Doorheen het mediatieke gedaas over al dan niet graaiende en/of bijklussende politici – alsof alleen politici zich daaraan te buiten zouden gaan! – en het gedraai over humanitaire visa–op–simpele-aanvraag, ontgaat velen een ontwikkeling die ons leven veel dieper bepaalt en bovendien veel gevaarlijker is.
Uitgangspunt is de uitspraak van het Europees gerecht dat staatssecretaris Francken het recht heeft zo’n visum te weigeren, wat volgens de wet van de Belgische staat ook zijn bevoegdheid is.
Het waarom en de achtergrond kunnen hier voorts onbesproken blijven, hoewel dat een interessant verhaal apart is. Hier wil ik me toespitsen op het feit dat met name een Europese rechtbank zichzelf bevoegd kan achten om over de toepassing van een Belgische wet uitspraak te doen en dus die wet, eventueel, buiten werking kan stellen.
Niemand schijnt zich hierover zorgen te maken.
Het aanvaarden van de uiteindelijke suprematie van Europa, dat hiermee de soevereiniteit van de nationale staten naar zich trekt, is helemaal geen vanzelfsprekendheid. Zoals bekend verwierpen zowel de Fransen als de Nederlanders het verdrag tot instelling van een Europese grondwet. In België werd het onderwerp zelfs niet eens aan de bevolking voorgelegd, in toepassing van de beruchte uitspraak van J.L. Dehaene, die verklaarde dat desgevallend de Belgische grondwet nadien wel zou veranderd worden – naar Europese behoefte dus. Het verdrag van Lissabon nam de tekst van die Europese grondwet met wat cosmetische aanpassingen over en trad, na aanvankelijk tegenstribbelen van de Hongaren, op 13/12/2007 in werking.
De vraag die nu huizenhoog rijst is: wanneer werd er in onze en andere samenlevingen een algemeen maatschappelijk debat gevoerd over deze kwesties? Ik herinner me een redacteur van een krant uit Nederland. Die beklaagde er zich over dat er over zoiets belangrijks als de invoering van de euro zelfs geen maatschappelijk debat werd gevoerd.
De zaak is duidelijk: als het om Europa gaat, is er nooit een debat!
Er is een tijd geweest dat geëngageerde burgers in de kolommen van de kranten vrije opiniestukken konden publiceren over alle onderwerpen van maatschappelijk belang en dus ook over Europa. Tegenwoordig vind je alleen nog de wijsheden van enkele zgn. columnisten, die veelal met zichzelf en hun eigen besognes bezig zijn.
Sommigen stellen dat de parlementen het beslissingsrecht bezitten.
Ten eerste stelt dat beslissingsrecht niets voor als Europa met de nationale wensen toch de vloer aan kan vegen. Ten tweede: als er over deze onderwerpen al een debat is, vindt men daarvan alleszins geen verslag in de media. Dan bestaat dat debat niet. Media vinden het plezieriger in de spelen op de antipolitieke gevoelens van het cafétoogpopulisme. Ten derde: hoe kan er sprake zijn van een debat, als de debaters op voorhand met de uiteindelijke uitslag al akkoord gaan? Hun debat is dan een spelletje verbaal knokken voor de tribune, met het oog op het scoren bij de volgende verkiezingen. De waarheid is overigens dat een kleine groep partijvoorzitters de lijsten zo laat samenstellen dat er in hun eigen rangen van een echt debat geen sprake kan zijn, en zeker al niet als het gaat om iets waar ze zelf kritiekloos achterstaan, in dit geval Europa.
Zodoende blijkt elke uitweg naar de agora, de openbare plaats waar een debat echt zou kunnen plaatsvinden, deskundig afgesloten.
Wie buitenaf en ondanks alle mediatieke en partijpolitieke tegenkanting toch een afwijkend woord spreekt, wordt meteen bij de troep van de cafétoogpopulisten gevoegd, zonder enige kans op verder verhaal.
Als het gemor dan toch blijft opklinken en er electoraal gevaar dreigt zien sommige Europese bonzen zich uiteindelijk verplicht de toekomst van Europa toch eens nader te onderzoeken. En dan klinkt de arrogante oekaze van iemand als H. van Rompuy: bevoegdheden terug naar de nationale staten? Over mijn lijk! Dat ‘onderzoek’ kan dus slechts één richting uitgaan: namelijk die welke de bonzen zelf wensen en altijd in lijn met de Europese ideologie.
En zo komt het dat de leiders van vier staten in Versailles onderling overleggen over de toekomst van Europa. Hebben zij ter voorbereiding daarvan vooraf de mening van hun bevolking gevraagd? Natuurlijk niet! Dat blijkt overbodig, al was het maar om het populisme geen verder voedsel te geven.
Dit is een dodelijke aanslag op een aantal waarden van de Verlichting. Die had het toch ook over zelfbeschikking, niet?
Niet alleen vervangt Europa als staat onze eigen, nationale staten. Europa heeft immers een omschreven grondgebied en bevolking, een eigen regering, een eigen rechtsorde, een eigen centrale bank en – binnenkort – een eigen leger. Wat is dan het verschil met de klassieke definitie van een staat?
Veel belangrijker is het proces dat zich voor onze ogen ontvouwt, en het is goed de woorden van oud-president Herzog te gedenken: is Duitsland nog een democratie, nu 84% van de wetgeving uit de Europese technocratie voortkomt? Om het heel kort te formuleren: een uiterst kleine groep politici volgt een eigen agenda om tot een Europese superstaat te komen. Ze wordt daarbij passief geholpen door een wat grotere schare nationale politici, partijleiders en wat horige perslui. Alles bij elkaar ontstaat op die manier een kleine bovenlaag die de politieke, de economische en via onder meer de immigratie ook de maatschappelijke toekomst van dit continent beheerst.
Wie hierop kritiek uit, krijgt te horen dat het allemaal om de lieve vrede gaat. Maar alvast ik ken niemand, niemand zeg ik, die uit is op oorlog. Wie is het dan wiens gedrag onder controle moet gehouden worden omdat er anders oorlog zou dreigen? Kan het zijn dat precies diegenen die het vredesargument inroepen tegelijk ook diegenen zijn die de feitelijke verantwoordelijken voor zo’n oorlog zouden zijn? Wij moeten dus onze vrijheid leggen in de handen van diezelfde Europese oligarchie, die onmachtig is de vrede te bewaren? Mij lijkt in dat geval eerder het omgekeerde nodig…
Het is een buitengewoon curieuze gedachtegang die onze democratie morsdood maakt. Democratie begint immers van onderen op en voedt zich met de wil van een zo groot mogelijk deel van de bevolking om zich met de algemene maatschappelijke gang van zaken te bemoeien.
Maar in Europa wordt deze gang van zaken kennelijk heel bewust aan de greep van de bevolking onttrokken. Een kleine oligarchie drukt als volleerde Perzische satrapen de ideetjes van een veel te duur betaalde technocratische troep als legitieme machtsuitoefening door, zich verschuilend achter schaamlapjes zoals een Europees parlement. Intussen wordt het volk bezig gehouden met brood, spelen en schandaalsfeertjes. Het echte ‘werk’ gaat in stilte door in luxueuze achterkamers.
Nil novi sub sole?
Europa is géén democratie. Het is daar ook niet in geïnteresseerd.
Het is het tegendeel: een oligarchie op technocratische basis.
Jaak Peeters
Maart 2017