoenen stadsbewoners – en hun consumptie- en geldzucht – maar al te vaak bezwijken voor de glinsterende verlokkingen van een amerikanisatie van het dagelijks leven, die men ook ‘globalisatie’ kan noemen.(…) Men moet zich echter hoeden voor de terribles simplificateurs”(blz.460).  Zelfs in Taiwan, waar de amerikanisatie het verst is doorgedrongen, weet men de westerling mee te delen dat er een diepe kloof ligt tussen het Westerse en het Chinese levensaanvoelen. Zeer recent (september 2021) vertelde een Vlaamse  jongeman van 25, die om professionele redenen Taiwan bezocht, me dat in de diepere lagen van de bevolking de vrouwonvriendelijkheid – zoals hij dat noemde – virulent aanwezig is. Daarmee bevestigt deze observatie de stelling die SL van Kipling overneemt : oost is oost en west is west en die zullen elkaar nooit ontmoeten.

 

Enkele lessen

 

Lessen trekken uit een van ervaring en persoonlijk contact doortrokken verhaal van haast 500 bladzijden is niet zonder risico. Niet iedereen zou dezelfde klemtonen leggen.

Maar het is hoe dan ook altijd een leerzame oefening.

Vooreerst: ik heb het hierna over West-Europeanen, want in tegenstelling met wat de officiële EU-propaganda ons wil doen geloven, bestaat dat éne Europa niet. Dat komt omdat er een diepe caesuur loopt tussen West- en Oost-Europa. Die is weliswaar niet zo diep als die tussen het Westen en China of tussen China en de Oemma, maar ze berust op gelijkaardige beginselen: het Oosten is orthodox en het Westen is katholiek of protestant. Een uiterst belangrijk gegeven is dat de orthodoxe kerk de volkstaal als basis heeft genomen, terwijl het katholicisme lang het Latijn heeft gehanteerd. Door de volkstaal van bij het schisma tot op het niveau van het Latijn te verheffen, is het gemeenschapsdenken een ander karakter gaan aannemen. Daar komt bij dat het zuid-oosten van Europa nog altijd door de Ottomaanse overheersing getekend is. Al die streken hebben een totaal andere politieke geschiedenis achter de rug. Aan de andere zijde valt ook Groot-Britannië weg.

Bovendien blijft de oosterse ziel voor westerlingen ondoorgrondelijk. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de houding van Polen t.o.v. de EU, die door sommigen opstandig wordt genoemd. De Polen voelen hun houding echter niet als opstandigheid aan en zien  de bemoeienis vanuit het Westen als ongepast. Of denk maar aan Hongarije.

Volkeren en groepen van volken worden dus gescheiden door culturele en religieuze grenzen. Die zijn buitengewoon moeilijk over te steken en ze zijn bovendien taai, vooral omdat ze onzichtbaar zijn.

Voor de toekomst van het continent is het wijs te erkennen dat zaken als cultuur en religieuze grenzen van wezenlijke betekenis zijn, zelfs al vormen ze voor sommigen slechts een voorbeeld van archaïsme.

Een tweede element is de militante felheid van de Islamitische expansie. SL vertelt in zijn boek hoe hij in het kantoor van een vooraanstaande islamiet kaarten van Duitsland en Frankrijk zag hangen, beide ingekleurd als ‘te veroveren gebieden’. Het is misschien correct sommige aanslagplegers in West-Europa als misgelopen zielen te beschouwen, maar men mag niet vergeten dat zij in de islamwereld toch op ruime sympathie kunnen rekenen. De veroordeling en opsluiting van deze ‘misgelopen zielen’ levert hen de status van heilige op die als voorbeeld geldt voor talloze jongeren uit de islammileu’s, voor wie de westerse levenswijze verwerpelijk decadent is. Deze beoordeling van islamitische ‘martelaren’ is universeel voor de hele islamwereld – ook die in het westen. En de islamitische bevolkingsexplosie ziet men in de islamwereld als een doeltreffend middel tot verovering. SL wijst er terloops op dat ook de Hindoes op deze manier denken.

Dit trekt een dikke, vette streep door de illusies van mensen zoals Bart Somers of Angela Merkel, die geloven dat met islamieten een multiculturele samenleving kan worden gemaakt. De islam is superieur en moét de rest overheersen, desnoods met geweld. Zo simpel is het.

Tegenover de islam is er dus van onze kant geen soepele houding mogelijk, tenzij we bereid zijn onze eigen ondergang onder ogen te zien.

Opvallend, ten derde, is de klemtoon die SL legt op de invloed die machtige financiële en economische groepen hebben in de VS en West-Europa. Wie leest hoe ‘plutocraten’- dat is zijn woord – zelfs het beleid van de regering van Amerika kunnen bepalen, is niet verbaasd dat dit niet alleen voor olie gebeurt, maar in deze covid-tijden ook voor de farmacie.

Ten vierde: de verhoudingen in de wereld veranderen en zullen dat blijven doen en ze zullen niet in het voordeel van het Westen veranderen, laat staan in het voordeel van West-Europa. Onze tijd van totale dominantie zit er definitief op, of de EU zich nu verder ontwikkelt of niet. In tegenstelling tot wat velen denken zal, zoals gezegd, de toekomst niet alleen door geld en delfstoffen worden bepaald, maar ook door religie en cultuur. Ik wijs hier in het voorbijgaan op de opkomst van de woke-cultuur. Op cultureel gebied is het totaal ontkerkelijkte en van zijn eigen grondslag weggedreven West-Europa sterk in het nadeel. Dat nadeel uit zich bijvoorbeeld in het ontbreken van een geloofwaardige defensie, waardoor een groot maar relatief arm land zoals Rusland in staat is om een bedreiging te vormen. Maar als we niet bereid zijn op te komen voor onze eigen cultuur, zijn we dan bereid onszelf militair te verdedigen? Of hoe kunnen we dan verlangen een redelijke plaats in te nemen in de wereld van morgen, waartoe dan naast China en Amerika ook India, Brazilië en – wie weet – Afrika zullen behoren?

Tenslotte valt het op hoe ook SL de media op de korrel neemt. Hij noemt ze laf, collaborerend, uit op sensatie en winst. Daarmee verlagen de media zichzelf tot op een niveau dat de uitgespuwde sociale media niet te boven gaat. Het valt niet in te zien hoe dergelijke media op een opbouwende wijze aan de samenleving kunnen bijdragen, laat staan bij te springen in de komende onbegrensde oorlog tussen de grote beschavingen van deze planeet.

 

Tot slot…

 

Na de (her)lezing van het werk van Scholl Latour wordt het duidelijk dat de hele wereld in beweging is, dat meer dan ooit zal doen en zal blijven doen.  We zien dat overigens nu al heel duidelijk aan de talloze ‘migranten’ dat lang niet allemaal vluchtelingen zijn. Voor deze en vele andere toestanden is een nieuwe, andere en meer aangepaste denkwijze noodzakelijk. Dit is de wereld is waarin wij ons eigen zelfbehoud als Vlamingen, als Nederlanders en als West-Europeanen moeten definiëren. Zonder die definitie zal er voor ons geen interessante plaats overblijven. Er moet in die zelfdefinitie dan ook ruimte zijn voor het volksnationalisme dat immers ook voor ons continent wel degelijk kenmerkend is, ondanks de globalistische illusies die door SL opgevat wordt als een andere naam voor amerikanisering. We moeten weer oog hebben voor religie en voor cultuur. En die zelfdefinitie zal er niet komen als we ons niet kunnen ontdoen van het verderfelijk postmodernistisch geloof voor hetwelk alles even belangrijk is en dus niets belangrijk genoeg om er voor te vechten.

 

 

Jaak Peeters

November 2021