Foei, Karel de Gucht!

Het is waarschijnlijk dat hij het nog niet wist toen hij zijn column uit zijn pen wrong over het dode jongetje Aylan: dat schrijnende beeld van een dood kindje, ergens op een godvergeten strand. Want nu vertellen andere Syriërs toch wel dat vader Aylan zelf actief was als mensensmokkelaar, ten dienste van mensen op zoek naar een betere wereld! Voor Karel de Gucht niettemin “verworden” vluchtelingen tot gelukzoekers als ze verder dan Turkije of Griekenland willen geraken. Dat tenminste legt hij, afkeurend, concurrerende politieke strekkingen in de mond. Vervelend voor de Gucht, maar de daden van vader Aylan blijken bij zijn volksgenoten niet bepaald op veel sympathie te kunnen rekenen. Komt allemaal uit diezelfde krant. Op dezelfde dag. Het lijkt erop dat de politieke concurrentie van de Gucht het bij het rechte eind heeft.

Meer zelfs: diezelfde dag stond in diezelfde krant te lezen dat achtergebleven Syriërs de vluchtelingen naar Europa als verraders beschouwen. Het is zeer de vraag of het beeld van het dode jongetje op dezelfde manier de wereld zou hebben rondgereisd als het Syriërs waren geweest die de media beheersen.

“If”- wetenschap is niet veel waard, maar veronderstellen mag altijd. Laat ons dus veronderstellen dat de mensen die nu het woord verrader in de mond nemen hun versie van de feiten in onze kranten zouden hebben laten verschijnen. Wat zouden we dan gelezen hebben?

Zouden lieden van het slag van de Gucht het dan nog aangedurfd hebben op de golven van de emocultuur mee te drijven en daarvan gebruik te maken om de uitspraken van een concurrerend partijvoorzitter “goor buikgevoel” te noemen?

Wat is er overigens mis met buikgevoel? Volgens mijn woordenboek is buikgevoel een bepaalde vorm van intuïtie waarvan men door het onberedeneerde aspect aanneemt dat die uit de buik afkomstig is. Ik wist echt niet dat zulks fout is. Waarom mag iemand geen intuïtief aanvoelen van de dingen hebben? Alsof de heer de Gucht, die zich kennelijk voor rationeel houdt, nooit op zulk buikgevoel afgaat. Maar goed: de zaak krijgt vooral een onfrisse geur door toevoeging van het predicaat ‘goor’. Goor wil zeggen: modderig, smerig, vuil, bedorven, onsmakelijk. Zo leert ons het woordenboek. Is buikgevoel smerig? Bedorven? Onsmakelijk? En dat moeten we dan vernemen van een man die zich de naam Aylan toe-eigent, meedrijvend op de hoger genoemde golven van de emocultuur oftewel datzelfde buikgevoel.

De heer de Gucht had zijn woorden toch wat zorgvuldiger kunnen kiezen…

Nou ja: de Gucht staat niet alleen met deze recuperatie van menselijke ellende. We zullen maar aannemen dat zulks hoort bij de oude politieke cultuur.

De heer De Gucht is ons echter nog een andere uitleg verschuldigd. Want volgens hem moet de politiek de openbare mening niet volgen, maar haar leiden.

Tja: dàt smeekt om uitleg. Heel veel uitleg zelfs.

Sylvain de Bleeckere spoort ons aan voluit te gaan voor de democratie en ik treed hem daarin bij. Zulke democratie bevindt zich in een blijvend wordingsproces. Burgers moeten betrokken zijn bij de dingen van hun land en daarbij hun verantwoordelijkheid opnemen. De Atheense tragedies nodigden de toeschouwers tot betrokkenheid uit en inspireerden hen tot het nemen van verantwoordelijkheid.

Is het dat, wat de heer De Gucht bedoelt als hij beweert dat de openbare mening moet geleid worden?

Ik denk niet dat hij dit op het oog had en ik vrees dat hij eigenlijk bedoelde: je moet niet altijd navolgen wat de publieke opinie wil maar desnoods je eigen wil durven door te drijven. De bevolking moet maar volgen, want eigenlijk weet zij toch niet wat goed voor haar is. Zo is toch de praktijk van het beleid dat de heer de Gucht voerde. Een Europese Unie doordrijven, bijvoorbeeld, zonder rekening te houden met de negatieve uitslagen van de referenda of gewoon géén referenda houden. Dan hoef je met de uitslag geen rekening te houden. Ik volg hierbij slechts Prof. Baudet. Of met Amerika handelsverdragen sluiten die onze sociale en culturele wetgeving onderuit zullen halen. Inderdaad: dan kun je vrijuit je eigen weg gaan, om achteraf doodleuk te beweren dat je je verantwoordelijkheid hebt genomen en de bevolking “hebt geleid.”

Dat scheelt in betekenis toch nogal wat met de stelling van de Bleeckere, die niet zegt dat je bij het nemen van beslissingen niet moet steunen op mening van de bevolking, maar dat je de bevolking moet helpen om goed na te denken, goed te debatteren en vervolgens verantwoordelijkheid op te nemen. Kortom: je moet de mensen helpen als democraten te handelen, precies om op hun mening te kunnen steunen. Anders dienen verkiezingen tot niets.

D’er valt hoe dan ook niet aan te ontkomen: in een democratie is het de bevolking die bepaalt welke de koersrichting zijn zal. Niet de happy few die zichzelf uitverkoren acht om leiding te geven. Wat je moet doen is de bevolking leren zich als democraat te gedragen, wetende dat de perfectie nooit zal bestaan. Het komt een kleine kliek niet toe te oordelen in de plaats van de burgers.

Zo simpel is het.

Dat is wellicht moeilijk te verteren voor de elitaire satraap de Gucht, die nochtans niet aarzelt de mogelijkheden die de emocultuur hem biedt, om niet de ratio doch wel het “gore buikgevoel” van de bevolking te mobiliseren tegen een rationeel ingenomen politiek standpunt van een concurrerend partijvoorzitter.

Het is toch zo doorzichtig en tegelijk zo weinig geloofwaardig: de welgestelde Karel de Gucht die zich identificeert met het arme, ongelukkige jongetje Aylan.

Of de rijke hoge mieter die de miserie van het arme jongetje gebruikt om er politiek munt uit te slaan.

Foei, Karel de Gucht.

Jaak Peeters

September 2015

Van Anaxagoras tot Karl Drabbe of de foute kant in de geschiedenis.

In 399 voor onze tijdrekening diende Meletus bij het bestuur van Athene een officiële aanklacht in tegen Socrates: “Socrates is schuldig aan het loochenen van de goden die de staat erkent, en aan het introduceren van nieuwe goden; hij is ook schuldig aan het bederven van de jeugd, de gevraagde straf is het doodvonnis.” Plato beschrijft in zijn Phaedo hoe Socrates de laatste dagen van zijn leven, toen hem de gifbeker was opgelegd, doorbracht. Eén van Socrates’ bekendste uitspraken was zijn antwoord op de mededeling dat persoon X over hem kwaad had gesproken: “Nu ja: goed spreken heeft hij nooit geleerd!”.

Toen Socrates overleden was kwamen de Atheners volgens het verhaal van Diogenes Laërtius tot inkeer, veroordeelden Meletus ter dood en sloten ten teken van rouw om de dood van Socrates de gymnasia.

29 jaar voordien was Anaxagoras veroordeeld, na een aanklacht door een zekere Cleon. Wegens goddeloosheid. Anaxagoras had namelijk de mening geuit dat de zon een massa gloeiend metaal is en dus geen god.

In 415 werd Hypatia, filosofe en wiskundige met grote faam in Alexandrië door woedende christenen op gruwelijke wijze vermoord. Vrouwen hoorden aan de papketel en haar omgang met voornamelijk hooggeplaatste politici maakte haar verdacht. Ze werd ervan beschuldigd mee te heulen met de Romeinse landvoogd Orestes en zo de zaak van de christenen te hebben gedwarsboomd. Sommige bronnen beweren dat Hypatia al in 400 de bewegingswetten, die Kepler in 1609 te boek stelde, had ontdekt, hetgeen radicale christenen een harde doorn in het oog was…

Op 17 januari 1600 werd de Italiaanse filosoof en sterrenkundige Giordano Bruno op de brandstapel vermoord, na een veroordeling door de Inquisitie. Bruno was van mening dat wij leven in een oneindig heelal, dat de zon slechts een ster is onder de vele anderen, dat een persoonlijke god niet bestaat en dat katholieke praktijken zoals de transsubstantiatie verzinsels zijn.

In de Nederlanden kwam de jonge Baruch de Spinoza al snel in grote moeilijkheden omdat hij beweerde dat de heilige schrift de menselijke geest verraadt en daarom niet het woord van een god kan zijn. Op 27 juni 1656 werd Baruch uit de Joodse gemeenschap gestoten op beschuldiging van “vreselijke ketterijen”.

In 1944 werd Josef Mindszenty door de Hongaarse marionettenregering opgesloten, omdat hij niet wilde zwijgen over de onrechtvaardigheid van de Duitse bezetting. In 1948 werd hij opnieuw gearresteerd, ditmaal door de communisten. Mindszenty had zich bij herhaling uitgesproken tegen de communistische dictatuur in zijn land.

Ieder die dat wil kan deze lijst verder aanvullen. De Katharen, de slachtoffers van Pol Pot, de Goelach, Guantanamo en de communistenjacht in de Verenigde Staten ten tijde van Mc Carthy, het Duitse Berufsverbot, de repressie van Vlaamse nationalisten in België na 1945…. De lijst is eindeloos.

Toegegeven: de aangehaalde voorbeelden vertegenwoordigen een harde, radicale en kleine minderheid. In de meeste gevallen loopt het niet zo’n vaart.

Maar toch komt hier een logica bloot te liggen. Een pijnlijke logica.

Er loopt namelijk één duidelijke, rode draad doorheen de soms bloederige geschiedenis: regimes en machtigen van allerlei pluimage en allerlei aard – het gaat echt niet alleen om louter politieke macht – hebben het doorgaans niet voor pluralisme en doen er alles aan om niet-passende meningen het zwijgen op te leggen. Pluralisme blijkt moeilijk te verdragen.

Dat machthebbers zich van machtsmiddelen bedienen om hun doelen te bereiken, is van alle tijden. Soms inspireren zij daardoor zelfs hun slachtoffers, zoals in het geval van Nicolo Macchiavelli, die in Firenze in ongenade viel en op de vlucht moest.

Nu ben ik geen groot favoriet van het blad De Morgen, maar de uitspraak van Bart Eeckhout op 17 augustus 2015, dat namelijk uit botsing vaak de grootste vooruitgang komt, is een schot recht in de roos.

Doorheen de geschiedenis hebben velen dus getracht dat botsen te verhinderen. Dat heeft veel schade aangericht. Als de ideeën van Hypatia zouden aanvaard zijn geweest, dan had de wetenschap de wetten van de ellipsvormige beweging misschien 1200 jaar eerder gekend. Men mag dus niet bedenken wat dit alternatief ons zou hebben opgeleverd, bijvoorbeeld inzake de vooruitgang van de medische wetenschap.

Waar de strijd tegen de vrijheid van spreken lukt, ontstaat de zogeheten pensée unique: je hoort zus en zo te denken. Wie dat niet doet wordt uitgestoten, belasterd, bespot, in een cordon opgesloten of, in de hoger genoemde gevallen, zelfs fysiek uitgeschakeld. Orwell heeft er een mooi boek over geschreven.

Zo bekeken is er wel degelijk een foute kant aan de geschiedenis, de kant namelijk die vrijheid en vrije meningsuiting wil onderdrukken ter wille van welke belangen dan ook.

Men zou nu graag willen geloven dat de geschiedenis de mensen wijzer maakt en de uitspraak dat de geschiedenis zichzelf herhaalt onjuist is. Helaas: nil nove sub sole.

Niet dus. De foute kant ontwapent nooit. Het lijkt wel de Duistere kant van The Force in Star Wars….

Het plotse ontslag van uitgever Karl Drabbe bij Pelckmans is, blijkens alle informatie en de uitvoerige en opmerkelijk eerlijke berichtgeving in De Morgen – De Standaard ontbrak aanvankelijk eens te meer – het bewijs dat de donkere tijden heus niet voorbij zijn. De donkere wolken hangen heus niet alleen boven de gebieden waar IS het voor het zeggen heeft.

Er is al veel over deze zaak geschreven. Zelfs Jean-Marie Dedecker wijdde er wat bewegingen van zijn vaak scherpe pen aan en Pierre Therie, gekend voor zijn vaak spitse uitspraken in zijn blog Media en Politiek anders gelezen drukte dezelfde zorg uit als hier te lezen staat: de frontale aanval op de democratie, een democratie waarvoor onze voorgangers zich zo hebben ingespannen.

Natuurlijk is in deze concrete kwestie niets juridisch-sluitend bewezen, maar met de ellebogen voelt iedereen hoe de vork aan de steel zit. Dat is zeker zo voor iemand die de betrokkene sedert vele, vele jaren beter kent, zoals schrijver dezes.

Imagoschade heet het tegenwoordig, als een uitgever nota bene in Vlaanderen in een internetblad opkomt voor de belangen van datzelfde Vlaanderen. Een bedrijf dat imagoschade lijdt omdat een haar medewerkers datgene doet wat in alle landen in de hele wereld elke dag opnieuw gebeurt: de belangen van de gemeenschap waartoe men behoort ten dienste staan! Zulk een bedrijf moet dringend een streng zelfonderzoek doen. Imagoschade! Hoe verzint men het! Imagoschade omdat een uitgever iederéén aan het woord laat, van Abou Jahjah tot Wim van Rooy? In een democratie hoort dat toch zo? Als dit imagoschade is, is het ijveren voor een democratische samenleving dus…imagobeschadigend?

Pelckmans heeft met zijn buitengewoon zwakke houding – al dan niet via een nieuwbakken ‘manager’, het soort lieden dat al zoveel kwaad heeft aangericht – niet alleen zichzelf en zijn uitstekende uitgever beschadigd, maar zich in deze zaak vooral langs de foute kant van de geschiedenis geplaatst.

Jaak Peeters

Augustus 2015

Een komende politieke aardverschuiving

De wind is wat gaan liggen en het stof is weggewaaid, nu een Grexit zogenaamd vermeden werd, de Grieken een ijzige reeks pijnlijke ‘hervormingen’ door de strot geduwd kregen en het overmoedige Syriza op de knieën ging.

Wat gebeurd is zou ons nochtans tot nadenken moeten aanzetten, want het verhaal levert heel wat vragen en overwegingen aan die niet alleen ongemakkelijk zijn, maar die ook tonen dat de schone schijn die media en politiek ophangen dringend aan correctie toe is.

Er is nogal wat kritiek geleverd op de flamboyante Yanis Varoufakis, de hoog-intelligente linkse Griekse economieprofessor, die bij de gedachte aan de herinvoering van de Drachme natte dromen kreeg. De man zou niet eerlijk zijn geweest, omdat hij al van bij het begin van de onderhandelingen met de IMF/EU-bazen een plan-B op zak zou hebben gehad. Also sprach de Europese Commissie.

In normale omstandigheden zou men een minister die met zo’n B-plan in de binnenzak naar de onderhandelingstafel trekt het predicaat ‘voorzichtig’ toeschrijven. Maar in Europa gaat dat dus anders.

Waarom gaat dat anders in Europa? Duldt Europa geen spaandertje twijfel? Is het, bijvoorbeeld, voor de volle 100% ongeoorloofd zelfs maar te veronderstellen dat sommige partijen in onderhandelingen niet tenminste ook in belangrijke mate aan hun eigen, individuele belang denken en echt niet alleen maar geporteerd zijn voor het collectieve heil? Toch twijfelt niemand eraan dat Merkel onder zware druk van de Duitse publieke opinie stond, toen ze de Grieken het mes op de keel zette.

Er zit zware, héél zware spanning op het hele EU- en EURO-systeem en elk sprankeltje twijfel, hoe klein ook, draagt in zich de kiem van de worm die uiteindelijk het hele gebouw in elkaar kan doen storten, is daarom onverdraaglijk en wekt hysterische reacties op.

Wat in hierbij storend is, is het feit dat niemand erkent dat de kiemen die tot dodelijke wormen kunnen uitgroeien altijd en overal aanwezig kunnen zijn, simpelweg omdat geen enkel menselijk project perfect en zonder constructiefouten is. Er bestaan geen alles te boven gaande, foutloze of onfeilbare menselijke projecten. Wie niet overweg kan met het bestaan van dergelijke mogelijks ontwrichtende kiemen, moet de blik wenden naar een of andere dictatoriale aanpak, waarvan de twintigste eeuw er twee soorten heeft laten zien. Ofwel moet men maar best meteen de beperktheid van elk menselijk project erkennen en aanvaarden dat àls dergelijke ongewenste kiemen zich roeren, daar gepast op moet ingespeeld worden.

Maar daarmee is het hek natuurlijk niet van de dam. Alles hangt af van wat begrepen wordt onder het woord ‘gepast’. Voor sommige, nog steeds luid klinkende, stemmen moet die kiem zelf worden gesmoord. Dat gebeurt dan door dergelijke kiemen te voorzien van etiketten zoals extreem-rechts – straks overigens ook van extreem-links, want ter linkerzijde klinkt het gemor tegen de gang van zaken ook steeds luider. Binnen het hier beschreven discours situeren zich de uitspraken van lieden als Mark Eyskens, die ons meedelen dat de EU nu eenmaal onontkoombaar is en dat de erosie van de natiestaat onvermijdelijk in de wetmatigheden van de geschiedenis geschreven staat en de mensen zich dus maar moeten neerleggen bij de feiten, die zij zelf in hun onmetelijke wijsheid al veel eerder hebben opgemerkt. Wie het daarmee niet eens is, plaatst zich dan meteen buiten de redelijkheid en kan derhalve met reden extreem worden geheten.

Het verhaal van de voorgewende onvermijdelijkheid van constructies zoals de EU wordt op vele manieren onderstreept: de zogeheten globalisatie, het verschuiven van de economische macht naar de nationaliteitsloze sanhedrins van de grote multinationals enzovoorts. Om die efficiënt aan te pakken zou het doorschuiven van politieke macht naar Europa dan ook onvermijdelijk zijn, omdat de oude natiestaten te onmachtig zouden zijn.

Allemaal zijn het versies van slechts één enkel, simpel verhaal: dat je om je wereld veilig te structureren moet kunnen rekenen op een straf functionerend politiek centrum. Het is niets anders dan een uiting van typisch westers beheersingsverlangen, erop gericht om Het Lot de baas te blijven. Of nog: het in politieke instituties gegoten wantrouwen van de westerling tegenover de demonen in zijn eigen ziel. Het bewijst het gebrek aan geloof in de eigen mogelijkheden.

Wat is daar eigenlijk voor origineels aan?

Alles welbeschouwd: niets.

Dezelfde gedachtegang werd gevolgd door de protagonisten van het centralisme van de oude Franse en Engelse natiestaten, die immers de regio’s nodig moesten verenigen om de al dan niet Hobbesiaanse uitdagingen van hun tijd aan te kunnen: de motivatie ook waarom de Montesquieu zijn waarschuwende trias politica formuleerde en zich vierkant keerde tegen de Leviathan van zijn Engelse voorganger.

Er bestaat geen intrinsiek, inhoudelijk verschil met het huidige EU-discours. Het enige verschil is: de schaalgrootte.

Maar precies hier houdt zich de worm van de toekomstige ontbinding nog het meest schuil. Want als de schaal van de regionale eenheden in de zeventiende eeuw te beperkt was geworden, wat verhindert ons dan te stellen dat de schaal van de tot de omvang van een half doch klein continent uitvergrootte Europese natiestaat over pakweg 50 jaar eveneens, en vermoedelijk nog veel sneller, zal aanbotsen tegen de grenzen van zijn eigen macht? Schaalgrootte is immers altijd een relatief begrip en de uiteindelijke grenzen van ons handelingsvermogen vallen samen met de grenzen van de planeet. Daar is Europa maar een heel klein stukje van. Welk discours zullen de eurofielen van vandaag dan aanvoeren om het voortbestaan hun EU – op dat ogenblik feitelijk tot een regio van de planeet herleid – te bepleiten?

Daar komt nog bij, ironisch genoeg, dat uitgerekend het hypercentralistische Frankrijk vandaag onderhevig is aan een decentralisatieproces, waarbij nota bene de oude, zogenaamd onmachtige regio’s van voorheen weer op het toneel verschijnen. De hergeboorte van de demonen waarvoor eurocratië zo davert? Is dat de reden waarom de EU zo fanatiek weigert met de regio’s aan de slag te gaan? Angst voor Het Lot dat toch altijd soeverein blijft?

Het is overigens geestig dat deze laatste wijsheid ons met name door de oude Grieken werd aangereikt…

En ook in Groot-Brittannië klinkt nu alweer de roep om een nieuw referendum over de Schotse onafhankelijkheid.

De kiem van de ontbinding van de EU, waarover steeds luider wordt gesproken, zit dus vast in de conceptuele bodem van het hele Europese project ingebakken en vroeg of laag ontwaakt de worm onverbiddelijk.

Daar komt nog bij dat de EU zonder de Tweede Wereldoorlog en de daarop volgende Koude Oorlog vermoedelijk nooit van de grond zou zijn gekomen. Maar de herinnering aan die beide perioden wordt in de geesten van steeds groter wordende aantallen Europeanen steeds vager. Naarmate de jongere generaties de ouderen opvolgen, worden de feiten van de twintigste eeuw steeds meer versteende geschiedenis. Meer zelfs: naarmate Europa nog méér vreemdelingen van niet-Europese origine opneemt, wordt die herinnering nog véél vager, omdat die mensen terecht niets willen te maken hebben met de oude frustraties van Europese politieke elites, die koortsachtig op zoek zijn naar het wondermiddel dat voor eeuwig en drie dagen de gevaren uit het verleden buiten de deur zou houden. Zullen de Afrikanen die op de vlucht sloegen voor oorlog en pestilentie in eigen land, bereid gevonden kunnen worden om de collectieve herinnering aan de trauma’s uit het verleden van Europa ook tot hun eigen herinnering te maken?

De Europese constructie zou wel eens veel brozer kunnen zijn dan haar impresario’s zichzelf voorhouden.

Hoe hardnekkiger de eurofielen het EU-project afschermen tegen elke vorm van inhoudelijke kritiek, hoe feller de worm zal groeien en hoe groter de kans dat de worm uiteindelijk het hele EU-project opvreet. En dat, tot onuitspreekbare wanhoop van de grote en kleine Eyskensen van deze wereld, de oude regio’s levenskrachtiger dan ooit uit de puinhopen van de ineengestorte EU-constructie zullen oprijzen. Dat die oude regio’s niet noodzakelijk de vorm van de natiestaten uit de achttiende eeuw zullen aannemen, is zeer waarschijnlijk, tenzij iemand bereid is te geloven dat honderdvijftig jaar volksnationalisme in Europa geen enkel spoor in de geschiedenis zal nalaten. Dat laatste zou dan in ieder geval afwijken van wat we overal elders in de wereld zien, waar zelfs verdwenen gewaande Wendat-etnieën weer opstaan.

De worm groeit in ieder geval. Als Merkel de harde tante moet spelen onder druk van haar publieke opinie, wat zal dan verhinderen dat hetzelfde in andere landen plaatsvindt? Hoe zal de eurofilie dan reageren? Troepen sturen, misschien, waarmee meteen voorgoed zou bewezen zijn dat de EU slechts een vergulde uitgave is van de zo talrijke eerdere pogingen om met geweld één groot Europees rijk op te trekken? Daarmee zou het Europese project alle democratische legitimiteit verliezen en nog meer voluit in de kaart worden gespeeld van de mensen in Zuid- en in mindere mate Noord-Europa, die nu al met afgrijzen verwijzen naar wat de Grieken door de EU werd aangedaan. Als het die richting verder uitgaat, groeit de kans dat zich in Europa herhaalt wat de Islamitische IS zo ver heeft gebracht: een succesvolle mobilisatie van de wrok tegen datgene wat de elites voorstellen als ‘modernisering’. Wie zal de uitbraak van zo’n wrok ooit beheersen?

In het voorbijgaan is het zinvol erop te wijzen dat niet alleen eurofiele, doch àlle elites in de klappen zullen delen: het zou goed zijn als thans regerende Belgische en Nederlandse politici zich hierover zouden beraden. De storm zal heus niet stilvallen aan de poorten van nationale parlementen.

Men ontkomt niet aan de indruk dat er echt niet veel meer nodig is voor een totale politieke aardverschuiving. Het doet allemaal denken aan de spanningen op de vooravond van de Franse Revolutie.

Misschien is het toch verstandiger maar eens grondig en zeer kritisch na te denken over de grondslagen, de aard en het nut van het Europese project zelf en ons af te vragen of mensen zoals Abraham Kuyper, met diens soevereiniteit in eigen kring – vandaag wellicht op te vatten als ware subsidiariteit oftewel het vertrouwen in de positieve krachten in mensen– , zo ver beneden de waarheid zaten. Zoiets heet: gepast reageren. Zolang eurofilië evenwel verkiest de kop in het zand te steken en een onwillige tegenspeler zoals Varoufakis gelijk dan maar van oneerlijke bedoelingen te beschuldigen – alleen maar omdat die scenario’s verzint om zijn volk ten dienste te zijn – zit die wijsheid er echter niet in.

Het maakt de komende aardverschuiving nog waarschijnlijker én erger.

Jaak Peeters

Augustus 2015

Big Brother wordt werkelijkheid

Er is al langer veel te doen over een mogelijke ‘Grexit’: het uittreden van Griekenland uit de Eurozone of zelfs – hoe durven ze! – uit de Europese unie.

Wat Syriza echt wil is niet zo moeilijk terug te vinden. Even het internet raadplegen volstaat. De kern lijkt me gewoon te wezen: Griekenland wil best wel zijn staatsschulden verminderen en zijn financiële verplichtingen nakomen, maar niet als de prijs daarvoor de totale verarming van de bevolking is.

Sommigen, zoals Thomas Piketty, vinden dat schulden niet altijd hoeven afbetaald. Dat is nogal moeilijk vol te houden, als je tenminste in de mogelijkheid wil zijn op latere datum nog eens geld te lenen. Nog anderen zijn van oordeel dat je schulden moet maken en de vermindering van staatsschuld helemaal niet hoeft. Amartya Sen vertelt in de Groene Amsterdammer van 25/6 dat toen Groot-Brittannië ging experimenteren met de invoering van de verzorgingsstaat, de staatsschuld van dat land 200 % van het BBP was. Dat kan juist zijn, maar dat was 1948, een periode van massieve economische groei. Dat is nou precies waar Syriza op wijst: de afbetaling van de schuld moet zoveel mogelijk uit de groei worden gefinancierd. Maar dan moet je de kans krijgen om te groeien! Bovendien is daar inderdaad het blote feit dat de Nazibezetter de Griekse centrale bank gedwongen heeft een lening aan hem toe te staan. Nogal wiedes dat de Grieken dat geld nu terugvragen, nu hen vanuit Berlijn het mes op de keel wordt gezet.

Allemaal interessante overwegingen, maar het voornaamste punt is, lijkt me, dat iedereen moet stoppen met de escalatie, de machtigste partij het eerst. Men van heeft van beide kanten goede redenen voor het innemen van hun positie, maar Europa heeft wel de minst goede.

Crediteuren hebben het recht hun geld terug te krijgen en te eisen dat de Grieken hun afspraken nakomen. Je moet echter niet profeteren over een solidaire Europese Unie, als diezelfde Unie niet bereid is te voorkomen dat haar politiek leidt tot het ten gronde richten van het sociale weefsel van haar lidstaten. Griekenland is niet eens een grote lidstaat en enig geduld – dat volgens Van Overtvelt ontbreekt -, zou dan ook niet misplaatst zijn. Maar kennelijk is dat geduld er dus niet en in dat geval bevindt deze lidstaat zich in een positie van wettige zelfverdediging. Het zou echter goed zijn en vooral duidelijk als de Grieken zich ook formeel in een toestand van wettige zelfverdediging zouden plaatsen.

Er is veel corruptie in Griekenland. Misschien zelfs nog meer dan in België. Maar dàt wisten de koppige huidige eurobazen  ook toen ze Griekenland absoluut in de muntunie wilden. Dààrom precies zou Europa best een toontje lager zingen: het heeft het probleem bewust zelf mee veroorzaakt. Het moet nu de tijd zijn werk maar laten doen. Het erge is dat de EU-bonzen die het probleem mee hebben veroorzaakt zelfs niet ter verantwoording worden geroepen. Ze kunnen ons, belastingbetalers, dus ongestraft op kosten jagen. Ook daarom zijn zij verplicht om zich fatsoenlijk te gedragen – deze laatste term in de betekenis die Margalit daaraan toekent. En ook daarom spelen zij met de slechtste kaarten.

Er is een heel andere kwestie. Die ligt verscholen onder het dagelijkse gekwetter en animositeit. Dat is de pijnlijke constatering dat de Europese Unie helemaal niet die haard van democratie is, waarvoor ze zichzelf in artikel 2 van haar eigen ‘grondwet’ toch zo graag uitgeeft.

Ik zie de dingen in ieder geval anders dan Eeckhout in De Morgen van 30 juni. Die blijft koppig eurofiel en daarom komt hij er niet toe het optreden van de EU als een aanslag op de democratie zelf te zien. Ikzelf ben niet eurofiel en ik zie in het hele gebeuren wél een harde aanval op de democratie. Pure machtspolitiek is het, een bezettersgedrag, wat Eeckhout trouwens moet erkennen.

Men kent toch de geschiedenis? Telkens wanneer aan de bevolking gevraagd werd wat die dacht over de zogeheten ‘grondwet’ – zeg maar de kern van de huidige Europese Unie – bleek dat de meerderheid ze afwees.

In plaats van vervolgens in gesprek te gaan met diezelfde bevolking, heeft men de tekst van die ‘grondwet’ lichtjes gewijzigd, zonder evenwel de essentie ervan te veranderen. Vervolgens werd die unie doorgeduwd. Als de burgerij zich nu nog wil verzetten kan ze maar één ding meer doen: naar het geweer grijpen. Letterlijk. Zoals de Boerenkrijgers. Het alternatief vindt je beschreven bij de Tocqueville, als die ons uitlegt hoe de modale Amerikaan heel egocentrisch bezig is met het rusteloos najagen van zijn eigen burgerlijke genoegens, maar intussen zijn bestaan laat begrenzen door zijn eigen persoon en zijn belangen. Over de hoofden van die burgers heerst dan een Verlicht Despotisme dat alle macht naar zich trekt, de nationale regeringen volkomen uitholt en de nationale administraties tot een verlengstuk van zichzelf degradeert. Is het dàt wat Europa ‘democratie’ wil noemen?

Het ging dus de bevolking bij de referenda wel degelijk om een essentieel goed: het verlies van de greep op de eigen toekomst – de vrijheid, zeg maar – en de angst om die greep in de handen te leggen van lieden, waarvan men om allerlei redenen niet zeker kan zijn dat die het met de modale burger altijd goed voorhebben. Angst om in de macht te komen van een ongenaakbaar eurocratië.

Nochtans is precies één van de belangrijkste motieven om de democratische besluitvorming bij de verzameling van de burgers te leggen te vinden in het feit dat diezelfde burgers het recht niet ontnomen kan worden te allen tijde hun eigen belangen te behartigen of te verdedigen, desnoods tegen de gezagsdragers in. Noem het emancipatie.

Welnu: de dames en heren die de Europese touwtjes in handen hebben draaien en keren precies zolang tot zij hun eigen zinnetje krijgen, wat de burgers ook mogen denken. De rol van deze laatsten wordt herleid tot die van een makke stemkudde. Ziedaar de keuze: de Tocqueville of de opstand.

Zo werkt een democratie niet. Die is namelijk doorzichtig en concreet. Des burgers wil is wet, zij het in opgeschoonde en onderbouwde vorm. Zich verschuilen achter de uitspraak dat je in de openbare discussie veel onzin hoort en dat het daarom nodig is dat de belangrijke beslissingen door ‘deskundigen’ worden genomen, is zoveel als zeggen dat de burgers niet tot een fatsoenlijk oordeel in staat zijn. Wie zulks door zijn praktijk te zien geeft, moet niet met zijn democratische waarden komen pronken, want die zijn te enenmale afwezig.

Een herhaling van deze misprijzende houding zien we nu weer, bij onder meer de reactie van – nota bene!- de socialist Dijsselbloem, die vindt dat een Griekse regering die een pijnlijk compromis eerst aan haar burgers wil voorleggen om ruggensteun te hebben, de deur voorgoed dichtklapt. Als een uiting van misprijzen voor de democratie kan dat in ieder geval tellen. Niemand kan een gemeenschap het recht ontzeggen te allen tijde en over welk onderwerp dan ook overleg te plegen en te eisen dat de eigen regering tot zolang elke beslissing in beraad houdt. Ook Europa niet, noch het IMF. Op voorwaarde, uiteraard, dat dit overleg geen eeuwigheid duurt en die gemeenschap dus haar verantwoordelijkheid neemt. Bovendien is een regering geen sullige afgezant van Europa. Ze wordt door haar bevolking aangesteld, niet door de EU of het IMF. En in Griekenland is dat op volstrekt democratische manier gebeurd. Eurocratië kan het niet hebben, maar de Griekse regering handelt in opdracht van de Grieken.

Ik heb nog nooit een brutalere manier gezien om de fundamentele regels van de democratie opzij te schuiven. Als de collectiviteit zwaar moet inleveren – want daar loopt geen weg langs – om aan schuldeisers tegemoet te komen, dan mag die collectiviteit daar wel even over nadenken, niet? Al was het maar om de pil door te slikken. Haar het mes op de keel zetten is brutale machtspolitiek. Het is overigens ver gekomen als een land dat zijn sociale plichten wil volbrengen dààrdoor ‘zelfmoord’ pleegt, zoals H. van Rompuy ons meedeelde. Misschien is het de pest of de cholera, maar zelfs die keuze wordt de Grieken ontzegd. Broek af, punt uit! Ik begrijp dat schuldeisers ongeduldig worden als ze altijd maar op hun geld moeten wachten – al hadden die beter moeten weten. En ik deel de opvattingen van Piketty niet. Maar hoe dwingend de verplichtingen van de debiteuren ook zijn mogen, ze genadeloos op de knieën dwingen en op de buik door het stof doen kruipen: zo hoort het zeker niet. Ook niet als het de bedoeling is om een linkse regering uit het zadel te lichten. Niet alleen omdat zulks niet toekomt aan de EU of het IMF, maar omdat het kortweg dwaasheid is. Het is het opstoken van diepe maatschappelijke woede, wrok en haat. Niemand immers hoeft een dergelijke vorm van vernedering te nemen. Dit leidt dus tot alweer nieuwe botsingen, conflicten of erger. Gelooft er iemand dat er nu nog eurofiele Grieken rondlopen? Het beste is dan nog dat Griekenland het hele EU-zootje laat voor wat het is en andere bondgenoten zoekt. Voor één keer ben ik het met De Gucht eens.

Men vraagt zich nu af waar de pers in heel dit verhaal blijft. Die pers beweert toch altijd met de democratie begaan te zijn? Staat een vlaamsnationale partij niet nog steeds geklasseerd als ‘ondemocratisch’- hoewel haar op dat punt niets meer verweten kan worden, terwijl een amokmaker als Abou Jahjah wél aan het woord kan komen? Maar als de democratie overduidelijk door Europese satrapen de nek wordt omgedraaid, onder meer omdat ze nu eenmaal de door henzelf gewilde Europese Unie tegen 2025 willen ‘voltooien’- de ware reden waarom landen die daar van geen kanten rijp voor waren zo nodig toch in de EU- muntunie moesten opgenomen worden -, dan hoor je nauwelijks een onvertogen woord in de pers. In de plaats daarvan spreekt Isabel Albers in de Tijd over een “eenzijdige beslissing van de Griekse regering om een referendum uit te schrijven”. Hoezo: eenzijdig? Is een referendum dan niet een hoogmis van democratie? Waar haalt Albers dan het recht om de Grieken er zijdelings van te beschuldigen Europa uit elkaar te willen duwen, zodat “de geest uit de fles” komt? Welke geest, mevrouw Albers? Is euronationalisme dan niet ‘een geest’? Albers beschuldigde de Grieken ervan “het mooiste project in Europa” te willen saboteren. Zo begrijp ik haar. Volgens dit soort nieuwspraak is het toepassen van de meest fundamentele democratische regels dus sabotage.

Mijn eigenste dochter heel veel vragen heeft bij het Europese project en windt zich op omdat ‘men’ allerlei beslissingen neemt waar zij geen woord in kan meespreken hoewel ze haar aangaan. Ze is nogal democratisch ingesteld en schrijft al eens een lezersbrief om haar mening te uiten. Kennelijk kan ze het goed uitleggen want meestal worden die brieven ook afgedrukt, want ik kan me voorstellen dat redacteurs flink wat ongeschikt proza op hun tafel geschoven krijgen.

Maar telkens wanneer zij een eurosceptische lezersbrief instuurt, verschijnt die mooi niet. Bij herhaling en bij verschillende redacties heeft ze de test gedaan, tot ze tenslotte een redacteur aan de lijn kreeg die haar bevestigde dat ‘ze’ dit soort brieven niet publiceren.

Daaruit volgt maar één conclusie: onze pers heult in de praktijk mee met die lieden die over onze hoofden heen politieke constructies in elkaar knutselen, waarvan de burgerij de consequenties niet doorziet en ook niet mag doorzien en die functioneren als het zuiverste nauwelijks verlichte despotisme. Het lijkt wel een complot.

Ik weet niet hoe het gesteld is met het maatschappelijk debat in de Verenigde Staten, maar ik zie wel wat er in Europa gebeurt. Wat we in Europa meemaken is een schoolvoorbeeld van wansmakelijk misbruik van grote woorden en een vorm van schandalig misprijzen voor de menselijke en politieke waardigheid van de modale burger en voor de zo duur bevochten democratie in het algemeen.

En de volken? Die worden langzaamaan verstikt, doodgedrukt door een ondemocratisch, onoverzichtelijk en zich ver boven het publiek verheven wanend machtssysteem in de handen van een relatief klein kliekje, aan het hoofd van de tot een huiveringwekkende realiteit geworden Big Brother in de vorm van een ‘voltooide’ Europese Unie, met bijhorende Nieuwspraak en al. Ze worden tot machteloze provincies gereduceerd. Alles naar het recept van Van Rompuy: interessant, die volken, maar niet relevant. Diens uitspraken sluiten naadloos aan bij die van een andere verlichte eurodespoot: Juncker. Zijn uitspraken staan te lezen in het recente Manifest aan het volk van Nederland.( uitg. Blauwe Tijger)

De hoger aangehaalde irrelevantie krijgt zijn volle betekenis als men ziet hoe de EU alles doet om een Europese identiteit over de nationale heen te schuiven. Maar omdat die Europese identiteit gewoon een andere identiteit is die à la stoemelinx wordt opgedrongen, komt ze in botsing met de bestaande nationale en/of etnische identiteiten. De geschiedenis van de Belgische staat doet vermoeden wat hieruit voort zal komen en wat de realiteit van zo’n democratie op Europese schaal dus echt is. Bovendien gaat men regelrecht in tegen een wereldwijde trend, die net op de erkenning van de etnische rechten is gericht. Om de nationale identiteiten te verzwakken bevordert men de massa-immigratie van niet-Europese volken en de vermenging van de Europese. Gehoopt wordt dat het dan makkelijker zal zijn om een ‘relevante’ Europese nationale identiteit te doen postvatten. Alweer toont de geschiedenis hoe illusoir dat staatsnationalistisch constructivisme wel is. De betrokken dames en heren koesteren op dit gebied de ideeën uit het einde van de negentiende eeuw, met een verwijzing naar het Milletnersysteem van de Ottomanen bovenop.

Exit in ieder geval democratie.

De volkeren van Europa zijn gewaarschuwd: dat kille EU-monster zal er niet voor terugdeinzen om welk volk dan ook in de vernieling te jagen als het dat nuttig vindt.

Orwells 1984 wordt werkelijkheid.

In 2025.

Wat dààrna komt, weet ik niet, maar ik vrees dat ons continent er niet rustiger of veiliger op zal geworden zijn. Duizend jaar vrijheidsdrang laten zich niet uitwissen door een arrogante bovenlaag van koele, nationaliteitsloze technocraten.

Ik geloof niet dat de vrede verborgen zit in structuren of ideologieën, maar wel dat ze te vinden is in het diepe respect voor mensen en volken, voor culturen en beschavingen, voor werken en denken van iedereen. Dat respect, die esthetische houding, is in de EU zoals we haar kennen, met haar arrogant verlicht despotisme en haar politieke en culturele pletwalserij, compleet afwezig.

Europa zou zich beter op een klein aantal echte kerntaken richten, in plaats van in de plaats van de naties te willen treden en hen van de zo duur bevochten vrijheid te beroven.

Als het daartoe niet bereid is en aan Europese staatsnationalistische machtspolitiek denkt te moeten doen, moeten de burgers maar eens nadenken over al die revoluties in het verleden.

Vrijheid is een namelijk groot goed.

Daar zijn er al veel voor gevallen.

Jaak Peeters

Juli 2015

Afrika exporteert zijn problemen.

Vrijwel dagelijks worden we overspoeld door schrijnende beelden van overvolle boten met Afrikaanse vluchtelingen in de Middellandse zee. We lezen over verdrinkingen en over brutaliteiten van mensensmokkelaars, die zonder scrupules zwangere vrouwen en kinderen in het water gooien om de Westerse zeelui te dwingen die drenkelingen op te pikken.

Pure chantage zonder enige vorm van menselijke consideratie is dat, niet minder wreedaardig dan wat elke dictatuur vertoont. Voor dergelijke kerels past een andere aanpak.

Week gemaakt door onze grenzeloze verering van de vermeende oneindige waarde van het menselijk individu, zien westerlingen dan geen andere uitweg meer dan oorlogsbodems in te zetten om vluchtelingen van de verdrinkingsdood te redden en de mensensmokkelaars tegen te werken, waarbij ze prompt met de werkelijkheid worden geconfronteerd als de staat Libië, die zelf overhoop steekt, botweg meedeelt met deze aanpak niet akkoord te gaan noch mee te zullen werken. Wat hadden de arrogante EU-potentaten eigenlijk gedacht?

Het lijkt er zelfs op dat de actie voor de EU een alibi is om zichzelf als parate mogendheid te manifesteren, met logo en al.

De pers echter zou deze gemanifesteerde menselijkheid moeten confronteren met het vaak vrijwel totaal ontbreken van dezelfde gevoelens van menselijk meedogen in Afrika zelf.

Het zou ons helpen om met onze eigen emoties wat beter om te gaan en ons wat minder te laten chanteren.

Er is namelijk wat meer aan de hand dan iets dat door een simpele oproep voor menselijk meedogen kan opgelost worden.

Ik probeer hierna wat kritisch na te denken, zonder volledigheid na te streven en met een klemtoon die net niet op emotionele betrokkenheid ligt.

Overbevolking

 

Om meteen naar de kern van het probleem door te stoten: het geboortecijfer in Afrika is veel te hoog in verhouding tot de massa bruikbare landbouwgrond. Er is gewoon geen eten voor al die mensen. In een eindige wereld is oneindige groei onmogelijk, schreef ooit Konrad Lorenz.

Door de te grote bevolkingsdichtheid beginnen bovendien de psychologische wetmatigheden te spelen, die zeggen dat ieder menselijk individu behoefte heeft aan een persoonlijk territorium. Dat is overigens ook bij dieren zo. Mensen willen schijnbaar maar niet inzien dat ze territoriale wezens zijn. Extreemlinks, zoals Groen, heeft het met dat inzicht ontzettend moeilijk, doch de wetmatigheden in kwestie werden vele jaren geleden al door B. Bakker (1974) uiteengezet, en nadien nooit tegengesproken.

Als je teveel mensen op een te klein territorium bijeenbrengt ontstaan er spanningen. Die lopen op als er dan, bovenop, ook nog eens te weinig te eten valt. Dan krijg je de struggle for life voluit.

Om deze stoutmoedige stellingen verder te illustreren geef ik hierna een aantal cijfers.

Geboorten per vrouw in enkele Sahel/Saharalanden

Ethiopië: 4,64

Nigeria: 6,00

Soedan: 4,49

Somalië: 6,69

Eritrea: 4,78

Tsjaad: 6,2

Ter vergelijking:

België : 1,79

Nederland: 1,72

Duitsland: 1,38

Italië: 1,4

Frankrijk: 2,01

De cijfers dateren bijna allemaal uit 2012.

Volgens een rapport van de VN wordt in Afrika alleen op dit ogenblik zo’n 4 miljoen km2 land met verwoestijning bedreigd. Dat is ongeveer 1/3e van de mogelijke landbouwoppervlakte.

Voeg hierbij dan primitieve religieuze geloofsovertuigingen die vrouwen tot levende broedmachines herleiden of overtuigingen die in ieder geval het gebruik van voorbehoedsmiddelen afwijzen, dat alles in een tropisch klimaat waarbij mensen sowieso al halfnaakt rondlopen in een wereld vol jongemannen die tjokvol zitten met testosteron, en dan heb je de ingrediënten die nodig zijn om onoplosbare problemen te creëren.

Deze onoplosbare problemen laten zich kort samenvatten: overbevolking.

Afwentelen van problemen

 

Als de wereld zich tot Afrika zou beperken en mensen zouden niet op de loop kunnen, dan zou Afrika geen andere mogelijkheid resten dan het probleem zelf doeltreffend aan te pakken.

Maar de wereld is veel groter en in de halve wereld is de overtuiging gegroeid dat het leven in Europa nog nét geen paradijs op aarde is. Dus: allen daarheen! Naar verluidt zou thans ongeveer één miljard mensen overwegen om naar Europa te emigreren (Collier 2013).

Kan men het die mensen kwalijk nemen? Op zich niet, al zouden zelfs zij moeten begrijpen dat het kleine West-Europa zo’n vloed onmogelijk aankan.

Er zijn er wél anderen die een en ander kwalijk kan worden genomen. Ik zal ze hier maar beleidsmakers noemen.

Hen verwijt ik hun problemen naar Europa te exporteren.

Ik licht toe.

Een jonge bevolking vergt grote investeringen in onderwijs, opleiding en opvoeding en, wat later, in werkgelegenheid. Dat gebeurt niet. Het kàn ook haast niet als de bevolkingsaanwas zo hoog is. Dat valt namelijk niet te betalen. Nochtans zou investeren in de jeugd de problemen van de toekomst voorkomen.

Ik geef nog enkele interessante cijfers:

Uitgaven voor militaria in % van het BNP (2011 CIA factbook):

 

Zuid-Soedan: 10,39

Marokko: 3,55

Namibië: 3,11

Burundi: 2,39

Nigeria: 0,89

Ethiopië: 0,91

Swaziland:2,17

Botswana: 2,37

Ivoorkust: 1,65

Lesotho: 1,94

Ter vergelijking ( CIA factbook 2012):

VS: 4,35 %

Groot-Brittannië: 2,49

Frankrijk: 1,76

Zwitserland: 0,76

Japan: 0,97

De verhouding lijkt nog mee te vallen, maar deze cijfers moeten in hun kader worden geplaatst: het is uiteraard veel minder ernstig dat een land 4% van zijn BNP aan defensie uitgeeft als het rijk is.

Helaas: daar knijpt het schoentje.

Volgens de OESO werden in 2008 zowat 120 miljard dollar aan ontwikkelingshulp besteed. Eén derde daarvan ging naar de minst ontwikkelde landen.

Hieronder volgt een extract uit de lijst van die minst ontwikkelde landen. Ik heb de landen uit de behandelde regio genomen die volgens het CIA factbook ( 2011) minder dan 2000 dollar per jaar inkomen per hoofd hebben: Congo-Kinshasa; Eritrea; Niger; Centraal-Afrikaanse Republiek; Togo; Gambia; Mali; Ethiopië; Guinea; Sierra Leone; Guinee-Bissau; Burkina Faso; Oeganda; Tsjaad; Ivoorkust; Ghana; Ivoorkust; Senegal. Dus 17 op 33 of de helft van de armste landen zijn in Afrika rond het Sahel/Saharagebied te vinden. Onder de andere arme landen vindt men onder meer Afghanistan, Liberia en Oost-Timor, die recentelijk door oorlog werden/worden getroffen. Van de overige 13 (van de 33) hiervoor nog niet genoemde landen liggen er nog eens 7 in Afrika.

Dat kan toch niet allemaal toeval zijn?

De hierboven vermelde cijfers zijn natuurlijk onvolledig, maar wie wil kan verder zoeken: Niger heeft een geboortecijfer van 7 kinderen per vrouw; Burkina Faso 5,8. Reken maar dat de cijfers in heel het besproken gebied van dezelfde grootteorde zijn.

Niemand zal ontkennen dat dergelijke toestanden elke welmenende regering voor haast onmogelijke uitdagingen stelt. De VN-norm van 0,7% voor ontwikkelingshulp ( slechts 5 landen halen die norm, waaronder Nederland) is daarom meer dan verantwoord, doch is op zich onvoldoende.

De grote vraag rijst: waar blijven de inspanningen van de plaatselijke regeringen zelf, gegeven het feit dat er zo’n enorme bedragen worden besteed aan militaire uitgaven?

Je kunt zeggen dat de uitstroom van sukkelaars uit Afrika de beslissing is van die armen zelf, die het recht hebben betere oorden op te zoeken. Je kunt ook zeggen dat mensensmokkelaars een wrede hand in het spel hebben, en dat zal nog wel kloppen ook. Maar het globale beeld oogt in de richting van beleidsmakers die te weinig bezig zijn met het aanpakken van de problemen zelf. Ik zie immers te weinig massale campagnes voor geboortebeperking. Vele Afrikaanse mannen weigeren nog steeds condooms. De Duitse regering voerde enige tijd geleden campagne om mannen ertoe aan te zetten zittend, en niet rechtstaand, te plassen! Waarom dan geen fellere campagnes voor condoomgebruik? Etienne Vermeersch (2011) stelt voor om een groter gedeelte van het ontwikkelingsgeld aan geboortebeperking te besteden. Ook dat gebeurt niet of nauwelijks. Alleen het vrouwencondoom is in beperkte mate in opmars.

Door deze feiten zijn we gerechtigd te stellen dat Afrika zijn problemen naar West-Europa exporteert. Wij, in dat West- Europa, zijn het die de kosten voor onderwijs en tewerkstelling zullen moeten dragen – niet de Afrikaanse landen, waar ze thuishoren. En onze eigen maatschappijen worden door zulke massale instroom sociaal overhoop gehaald.

Gevolgen van deze toestand voor de Europese volken.

 

De gevolgen van deze onverantwoordelijke politiek voor de volkeren in Europa zijn immers zonder meer desastreus.

Ik soms er hierna enkele van die gevolgen op, zonder op volledigheid aanspraak te maken.

Ten eerste: de instroom van duizenden vluchtelingen uit een beperkt aantal gebieden zal hier hetzelfde effect hebben als het samenbrengen van arbeiders uit verschillende ‘stammen’ in de Zambiaanse copperbelt in de twintigste eeuw. (Eriksen, 2010) Mensen uit verschillende stammen werkten weliswaar in dezelfde kopermijnen, maar koekten na het werk en in de vrije tijd samen met mensen van dezelfde etnische groep, waarbij ze een soort eigen etnische cultuur ontwikkelden, gebaseerd op de thuiscultuur maar aangepast aan de nieuwe woonstreek. Met andere woorden: de instroom van zovele Afrikanen, bijvoorbeeld uit Somalië, zal in onze streken Somalische etnische eilanden doen ontstaan. Daarin zal een aangepaste vorm van Somalische cultuur tot ontwikkeling komen, en we mogen vrezen dat de wreedaardige gewoonten zoals de vrouwenbesnijdenis naar hier zullen overwaaien. Omdat de ‘behandelde’ vrouwen door deze mishandeling in levensgevaar zouden kunnen komen, kan de regering niets anders dan een uitzondering op de wetgeving uit te vaardigen, speciaal voor de Somalische ‘bevolking’. Dat betekent dat de zogeheten burgerlijk-civiele wetgevende cultuur in etnisch omschreven brokken uit elkaar valt. Dan laat zich makkelijk voorspellen wat er ons te wachten staat: etnische conflicten in een streek waar die voordien volkomen afwezig waren. Nu al klinkt de roep om eigen etnische reglementeringen ( Abou Jahjah, 2014)

Er is stof legio voor toekomstige, etnisch gefundeerde conflicten. In werkelijkheid kan hier de kiem groeien van het einde van de Europese beschaving zoals we die nu kennen en waarvoor onze voorgangers nota bene hard hebben gestreden. De kans is groot dat ons de totale maatschappelijke chaos staat te wachten.

Ten tweede: hoe zal men bij een instroom van een dergelijke aard en omvang kunnen verhinderen dat naast de Islam, waar we al zoveel problemen mee hebben, nog andere religies binnensluipen, die voor ons, westerlingen, onaanvaardbare overtuigingen van allerlei aard verspreiden? Hoe zal men het verspreiden van deze ongewenste overtuigingen – bijvoorbeeld tégen de democratie en over de positie van de vrouw – tegengaan of de gevolgen ervan indijken, zelfs als men erin slaagt om het ontstaan van etnische eilanden te voorkomen? Is het voorbeeld van Sharia4Belgium niet verhelderend?

Ten derde: bij dergelijke massieve instroom is het onmogelijk de menigvuldige netwerken en contacten die hierbij ontstaan te controleren. Moderne communicatiemiddelen maken het immers voor emigranten makkelijk om met hun etnische broeders in het thuisland intens contact te houden. Er zullen nog meer dan vandaag transnationale economische netwerken ontstaan ( Eriksen, 2010). Op zich hoeft dan geen probleem te vormen. Maar op welke manier zal een overheid beletten dat die transnationale netwerken illegale en zelfs strafbare toestanden veroorzaken?

Er is al zoveel illegaliteit! Deze zal in deze omstandigheden nog fel toenemen.

Ten vierde: heeft iemand al ooit becijferd wat de sociale kosten van deze massieve instroom zijn? Niet alleen moeten de Europese volken de kosten van ontwikkeling, scholing, opleiding, sociale voorzieningen enz. dragen – kosten die eigenlijk door de herkomstlanden hadden moeten gedragen worden -, maar omdat de culturele en sociale achtergrond van deze immigranten compleet van de onze verschilt, vermenigvuldigen die kosten zich, zodat deze instroom vanuit puur economisch oogpunt voor de ontvangende landen sterk negatief uitpakt (Collier, 2013).

Ten vijfde: de instroom in de tweede helft van vorige eeuw van vele mensen met een Islamachtergrond ligt mede aan de oorsprong van de vrijheidsbeperkende wetten zoals deze op het racisme en de xenofobie. Gelooft er iemand dat bij vermenigvuldiging van het aantal afwijkende etnische gemeenschappen de noodzaak voor dit soort beperkende wetten zal afnemen? Men is dus gerechtigd te veronderstellen dat het soort wetten waarmee velen onder ons het terecht nu al zo moeilijk hebben nog zal toenemen. Willen we dat als democratisch denkende mensen? Hoe anders zullen beleidsmakers een sluitende politiek kunnen opstellen om de gestegen maatschappelijke spanningen meester te blijven?

Ten zesde: dergelijke massieve immigratie gaat, naar men kan vrezen, de krachten van zowat elk Europees volk te boven. Ik verwijs slechts naar de noodkreet van Italië, toch niet bepaald een klein of arm land. “ We kunnen het niet langer aan!”. Wat een gedroomde kans voor eurocratië om zijn nu al buitensporige macht nog verder te versterken! Deze kans om zichzelf tot halfgoden te verheffen en als moderne satrapen over de plebs te heersen is toch te mooi om te laten liggen?

Ten zevende: al die mensen moeten gehuisvest worden, scholing krijgen en werk vinden. Dat kost alweer kostbare, zeldzamer wordende open ruimte en natuur. Het betekent tegelijk meer hinder door hangjongeren – niet alleen uit de immigrantengroepen, want onze eigen jongeren zullen hetzelfde willen doen. Waarom zou je als jonge kerel ( je bent jong en je wilt wat ) niet hetzelfde doen als de even jonge kerel van Afrikaanse komaf, die als gevolg van de ontwrichting van de sociale netwerken in zijn eigen gemeenschap nu de straten afschuimt, op zoek naar vrouwen, geld, drugs en avontuur, in een wereld waarin de wettige regering hem toch niks kan doen? En wie zal beletten dat de Erdogans aller landen onze contreien aandoen om aanhang te winnen voor hun eigen macht in hun eigen land?

Ik vraag me echt af of we niet veel te lichtzinnig tegenover deze kwesties staan. Ik lees in onze zogeheten kwaliteitskranten zo weinig dat licht werpt op de problemen die op ons af dreigen te komen. Ik lees zo weinig analyses van de oorzaken van dat alles.

Ik lees wél de hele tijd welke gestampte racisten die Vlamingen wel zijn – hetgeen dan nog een pertinente leugen is bovenop.

En problemen in de herkomstlanden…

 

Wanneer iemand door het weg-met-ons-virus gedreven wordt zwijgt hij liever over de kwalijke, desastreuze, maatschappij-ontwrichtende gevolgen van deze massale volksverhuizingen. Hij gaat voorbij aan de vernietiging van onze eigen leefgemeenschappen, waaraan toch ook hij zijn identiteit te danken heeft.

Ik veroordeel deze hatelijke vorm van nihilistisch individualisme als pure Freudiaanse doodsdrift.

Laat ze dan hun eigen gemeenschappen kapot willen, maar waarom zwijgen die lieden dan over de eveneens desastreuze gevolgen van de feiten en de omstandigheden ervan in de herkomstlanden? Met het lot van deze mensen beweren ze toch begaan te zijn?

Ik som er enkele op – en ik beperk me tot een simpele opsomming.

Het verloren gaan van levenshabitat van dieren ( olifanten, leeuwen enz. ).

Het wegstromen van intellectueel, moreel en arbeidsgericht talent.

De ontwrichting van plaatselijke leefgemeenschappen met persoonlijke en sociale desoriëntatie tot gevolg.

Het schadelijk effect van de emigratiestromen op buitenlandse investeringen, omdat investeerders hun geld niet riskeren in dergelijke labiele situaties.

Het wegvloeien van kansen om ter plaatse veelbelovende experimenten mogelijk te maken. In Ethiopië zijn interessante experimenten gedaan door via een beperkte herbebossing nieuwe landbouwgronden te ontsluiten. Daartoe behoeft men ondernemende jonge mensen, een correct en niet corrupt bestuur en politieke stabiliteit.

Het verminderen van de druk om verandering. Door het wegvloeien van jonge mensen uit de herkomstlanden vloeit naar verhouding ook de kans op verandering weg, omdat deze laatste juist door jongeren gewild wordt. Daardoor wordt de noodzakelijke sociale modernisering, die nodig is om de herkomstlanden op te stuwen tot moderne naties, afgeremd.

En enkele vragen

 

Corruptie is een kwaal die heus niet alleen in de armere landen woekert. Ik las in de krant dat een audit bij de NMBS aanzienlijke verspillingen aan het licht bracht. Manu Beuselinck, die op dat ogenblik volksvertegenwoordiger voor N-VA was, bracht aan het licht dat één organisatie voor thuisverpleging alleen al in het gewest Gent 87,5 miljoen eur. ‘geïnvesteerd’ had in vastgoed. Dat is geld dat daar niet hoort te wezen, want het komt uit de sociale kas en moet voor sociale doeleinden gebruikt worden. Voor heel Vlaanderen brutaal omgerekend betekent dit dat zowat 2,5 miljard eur uit de sociale kas een andere bestemming heeft gekregen – alleen al voor thuisverpleging.

Zou het overdreven zijn te stellen dat als de corruptie wat beperkter kon worden gehouden, er voldoende geld vrijkwam om de 0,7% norm voor ontwikkelingshulp te halen? Dat zou op wereldschaal 100 miljard dollar per jaar betekenen. En mogen we niet vragen dat de sommen voor militaria wat bescheidener zouden uitvallen, alvast in de arme landen zelf?

Is het zo onredelijk te streven naar een Afrika dat zoveel mogelijk weer terugkeert naar de oorspronkelijke gemeenschappen, die door de kolonisatie brutaal werden kapotgescheurd ( Davidson 1994)? Door dat te doen zou het etnische beginsel beter tot zijn recht komen, hetgeen meer zekerheid en psychologische rust verschaft voor inheemsen, meer sociale cohesie en meer wil om elkaar te helpen. Dat is veel beter dan zich te vergapen aan loze, illusoire mensbeelden van ‘lege’ mensen, alsof de menselijke identiteit op commando kan geschapen worden.

We kunnen voorts ook denken aan ernstige besparingen. Het vrijgekomen geld hebben we voor de aanpak van dit probleem meer dan nodig.

Ziehier enkele voorbeelden: waarom zetten we niet veel meer in op de verdwijning van een overbodige staat zoals België, die slechts kon ontstaan omdat een klasse collaborateurs met de Franse bezetting om sentimentele francofiele redenen van geen kanten wat met de Noordelijke Nederlanden wou te maken hebben? (Witte, 2014) We weten toch dat als gevolg van het bestaan van België jaarlijks zowat 10 miljard eur. welvaart letterlijk wordt opgegeten (transfers)? Is dat nog verantwoord in een wereld met zoveel miserie? Waarom niet gewerkt aan een Vlaams-Nederlandse confederatie, die efficiënter en dus spaarzamer zou kunnen opereren, ook al omdat al het vertaalwerk weg zou vallen en de wederzijdse communicatie makkelijker en dus goedkoper wordt – voluit het schaalvoordeel dus?

En zijn we er zo van overtuigd dat de dure en haar eigen personeel uitbundig betalende EU die grote meerwaarde biedt, waarmee ze ons verkocht werd? Kan iemand ons die meerwaarde zwart op wit bewijzen? Een even hard bewijs liefst als de feiten met de drenkelingen in de Middellandse zee. Of volstaan we niet met veel minder, een veel bescheidener Europa, herleid tot zijn essentiële kerntaken en bijgevolg met veel minder geld?

 

Transitie

 

Gejammer en emoties verzachten het harde lot van sukkelaars die hun miserabel bestaan ook niet gewild hebben niet. Het sturen van wat aftandse marineboten om de mensensmokkelaars dwars te zitten is niet meer dan een druppel op een hete plaat.

Ik geloof dat we dieper moeten kijken.

Ik geloof dat de hele planeet in transitie is en dit zowel op micro- als op macroniveau.

Dat drukt men uit met de op zich weinigzeggende en daardoor verhullende term globalisering. De productie en de handel zouden nu, voor het eerst, op planetaire schaal zijn georganiseerd, met een bijhorende planetaire arbeidsdeling en het ontstaan van een internationaal managerdom. De vraag luidt nu of we zoiets nog wel moeten willen en niet eerder producten moeten kopen die rondom ons gefabriceerd werden: om pure ecologische redenen alleen al. Is het niet onzinnig dat melk uit de Kempen met grote vrachtwagens naar de Eifel vervoerd wordt, om vervolgens ingeblikt in de Kempen verkocht te worden? Als we die idee eens planetair zouden toepassen? Misschien een taak voor een nieuwsoortig socialisme?

Toch is dat alles maar één kant en misschien zelfs niet eens de belangrijkste.

Het hoofdfenomeen is, dunkt me, dat de informatie tegenwoordig de hele planeet rondreist en dat een plaatselijk gebeuren, dat tot voor kort niemand aan de andere kant van de aardbol aanging, vandaag in een oogwenk een wereldprobleem is. We zijn betrokken bij alles wat er in de wereld gebeurt. Wat ooit micro was, wordt nu snel macro. Ons wereldbeeld verandert en ons zelfbeeld moet volgen.

Aan de ene kant schept de mundiale deling van kennis en informatie een soort universele, planetaire samenhorigheid – al is die term voorlopig nog sterk overdreven. Als je het lijden op 10.000 km ver zelf kunt zien is het moeilijk om niet betrokken te raken. Tegelijk echter worden mensen door deze informatie aangemoedigd op zoek te gaan naar een beter leven: de dromen rijzen op.

Aan de andere kant duwt de confrontatie met het geheel van de planeet mensen terug in hun eigen habitat. Mensen putten immers hun identiteit uit iets dat onderscheidend is. Ze grijpen daarbij naar hun etnische groep, waarmee ze zich identificeren en zich daardoor een afgemeten, afgescheiden en dus onderscheidende identiteit aanmeten. Zichzelf omschrijven als ‘mens’ is namelijk nogal mager als identiteitsbepaling. Daarom gaat globalisering gelijk op met etnisch reveil. Je kunt dit in eigen land goed merken aan de verschijning van de hoofddoek: men identificeert zich helemaal niet met de burgerlijk-civiele maatschappij, want dat is niet onderscheidend. Aanschurken tegen de eigen etnische groep integendeel wel. Dit verschijnsel is slechts de toepassing van een algemene constatering in de antropologie: de confrontatie met het vreemde schept bewustwording van het eigene.

Naïeve ideeën over een algemeen menselijk kosmopolitisme dat de overhand zou halen op de plaatselijke identiteit ( Beck,2006) dragen bijgevolg niet echt bij aan een betere wereld. Zich verschuilen achter een nietszeggende slogan zoals superdiversiteit( Geldof, 2013) helpt evenmin. De verschijnselen benoemen zet immers geen zoden aan de dijk. De vraag is hoe je de problemen oplost en een werkbare samenleving organiseert in deze omstandigheden. Daartoe behoef je in ieder geval zelfbewuste mensen met een duidelijke identiteit. We behoeven eigenlijk een ander soort mensen, omdat we een andere wereld hebben.

Corruptie en machtsmisbruik dan weer zijn van alle tijden: een regelmatige grote schoonmaak is zeker noodzakelijk maar volstaat niet. Ook de hoger genoemde ernstige besparingen volstaan niet. En medemenselijkheid zonder een felle wil tot veranderend ingrijpen, dreigt het probleem zelfs nog te bestendingen. Er is meer nodig. Misschien moeten we sommige van onze heilige principes herzien. Misschien is het recht op kinderen niet absoluut (Vermeersch,2011). En misschien is vrijwillige migratie in een wereld waar geen lege ruimte meer voorhanden is al evenmin een absoluut recht. Misschien zelfs is het gewoon ons aller plicht om de problemen op te lossen waar ze ontstaan.

De uitdaging is vooral, naar mijn oordeel, om tegelijk een planetaire visie kansen te geven – het gaat immers om een planetair probleem – en toch de mensen voldoende etnische bodem te bieden om hen de mogelijkheid tot duidelijke, bewuste identificatie te geven en zodoende ook de morele kracht om hun eigen problemen zelf aan te pakken en pas, als men het niet langer aankan, op anderen een beroep te doen. Door dat te doen, zouden we inspelen op de transitie waarin de planeet zich bevindt.

We hebben hier te maken met een probleem van allereerste rang waarmee het voortbestaan van de beschaving zelf gemoeid is. In vergelijking hiermee doet het gedaas over discriminatie en racisme aan als onbenullig gewemel.

De juiste orde der dingen is: éérst het beheersen van de bevolkingsaanwas. En dat moet op de eerste plaats gebeuren in de groeilanden zelf en de andere landen moeten hen daarin bijstaan. De eigen problemen afwentelen op andere volken kan voor niemand een optie zijn.

Jaak Peeters

Juni 2015.

De paradox van het zien.

In het inleidend hoofdstuk tot zijn Levensbeschouwing, democratisch belicht ( Pelckmans, 2015) schrijft de Hasseltse filosoof Sylvain De Bleeckere over wat hij de paradox van het zien noemt.

De Bleeckere onderzoekt het oude verhaal van de Griekse dramaturg Sofokles over Oedipus, de koning van Thebe.

Het verhaal is bekend. Vanwege de verschrikkelijke voorspellingen bij de geboorte van Oedipus, de zoon van het koningspaar van Thebe, wordt Oedipus als baby weggebracht om gedood te worden. Dat laatste gebeurt echter niet maar hij wordt door adoptieouders onder een andere naam opgevoed. Gekweld door de vraag naar zijn ware afkomst gaat de jonge Oedipus op zoek. Hij ontmoet een oudere man die hij in een gevecht doodt. Voor de poorten van Thebe aangekomen schakelt hij de sfinx uit, die de stad in haar dodelijke greep hield. De Thebanen zijn gek van vreugde, stellen hem aan als de nieuwe koning – de vorige was namelijk overleden – en in die hoedanigheid huwt hij de koningin–weduwe.

Niet lang daarna wordt de stad door grote rampen geteisterd. Oedipus is ten einde raad en in een pijnlijke confrontatie met de blinde ziener Teiresias ontdekt Oedipus dat hij in schande leeft – de oude man die hij onderweg vermoordde bleek zijn biologische vader en inmiddels is hij met zijn eigen biologische moeder gehuwd -, waarna hij zijn vrouw/moeder doodt, zichzelf de ogen uitsteekt en Thebe verlaat.

De Bleeckere laat de lezer zien hoe de blinde Teiresias de waarheid ‘ziet’, terwijl de ziende Oedipus ‘blind’ blijkt, en grote moeite heeft om te ‘zien’ wat Teiresias al veel eerder had ‘gezien’.

Natuurlijk doelt Sofokles hier op de eerste plaats op een metaforisch zien. Doordat wij zo gewoon zijn te zien wat we altijd al rondom ons hebben gezien, zijn wij op den duur ook gaan ‘wonen’ ( De Bleeckere wijst fijntjes op de betekenisovereenkomst van ‘gewoonte’ en ‘wonen’ ) in de ons zo bekend toeschijnende omgeving.

De paradox van het zien bestaat er nu uit dat de gewoonte maakt dat wie ziet tegelijk voor een deel blind is en wie blind is, ziende is. We hebben geen oog voor het andere, zeggen we in het Nederlands – alweer in dezelfde metaforiek. Deze paradox wordt in het verhaal van Oedipus belichaamd door de ziende koningszoon en de blinde ziener.

De Bleeckere knoopt hieraan interessante beschouwingen vast. Ik wil die aanvullen door ze te confronteren met een citaat uit Ongelukkige Identiteit van de Franse schrijver Alain Finkielkraut.

Gewoonte levert een positieve kracht. Doordat hij de dingen rondom zich ziet verwerft de mens een vertrouwde plaats in de wereld waar hij zich thuis kan voelen: waar hij geboren wordt, zijn ouders, zijn ouderlijk huis, zijn bijzondere verleden en de gebruiken die hij op de weg naar zijn volwassenheid geleerd heeft. Het zien, in zijn metaforische en letterlijke betekenis, schept een ruimte die rust en zekerheid biedt en vertrouwen wekt en daardoor de kans geeft om te kunnen groeien en werkzaam te zijn.

De Bleeckere spreekt hier over de organische grondlaag van het bestaan waar iedere mens telkens weer het kracht uit put om zich als een echt mens te ontplooien.

Evenwel heeft het zien – en de gewoonte – ook een keerzijde, zoals het verhaal van Oedipus en Teiresias ons leert: men wordt blind voor de dingen waar men ‘geen oog voor heeft’. Dat is precies het probleem van Oedipus. Het is een algemeen menselijk probleem, want daardoor komt de mogelijkheid tot wat De Bleeckere contemplatie noemt onder druk.

Ik wijs erop dat het woord ‘contemplatie’ , dat afgeleid is van het Latijnse contemplatio ( ‘aanblik’), in het Nederlands zijn equivalent vindt in het schouwen. Merk in de beide gevallen de sterke verwijzing naar het zien.

In het schouwen of de contemplatie toont zich nu de menselijkheid bij uitstek. Je ziet er het ontstaan van het schouwende subject in. Het schouwen vormt dan ook de bodem van een democratische ingesteldheid. Die (democratische ingesteldheid en wil, j.p.) is ontsprongen aan hun toeschouwerschap en inspireerden hen tot het opnemen van hun verantwoordelijkheid daar waar ze leefden en werkten. ( De Bleeckere, blz. 281) Het schouwen van de wereld werkt als een oproep.

Welnu: het is duidelijk dat De Bleeckere ons aanspoort de weg van het evenwicht te bewandelen: je moet zien, maar tegelijk beseffen dat er vele dingen zijn die je (nog) niet ziet maar best ook zou zien. Daarom moet er altijd opening blijven naar het Andere.

Contemplerend zien is bijgevolg tegengesteld aan ‘vernietigen’, waardoor wat gezien kan worden, verdwijnt.

Op dat punt aangekomen wil ik de woorden van de Franse filosoof Alain Badiou, geciteerd door Alain Finkielkraut ( blz. 79) onder ogen (!) brengen: “Laten we van de vreemdelingen tenminste één ding leren: vreemd genoeg voor onszelf , ons toekomstperspectief ver genoeg van onszelf plaatsen om niet meer vastgeketend te zijn aan die lange westerse blanke geschiedenis die ten einde loopt en die ons niets anders meer te bieden heeft dan onvruchtbaarheid en dood. Laten we, tegen het veiligheidslievende, nihilistische doemdenken in, de vreemdheid van de ochtend begroeten.”.

En daarna vervolgt Finkielkraut: “Om de dageraad te laten aanbreken, moeten we de bevolkingsimmigratie dus niet langer als een bedreiging, een uitdaging of een probleem zien, maar als een kans om iets goed te maken, en alle immigratiebeperkende wetten afschaffen. Frankrijk, Europa het Westen hebben zwaar gezondigd door de Ander tot rede te willen brengen: nu krijgen ze de gelegenheid om door de Ander te worden gezuiverd van zichzelf en van hun schuldige verleden.”

Ik kan me voorstellen dat de partizanen van IS dit soort proza van harte zullen toejuichen.

Doch dat is niet mijn punt.

Mijn punt is dat het pleidooi van De Bleeckere om tegelijk aandacht te hebben voor het zien en voor wat we (nog) niet zien, dus helemààl niet inhoudt dat we het eigene moeten laten vernietigen (“die lange westerse blanke geschiedenis die ten einde loopt en die ons niets anders meer te bieden heeft dan onvruchtbaarheid en dood”). Evenmin hebben we het recht het eigene – het ‘gewone’, de plaats die we vanuit ons eigen zien bewonen – te verwaarlozen, want De Bleeckeres pleidooi klinkt als een uitnodiging tot respect voor de positieve kracht van het eigene, nodig voor de groei van een democratisch bewustzijn. We moeten dat gewone integendeel, zoals de toeschouwers van Sofokles, ‘bijwonen’ – erin opgaan, omdat we erbij betrokken zijn en het ons aanspoort.

Dat de vreemdeling ons confronteert met wat we gewoonlijk niet zien en ons dus de ogen kan openen, zal geen redelijk mens betwisten. In die zin vinden we in de vreemdeling de figuur van Teiresias terug.

Doch zoals gezegd is dat hier niet mijn punt.

Contempleren is dus niet het eigene vernietigen. Niet alleen omdat we onszelf daardoor van de rust en het vertrouwen beroven dat we nodig hebben om te leven, maar omdat de contemplatie – lees ook: de democratische discussie en het debat – zelf geen zin heeft, als niet alle elementen hun kans krijgen. Als je een deel van de wereld niet toelaat, krijg je geen grond voor een democratisch bestel.

Op die grond roep ik dan ook op om ons met kracht te verzetten tegen een nogal curieuze strekking die ook in Vlaanderen luid haar stem laat horen. Ze werd op een populaire doch wel duidelijke manier door een Antwerps politicus verwoord als ‘weg met ons!’.

Ik meen namelijk te moeten constateren dat de autochtone Vlaming te vaak als vanzelf als een racist (…) wordt weggezet. In plaats van uit te gaan van de feiten en daardoor de ware contemplatie mogelijk te maken, wordt de Vlaming meteen in staat van beschuldiging gesteld. Als een deel van het te schouwen veld meteen als ‘fout’ wordt aangemerkt, is er geen sprake meer van een debat, maar komen we terecht in de sfeer van een politieke schuldcultuur, waar Pascal Bruckner over schreef en kan men elke betrokkenheid vergeten. Alleen het conflict blijft dan over. In dezelfde geest verwerp ik zo’n ondingen als de ‘herinneringseducatie’ van Frank Vandenbroucke: men moet de héle geschiedenis kennen om er de juiste conclusies uit te trekken. Dat is moeilijk genoeg. En ik aanvaard geen ‘collectieve schuld’. Aan wat ik niet heb kunnen verhinderen heb ik geen schuld, wat iets anders is dan het opnemen van een verantwoordelijkheid voor een geheel waartoe ook diegenen behoren, die slachtoffer waren van de foute handelingen van mijn voorgangers. En daarom moet ik ook niet weten van het mediatieke gebazel over ‘extreemrechts’ enz., want dan ga je je te buiten aan uitsluiting.

Het is verbazend te moeten constateren dat 2400 jaar Griekse tragedie niet volstaan om ons te doen inzien dat het kijken naar Het Andere niet betekent dat tegelijk Het Eigene moet verdonkeremaand of zelfs afgeschreven worden en dat zovelen gegrepen blijven door de paradox van het zien.

Jaak Peeters

Mei 2015

Kreunen onder taboes

In Doorbraak van april 2015 eindigde Laurens De Vos zijn bijdrage Door mijn schuld, door mijn grote schuld met het van enige ontgoocheling getuigende zinnetje ‘we leren niet bij’.

Dit korte zinnetje zet me aan om wat te mijmeren over de staat der dingen, zoals een mens die door het leven getaand is dat vaker pleegt te doen.

Maart 2015, in een klein Vlaams provinciestadje. Terwijl de politiek schande spreekt over en de media vol staan van discriminatie en achterstelling, onder meer in de wereld van de huurwoningen, stelt een erfgenaam het pas gerenoveerde huis van zijn ouders te huur. Vader is namelijk enkele maanden geleden overleden en de erfenis is geregeld.

Twintig kandidaten krijgt hij over de vloer. Dertien ervan blijken leefloners te zijn, sommigen met verschillende kinderen.

Bezorgd om het behoud van de goede staat van zijn goed vraagt de kandidaat-verhuurder aan de leefloners: ‘hoe ga je de huur betalen, want je zegt niet te werken?’ Het antwoord is onthutsend simpel. ‘Ik heb 1200 euro leefloon; ongeveer 1500 kindergeld en ik heb recht op een huursubsidie van 500’.

Het voorval is écht.

1200+1500+500: dat maakt samen 3200. Zonder uit werken te moeten gaan. Welke arbeider in loondienst of gewone bediende heeft zoveel inkomen? Welke normale gepensioneerde?

Kan het verbazing wekken dat mensen hun arbeidsethos verliezen of dat ze inhakken op ‘die profiteurs’ – al dan niet allochtonen? En dat ze boos worden als ze vervolgens om de oren worden gekletst met oekazes over je mag niet discrimineren en dat soort terechtwijzingen?

Een maatschappij waarin werken niet langer loont vlecht zelf het koord waaraan ze zal worden opgehangen. Nog erger wordt het als je voor je vaak terechte kritiek nog riskeert gestraft te worden ook.

Een tweede zaak.

Ik herinner het me nog heel levendig. Elke dag naar de mis. We zaten er vaak nog half slaperig te dromen, maar dat deed er niet toe. Elke week ‘te biechten gaan’: vier keer gelogen, drie keer onkuisheid gedaan en twee keer gevloekt. En dan afwachten hoe zwaar de penitentie van de biechtvader zou uitvallen. Die kon namelijk wel eens slecht geluimd zijn. En elke week ’s zondags naar het lof. We verstonden geen woord Latijn, maar we konden alles uit het hoofd meezingen. Dan ging de tijd beter voorbij.

Dat is allemaal veranderd. Mensen gaan naar de kerk om te trouwen – om te scheiden hoeft dat niet. Of om naar een begrafenis te gaan. Of, héél soms, voor de plechtige communie van dochterlief. Zo’n plechtige communie is een gelegenheid om de familie eens bijeen te brengen. En vooral om tegenover elkaar op te pronken. Maar de druk van de kerk? Die is verdwenen. We leven in een seculiere maatschappij weet je, en we zijn vrije mensen.

Komen daar dan drommen mensen het land binnengewandeld die heilig geloven in een religieus boek, waarvan ze denken dat dit het letterlijke woord van God bevat! ‘Gevaarlijk’, zegt de jonge Gentse filosoof Maarten Boudry, want daar komt ruzie en extremisme van. En ja hoor: de regering moet militairen op de straathoeken posteren om mensen toch nog enig gevoel van veiligheid te bieden.

Je zou dan zeggen dat de verzamelde meute van de Vierde Macht furieus zou uithalen naar lieden die onze zo zuur bevochten vrije seculiere maatschappij door een nieuwsoortige theocratie willen vervangen. Neen hoor: de critici van deze laatste theocratie zijn het, die op hun kop krijgen.

Iemand moet hangen. Desnoods de verkeerde.

Derde zaak.

Zou het iemand verwonderen als ik meedeel dat ‘het dagelijkse gedoe’ over racisme en discriminatie mij grondig de keel uithangt? Dat het me de oren uit komt, dat haast hysterisch gekrijs over racisme en discriminatie, tot op de cultuurzender toe nota bene – alsof dàt het allerenigste Grote Probleem des mensen is. Steeds moeilijker onderdruk ik de neiging om stukken die dit gedoe tot onderwerp hebben ongelezen weg te bladeren, of het blad waarin ze staan afgedrukt gewoon voorbij te lopen. Want ik voel me geen racist. Ik bén dat ook niet. Ik kijk op als ik een type zie dat ongewoon is. Ik vermoed dat déze nieuwsgierigheid bij sommige activisten al de verdenking van racisme oproept. Nochtans is zulke nieuwsgierigheid voor het ongewone slechts een natuurlijke zaak, eigen aan àlle dieren. Als zelfs het natuurlijke al verdacht is! En ik kan geen discriminatie verdragen. Ook al omdat ik weet dat ons eigen volk nog steeds slachtoffer van discriminatie is. Wie me niet gelooft leze over de grendelgrondwetten en de transfers. Wat meer is: ik wéét dat de grote meerderheid van de Vlamingen evenmin racisten zijn en hoegenaamd van geen discriminatie moeten weten. Ik heb het zelf nagetrokken.

En toch gaat er geen dag voorbij of het gedoe wordt ons door de media in het gezicht gesmeten. Elke dag opnieuw, dag in, dag uit. Alleen maar omdat de mensen vragen stellen bij de massale immigratie die we thans meemaken. Of omdat men boos wordt als een burgemeester, die een probleem slechts benoemt, een klacht wegens racisme aan zijn broek krijgt. Wie de rechten van de autochtonie in verdediging neemt koestert volgens sommige journalisten zelfs ‘foute gedachten’.

Zulke toestand kan maar één uitkomst hebben: het langzaam opstapelen van een onsmakelijk mengsel van angst, bezorgdheid en woede. Een politieke stoomketel zonder veiligheidsventiel. Tot ooit de bom barst. En tot we uitkomen op het omgekeerde van wat die scheve moraalridders die ons elke dag om de oren kletsen op het oog hadden.

Nog een voorbeeld.

Marianne Thyssen, alom geprezen voor haar verdiensten die mij persoonlijk onbekend zijn – maar dat is natuurlijk mijn fout -, verkondigde dat zij droomt van de Verenigde Staten van Europa. Op TV, dus iedereen kan het getuigen.

Verenigde Staten van Europa? Is dat niet het soort constructies waarvan we dachten dat ze tot het verleden behoorden? Leven we niet in een democratie, waarin de macht van onderen op wordt gevoed – alle machten gaan uit van de natie? Moeten we de blik niet richten op de volkeren en de wereld? Worden naties dan nog steeds ‘gemaakt’, volgens de oude, naar mijn oordeel versleten recepten?

Als Hans Magnus Enzesberger schrijft dat wij de EU niet nodig hebben om samen te werken omdat we dat zelf wel zullen doen, dan geef ik hem voluit gelijk.

Enkele jaren geleden ging er in mijn dorp een tentoonstelling van oude tractoren door. Er waren opmerkelijke exemplaren bij, met riemen en vliegwielen en zo. Eén van de organisatoren, Marcel de Kopere, – de man bestaat echt – was naar vrienden in Duitsland gereisd en had daar enkele verzamelaars kunnen overhalen om hun wonderlijke toestellen aan het volk te komen tonen. Marcel sprak Deutsch mit vielen Haren auf en de EU interesseerde hem geen barst. Maar zijn Duitse vrienden hielden woord.

Ziedaar het gelijk van Enzesberger.

Hallo, mevrouw Thyssen, met uw ‘Verenigde Staten van Europa’? Graag enige uitleg, toch? Hoewel: het blijft op dat punt nog steeds ijzig stil…

Zelfs over zoiets belangrijks al de invoering van de euro werd er nooit een maatschappelijk debat gevoerd. ‘Dat is in het parlement gebeurd’.

Laat me niet lachen! Er is nooit een verkiezing geweest waarin het kiesvee voor een of ander Europees project heeft kunnen kiezen. Een parlementslid is een volksvertegenwoordiger: hij of zij moet uiting geven aan de wensen van zijn of haar kiezers. Alle machten gaan uit van de natie, nietwaar?

Dat parlementair debat over die euro heeft nooit wat betekend. Het ging zelfs nooit over de zaak zelf. Die was namelijk al beslist door het troepje toppolitici, waarvan er onlangs eentje dood in een kanaal werd aangetroffen. Nadien werd de volksvertegenwoordiger verzocht de beslissingen van het troepje gewoon goed te keuren. Wie niet in de pas loopt, is er volgende keer niet meer bij. Zo simpel is het.

En toch dendert die Europese trein maar door. An ever closer union. Alsof dat punt nr. één is van de modale burger. Europa beslist intussen wel over alles en nog wat. Vlaanderen kan zelfs niet eens zelfstandig beslissen over de plaats waar de bruggen over de Schelde in Antwerpen moeten komen!

Voor zover de EU niet alles heeft beslist is daar nog het IMF, de Wereldbank, de UNO, de Raad van Europa, het Pentagon, de directieraad van Google of Shell of de bank of gewoon maar de hele troep reclamemakers die ons ‘volstrekt nieuwe’ producten tracht aan te praten… Schreef De Volkskrant niet nog heel onlangs ‘Schimmige lobby drukt zware stempel op Europees beleid’. Alsof wij, simpele burgers, dat niet al heel lang wisten.

Exit democratie.

Als het daarbij zou ophouden!

We leven in een knellende dat-mag-je-niet-zeggencultuur. Onze maatschappij wemelt van de taboes. Niet met betrekking tot de bedreigde democratie, ho neen! Het Vlaams Belang zit veilig opgeborgen in een cordon en dus is de democratie veilig en wel. Neen, toch? Je mag je evenwel vooral niet afvragen of sommige groepen wel willen integreren, want dat is ofwel racisme, ofwel stigmatisering. Dat laatste mag ook al niet. Alsof we überhaupt wel kunnen zonder het toekennen van kenmerken – de vraag is immers alleen hoe we dat laatste doen.

En als een eigenaar zijn eigendom wil beschermen willen sommige politieke slimmeriken een soort GEheimeSTAatsPOlitie op pad sturen, onder de verhullende naam ‘mistery shopping’ – of iets in dien aard. Als de arbeidsparticipatie van sommige groepen te laag is, moet je je niet afvragen of deze economisch dwaze toestand niet het gevolg is van een lange rij van oorzaken, maar moet je zo nodig verontwaardigd doen over discriminatie – door autochtonen uiteraard. Of probeer in een krant maar eens de hypothese afgedrukt te krijgen dat sommige vormen van homofilie veroorzaakt zouden kunnen zijn door een hormonaal probleem en dus misschien medisch kunnen aangepakt worden! En je moet het heilige Europese Geloof belijden, zo niet riskeer je een reprimande waarin Hitler wel nooit ver af is.

De waarheid is dat die vooruitgang waarover zelfverklaarde progressieven het altijd hebben gewoon niet bestaat. We leven niet in een vrije maatschappij, een samenleving waarin de open debatcultuur bestaat die zo nodig is om de democratie levenskansen te geven. We leven daarentegen onder een loden deken van taboes, verboden en geboden en politieke schijncorrectheid. Bovendien slingeren de hardste roepers over democratie het kwistigst rond met taboes. En van een samenleving is ook al geen sprake, sinds lieden die zonder meer etnische apartheid prediken in een zichzelf kwaliteitskrant noemend blad openlijk hun wijsheden kunnen verkondigen. Samenleven en apartheid gaan, dunkt me, niet samen.

Ja hoor: schrijver dezes, koppige Kempenaar, is enigszins door het virus van 1968 aangestoken. En ik houd staande dat onze wereld er inderdaad niet op vooruit gaat. Integendeel: we boeren op vele punten achteruit en zelfs tegen een hels tempo. Wie me niet gelooft, leze de voorbeelden hierboven nog eens na.

Ben ik nu rechts? Die van het Belang beweren dat ik links ben. En sommige VRT-journalisten verwijten me rechts te wezen. Dus geloof ik dat ik goed zit.

Doch de conclusie blijft. We worden niet vrijer of democratischer, opener of verdraagzamer. Onze maatschappij wordt integendeel harder, venijniger en onverdraagzamer. Onverdraagzaam namelijk voor die positieve krachten in de mens, met een hatelijk misprijzen voorts voor die in-goede ziel van de grote meerderheid van onze veel te brave Vlaamse mensen.

We kreunen onder de taboes.

Jaak Peeters

April 2015

Is racisme relatief?

Deze uitspraak van N-VA-voorzitter Bart Dewever heeft bij extreemlinks misschien oprecht en bij een schare politiek opportunisten in media en politiek voorgewend kwaad bloed gezet.

Racisme zou relatief zijn en kennelijk verstaan een aantal figuren dat als zou Dewever daarmee bedoelen dat racisme geen probleem is.

Nu heb ik zelf de uitzending waarin hij deze uitspraken deed gevolgd en Dewever heeft, bij herhaling en heel uitdrukkelijk en daarbij bij herhaling door de interviewster op een botte manier onderbroken, gesteld dat hij racisme afkeurt en dat hij de aanwezigheid ervan in onze samenleving betreurt. Ik heb geen onvertogen woord uit zijn mond gehoord.

De reacties uit de mediawereld en die van de politiek berusten dus ofwel op onwetendheid, waardoor we er geen rekening meer mee hoeven te houden; ofwel weten de bedoelde dames en heren best wel dat Dewever racisme afgekeurd heeft, en dan past voor hun houding maar één uitdrukking: vals.

De eerste mogelijkheid zal wellicht gelden voor MR-voozitter Chastel. Ik verdenk hem er namelijk niet van zelf de uitzending gezien te hebben. Wat Almaci en co betreft, ben ik geneigd de tweede mogelijkheid aan te stippen.

Ik wil hier drie dingen bespreken:

  1. Is racisme een ernstig probleem?
  2. Wat is racisme?
  3. Is racisme relatief?

Is racisme een ernstig probleem? Als we het – met permissie – gezwets in onze wel zeer links-georiënteerde media moeten geloven: ja. Zelf neem ik een heel ander standpunt in. Er is zeer zeker een probleem, maar dat is niet zo ernstig dat zowat ons hele politieke discours rond dit racisme zou moeten draaien, alsof er geen andere, misschien zelfs veel ernstiger problemen zijn. Dat van de hoge aantal zelfmoorden in Vlaanderen, bijvoorbeeld. Of het ongemerkt langzaam weglekken van onze democratische bevoegdheden naar allerlei buitenlandse economische en politieke machten. Of dat van de staatskas waarvan de bodem akelig blank is.

Eerst bespreek ik een simpel feit om mijn stelling te staven en vervolgens duik ik even in de internationale literatuur.

In 2013 werden er volgens de Vlaamse Integratiemonitor in heel België ongeveer 3500 gevallen van racisme en discriminatie aangekaart. Hoeveel er echt bestraft werden wordt niet vermeld, maar dat aantal zal wel lager liggen, omdat een aantal aanklachten onontvankelijk is of afgewezen wordt.

Dat is, brutaal gerekend, tien gevallen per dag.

Volgens die kranten zelf worden er zowat een half miljoen kinderen per jaar gepest. De krant bericht met enige regelmaat ook over jongeren die na pesterijen zichzelf van het leven beroven. De lezer oordele zelf over de relatieve ernst der dingen. Per dag worden er twintig vrouwen verkracht – voor zover vrouwen zoiets willen meedelen.

Ik kan me als man moeilijk inleven in de beleving van een verkrachte vrouw, maar het binnendringen – letterlijk – door een wildvreemde in de diepste intimiteit van een vrouw lijkt me veel erger dan de uitspraak van een ober die tegen een gehoofddoekte vrouw zegt: ‘mevrouw, wij bedienen hier geen vreemdelingen’- dit laatste naar de mededeling van een allochtone dame op een debat, want zelf heb ik zulks nooit weten gebeuren. Zo’n boodschap krijgen is erg, ongetwijfeld, en kwetsend en verwerpelijk en wat nog al meer, maar zeg zelf: wat is het ergste: op een caféterras niet bediend worden of verkracht worden?

Kom niet vertellen dat die twee dingen niet met elkaar vergelijkbaar zijn. Dat zijn ze wél! In beide gevallen staat namelijk de menselijke waardigheid op het spel. Zeg niet: het ene wist het andere niet uit. Dat wil ook niemand, maar er is wél een rangorde.

Ik heb over dit onderwerp in Nederland ooit een boek gepubliceerd, maar ‘onze’ media hebben dat natuurlijk nooit ontdekt – laat staan: gelezen.

Dan de literatuur. Ik haal hier Steve Fenton aan, die werkzaam is aan de unief van Bristol. Zijn boek ( Polity uitgeverij – 2010) handelt over Ethnicity. Zijn eerste twee hoofdstukken zijn voor ons onderwerp relevant.

Ten eerste deelt hij ons mee dat de benamingen die men in het politieke debat gebruikt afhangen van het geldende discours in die maatschappij en dus relatief zijn. Zo vertelt hij ons dat het conflict in ex-Joegoslavië steevast als een etnisch conflict werd beschreven. Waarom dan, vraagt hij, waren die conflicten er niet tijdens het bewind van Tito? Die etnieën waren er toen toch ook al? Omdat, zo zal men ons meedelen, Tito die etnische krachten onder controle had. Nou dus, zegt Fenton, kun je net zo goed zeggen dat het bedoelde conflict een politiek conflict was. Het ontbreken van een passende politieke structuur waardoor de etnieën konden worden opgevangen was de mogelijkheidsvoorwaarde voor het ontstaan van een conflict. Dat is overigens ook mijn eigen standpunt. In ex-Joegoslavië was er niet te veel maar te weinig nationalisme, want in dat laatste geval zouden de etnieën officieel erkend en de grenzen vastgelegd zijn geweest en zou de federatie wellicht op vredelievende wijze uiteen zijn gevallen – of helemaal niet. Het is toch een algemeen menselijk gegeven dat vooral getraumatiseerde mensen en mensengroepen zich buitenissig gedragen? Wil men eens even naar de Palestijnen kijken? Denken we even aan de tijd toen zij vliegtuigkapingen uitvoerden…

Waarom noemde iedereen het conflict in ex-Joegoslavië desondanks toch etnisch? Omdat dat het op dat ogenblik heersende discours was! Ziedaar het standpunt van Steve Fenton. Heeft iemand de mening van deze man in ‘onze’ media ooit horen doorklinken? Natuurlijk niet, en men vraagt zich af of men in die media wel léést. Politici lezen niet. Die hebben daar geen tijd voor. Maar journalisten?

Fenton spreekt in zijn tweede hoofdstuk uitvoerig over racisme. Hij vertelt hoe in de meeste niet-Europese landen bij volkstellingen naar huidskleur en/of etniciteit gevraagd wordt. In Brazilië bijvoorbeeld vraagt men aan te kruisen op een schaal van blank naar zwart. In de Verenigde Staten wordt de negroide vorm meegenomen in de census, omdat dit – zo wordt gezegd – helpt bij het nemen van maatregelen om discriminatie te bestrijden. Alleen in Europa vraagt men niet naar “ras” – ik zet het woord tussen aanhalingstekens, om elke zinloze discussie te vermijden over een term die ik hier gebruik in de betekenis van Fenton, nl. als een sociologische categorie. In Europa vraagt men naar “nationaliteit”. Hoezo, nationaliteit? Is dat dan geen groepscategorie, mevrouw Rutten?

Daarmee wordt duidelijk dat het gebruik van een term én de betekenis die hij heeft, inderdaad afhangen van het discours in de betrokken maatschappij. In de Verenigde Staten is de verhouding tussen blank en zwart sedert generaties een zwaarwegend onderwerp en dit onderwerp kleurt dus het politieke discours. In Europa verkiest men andere termen, omdat er een ander discours heerst en men hier de spanningen onder de huidskleuren niet kent.

Quod erat demonstrandum.

Zowat in de hele wereld wordt dus het sociologische begrip ras in het openbaar discours gehanteerd. Kennelijk weegt dat probleem daar minder. Alleen de Europese intelligentsia worstelt kennelijk nog steeds met dingen die elders gewoon in het openbare discours ingebouwd werden.

Ik begrijp dit gedrag, maar keur deze houding niettemin af, omdat ze ons afsnijdt van de toegang tot een hoop informatie die nochtans nuttig zou kunnen zijn. Als men leidinggevenden op het werk vraagt waarom ze liever ‘Belgen’ aanwerven dan allochtonen, dan krijsen spraakmakers maar gelijk over racisme en discriminatie en die moeten dan bestraft worden. Gevolg hiervan is dat geen enkele leidinggevende enige toegang zal verschaffen tot de ware overwegingen die hem tot zijn keuze brengen. Als methode om onszelf te foppen kan dat in ieder geval tellen!

De rest van mijn verhaal wordt nu eenvoudiger om te behandelen.

Is racisme relatief? Wat is racisme?

Om met de tweede vraag te beginnen: racisme is de overtuiging dat de mensheid in enkele grote ondersoorten uit elkaar valt, dat die ondersoorten op een stabiele manier genetisch van elkaar zijn gescheiden en voor een aantal criteria van hoger naar lager vallen te rangschikken. Het hoogst gekwalificeerde ras zou dan het recht toekomen om de wereld te overheersen. Het is de definitie die Fenton hanteert.

Maar dat is natuurlijk niet de betekenis die ‘men’ aan racisme toekent. Die is veel simpeler, sociologischer en vooral vaag. Racisme is in de geesten van velen slechts een synoniem voor ‘maken van onderscheid’ of ‘verschil zien’. Nu kan élk kenmerk als een markeerder van onderscheid dienen. Ik kan er bijvoorbeeld voor kiezen om mijn appartement niet aan een gezin met kinderen te verhuren, uit vrees voor beschadiging van mijn eigendom. Ik maak dan onderscheid en je zou kunnen beweren dat ik sommige categorieën van mensen benadeel. Gezinnen met kinderen hebben het al niet makkelijk. Welke kenmerken werkelijk gehanteerd worden, hangt af van de aard van het gevoerde discours. Dat betekent dat ‘onze’ spraakmakers worstelen met een gigantisch probleem: dat van het aanvaarden van bepaalde criteria om menselijke groepen te definiëren. Immers: klassedenken – toch ook groepsindeling?- mag wél; staatsdenken – tot de EU toe, dat is toch ook een ‘groep’? – mag ook. Voetbalploegen en vissersclubs mogen eveneens en de lijst kan makkelijk aangevuld worden. Maar als begrippen zoals etniciteit, nationaliteit of zelfs ras ter sprake komen, gaat men stijf in een toestand van algehele mentale verkramping. Sommige groepen ‘mogen’ gewoon niet.

Het voert me veel te ver om dit punt hier verder uit te werken. Doch: in het licht van de stellingen van Steven Fenton is het klaar dat het feit dat er zoveel over racisme wordt gepraat, zeer zeker te maken heeft met de aard van de gedachtenwereld van onze spraakmakers en misschien wel minder met het objectief bestaan van het hoger gedefinieerde racisme dan zij zelf voorwenden. Ik heb nl. zelf gevonden dat dit laatste racisme een eerder marginale positie is. Wat ik wél aanneem is dat onze spraakmakers, niet gehinderd door respect voor wat de modale mens echt gelooft en denkt, zichzelf volproppen met allerlei ideeën over gelijkheid, cosmopolitisme en over foute ideeën ‘ bij het volk’. Wat ik ook aanneem is dat dit racisme zonder de gebeurtenissen in het verleden van Europa wellicht veel minder aan bod zouden zijn gekomen.

Racisme is dus inderdaad relatief, dit wil zeggen: het sociologische en politieke gewicht ervan hangt van diverse factoren of omstandigheden af. Omdat het begrip vaag is en vaak ongedefinieerd, hangt de gehanteerde betekenis ook af van van de opvattingen van wie het gebruikt.

Wat racisme is en hoe ermee wordt omgegaan hangt voorts en als gevolg hiervan af van de aard en de inhoud van het openbaar discours. Als namelijk de hele wereld er de hand niet voor omdraait om in censusverrichtingen naar huidskleur en etniciteit te vragen, maar hier, in Europa iedereen die zich deftig acht steigert als er voorzichtige kritische vragen oprijzen, dan is racisme inderdààd relatief , want geassocieerd met de discutanten zelf. De kritische waarnemer vraagt zich dan bezorgd af of de steigerende spaakmakers wat te verbergen hebben of welllicht zelfs beschaamd zijn om hun compliciteit met het naziregime. In plaats van er openlijk mea culpa over te slaan, wentelt men de morele plicht liever af op het gewone volk, dat de werkelijke last draagt van de massale migratiebewegingen van het ogenblik. Wie zich hiertegen verzet wordt gepenaliseerd of geculpabiliseerd – beide termen uit hun eigen jargon.

Als de hele meute steigert wanneer iemand vanuit een democratisch gesproken volkomen verantwoorde houding die naar waarheid zoekt de vragen stelt die men zelf liever niet stelt, dan wekt dat bovendien argwaan op bij de groepen die zogenaamd achtergesteld worden en gaan deze laatsten zich, geholpen door het effect van de herhaling, inderdaad op den duur als slachtoffers van racisme ervaren. Zoiets als selffullfilling prophecy. En sommigen uit die groepen zullen zich vervolgens afsluiten, want het helpt toch niet, dat wordt dagelijks bevestigd.

Zo is racisme inderdaad relatief.

Sommigen zullen boos recht veren om me te beschuldigen. Hold on your horses! Laat me duidelijk zijn: het hoger gedefinieerde racisme is volstrekt niet mijn mening en het sociologische racisme laat ik voor wat het is: sociologisch en dus – inderdaad – relatief. Voor mij is de mens een gesitueerd en betrokken, in hoofdzaak niet-rationeel wezen dat handelt vanuit emotie en gekleurde wereldbeelden. Ik leg me neer bij de beperktheid van onze diersoort. Ik ben echt niet bereid Don Quichotte te spelen en ten strijde te trekken tegen de menselijke natuur, al was het maar omdat dit de weg naar meer inzicht en kennis afsnijdt. Ik heb te veel gelezen en geleerd om niet in te zien dat de mens een zeer labiel en vaak onbetrouwbaar wezen is. Ik bouw de menselijke natuur liever in het verhaal in, dan heb ik de dingen tenminste te pakken – zoals dat in de VS en op zovele plaatsen in de wereld gebeurt en zoals ik dat geleerd heb uit de psychotherapie of bij Sigmund Freud. Om er mee om te gaan, moet je het bestaan van de dingen erkennen – maar daarom nog niet toejuichen.

Als Dewever over racisme spreekt en het relatief noemt, dan zal hij vermoedelijk niet de opvattingen van Fenton in gedachten hebben. Het is niet zeker dat hij deze auteur kent. Maar hij heeft naar mijn oordeel wel gelijk als hij racisme als een ongewenst sociologisch feit ziet waarvan de sociologische positie afhangt van de totale menselijke situatie, cultuur, geschiedenis, religie enz. Is niet alles in onze menselijke wereld vol beperkingen relatief? Is uiteindelijk niet alles met alles verweven en dus… relatief ? Ik verwijs naar het verhaaltje van de vlinder in het Amazonewoud die in Japan een aardbeving veroorzaakt. En dan is het ook gewoon waar dat sommige allochtonen zich schikken in hun zelf ervaren achterstelling, ook omdat ze zichzelf opsluiten. Ik zeg dit met overtuiging, want ik het heb fenomeen zelf gezien. Wat is er verdorie mis met deze uitspraak? Wat is er mis met de uitspraak dat de achtergestelden ook zélf uit hun pijp moeten willen komen? Waarom moet alles van de overheid komen? Is democratie niet ook het geloof in de zelfredzaamheid van de menselijke persoon? Zitten allochtone moeders die hun kinderen nog steeds in het Berbers grootbrengen niet op een verkeerd spoor? Als we zien dat iemand als Zuhal Demir, eveneens allochtone maar door haar ouders aangemoedigd om met de Vlamingen te leven, het toch ver geschopt heeft dan zien we dat er wel degelijk veel afhangt van de allochtonen zelf. En wat is er zo onredelijk aan het constateren dat sommige allochtonen die in het herkomstland uit de miserie komen en hier, naar hun eigen normen, uit onze sociale zekerheid zomaar een smak geld kunnen krijgen, zich daarin gaan koesteren terwijl anderen, autochtonen én allochtonen vaak voor enkele luttele centen meer uit werken moeten en moeten ploeteren om de rekeningen rond te krijgen? En àls allochtonen de handen uit de mouwen steken en vervolgens toch geen kansen krijgen, dàn breekt het ogenblik aan om sanctionerend op te treden en ik vermoed dat de meerderheid van onze mensen zich daar nog zou in vinden ook. Dat mag ik alleszins afleiden uit mijn eigen onderzoek. Mag ik er overigens op wijzen dat nu net Dewever deze stelling al bij herhaling heeft geformuleerd?

De conclusie uit deze schets en de daarin gestelde vragen luidt dat onze spraakmakers opgesloten zitten in een geldend discours, met zijn eigen terminologie, zijn eigen theoretische aannames, zijn eigen voor waarheid aangenomen vooronderstellingen en met een hele hoop contradicties. Een hele mentale constructie dus die de neiging heeft zichzelf voortdurend te reproduceren zonder nieuwe vragen en inzichten toe te laten en die daarom gedoemd is om steeds irrelevanter te worden, precies omdat ze de zich opdringende kritische vragen wegduwt. Bovendien is dit discours zoals dat kennelijk ook door een deel van onze politieke kaste wordt gevoerd gekenmerkt niet alleen door zijn eigen waarheden maar ook zijn eigen moraliteit. Al wie zich niet neerlegt bij de aangenomen geldigheid van dit discours wordt daardoor uitgesloten en uitgestoten. Toppunt is de Gentse oekaze om de termen allochtoon en autochtoon voortaan uit het discours te bannen. Dewever mag nog zulke indringende vragen stellen: hij wordt uitgestoten omdat hij zou stigmatiseren, hoewel hij gewoon analyses maakt. Alles precies zoals Fenton ons weet uit te leggen. Gewone mensen, die dagelijks met de gevolgen van de zogeheten superdiversiteit te maken krijgen, wordt zo doende helemààl elke kans ontnomen om het heersende discours aan te vullen of te corrigeren met reeële inhouden vanuit de menselijke werkelijkheid of zelfs vanuit de werkvloer. Ze zijn gewoon ‘fout’. Zo ontstond ‘zwarte zondag’, waarna men te vuur en te zwaard het ‘extreemrechtse’ gedachtengoed te lijf gaat. En men neemt zelfs niet eens de moeite naar literatoren te luisteren. Zo ontstaat een maatschappelijke tweedeling met een spraakmakende groep die geen voeling meer heeft met wat bij het volk zelf leeft – inclusief zelfs wat leeft bij de allochtonen.

Wie zoekt naar een probaat middel om de democratie te vernietigen en zware maatschappelijke spanningen te veroorzaken vindt hier Gefundenes Fressen.

Ik zou dus veel liever zien dat men eens eindelijk het hele, zeer genuanceerde verhaal onder ogen zou willen zien, de feiten zou willen kennen en erkennen en de kortzichtige politieke spelletjes achterwege zou laten.

Jaak Peeters

Maart 2014

Links en rechts te boven

In een van de recente nummers van de Groene Amsterdammer bericht Casper Thomas over de opvattingen van de Britse protest-intellectueel Tariq Ali. Die meent dat er in Europa een nieuwe intelligentsia in de maak is die links is, afstand neemt van het kapitalisme en van rechts, maar zich ook verzet tegen de huidige EU, die Ali zowat de meest ondemocratische instelling op het oude continent noemt.

Ali is opgegroeid in de communistische middens in Pakistan en hij kreeg het activisme met de paplepel ingegoten. Op de vlucht voor het militaire regime in Pakistan kwam hij terecht in Groot-Brittannië, zoals vele andere Pakistanen.

De rode draad door zijn activisme is het opkomen voor de werkende klasse en tegen een ongebreidelde vrije markt en tegen imperialisme.

Ali meent dat Europa een soort derde entiteit had moeten worden op het wereldtoneel, onafhankelijk en sociaal. Maar dat is dus niet gebeurd.

Natuurlijk is de huidige EU weinig anders dan het hoogst vreemd aandoende conglomeraat van kapitalistische groepen en een zichzelf hoogverheven achtende politieke elite, die in het overal opspelende nationalisme de grote vijand ziet. Zelf schijnt de EU niet in te zien dat ze eigenlijk weinig anders doet dan het oude nationalisme van de staten of de volken te discrediteren om het vervolgens te vervangen door een Europees nationalisme. Dat zijn niet mijn woorden, maar die van de eerbiedwaardige Noorse antropoloog Thomas Eriksen.

Maar door zich zo op te stellen speelt de EU onder één hoedje met “het kapitaal”. De EU-politiek is, vrij naar Lenin, niets anders dan ingekookte economie. Daarbij verkondigt het liberalisme de stelling dat de staat overbodig is, maar, zegt Ali, zonder staat werkt de liberale economie niet.

Wat dan het alternatief moet zijn?

Dat moet kennelijk zijn: de geheven vuist – de linker dan welteverstaan. En de strijd tegen rechts. En ‘dus’ moet de werkende klasse de staat weer in handen nemen, om het kapitalisme te lijf te gaan.

Ik dacht dat dit oude recept afgedaan had.

Is die werkende klasse niet de hedendaagse burgerij geworden? Die burgerij: dat zijn boeren die 2 eurocent krijgen voor hun kilo aardappelen omdat ze door warenhuisketens met toestemming van Europa – de macht – worden uitgeperst. Weliswaar is die burgerij niet rijk, maar de meesten onder hen zijn wel bezitters van een woning – of afbetalers met de hoop ooit bezitter te worden – en voorts met wat luttele spaarcenten. Of het zijn, zoals boeren, kleine ondernemers. Ze hopen hun korte leven op deze aarde in aanvaardbare welstand te kunnen leven. Ze hebben helemaal geen boodschap aan de proletarische revolutie, die immers in 1989 mis is gelopen.

Er is ook iets fundamenteel mis met de marxistische oplossingen. Wie de staat gebruikt als tegenpool van de kapitalistische machten, verliest meteen ook een neutrale overheid die twee partijen met elkaar kan doen samenwerken. Hij wordt immers zelf betrokken partij. Dat zie je bijvoorbeeld in het Duitse geval, waar de overheid door het bedrijf Vattenfall voor de rechtbank wordt gedaagd omdat de nieuwe handelsverdragen met Amerika het bedrijf 3,7 miljard eur. winst zouden kosten. Of in het geval van de EU. Je kunt een gesprek niet modereren als je zelf gesprekspartner bent: daarvoor heb je een niet-betrokken derde partij nodig.

Bovendien is de tegenstelling niet die van kapitalistische groepen versus de staat, maar die van de genoemde groepen versus de grote massa van de werkende bevolking, die voldoende greep op haar leven moet krijgen. Het probleem is dus dat de democratie onvoldoende werkt. Kapitalisme zal er altijd zijn. Het moet tegengekoppeld worden door een macht, die voort moet komen uit de belangenbehartiging van de grote werkende klasse – de massa van de hedendaagse burgerij.

Welnu: die voelt zich niet vertegenwoordigd. Niet door de EU, niet door de vakbonden die ze er niet helemaal ten onrechte van beschuldigt voornamelijk hun eigen kleine corporatistische voordeeltjes te willen verdedigen, niet door de politiek, die zich associeert met een ondemocratische EU aan de ene kant, en zich laat commanderen door een kapitalistische structuur, deze laatste mee ondersteund door de VS aan de andere kant.

Lapidair gezegd: ons geld is van de banken en ons land is van Europa.

Het grote probleem van onze dagen is dus onzekerheid en onrust en vooral: het gevoel van onmacht. In vroegere tijden was dat laatste niet aan de orde, omdat mensen niet beter wisten dan dat ze door vertegenwoordigers van God of zo werden bestuurd. Maar sinds de secularisatie en de Verlichting is dat veranderd. Mensen kiezen voor nieuwe partijen omdat de oude niet langer geloofwaardig zijn of omdat die zich telkens weer in de oude netten van liberaal kapitalisme of machtsdenken laten vangen – een niet mis te verstane waarschuwing overigens aan het adres van N-VA. Want N-VA zou veel beter dan vandaag het geval is het onderscheid moeten maken tussen het liberalisme, dat weinig anders is dan “graaien wat men krijgen kan” en nationalisme, dat gemeenschapsdenken is en gaat voor “allen voor allen”. Ik denk maar even aan Uplace of aan makheid waarmee men zich verhoudt tot de gemene greep van kapitaalgroepen op onze rust- en verzorgingstehuizen, die in de oude dag van onze mensen een middel zien om geld te verdienen. Dat we vastgebonden zitten in een liberale EU weet iedereen, maar dingen zoals Uplace en de roof van onze verzorgingssector: daar kunnen we wél wat tegen doen.

Anders dan Ali denk ik dus dat de opkomst van nieuwe partijen en hun politieke elite niet wijst op een opkomend nieuwsoortig marxistisch links, want dat wekt al even weinig vertrouwen voor lui die liever hun eigen huisje bewonen. Veeleer lijkt het me een poging om tegemoet te komen aan het door en door democratische verlangen naar zelfbeschikking, naar zekerheid en veiligheid bij de modale burger van vandaag, en dàt lijkt me zowel links als rechts.

Jaak Peeters

Maart 2015

Sluipende etnocide?

In een weekblad waarvan ik de naam hier niet noem werd vermeld hoe volgens mevrouw Christiane Timmerman, in Antwerpen hoofddocent en directeur van het centrum voor migratiestudies, van een overspoeling van ons land door immigranten vanuit alle hoeken van de wereld helemaal geen sprake is.

Dat is vreemd, vermits een internationaal vermaard specialist – niemand minder dan Paul Collier – precies het omgekeerde aantoont. Zijn boek, Exodus, draagt als ondertitel Hoe migratie onze wereld verandert. De migratie van vandaag is volgens deze door regeringen geraadpleegde expert dus wél van overweldigende aard. Zo overweldigend, dat ze “onze wereld verandert”. Het doen voorkomen alsof er nauwelijks wat aan de hand is, zoals mevrouw Timmerman lijkt te willen doen, doet dan ook de wenkbrauwen fronsen. Curieus is ook haar argumentatie als ze ons weet te vertellen dat de landverhuizing tijdens de hoogdagen van de Red Star-line in het toendertijdse haast lege – nou ja: nà de genocide op de ‘Indianen’, natuurlijk – Amerika ook weerstand opriep. Dat zal wel, maar die ‘Red Star-affaire’ laat toch maar het gelijk zien van mensen die zich zorgen maken om de massale immigratie die zij dan een ‘overspoeling’ noemen. Is er in Amerika soms geen sprake geweest van overspoeling? Wie negatief antwoordt, vraag ik even contact op de te nemen met vertegenwoordigers van de Wendat – de vroegere Huronen – in Canada. Die zullen de puntjes wel op de i zetten. En moet je mensen die zich om deze feiten zorgen maken maar meteen het etiket ‘rechts’ en ‘nationalistisch’ opkleven?

Helemaal bont maakt mevrouw Timmermans het toch als ze beweert dat illegalen zelfs een economische waarde hebben: ze leveren immers goedkope arbeid! Sterke koffie is dat. Aan de ene kant pleiten om een eerlijke verloning en tegelijk aan de andere kant de voordelen van de illegale onderbetaalde arbeid in het licht zetten doet mij alleszins aan een dubbele agenda denken. Met de mond (terecht) pleiten voor een eerlijke verloning maar tegelijk datzelfde pleidooi nuanceren als het om instroom van illegalen gaat, doet vermoeden dat er met die instroom van illegalen iets méér aan de hand is. Of nog: dat de pleiters andere bedoelingen hebben dat het uitbetalen van een eerlijk loon alleen.

Dat vermoeden wordt versterkt voor wie leest hoe het alternatief door Timmerman en co wordt geklasseerd: als rechts-nationalistisch.

Mag ik even gemeen zijn?

Mag ik zeggen: nog nét niet geklasseerd als .… Hitleriaans? Want dàt lijkt wel de suggestie die bij dergelijke redenaties opgeroepen wordt.

Nu heeft Dr. Hermann Rauschning ons bij herhaling duidelijk gemaakt dat Hitler geen nationalist was maar wel een racist – een sociaal-darwinist, om precies te zijn. Het Duitse volk was volgens hem geschikt om er een menselijk superras uit te kweken. Dat superras moest dan een groot territorium hebben, om vandaar uit de rest van Europa te overheersen. Daarom wou Hitler ten oorlog.

De suggesties die nationalisme met Hitlerisme willen verbinden maken op mij dus geen enkele indruk. Ook niet als ze afkomstig zouden zijn van iemand als mevrouw Timmerman.

Wat bij deze beschouwing blijft hangen is: waar zijn die mensen zoals mevrouw Timmerman in godesnaam mee bezig? Wat is hun bedoeling? De massieve immigratie minimaliseren om ze voort te laten duren zodat de uniciteit van ons volk wordt uitgewist en Vlaanderen ( en heel Europa) steeds meer van één wereldvolk deel gaan uitmaken?

Is deze vraagstelling te vérgaand?

Dan plaats ik hierbij ter overweging de posities van Ulrich Beck, die voor de Antwerpse Groenactivist Dirk Geldof zowat de peetvader is wanneer deze laatste zijn boek over superdiversiteit aan ons presenteert. Dit laatste overigens zonder enig cijfer of zonder wiskundige bewijsvoering. Superdiversiteit betekent dan dat geen enkele etnische groep nog de meerderheid vormt in een stad. Een soort supermulticulturalisme.

Vreemd overigens, want Beck wijst ook dit multiculturalisme af. Beck moge dan een gerenommeerd socioloog zijn: hij is duidelijk ook de getraumatiseerde Duitser die beschaamd is om wat zijn volk in vorige eeuw heeft uitgespookt. Die schaamte is terecht, maar dat geeft hem nog niet het recht om dan maar meteen elke nationaliteit te willen uitwissen, omdat het bestaan daarvan de mogelijkheidsvoorwaarde zou zijn van zoiets als Auschwitz. Overdrijf ik? Wat denkt u dan van volgende uitspraak van Beck op blz. 69 van zijn boek Cosmopolitan Vision: “Vooreerst: elke poging om enige vorm van etnische samenhorigheid te propageren of te praktiseren roept de herinnering op aan de Nazi-horror”. Zelfs het multiculturalisme – zélf al een ondermijning van de samenhang van het volk – krijgt van deze extremist geen genade. Multiculturalisme onderhoudt namelijk het voortbestaan van culturele groepen en brengt dus grenzen aan tussen mensen. Zodra dergelijke grenzen ten tonele verschijnen krijg je een wij en een zij en dus potentiële vijandschap en dus… ja hoor: de herkansing van Auschwitz. Als mensen als Pieter Daens terug zouden kunnen opstaan, zouden hun haren ten berge rijzen…Voorts moet Herr Beck ons eens vertellen hoe hij met dergelijke redeneringen het bestaan zelf van zoiets als vakbonden of sociaal-economische klassen ( waar hij als socioloog zeker mee bekend moet zijn ) kan uitleggen? Het sublieme karakter van Becks redeneringen blijkt onder meer uit volgend citaat dat ik bewust onvertaald laat: Every native began as a foreigner who drove out the previous natives, before claiming the native’s right tot protect themeselves against intruders as their natural right. ( blz. 68) Onze brave, christelijke grootouders en betovergrootouders zullen het dus geweten hebben!

Dergelijke onzin – meer zelfs: dergelijke hatelijkheden – doen dus de ronde in bepaalde milieus van Vlaanderen en heel Europa. Ze hebben velen in hun greep, inclusief ( naar ik vermoed) sommige redacteuren.

Sylvain De Bleeckere vraagt op blz. 111 van zijn boek Levensbeschouwing democratisch belicht of de mens van tegenwoordig op een stabiel platform loopt, dan wel op een varend schip in de ruimte woont. Hij zal het wel niet helemaal zo bedoelen, maar ik moest aan deze woorden denken bij het schrijven van deze tekst: natuurlijk is in het leven van de mens niets vast en onveranderlijk. Natuurlijk is ons huis voor een groot deel op los zand gebouwd – om De Bleeckere nog maar eens aan te halen.

Maar betekent dat dan dat we helemààl geen huis hebben of zelfs: mogen hebben? Dat we nergens thuis mogen zijn, méér thuis dan anderen er thuis zijn? Dat we uiteindelijk niemand specifieks meer mogen zijn? Alleen maar om aan de psychologische grillen van een getraumatiseerde Duitser tegemoet te komen of om dromerige al dan niet groene (?) figuren achterna te hollen?

De meeste mensen hebben alleen maar voordeel bij de zekerheid een thuis en een eigenheid te hebben. Dat is een psychologische basisbehoefte. Maar die koesteren is kennelijk fout.

Het is daarom een prangende vraag waarom sommigen onder ons zich zo nodig moeten uitsloven om ons ervan te overtuigen dat we vooral geen nationalistische ideeën mogen koesteren – wat die ideeën voor hen dan ook inhouden. En dat we alles op alles moeten zetten om de volken uit te wissen, om van dat nieuwe wereldvolk van allemaal eendere mensen dan de eeuwige vrede te verwachten.

Zelfs de oude Immanuel Kant, zelf een groot aanhanger van de Verlichting, stelt in zijn tweede principe van zijn De eeuwige vrede dat “het volkenrecht moet gebaseerd zijn op een federatie van vrije staten”. Kant sprak over staten. Zover wil ik zelfs niet gaan: volken volstaat voor mij al.

De vraag rijst inderdaad: een etnocide die haar naam niet durft te noemen. Is het dat waar sommigen mee bezig zijn?

Jaak Peeters

Februari 2015