Het is waarschijnlijk dat hij het nog niet wist toen hij zijn column uit zijn pen wrong over het dode jongetje Aylan: dat schrijnende beeld van een dood kindje, ergens op een godvergeten strand. Want nu vertellen andere Syriërs toch wel dat vader Aylan zelf actief was als mensensmokkelaar, ten dienste van mensen op zoek naar een betere wereld! Voor Karel de Gucht niettemin “verworden” vluchtelingen tot gelukzoekers als ze verder dan Turkije of Griekenland willen geraken. Dat tenminste legt hij, afkeurend, concurrerende politieke strekkingen in de mond. Vervelend voor de Gucht, maar de daden van vader Aylan blijken bij zijn volksgenoten niet bepaald op veel sympathie te kunnen rekenen. Komt allemaal uit diezelfde krant. Op dezelfde dag. Het lijkt erop dat de politieke concurrentie van de Gucht het bij het rechte eind heeft.
Meer zelfs: diezelfde dag stond in diezelfde krant te lezen dat achtergebleven Syriërs de vluchtelingen naar Europa als verraders beschouwen. Het is zeer de vraag of het beeld van het dode jongetje op dezelfde manier de wereld zou hebben rondgereisd als het Syriërs waren geweest die de media beheersen.
“If”- wetenschap is niet veel waard, maar veronderstellen mag altijd. Laat ons dus veronderstellen dat de mensen die nu het woord verrader in de mond nemen hun versie van de feiten in onze kranten zouden hebben laten verschijnen. Wat zouden we dan gelezen hebben?
Zouden lieden van het slag van de Gucht het dan nog aangedurfd hebben op de golven van de emocultuur mee te drijven en daarvan gebruik te maken om de uitspraken van een concurrerend partijvoorzitter “goor buikgevoel” te noemen?
Wat is er overigens mis met buikgevoel? Volgens mijn woordenboek is buikgevoel een bepaalde vorm van intuïtie waarvan men door het onberedeneerde aspect aanneemt dat die uit de buik afkomstig is. Ik wist echt niet dat zulks fout is. Waarom mag iemand geen intuïtief aanvoelen van de dingen hebben? Alsof de heer de Gucht, die zich kennelijk voor rationeel houdt, nooit op zulk buikgevoel afgaat. Maar goed: de zaak krijgt vooral een onfrisse geur door toevoeging van het predicaat ‘goor’. Goor wil zeggen: modderig, smerig, vuil, bedorven, onsmakelijk. Zo leert ons het woordenboek. Is buikgevoel smerig? Bedorven? Onsmakelijk? En dat moeten we dan vernemen van een man die zich de naam Aylan toe-eigent, meedrijvend op de hoger genoemde golven van de emocultuur oftewel datzelfde buikgevoel.
De heer de Gucht had zijn woorden toch wat zorgvuldiger kunnen kiezen…
Nou ja: de Gucht staat niet alleen met deze recuperatie van menselijke ellende. We zullen maar aannemen dat zulks hoort bij de oude politieke cultuur.
De heer De Gucht is ons echter nog een andere uitleg verschuldigd. Want volgens hem moet de politiek de openbare mening niet volgen, maar haar leiden.
Tja: dàt smeekt om uitleg. Heel veel uitleg zelfs.
Sylvain de Bleeckere spoort ons aan voluit te gaan voor de democratie en ik treed hem daarin bij. Zulke democratie bevindt zich in een blijvend wordingsproces. Burgers moeten betrokken zijn bij de dingen van hun land en daarbij hun verantwoordelijkheid opnemen. De Atheense tragedies nodigden de toeschouwers tot betrokkenheid uit en inspireerden hen tot het nemen van verantwoordelijkheid.
Is het dat, wat de heer De Gucht bedoelt als hij beweert dat de openbare mening moet geleid worden?
Ik denk niet dat hij dit op het oog had en ik vrees dat hij eigenlijk bedoelde: je moet niet altijd navolgen wat de publieke opinie wil maar desnoods je eigen wil durven door te drijven. De bevolking moet maar volgen, want eigenlijk weet zij toch niet wat goed voor haar is. Zo is toch de praktijk van het beleid dat de heer de Gucht voerde. Een Europese Unie doordrijven, bijvoorbeeld, zonder rekening te houden met de negatieve uitslagen van de referenda of gewoon géén referenda houden. Dan hoef je met de uitslag geen rekening te houden. Ik volg hierbij slechts Prof. Baudet. Of met Amerika handelsverdragen sluiten die onze sociale en culturele wetgeving onderuit zullen halen. Inderdaad: dan kun je vrijuit je eigen weg gaan, om achteraf doodleuk te beweren dat je je verantwoordelijkheid hebt genomen en de bevolking “hebt geleid.”
Dat scheelt in betekenis toch nogal wat met de stelling van de Bleeckere, die niet zegt dat je bij het nemen van beslissingen niet moet steunen op mening van de bevolking, maar dat je de bevolking moet helpen om goed na te denken, goed te debatteren en vervolgens verantwoordelijkheid op te nemen. Kortom: je moet de mensen helpen als democraten te handelen, precies om op hun mening te kunnen steunen. Anders dienen verkiezingen tot niets.
D’er valt hoe dan ook niet aan te ontkomen: in een democratie is het de bevolking die bepaalt welke de koersrichting zijn zal. Niet de happy few die zichzelf uitverkoren acht om leiding te geven. Wat je moet doen is de bevolking leren zich als democraat te gedragen, wetende dat de perfectie nooit zal bestaan. Het komt een kleine kliek niet toe te oordelen in de plaats van de burgers.
Zo simpel is het.
Dat is wellicht moeilijk te verteren voor de elitaire satraap de Gucht, die nochtans niet aarzelt de mogelijkheden die de emocultuur hem biedt, om niet de ratio doch wel het “gore buikgevoel” van de bevolking te mobiliseren tegen een rationeel ingenomen politiek standpunt van een concurrerend partijvoorzitter.
Het is toch zo doorzichtig en tegelijk zo weinig geloofwaardig: de welgestelde Karel de Gucht die zich identificeert met het arme, ongelukkige jongetje Aylan.
Of de rijke hoge mieter die de miserie van het arme jongetje gebruikt om er politiek munt uit te slaan.
Foei, Karel de Gucht.
Jaak Peeters
September 2015