Untergang des Abendlandes

Bijkomende beschouwingen bij een pas verschenen tekst.

Inleiding

Onder verwijzing naar Oswald Spengler beschrijft de heer Gus Mombaerts in https://www.dwarsliggers.eu/index.php/22-maatschappij/943-ondergang-van-het-avondland de grondtendenties van wat zo velen aanvoelen als een achteruitgang van onze westerse beschaving. De auteur vraagt zich af welke wegen er nog zijn om de overblijvende maatschappelijke levenskracht efficiënter in te zetten. Zijn tekst is het lezen meer dan waard.

In deze bijdrage breng ik zijn tekst integraal.

Daarna volgen enkele korte beschouwingen. Samen zijn ze een waarschuwing voor ons allen, zeker nu iedereen wel weet dat over niet al te lange tijd nieuwe verkiezingen zullen worden gehouden.

                 U N T E R G A N G     d e s     A B E N D L A N D E S 

Onder deze titel publiceerde de Duitse cultuurfilosoof Oswald SPENGLER een spraakmakend boek; dat was vlak na de Eerste Wereldoorlog, dus reeds een eeuw geleden. Duitsland verkeerde toen in een uiterst droevige tijdsgeest; het had pas de oorlog verloren en ging gebukt onder de lasten en de vernedering die het Vredesverdrag van Versailles had opgelegd. Spengler zag het “Avondland” als een biologisch organisme verouderen en sterven.

Ondertussen werd er al een tweede wereldoorlog uitgevochten, en hebben we in het Westen een onwaarschijnlijke technologische, economische en sociale sprong vooruit gemaakt. Spengler was een doemdenker, en zijn cultuurfilosofie te Darwinistisch; culturen zijn –in tegenstelling met de mensen die haar dragen– fenomenen van een andere categorie dan het biologisch leven. Zij zijn er precies op uit om voor het individu en zijn gemeenschap te ontsnappen aan de biologische en andere natuurlijke wetmatigheden, teneinde het leven voor hen veiliger en aangenamer te maken. Het is eigenlijk verwonderlijk dat een cultuurfilosoof dit fundamenteel verschil tussen Natuur en Cultuur zo glad over het hoofd heeft gezien.

Maar gerust kunnen we toch niet zijn, omdat de samenlevingen op ons continent door grote gevaren worden bedreigd; die gevaren worden door velen al onderkend en men weet hoe ze zouden kunnen afgewend worden. Maar toch blijkt het Westen niet meer bekwaam om adequate maatregelen te treffen en de gevaren te keren.

Het is meer dan noodzakelijk de hedendaagse evolutie van onze Westerse samenlevingen ernstig en critisch te bekijken, en wegen te bepalen om de nog aanwezige maatschappelijke levenskracht efficiënter en doelgericht in te zetten.

Cultuur is een heel complexe werkelijkheid

Wanneer mensen spreken of verwijzen naar cultuur hebben zij vooral de materialiteit van de levensomgeving voor ogen; we gaan dan meestal voorbij aan het fundament waarop die levensomgeving rust; we zoeken niet de bron waaruit ze tot leven kwam; we volgen niet de weg die ze al heeft afgelegd. “Bron, fundamenten, weg” dat zijn wel materiële dingen… maar zij zijn de vrucht van het collectief bewustzijn dat in de gemeenschap ontstond en er onderhuids voortleeft.

In de ontstaanskern van alle culturen die tot op heden hebben bestaan zit haar religie. Culturen ontstaan en groeien uit de waardeoordelen ingegeven door het ethisch besef dat ontspringt binnen een gemeenschap van mensen; en dat ethisch besef puurt de gemeenschap vooral uit haar religieuze (trancendente) bespiegelingen en verlangens. Onze eigen Europese waardeoordelen gaan tenminste terug tot de Bijbelse Testamenten; zij zijn het harde VOETSTUK waarop door de eeuwen heen onze cultuur werd gebouwd. Zij werd concreet door de gedragsnormen die er zich uit opdrongen, al vroeg vastgelegd in de Decaloog en mettertijd uitgegroeid tot wetten en wetboeken. De normen werden concreet in gedragingen die geleidelijk omgangsvormen (“rituelen”) werden die ons doen en laten, ons werken en rusten, hebben gestuurd; zowel op het materiëel als op het geestelijk vlak. Dat wordt zichtbaar en voelbaar in de hele materiële en intellectuele leefomgeving: eredienst, kennisvergaring en onderricht, gezondheidszorg, technologische vaardigheid, bouwkunde en nijverheid, landbouw en veeteelt, handel, financies, rechtspraak, litteratuur, muziek, schonekunsten, sport en ontspanning, enz. enz.

Goed twee eeuwen geleden is er daar in Frankrijk een barst in dat voetstuk gewelddadig opengewrikt: een culturele revolutie die de politieke orde op zijn kop zette. Mettertijd was de voortschrijdende betere kennis van de Natuur het heersend religieus erfgoed meer en meer gaan in vraag stellen, en zo kwamen steeds meer Westerlingen tot een a-religieuze normgeving, een moraal die men kan samenvatten als een christelijke heiligheid-zonder-god, zonder Laatste Oordeel, zonder hel of hemel. Zo werd de morele Wet ontheiligd en werd zij gewoon “des mensen”… Er is geen gezaghebbende (bovenmenselijke) morele autoriteit meer. Daardoor komen ook de gedragsnormen op losse schroeven te staan. Alles wordt gerelativeerd en de wanorde in de gemeenschap neemt zienderogen toe. Nu wordt de Wet een omschrijving van het (excentriek) gedrag of van de verlangens van minderheidsgroepen in de samenleving, in plaats van de gedragsnorm te bepalen voor de hele samenleving, waarbij minderheden aanvaard en positief geduld worden. 

Door deze ontwikkelingen is onze Westerse samenleving aan het verbrokkelen en te zwak geworden om de belangrijke uitdagingen die zich aandienen succesvol op te vangen. Die uitdagingen zijn legio en Pjotr heeft er in zijn lezersbrief (Dwarsliggers van 01feb’23) al velen aangeduid: een berg om moedeloos van te worden. Maar veruit de meest gevaarlijke m.i. is de overtalrijke immigratie van mensen die waarde-oordelen koesteren, overgeërfd uit hún eeuwenlange traditie, gebouwd op een ander voetstuk dan het onze, en die nog steeds door hun springlevende religie geheiligd worden.   Die waarde-oordelen zijn vaak diametraal tegengesteld aan de onze. Het is dan ook evident dat die “nieuwkomers”, die overwegend “indringers” zijn, zich slechts zouden kunnen inpassen in onze samenleving mits het uitwissen van de eigen waarde-oordelen, en het aankleven van nieuwe gedragsnormen. Dergelijke assimilatie kan men hier en daar wel van een enkeling verwachten, maar zodra er meerdere van deze vreemdelingen elkaar treffen, ontstaat er als vanzelf auto-segregatie, om in het sociale gemak van de eigen ancestrale cultuur te kunnen voortleven, en in het nieuwe land de oude thuis te kunnen herscheppen in betere materiële condities. Culturen laten zich moeilijk mengen, dat heeft Levi-Strauss  –ook “Vader van het Anti-racisme” genoemd–  in zijn feestrede voor het 25-jarig jubileum van de VN (en tot haar grote ontsteltenis!) al uit de doeken gedaan: culturen kúnnen zich praktisch niet vermengen, en antinomische culturen absoluut niet. Pluriculturaliteit is sentimentele dromerij die echt samenleven onmogelijk maakt. “Europese Islam” is een contradictio in terminis en dus geen haalbaar objectief; maar een geïslamiseerd Europees continent is zich al onder onze ogen aan het voltrekken, door omvolking omvorming en onderwerping. Zonder inzicht in de desructieve gevolgen ervan, zet een aanzienlijk deel van onze eigen jeugd zich actief in voor een dergelijke “open samenleving”!

Waarheen ?

Als slotsom van hun levenslange studie van de beschavingen die het mensdom heeft voortgebracht, kwamen vermaarde historici tot het inzicht dat die beschavingen niet van buitenaf werden verwoest, maar door eigen toedoen werden tengronde gericht.

René Grousset zag beschavingen eigenhandig afgebroken worden, omdat zij de bronnen van haar ontstaan niet meer kenden en ook de principes die haar vorm gaven niet meer huldigden. En de Britse historicus Arnold Toynbee stelt het korter: beschavingen worden niet gedood; zij plegen zelfmoord! Gaat onze eigen beschaving nu dezelfde weg op? Er is althans gevaarlijke evolutie merkbaar. Er wordt aan onze beschaving belangrijke materiële en morele schade toegebracht, met instemming en soms zelfs medewerking van heel grote groepen burgers, misleid door een dwalend deel van de eigen elite: een nieuwe “Trahison des Clercs”.

Wanneer men de mismeestering gadeslaat van de belangrijkste problemen die zich vandaag aan de Westerse samenlevingen stellen, hetzij op Europees hetzij mondiaal niveau (klimaat en energie, milieu, pandemie, migratie en cultuur, juristocratie, particratie en burocratie) dan ziet men inderdaad dat de gevolgde werkwijze om inzicht te verwerven in die problemen, en er actie tegen te ontwerpen, niet heeft beantwoord aan de normen die onze Westerse wereld vroeger naar succes hebben geleid. In naam van de wetenschap wil men wetenschappelijke discussies verbieden; de democratie wordt overvleugeld door supranationale burocratieën,  en de partijcenakels beslissen wie kan verkozen worden; de Uitvoerende Macht maakt de wetten en usurpeert de stem van Het Volk; de Rechterlijke Macht bepaalt de draagwijdte van de wet en beveelt beleidsdaden; het niet-normale wordt de norm en gretig aangemoedigd; de minderheden krijgen meerderheidsstatus; het recht van het individu primeert op dat van de gemeenschap; de uitgewezene geniet onderhoudsrecht; de crimineel ontduikt zijn straf maar de brave burger wordt gepest om onbenulligheden. Dit veralgemeend mismanagement van onze samenleving en de verloedering van opvoeding en onderwijs verraden de verduistering van de kennis der “bronnen van onze beschaving en van de principes die haar vorm gaven”. Door dat verlies aan fundamentele kennis begrijpt de elite ook niet meer dat culturele borstweringen altijd een noodzaak blijven, ondanks de kreet “Il est interdit d’interdire” van de Soixantehuitards. Het is niet omdat de moderne Westerling in grote getalle God heeft weggegomd, dat alle regels die onze verre voorvaderen van hem meenden te hebben ontvangen, ook weggegomd kunnen worden. Zij blijven grotendeels de basis van onze waardenbeleving en van ons rechtssysteem; m.a.w. van de ordening die werd gebouwd op de waarden die onze gemeenschap heeft gebracht tot wat ze op vandaag heeft bereikt.

Het Westen zit nu blijkbaar in een verkeerd straatje, en heeft zichzelf de gevarenzone laten binnenrijden. Verleid door een hedonistische mentaliteit is het niet meer bekwaam de kinderen te baren om zichzelf in stand te houden. De regels die haar stoorden werden vanaf mei’68 verwaarloosd zoniet afgeschaft. Vandaag slaat de slinger door naar een nieuwe verdwazing: niet langer is verbieden verboden, maar nu wordt het spreken-zelf verboden, ook woorden worden taboe. De werkelijkheid die deze woorden dekken is zo ondraaglijk geworden voor de tere zielen van de Sentimentele Samenleving, dat alleen al de naam hun onuitstaanbaar ergert. Wanneer de emotie regeert gaat alle redelijkheid verloren en verdwijnt de rede zelf: geen analyse meer van oorzaak naar gevolg; geen vaste hand aan het stuur, geen route meer, geen duidelijk doel, blind in een zee van irrationele angsten en verlangens, tot de klippen onvermijdelijk worden.

Verdere beschouwingen

Wat men in deze tekst leest is vooral het feit dat de westerse mens zichzelf van alle banden heeft losgemaakt. Hij is ervan overtuigd geraakt dat hijzelf het centrum van de kosmos is, dat alles hem toebehoort en dat hij en niets anders de beslissende macht is. De ultieme uitingsvorm daarvan vindt men in het postmodernisme: niets is belangrijk, behalve wat het IK goed vindt.

Door zichzelf als enig referentiepunt te zien, heeft hij zich vereenzaamd, vooral omdat de existentiële omkadering waaruit de vroegere mens zijn fundamenten putte, verdwenen is of verworpen werd. Maar daardoor werd de mens niet alleen eenzaam: hij werd ook bang. En omdat hij bang werd, bouwt hij bescherming rond zich. Dat is wat de auteur “de tere zielen van de Sentimentele Mens” noemt. De pyscholoog ziet het zo voor zijn ogen uitrollen.

Toch zou de moderne wetenschap een diepe grond moeten bieden om weer een fundament op te bouwen. Als “God” niet langer aanvaard kan worden omdat de Westerse mens ongelovig is geworden, dan blijft er toch nog altijd de Natuur – met een hoofdletter. Er is een lange rij voorbeelden mogelijk om de majestatische soevereiniteit van die Natuur als een bovenmenselijke platonische vorm te zien.

Neem de klimaatverandering. We weten dat klimaatveranderingen bij het leven van de planeet horen. Naar alle waarschijnlijkheid kennen de inmiddels duizenden exoplaneten die astronomen ontdekt hebben allemaal vormen van klimaat. We zouden daarmee kunnen inzien dat het klimaat iets is dat elk menselijk vermogen te boven gaat – voorheen zou men aan het werk van God denken. Als men dit inzicht zou aanvaarden, zou er een nieuw referentiekader kunnen ontstaan, waarrond fundamentele menselijke en sociale instituties kunnen worden opgezet.

Maar daartoe moet de mens zijn relatief onvermogen erkennen. Dat doet hij niet: hij is ervan overtuigd dat hij in staat is het klimaat te verbieden de veranderingen te doen plaatsvinden, die al aeonen plaats vonden, lang voor er van menselijke wezens sprake was. Veranderingen die de mens vreest.

De conclusie van dit verhaal is dat men de houding van de westerse mens – noteer dat de Westerlingen de enigen zijn die de planeet willen “redden” – zou kunnen opvatten als een arrogante zelfoverschatting. Maar er is dus veel meer aan de hand: angst. De angst die o.m. oprijst bij de klimaatbetogingen. De angst ook om zichzelf te binden, om zichzelf te relativeren en dus afstand te nemen van de illusies die hij zichzelf heeft aangeleerd. De westerse mens kan niet meer met relativiteit en vergankelijkheid omgaan. Hij kan datgene van de Oude Grieken Het Noodlot noemden, niet onder ogen zien. Wij, modernen, zien dat noodlot als een signaal van ondergang, maar de Grieken zagen in het Noodlot vooral iets dat de menselijke vermogens te boven gaat en hem daarom telkens weer naar zijn ware plaats verwijst.

Dat de hedendaagse westerse mens zo kan denken of voelen, laat zien dat hij de wortels die hij in de oude klassieke opleidingen aangereikt kreeg, verloren is. Het is een teken van een falend onderwijs en tegelijk een teken dat een beslissend deel van onze elite het noorden kwijt is.

De vraag is nu of die “Untergang” onomkeerbaar is. Die vraag stelt ook de auteur, al is dat in andere bewoordingen.

Het antwoord op de vraag is complex.

Ten eerste is het een essentieel element of er nog voldoende “gezonde krachten” in ons volk schuilgaan. Daarmee is bedoeld: door de natuur ingegeven reacties op misstanden, voldoende aandacht voor essentiële menselijke samenlevingsvormen zoals het gezin, de wil om in het leven vooruit te komen en, niet te vergeten, de vraagstelling naar de grenzen van onze menselijke existentie.

De tweede kwestie is of het kalf niet al verdronken is: is het demografische geweld van de onintegreerbaren – vergelijk de tekst van de auteur – niet te groot geworden, zodat dat de originele volkskrachten overspoelt en wegspoelt.

Dit zijn de onderwerpen die door een echt ministerie van cultuur zouden moeten aangepakt worden. Jammer genoeg denkt de elite dat cultuur alleen maar met kunsten en somtijds jolige bezigheden te maken heeft. Ze heeft het op de meest fundamentele manier verkeerd voor. Cultuur komt van het Latijnse colere, wat “bebouwen” betekent. We vinden die betekenis terug in uitdrukkingen zoals “landbouwcultuur”en “industriële cultuur”. Cultuur in deze zin betekent de algemene gesteldheid van de geestelijke oriëntatie van een bevolking, hetgeen verwijst naar existentiële posities en naar de positionering van de mens in de kosmos zoals hij die ervaart.

Alweer verwijst dit op zijn beurt naar het onderwijs, waar inderdaad in belangrijke mate de overdracht van grondtendenties van de ene generatie op de andere plaats vindt. Maar het onderwijs is in handen van experimenterende, veelal extreemlinkse pedagogen, die men ervan kan verdenken soms zelf geen duidelijk beeld te hebben van het doel dat ze najagen.

Het vergt weinig verbeeldingskracht om de hierboven genoemde “tere zielen” of “experimenterende pedagogen” te vereenzelvigen met de zelfverklaarde progressieven in onze maatschappij – althans de meesten onder hen. Het is daarbij hoogst opvallend dat hun progressieve ijver vooral gekenmerkt wordt door een nogal doorzichtige strijd tegen de eerder conservatieve krachten, die vervolgens voor het gemak als extreemrechts worden gecatalogeerd. Kennelijk heeft de zichzelf progressief noemde groep behoefte aan een vijand, waarvan de bestrijding makkelijker schijnt dan de zoektocht naar de eigen oorsprong of de diepgang van het eigen er zijn.

Het lijkt er bovendien op dat de zichzelf progressief noemende groepen de instroom van onintegreerbare elementen opvatten als een versterking van hun eigen positie. Deze houding lijkt wel op zelfmoord vermits die onintegreerbare groepen ook de progressieven zullen wegvagen zodra ze sterk genoeg zijn geworden.  De hele Islamitische wereld biedt dagelijks dat voorbeeld.

Wel degelijk hééft de westerse cultuur grote verdiensten, al was het maar die van de wetenschap en de techniek waarvan het voortbestaan van vele miljoenen die deze planeet bevolken afhankelijk is. Zoals eerder al gesteld zit in het onderzoeken van De Natuur de mogelijkheid van een nieuw religieus, maar niet noodzakelijk abramistische paradigma, dat de mens een existentiële positionering kan verschaffen. Daarbij zou voor velen de huivering voor de figuur van God door de schroom voor een oneindige Natuur worden vervangen. De mens zelf zou daarbij in het nietige verzinken en hem  dwingen zijn arrogantie op te geven, omdat hij aanbotst tegen grenzen waar hij niet overheen kan. Het eerbiedig ondergaan van deze huivering  door een ploeterende mens mag niet worden onderschat, want ze drijft naar de erkenning van een steeds weer opdringende rusteloze onzekerheid en daarmee een gronddimensie van het menselijk bestaan. Ermee te leven vereist moed en opofferingsgeest. We noteren overigens in het voorbijgaan dat vele grote wetenschappers religieus zijn of waren, wat niet betekent dat ze kerkgangers zijn of waren. Tenslotte komt het woord religie voort uit het Latijnse religare, dat zoiets betekent al “verbinden” – in dit geval van de mens die zijn plaats vindt in het onbeschrijflijke Al.

Helaas hebben belangrijke groepen zogenaamde progressieven de oorlog tegen de Natuur verklaard, onder meer door de genoemde strijd tegen de klimaatverandering. Dat doet vermoeden dat belangrijke groepen de confrontatie met het menselijke mysterie niet aankunnen: de onoplosbare vraag wie we zijn en wat we hier komen doen, en de vraag naar de noodzaak tot een religieuze sprong in het duister van het Al.

Men verkiest integendeel schijn en zelfbedrog en bestrijdt de verkeerde vijand, die niet buiten de mens rondwaart maar in zijn ziel verscholen zit, en dreigt daarmee de maatschappij in de ondergang mee te sleuren.

Jaak Peeters

Februari 2023

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *