Allah Akbar!

Kan een columnist dezer dagen zich een beter onderwerp wensen dan de zogeheten vluchtelingencrisis?

Alleen al de term vluchtelingencrisis – de zwaarste crisis in West-Europa sinds WO II – roept emotionele discussies op, ze splijt politieke partijen doormidden en zet regeringen onder hoogspanning. De nog eens bovenop komende berichten over soms massale aanrandingen van blanke vrouwen door islamitische jongeren, vaak afkomstig uit de middens van de zogeheten vluchtelingen, illustreren het iele en dikwijls loense, soms ronduit valse karakter van het politiek correcte verhaal dat ons oproept om toch vooral oog te hebben voor ‘de menselijkheid’: het zijn toch allemaal arme donders, stakkers op de vlucht voor die verschrikkelijke oorlog, waarom zij nooit vroegen. Is het niet? Wat een onmens ben je toch, als je dat verhaal niet kritiekloos aannemen wil! Waarom diezelfde arme donders zich dan vervolgens niettemin aan massale verkrachtingen te buiten gaan, of niet massaal op straat komen om de oorlog die hen op de vlucht dreef te veroordelen, horen we vanuit de politiek-correcte hoek nergens uitleggen. Extreemlinks vindt zelfs dat we nog best wat genereuzer mogen zijn en dat het aantal vluchtelingen rustig nog de hoogte in kan. Dixit Almaci, die door haar afwezigheid uitblonk toen in de Kamer de discussie over de Armeense genocide door de Turken werd gevoerd. Zoals vele extreemlinksen hebben de zichzelf groen noemende volksvertegenwoordigers vooral last van een selectief werkend geweten.

Gouverneur Decaluwé zal het geweten hebben toen hij mensen smeekte om vooral niets in het werk te stellen waardoor de illegalen uit de tentenkampen van Kales ( Zo heet die stad in onze taal, maar de journalistiek lijkt dit al lang vergeten te zijn) naar Brugge of Veurne zouden gelokt worden.

Decaluwé, van CD&V-strekking en, naar we aannemen, van christelijke gezindte, zal zeker best wel oog hebben voor die medemenselijkheid. Doch als gouverneur is het hem vooral te doen om het bewaren van de openbare orde en het voorkomen van molestering van de plaatselijke bevolking door illegalen. Da’s namelijk ook ijveren voor medemenselijkheid – in een democratie toch. Als gouverneur is Decaluwé een functionaris die de democratische rechtstaat moet helpen handhaven en daartoe moeten en mogen maatregelen worden genomen. Het hysterisch gekrijs dat vanuit linkse hoek opsteeg toen de oproep van Decaluwé bekend raakte was overigens buiten elke redelijke proportie: illegalen zijn per slot van rekening … illegaal – het woord zegt dat zelf. Wie illegaal is, heeft de wet overtreden. Zo iemand komt geen weke medemenselijkheid toe, maar hoort passend gestraft.

Het door extreemlinkse sympathieën ingegeven politiek correcte gekrijs is één ding.

De vaag die ik hier wil stellen is: heeft iemand uit de VRT, de Jong-socialisten, De Morgen, of de extreemlinkse strekkingen zoals Groen, De Wereld Morgen en tutti quanti al eens de moeite genomen om te kijken naar wat er in Syrië op het terrein gebeurt?

Dat is nochtans niet echt moeilijk: op You Tube zijn resems filmverslagen te vinden over veldslagen tussen de rivaliserende groepen in Syrië, en sinds de aanvang van de Russische bombardementen op doelwitten in dat land vermenigvuldigen de filmverslagen op You Tube over bombardementen zich evenredig.

Je ziet er dan de huiveringwekkende taferelen over hele huizenblokken die door raketten, afgevuurd door straaljagers of gevechtshelicopters, de lucht worden ingeblazen. Beelden van compleet verwoeste steden zijn legio. Dat mensen uit zo’n hel wegvluchten zal ieder redelijk mens begrijpen. Ik vermoed dat de Russen – en zij wellicht niet alleen – deze bombardementen ook gebruiken om hun nieuwste bommentypes uit te testen. Er vallen ontploffingen te zien die van ver op een nucleaire explosie lijken en die hele wijken in één klap wegblazen.

Niemand blijft in zulk inferno rondhangen. Neen, toch?

Dat dacht u maar!

Natuurlijk zijn er de verslaggevers. Anders was er op You Tube ook niets te zien. Maar zij zijn niet alleen: overal zie je gewapende kerels rondlopen. Vaak dragen ze zelfs antitankraketten met zich. Ik vraag me dan altijd af: waar halen die kerels dat spul? Wie betaalt dat alles?

Wat me nog meer verbaast is het gedrag van die militieleden zelf. Middenin de bommenregen, terwijl de kogels hen om de oren fluiten en ze moeten schuilen voor de neervallende brokstukken van door raketten kapotgeschoten huizen, klinkt telkens dezelfde kreet op, keer op keer: Allah Akbar! Allah Akbar! Het klinkt als Aloeha hakbar.

Ik vermoedde al eerder dat deze kreet wel iets heel bijzonders moet betekenen. Anders zou hij in dergelijke levensgevaarlijke omstandigheden niet voortdurend worden geroepen.

En ja hoor: iemand die Arabisch kent heeft me de vertaling bezorgd: “God is groter”.

Ziezo: terwijl Magere Hein rondom hen wild met zijn zeis zwaait, hun eigen soortgenoten in vreselijke ontploffingen in de meest letterlijke zin aan stukken worden gereten, hun kinderen, ouders, broers, zussen, familieleden bij bosjes worden gedood als ze niet op de vlucht zijn geslagen, roepen deze kerels tot hun godheid en schreeuwen ze zijn ‘macht’ uit. Die macht is weliswaar niet voldoende om de bommen te beletten te ontploffen, maar dat maakt kennelijk niets uit: hun god is altijd groter.

Nu zou je, al redelijk denkend mens, verwachten dat te midden van deze volledige verwoesting en de totale exodus die erdoor wordt veroorzaakt, de strijdende partijen besluiten om toch maar de onderlinge ruzies bij te leggen, hun gezond verstand aan te spreken en het algemeen belang van zovele machtelozen en dat van hun hele land centraal te stellen. Als rondom alles vernietigd wordt, het aantal doden niet langer te tellen valt, als het aanroepen van de godheid niet één straaljager al heeft belet om zijn dodelijke raketten af te vuren, dan zou je toch verwachten dat mensen zouden zeggen: “kom jongens, hier is geen kruid tegen gewassen, laten we er mee ophouden!” Maar neen hoor! Koppig en blijkbaar door verwrongen haat compleet verblind blijven ze doorvechten, onderwijl hun godheid almaar aanroepend en daarbij zichzelf wijsmakend dat diezelfde godheid het vandaag of morgen beu wordt en de ongelovige vijand vernietigt.

Allah Akbar!

Je hoort het telkens weer, zelfs door het ontploffen van de zware bommen heen.

Allah Akbar!

Als ik die gasten bezig hoor en zie, en vol ongeloof naar het ijzige, bloederige spektakel zit te kijken, dan denk ik: stop er nou toch eens mee! Zien jullie nu zelf niet wat jullie door uw eigen koppigheid aanrichten? Smijt die geweren weg, wees verstandig en ga praten! Maar die kerels vechten koppig door, ze weten van geen ophouden, een bende kortzichtige steenezels die vechten tot het ultieme niets. Soms vraag ik me af: wéten die nog wel waarvoor ze vechten?

Uit onze eigen geschiedenis kennen we verhalen van strijders die bleven doorvechten, zelfs als elke hoop op overwinnen of zelfs overleven vervlogen was. Vele Boerenkrijgers hebben zich op die manier doodgevochten. Maar die mensen hadden gewoon geen keuze: het waren conscrits, opgeroepenen voor de militaire dienst in het leger van de bezetter. Wie dat weigerde tekende zijn eigen doodvonnis. Hij was immers deserteur. Die mannen hadden de keuze tussen vechten of sterven. Tja: dan koos ik waarschijnlijk ook voor de eer. Dat is niet veel, maar als mens dan toch iets…

Maar in Syrië hebben ze wél een redelijke keuze: ze kunnen er gewoon mee ophouden. Ze kunnen rondom zich kijken en zien welke verschrikkelijke ravage ze aanrichten.

Soms moéten mensen de wapens opnemen om onrechtvaardige toestanden te doen ophouden. Maar met Von Clausewitz meen ik dat geweld en resultaat in verhouding moeten staan. Als datgene wat door opstandelingen als rechtvaardigheid wordt gepercipieerd slechts door totale vernietiging bereikt kan worden, dan kan ik niet anders dan een bikkelhard bewijs te eisen dat het eindresultaat zulke volledige vernietiging wel verantwoordt. En oorlog voeren bij wijze van vrijetijdsbesteding of een strijd leveren die men nu eenmaal niet kàn winnen: de redelijkheid eist dat men in dat geval met de operaties stopt.

Ik zie in het Syrische conflict nergens enig bewijs dat zulke massale verwoesting verantwoord kan zijn. Het zou dus van moed getuigenis afleggen – en vooral van grootmoedigheid – als ze de wapens zouden neerleggen en met elkaar en met Assad zouden gaan praten. Alsof deze laatste, onder druk als hij staat van buitenlandse machten, veel anders zou kunnen doen dan het gesprek te aanvaarden!

Maar neen hoor: ze blijven doorvechten, tegen elke redelijkheid in.

Ik noem dat egoïsme. Het heeft niets met grootmoedigheid te maken, wel alles met koppige onwil om buiten zichzelf te treden.

En intussen worden de West-Europese welvaartstaten overspoeld door lui die voor het geweld op de vlucht zijn of waarvan de meesten onder hen van de gelegenheid misbruik maken om mee door de mazen van het net te glippen en een beroep te doen op de barmhartigheid van onze weekgemaakte zielen: zie eens wat een sukkelaars wij toch zijn! Als ze dan hun eerste hulp effectief te pakken hebben, bepotelen ze onze vrouwen en meisjes, want volgens hun cultuur lopen die halfnaakt rond en zijn ze derhalve als loslopend wild. Vreemd toch dat het politiek-correcte gekrijs dan plots oorverdovend stil is…

Kijk eens goed: dit gaat er bij mij niet langer in.

Ik heb geen enkel respect voor egoïstische ambrasmakers die voor hun eigen heilige gelijk nog liever hun hele land om zeep helpen. Als zulke bandieten – een ander woord bestaat daar toch niet voor? – een massale uittocht veroorzaken, moeten wij hen dan in de feiten helpen en in hun plannen meegaan door die uittocht nog tot een succes te maken ook?

Misschien is mijn eigen moreel besef misvormd. Misschien heb ik dat wel niet eens. Maar ik meen dat wij geen hand- en spandiensten kunnen verlenen aan de schoeljes die de exodus op gang hebben helpen brengen. Zeker niet als die hand- en spandiensten eruit bestaan de vluchtelingen te helpen op zo’n manier, dat die erover kunnen gaan dromen in onze welvaartstaten te kunnen blijven.

Iedereen, ook de koppige strijders in Syrië, moeten beseffen dat ze eens de gevolgen zullen dragen voor hun wangedrag en dat ze zelf hun land zullen moeten heropbouwen. Ook de (schijn)vluchtelingen moeten dat beseffen: ze moeten terug naar hun land, omdat elke andere ‘oplossing’ neerkomt op het feitelijk meegaan met de egoïstische koppige onwil tot redelijk denken.

Er is meer.

Als mensen door natuurgeweld worden overvallen, overstromingen, vulkaanuitbarstingen, tsunami’s…, dan is elke discussie overbodig: dit is volkomen buiten elke menselijke wil en dan rest ons alleen de universele plicht om mensen in nood te helpen.

Maar in Syrië hebben mensen de dingen wél in de hand. En ik zie niet in waarom wij, in West-Europa, zouden moeten opdraaien voor de gevolgen van de ezelachtige koppigheid van een kleine troep onverzoenlijken.

Met het Allah Akbar hebben wij niets te maken. We hebben integendeel alles te maken met het stichten van een wereld waarin eenieder zijn verantwoordelijkheid neemt en de gevolgen van zijn eigen gedrag draagt. En waarin de gevolgen van wangedrag niet op de schouders komen van mensen en volkeren die daar niets mee te maken hebben.

Die wereld van verantwoordelijke mensen stichten we niet door weekhartigheid of door een vage, onbestemde medemenselijkheid die, alles wel beschouwd, neerkomt op een belediging voor diezelfde menselijkheid.

Want wie een mens wil respecteren, moet niet alleen respect hebben voor alleen maar diens leven. Hij moet respect hebben voor de hele habitus van de mens: voor die mens van vlees en bloed, vol emotie weliswaar, maar toch ook in staat tot redelijk oordelen. Men moet dus ook zijn vermogen tot redelijk oordelen respecteren. Hetgeen vereist dat we dit vermogen als aanwezig beschouwen en ons gedrag afstemmen op dit geloof. Als we dat ‘redelijk oordelen’ tussen haakjes plaatsen, en onze medemenselijkheid beperken tot het in leven houden van mensen, dan doen we weinig anders dan neushoorns beschermen tegen stropers: hun leven veilig stellen. Dan herleiden we die mensen inderdaad tot zwerfkatten…

Maar een mens is veel meer dan een brokje levend weefsel. Een mens is een min of meer redelijk wezen. En op die redelijkheid moet ook de politiek het aanleggen.

Een politiek die alleen maar op het ocharmige, jangelende helpen van al dan niet echte sukkelaars is gericht, lijkt bovenop verdacht veel op de presentatie van een verdoken superioriteitsgedrag, de verhouding tussen het bleirende kind en de strenge, maar algoede vader die gul geven kan.

Het roept in me het gevoel van misprijzende spot op, een houding ingegeven door een neerziende houding van westerlingen die zich nog eens kunnen wentelen in bun kolonialistische geestelijke superioriteit. Het lijkt erop dat sommigen die miserie nodig hebben om aan zichzelf te bewijzen hoe ver ze daar zelf allemaal boven staan en hoe medemenselijk zijzelf toch wel zijn.

De emocultuur die ons te allen kante omspoelt heeft niets met diepe medemenselijkheid te maken, maar alles met spot en misprijzen voor de ware menselijke aard van wie men beweert te helpen.

 

Epiloog

 

Als onze politiek-correcte roepers dan toch hun morele superioriteit willen demonstreren, dan zouden ze kunnen overwegen om troepen te sturen om IS te verslaan, de milities te ontwapenen en de strijdende partijen te dwingen rond te tafel te gaan zitten om een modus vivendi uit te werken.

Maar in hun oneindige menselijkheid hebben zij jarenlang elke investering in militaire capaciteit onmogelijk gemaakt. Zogenaamd om de vrede. Diezelfde vrede die nu zo grondig om zeep is, zodat we machteloos moeten toezien hoe onze samenleving overhoop wordt gehaald.

Maar intussen heeft West-Europa niet het vermogen om de 2000 tanks bijeen te brengen die nodig zijn om de uitzichtloze strijd in Syrië te doen ophouden.

Als ik tot dat politiek-correct clubje zou behoren – quod non – dan zou ik nu in de grond zinken van pure schaamte.

 

 

Jaak Peeters

Februari 2016

Wir schaffen helemaal niks..!

In een opgemerkt opiniestuk in de NRC schreeuwt de Nederlandse politica D. Yezilgoz haar verontwaardiging uit omdat de media pas vijf dagen na de feiten de massale aanrandingen van vrouwen door Noord-Afrikanen (en Midden-Oosterlingen) als groot nieuws naar voor hebben geschoven. Pas toen de sociale media, zoals dat heet, gloeiend begonnen te worden, werden de gebeurtenissen voorpaginanieuws. Was het stigmatiserend te melden dat de daders een Arabische origine hadden, vraagt de schrijfster zich af. Maar, zegt ze, het kan me niet schelen: Ik ben er klaar mee!

 

De feiten zijn wat ze zijn. Het zijn niet enkele mislopen IS-strijders die blanke vrouwen aanranden. Het zijn géén fundamentalistische islamisten die zich hieraan te buiten gaan. Het gaat integendeel om kerels die in het normale leven te zien zijn als gewone, zogenaamd aangepaste lieden van Noord-Afrikaanse afkomst.

Precies dàt is angstwekkend: al maandenlang wordt ons verteld dat politie en leger ons tegen aanslagen beschermen. Maar de jonge kerels waarover hier sprake plegen helemaal geen aanslagen! Ze behoren tot de gewone, respectabele migrantenbevolking. Die bevolking met name waarover Groen en co krijsen dat we ze niet mogen stigmatiseren.

 

Etnische jonge Vlamingen lopen met oudejaar ook stomdronken, maar zij randen geen vrouwen aan.

 

Hoe dat komt?

Dat komt omdat onze eigen jonge mannen onze westerse waarden verinnerlijkt hebben. Foucault schreef dat ze ‘gedisciplineerd’ worden. Deze gang van zaken is in de psychologie overbekend: borelingen zijn bundeltjes pure egoïstische emotie. De opvoeding maakt er gedisciplineerde, sociale mensen van. In het begin verzet het kind zich: de bekende neen-fase. Maar gaandeweg maakt het kind de normen van zijn omgeving tot zijn eigen normen.

Welnu – en daar wilde ik op uitkomen – dezelfde normen als die onze eigen jongeren ervan afhouden om vrouwen aan te randen, moeten door allochtone jongeren in hun eigen kindertijd verinnerlijkt worden. Dat verloopt via de opvoeding en die vindt voornamelijk in het gezin plaats. Daar loopt het dus kennelijk mis. Blijkbaar verinnerlijken moslimjongetjes weliswaar wel normen, maar niet de onze, noch de normen die hen zouden verhinderen vrouwen lastig te vallen. Kennelijk verinnerlijken zij àndere normen.

 

Dat dit zo verloopt is mede een geloofsartikel van extreemlinks, dat immers ijvert voor de totstandkoming van de multiculturele maatschappij: allochtonen moeten het recht hebben op te groeien in hun eigen milieu. Ze moeten alleen de burgerlijke waarden aanvaarden.

De feiten laten nu pijnlijk duidelijk zien wat een draak zulks is. Die burgerlijke waarden betekenen namelijk niets als ze niet steunen op etnische, culturele waarden. Als de drank het oppervlakkige burgerlijke vernis heeft afgespoeld, komen de diepere culturele waarden immers in hun volle glorie tevoorschijn. En dan krijg je dingen zoals in Keulen.

 

Ikzelf heb vele jaren geleden gepleit voor een diepgaand gesprek tussen autochtone Vlamingen en allochtonen. De bedoeling was om een soort cultuurverdrag te sluiten, dat zou inhouden dat allochtone kinderen in de gemeenschap van de Vlamingen zouden ingroeien. Ik heb ervoor gepleit dat ze Vlamingen zouden worden – niet Belgen. Dat is omdat de cultuuroverdracht, zeker in dit geval, via de taal verloopt en voor zover mij bekend is er geen Belgische taal. Verschillende talen zijn dragers van verschillende waardensystemen, schrijft S. Hameso. We zien nu de juistheid van deze stelling. De enige logische weg is derhalve: Vlaming worden met de Vlamingen.

Doch voor extreemlinks was zulks te flamingantisch, te obscuur en te oubollig. Het ging in tegen het multiculturele dogma. En vandaag gaat het in tegen de fictie van de Europese Burger.

Pas sinds kort is de Vlaamse regering aangevangen met iets dat op een soort inburgering zou kunnen lijken – al merk ik van de maatregelen die naar de kern van het probleem gaan nog niet zo heel veel. Want op school jonge mannen, die hun culturele draai al van thuis uit hebben gekregen, leren dat ze de handen van vrouwen moeten houden, zal weinig uithalen als de drank in de man is.

 

De `schaffende’ Merkel en haar geestesgenoten mogen zich gelukkig prijzen dat ze op oudejaar niet in Keulen waren. Anders hadden ze nu wellicht in de rij gestaan voor het politiebureau om aangifte te doen van hun aanranding.

 

Ik vraag me af welk antwoord extreemlinks zal geven als ik hen vraag: moeten wij onze dochters voortaan binnenhuis houden om hen uit de bepotelende handen van hitsige allochtone jonge kerels te houden?

Is dat de maatschappij die jullie willen, hemelbestormers van Groen en co?

 

Jaak Peeters

Jan 2016

Mijn eindejaarsbrief…

Bij herhaling ben in deze blogreeks scherp van leer getrokken tegen de handelwijze van onze media. Ik heb verschillende keren het woord ‘journaille’ uit de pen gewrongen. Mijn verwijt aan hun adres? Incompetentie, het doen van moreel getinte uitspraken over materies waar ze geen sikkepit verstand van hebben, de weigering om tenminste te trachten een eerlijk, dit is: representatief, beeld van ons maatschappelijke leven te bieden. Onkunde, arrogante betweterigheid en vooringenomenheid.

Hoewel mijn kritiek naar mijn eigen mening altijd op feiten is gebaseerd en dus niet gefingeerd is of voortkomt uit een of andere vorm van wrok – een inderdaad verwerpelijke houding – doet het goed plots te stoten op een gelijkgerichte geest op een plaats waar men die het minst zou verwachten.

Dat nationalisme niet in de bovenste plank ligt van de meeste van onze journalisten en bestuurders, is bekend. In Nederland slagen de meesten er zelfs nog altijd niet in om nationalisme als een politiek fenomeen op te vatten, zonder het woord meteen door duidelijke blijken van afkeuring te laten begeleiden. Voor EU-nationalisme bestaat daarentegen heel wat meer waardering.

Voor een veel fundamenteler verschijnsel, dat van de etniciteit, heeft men zelfs geen aandacht. Zelfs wie er nog nooit over heeft gehoord haast zich ons mee te delen dat hij met dat duistere fenomeen uit het verleden helemaal niets wil te maken hebben.

Ik moet echter constateren dat – voor zover ik dat kan overzien – vrijwel niemand in onze journalistieke wereld zelfs maar in de verte bevroedt wat etniciteit zou kunnen wezen. Kennelijk geldt het in die milieus als een psychologische wetmatigheid om wat men niet begrijpt dan maar weg te klasseren of er negatief of meewarig over te doen.

 

Daarom is het een ware opluchting om totaal onverwachts op een tekst te stoten, waarin dezelfde euvels als die ikzelf aanhaal, aangekaart worden. Dit gebeurt dan evenwel ditmaal door iemand die je moeilijk anders dan als deskundig kunt omschrijven.

 

Ik laat hierna het eerste deel van de inleiding van het boek Ethnicity in Africa volgen. Het is een zeer vrije vertaling en de verantwoordelijkheid daarvan ligt alleen en uitsluitend bij mij.

 

Terwijl historici en politieke wetenschappers bezig waren met het nationalisme van de staten, voornamelijk omdat dit staatsnationalisme in de twintigste eeuw zware verwoestingen aanrichtte doordat het leidde tot twee wereldoorlogen, kreeg etniciteit nauwelijks enige aandacht. De redenen zijn voor de hand liggend. Doch opvallend is het totale gebrek aan positieve benadering van etniciteit. De terughoudendheid ten aanzien van etniciteit dient te worden gezocht in het feit dat etniciteit altijd sterk lokaal verankerd is; etniciteit spoort niet met een mundiale of multinationale ideologie, zoals die gold tijdens de Koude Oorlog. En als etniciteit dan toch even voor het voetlicht kwam, werd/wordt het onvriendelijk bejegend.

 

Deze toestand wordt geïllustreerd door de opvallend geperverteerde aandacht die etniciteit krijgt. Etniciteit wordt verantwoordelijk gesteld voor talloze politieke en sociale problemen in Afrika. De media doen etniciteit af als archaïsch stammengetwist. Ontwikkelingswerkers zien er een relict uit het verleden in. Marxisten spreken over vals bewustzijn. Nog erger zelfs: Afrikaanse leiders kunnen het niet laten om etniciteit in het openbaar af te breken terwijl zijzelf, achter de schermen, aan etnische bevoordeling doen. Maar ondanks de afkeuring van nieuwsgaarders en de dubbelzinnige, veelal negatieve omgang ermee van vele politici, blijkt etniciteit nog steeds even levendig werkzaam te blijven, terwijl het precies de postkoloniale natiestaat is, die vaak in complete irrelevantie wegzinkt.

 

De Koude oorlog is inmiddels voorbij. Niettemin zijn de westerse media nog steeds bezig met hun eigen petieterig, wuft maar op hun eigen voordeel gericht oorlogje. Ze hebben zich toegelegd op het bewerken van de lezer of kijker met hun gestandaardiseerde, simplistische stereotypen, onderstreept door de beelden van aangrijpende, hartverscheurende menselijke miserie. In hun streven de oververzadigde westerse nieuwsconsument toch nog van voldoende nieuws te voorzien om hun eigen werkgelegenheid in stand te houden, bieden zij bovendien de troost dat er elders in de wereld veel ergere dingen gebeuren dan wat die westerse consumenten in hun eigen leventje meemaken. De stammenoorlogen waarover romantisch geïnspireerde ontdekkingsreizigers ons verhalen vertelden en waartegen missionarissen zegden te strijden, behoren tot donkere tijden en worden nu voorgesteld als etnische conflicten die niet meer thuishoren in dit informatietijdperk.

Wat de gevolgen van dit soort berichtgeving zijn? Ze zijn alleszins talrijk.

We worden overspoeld door angstwekkende beelden van de talloze slachtoffers – dood of levend – om ons geweten scherp te houden. De oplossing: ontwikkelingshulp, met als missie het nastreven van de menselijkheid en het humanisme.

In plaats van de hele toestand en alle geldende factoren te analyseren waardoor die arme stakkers in de miserie zijn beland, verkiezen de media ons te voeden met de simplistische verklaringsschema’s over wat er in grote delen van Afrika aan de hand is. Of het nu de stranden van Mogadishu zijn, de gevaarlijke voetpaden in Monrovia, de geheime erediensten in Rwanda, de onveilige wegen die naar Freetown leiden of de vluchtelingenkampen van Goma: de mediatieke soep is overal even smaakloos.

 

De vanzelfsprekendheid waarmee de media de maatschappelijke successen c.q. mislukkingen in Afrika uitleggen in termen van etnische conflicten is inderdaad simplistisch. Dat Somalia uit elkaar valt, is duidelijk. De schuld ervan wordt meteen op de zogenaamde clans geworpen – een soort stamverband van lagere orde. In Soedan schijnt het conflict maar niet op te houden. De schuldigen? De onderscheiden etnische beeldvorming, onderscheiden geloofsovertuigingen en onderscheiden culturen, die precies in de koloniale tijd bij elkaar werden gehouden. Liberia: de dictator verdween, maar het geweld bleef. Schuld? Slavernij of tenminste de erfenis ervan. Ethiopië: een uitgestrekt keizerrijk, een gevangenis van naties. Ernest Gellner kon het niet preciezer zeggen. Schuldigen zijn Abbessijnse imperiumverwoesters. Rwanda: een menselijke tragedie. Schuld: vele factoren maar alvast ook een gedachtenloze genocide. De etnische ideeën in Biafra of Katanga worden gelijkopgaand geacht voor de leiders van Nigeria of Zaire. Elke dag weer opnieuw ontvouwen verhalen zich voor ons, telkens uitgelegd in dezelfde simpele schema’s.

 

We moeten menselijke tragedies niet dramatiseren. Wat we wel moeten doen: het volledige beeld beschrijven in plaats van mee te gaan met onze media die een complexe menselijke leef- en belevingswereld versimpelen en tot ergerlijke stereotypen herleiden.

Precies de verleiding ons over te geven aan die simplismen moeten we bestrijden door onszelf ten gronde te informeren.

 

Lees deze in cursief gestelde tekst nog eens door, beste lezer. Hij bevat de wijsheid van een man die weet waarover hij spreekt en vormt daarom een schril contrast met het vaak schreeuwlelijke gekrijs van onze door een misbegrepen linksheid ingepakte journalistiek.

 

Wie de schrijver is?

Het is een Afrikaan, nog zwarter dan de zwarte Pieten waartegen enkele getraumatiseerden uit de rangen van de UNO meenden te moeten ageren, wegens… je weet wel! Waar hij precies geboren is heb ik nog niet achterhaald. Wel dat hij een econoom van opleiding is, werkzaam aan de universiteit van Oost-Londen, en dat hij zich bezighoudt met ontwikkeling, klimaat en dat soort toestanden. Zijn grondstelling: wil je de volken en mensen juist begrijpen, moet je naar de héle context kijken waarin die mensen of volken leven. De man is bij ons volkomen onbekend: Seyoum Y. Hameso . Hij gaf aan zijn boek bewust een opmerkelijke ondertitel mee: Towards a Positive Approach.

 

Wie de cursieve tekst gelezen heeft, zal het zeker gemerkt hebben: Hameso komt op voor een positieve waardering van etniciteit. Alleen al het voornemen van een auteur om over etniciteit op een positieve manier te spreken en te schrijven, is een verademing die ons zelden te beurt valt. Het is een heerlijk dissonante stem in de eenstemmigheid van de afkeurende omgang met het etnisch of nationalistisch fenomeen. Weergaloos is het om door een specialist bevestigd te zien wat je zelf al lang verkondigt: de krijsers tegen etniciteit en nationalisme – dat, zoals we weten, een vermaatschappelijking is van etniciteit – schoppen wild in het rond, veelal niet gehinderd door enige kennis van zaken.

 

Nochtans is er in de internationale literatuur een overvloed aan geschriften over die etniciteit. Voor wie dat graag leest som ik hier enkele auteurs op, waarvan ik weet dat ze met deze materie bezig zijn en waarvan de lectuur ons op een correct spoor kan brengen: Adrian Guelke, Nasar Meer, John Comaroff, John Hutchinson, Anthony D. Smith, Walker Connor, David Miller, Steve Fenton, Thomas Hylland Eriksen, Pierre Vandenberghe, Umut Ozkirimli, Miroslav Hroch, Maria Montserrat-Guibernau, Benedict Anderson. Met de geschriften van deze mensen ben ikzelf wat meer bekend. De lijst is evenwel verre van volledig. Ik som verder op: W. Havilland, Michaël Brown, Rogers Brubaker, Franke Wilmer, Diane Koslow, Sinisa Malesevic, John Rex, Peter Kavisto, Paul Croll, Ian Law, Jan Nederveen, Richard Jenkins, Carmen Tought, Christian Karner, Stephen Castles… en zovele anderen, die ik hier niet noem. Zelfs Sigmund Freud zou in dit rijtje niet misstaan.

Allemaal hebben zij hun vaak zeer grote denkkracht besteed om één van de meest fundamentele belevingen die de menselijke soort kenmerken beter te begrijpen.

Maar in onze journalistiek vindt je van al die namen nergens wat terug.

Leest men in die milieus dan niet? Of interesseert het hen niet, bijvoorbeeld omdat ze denken toch alles al te weten?

Niemand kan journalisten verplichten om zich over een bepaald onderwerp wat dieper te informeren. Maar wie aan die informatieplicht verzaakt mag niet verwachten dat zijn boodschappen met grote aandacht worden ontvangen. Vooral als we weten dat Wikipedia het vaak nog beter doet.

Mensen die menen het morele vingertje te kunnen opheffen als anderen, die zich wél informeren, over etniciteit en nationalisme spreken: dat hoeven we niet te aanvaarden.

Ik weet niet of mijn aanvoelen klopt, maar soms denk ik dat vele afgehaakte krantenlezers in de gaten hebben dat het journalistieke voeder dat hen wordt aangeboden zijn geld niet waard is.

Voor mij alleszins is dat de reden geweest om me op geen enkele krant meer te abonneren of om de knop van de VRT om te draaien om hun arrogante gezanik over extreemrechts niet te moeten aanhoren. Of het holle gejuich van de politiek-correcten over de zogeheten nederlaag van FN in Frankrijk – hol, omdat een partij die scores van 40% laat optekenen en zowat overal sterk vooruitgaat geen verliezer, maar een duidelijke, overtuigende winnaar is. Wie schreef ooit weer over Nieuwspraak?

Zou ik me erg vergissen als ik zeg dat ik echt niet de enige ben?

 

Nu ik toch in eindejaarsstemming ben past het om ons over het gedrag van de werkelijke machthebbers te buigen: de EU. Het één is immers verbonden met het ander.

 

Ik heb nog nooit zo’n cynische bende aan het roer weten staan als in het geval van de EU. Mark Eyskens kan oreren zoveel hij wil over het EU-parlement als “het machtigste parlement op aarde”, de werkelijkheid is dat de communistische dictaturen allemààl een parlement bezaten.

Het volstaat niet om een parlement te installeren.

Democratie, zo heb ik van Sylvain Debleeckere geleerd, zit tussen onze oren. In de wil van de modale burger om persoonlijk mee verantwoordelijkheid op te nemen voor het geheel. En die democratie is effectief, als dat opnemen van verantwoordelijkheid er ook echt toe doet.

Welnu: De EU is een technocratie, een ambtenarenstaat ondersteund door een schijnparlement, op dezelfde manier als de parlementen in de zogeheten volksdemocratieën schijnparlementen waren. De EU heerst over de hoofden van volkeren en mensen heen. De uitdrukking is van Mark Grammens.

 

Het is mijn overtuiging overigens dat de EU niet volgens democratische principes kàn functioneren. Als je ziet hoe binnen het kleine België het aanvoelen van de volksgroepen uiteen loopt waardoor het nemen van gemeenschappelijke beslissingen lijkt op een permanente diplomatieke conferentie (dixit Karel de Gucht) , dan doet deze divergentie zich in Europa, dat nog nooit van verre op een eenheid leek, honderdvoudig voor. Als in een dergelijk verscheiden Europa de democratie moet spelen, wordt het nemen van beslissingen op EU-schaal gewoon onmogelijk.

De enige oplossing die men daarvoor kon bedenken bestaat eruit de macht in de handen van een troep nationaliteitsloze ambtenaren te leggen, een stel figuren die van oordeel zijn dat ‘managen’ los van inhoud kan geschieden. In dit managerstijdperk klinkt dat modern. Het ‘parlement’ moet dan de beslissingen van de dames en heren ‘managers’ kritiekloos goedkeuren. Anders werkt deze methode niet.

Deze gang van zaken is inderdaad in overeenstemming met de tijdsgeest, maar is van geen kanten democratisch. Waarom anders altijd weer dat geweeklaag over het gebrek aan betrokkenheid van de ‘EU-burgers’ – wat dat ook moge wezen – bij diezelfde EU? Bewijst dat niet zonneklaar dat de betrokken verantwoordelijkheidszin die de grondslag van een werkende democratie vormt, op EU-schaal pure fictie is?

Wat erger is: hoe meer het volk mort, hoe groter de noodzaak om nog meer macht in de handen van de relatief kleine managerskliek te centraliseren. Anders dreigt alles verlamd te raken of, meer nog: uit elkaar te vallen. Omdat dat laatste het grote doembeeld is van alles wat rond het EU-verhaal zwermt – Peter van Rompuy wist ons in zijn grenzeloze voorzienigheid mee te delen dat als de EU niet zou hebben bestaan, er in Europa al oorlog zou zijn geweest-, kan het voorlopig dus alleen nog maar erger worden.

Natuurlijk verkondigt Van Rompuy onzin: Geert Wilders en Marine Le Pen willen helemaal geen oorlog maar willen de macht bij de volken en de mensen leggen. Overigens wordt zogeheten extreemrechts in Vlaanderen nou net verweten dat het goede maatjes is met andere zogenaamd extreemrechtsen elders in Europa. Er is dus wel samenwerking op Europese schaal en zelfs vriendschap en dat zit het politiek correcte clubje erg dwars, want het laat zien hoe leugenachtig hun verhaal écht is. Doch tot nader bericht klinkt het valse liedje van het consortium ‘EU-politiek correct’ nog altijd het luidst. En dus wordt het inderdaad almaar erger.

En zo komen we, bij dit einde van 2015, uit op een pijnlijk en steeds prangender wordend dilemma, dat schril licht werpt zowel op de asielzoekerscrisis als op de opkomst van de volgens de politiek correcten ‘extreemrechtse’ partijen: blijven we aanvaarden dat ons lot met de collaboratie van politiek-correct door een stel nationaliteitsloze EU-ambtenaren & -managers bepaald wordt of nemen we de verantwoordelijkheid voor onze toekomst zelf in handen? In dat laatste geval moet de Europese samenwerking weliswaar niet geheel ontmanteld worden – dat zou een vergissing zijn – maar moet de ware macht wel volgens subsidiariteitsprincipes aan de volken toekomen. En in dat laatste geval moeten we de raad van Seyoum Hameso indachtig zijn en met meer consideratie naar het natuurlijke verschijnsel kijken dat etniciteit heet.

De EU als confederatie dus, zoals de Vlaamse Volksbeweging dertig jaar geleden al voorstelde. Een formule die in Zwitserland met zijn vier talen en 26 semi-autonome kantons 700 jaar lang haar nut bewees.

 

En zo wordt de cirkel gesloten. Want om die toekomst zelf in handen te nemen, moet de journalistiek haar werk goed doen. Anders is een democratie niet mogelijk.

Quod non.

De ware democratie zal dus nog niet voor 2016 zijn.

 

 

Jaak Peeters

December 2015.

 

Beschouwingen over bommen,Is en jihadisme.

Nuancering nodig

 

Er wordt druk geredetwist over de houding die we tegenover IS en het jihadisme in het algemeen zouden moeten aannemen.

Meestal verwerpen wij IS en het jihadisme. Als alles wat we er over lezen zelfs maar voor de helft juist is, loopt er geen weg naast deze veroordeling.

In wat volgt wil ik niettemin aantonen dat een genuanceerd oordeel zinvol is. We schieten echt niets op met weliswaar emotioneel bevredigende maar bij nader toezien weinig verstandige oproepen om erop los te slaan. Aboutaleb is van oordeel dat IS moet weggevaagd worden. Etienne Vermeersch wil IS “verpletteren”. François Hollande meent dat zijn land nu in oorlog is en stuurt zijn vliegtuigen om IS-stellingen te bombarderen. Daarmee sluit hij zich nog nauwer aan bij de Westerse en Russische methode om IS vanuit de lucht te verlammen.

Ik ben geen militair strateeg, maar ik pleit er wel voor om met verstand te werk te gaan.

Het is zonder discussie duidelijk dat kerels die in een theater in het wilde weg onschuldige mensen doodschieten misdadigers zijn, gemene moordenaars met name, en dat diezelfde kerels volgens de wettelijk geldende regels moeten gestraft worden.

Wie bovendien dergelijke misdadigers hand- en spandiensten verleent, bijvoorbeeld door ze van wapens te voorzien of ze mentaal op te jutten, gedraagt zich als medeplichtige en ook deze figuren horen te worden gestraft.

Er zijn mensen die van oordeel zijn dat IS misdaden tegen de menselijkheid begaat – een standpunt dat ik deel – en bijgevolg als organisatie moet aangepakt worden, d.w.z. als organisatie vernietigd en de individuele misdadigers ervan gestraft.

Nu is menselijkheid evenwel een erg rekbaar begrip. Het wordt vooral aangevoerd door die landen, waarvan er onderdanen door IS werden gedood of mishandeld of zelfs kinderen doelwit van moordacties door IS zijn. Er zijn echter landen die de praktijken van IS niet altijd of niet openlijk afkeuren. Saudi-Arabië past nog steeds middeleeuwse lijfstraffen toe en onthoofdt nog steeds mensen om redenen die wij, westerlingen, onterecht vinden. Niettemin rijst de vraag wat de verantwoordelijkheid is van de mensen die weerzin tegen deze Saudische praktijken voelen, als zij met datzelfde Saudi-Arabië intens handel drijven. Zijn we dan niet allemaal een klein beetje medeplichtig aan het naar ons aller aanvoelen onmenselijk systeem in dat land? Laten we regimes die ons van geen kanten aanstaan niet beter links – of rechts – liggen? Is dat niet consequenter?

Ook hier past dus alvast een genuanceerde benadering.

 

Eigen verantwoordelijkheid…

 

Aan de ene kant moet ieder land en ieder individu zijn verantwoordelijkheid nemen. Een andere wereld valt niet vol te houden. De verantwoordelijkheid voor onthoofdingen ligt dus in de eerste plaats bij Saudi-Arabië zelf. Dat men in dat land een andere beleving heeft bij zo’n onthoofding verandert principieel niets aan hun verantwoordelijkheid.

Sommige mensen zullen vinden dat mijn standpunt té relativistisch is en dat er mensenrechten bestaan die elke culturele of nationale autonomie te boven gaan. Dat is hun mening, maar kennelijk niet die van iedereen, zoals het geval van Saudi-Arabië laat zien. Zodoende komt het er dan op neer dat een groot deel van de wereld een deel van onze westerse normen niet aanvaardt.

Of we dat graag horen of niet: bij dat feit zullen we ons moeten neerleggen. Het enige wat we kunnen doen is uit de feiten laten blijken dat wij gelijk hebben en zij ongelijk.

Vooralsnog kunnen we dat niet, alvast niet op een manier die anderen geen kans laat iets anders te doen dan ons standpunt bij te treden.

 

… en evenwichtskunst

 

Maar er is natuurlijk ook nog die vervelende “aan de andere kant”. We bewonen immers allemaal dezelfde planeet en hoe we het ook wenden of keren: uit dit feit volgt een stuk gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Deze laatste moet zover reiken, dat de acties die nodig zijn voor het behoud van de planeet mogelijk blijven. Daartoe is een minimale vorm van onderlinge solidariteit noodzakelijk. Die is alleen mogelijk als de verschillende groepen en mensen bereid zijn elkaar voldoende tegemoet te komen, zodat een draagvlak voor gemeenschappelijk actie mogelijk wordt. Door mensen te mishandelen, vrouwen en kinderen legaal te laten verkrachten, slavenpraktijken toe te staan en dies meer, wordt echter zoveel afkeer opgewekt, dat wrok en woede onafwendbaar worden. Saudi-Arabië moet het spel willen meespelen. Ook de Saudi’s moeten nog aan iemand anders denken dan alleen maar zichzelf…

Wat in dit verband de gevolgen zijn van de bombardementen, is stof voor zo dadelijk.

Ik erken echter dat een ‘hoogkonstige’ oefening in evenwichtskunde nodig is, maar daar valt, vrees ik, nu eenmaal niet aan te ontkomen.

 

De vraag rijst uiteraard of het optreden van IS niet van een heel andere orde is. Speelgoedpoppen vol explosieven proppen is zonder meer extreem misdadig. Voorts beoogt IS de stichting van “het Tweede Kalifaat”, hetgeen geopolitiek nogal moeilijk door te slikken valt. Iets dergelijks zou ook niet door Saudi-Arabië worden aanvaard: waarom anders dat enorme Saudi-leger? Ten derde blijft overeind wat in de eerste zinnen van deze bijdrage vermeld staat: in het wilde weg mensen vermoorden is een misdaad die moet gestraft worden, ongeacht de motivatie van de daders. We moeten dat als democratie staande houden: anders kunnen we niet zo goed alles opgeven en doen wat Michel Houellebecq zegt: ons laten veroveren en ons neerleggen bij de dominantie van de Islam.

 

Laat al het voorgaande de nuancering aanvoeren die nodig is om onze houding tegenover IS en zijn aanhangers verder te bepalen.

 

Is bombarderen wijs?

 

De vraag luidt dan: is een oorlog het juiste antwoord? Zijn bombardementen verantwoord of zelfs noodzakelijk?

De vraag is niet van militaire aard – daar wil ik me verre van houden wegens volstrekte onkunde. Evenmin is de prijs van doorslaggevende aard, al is het voeren van een oorlog verschrikkelijk duur.

Sta me toe me voorlopig te beperken tot de bombardementen.

Partijgangers van de moordenaars in Europa onder een bommentapijt leggen is psychologisch ongetwijfeld erg bevredigend: we geven die kerels lik op stuk en laten hen de prijs betalen die bij ons onschuldigen tegen hun wil in hebben moeten betalen. Die reactie is menselijk en misschien zelfs moreel nog verantwoord ook. Immers: door zo te handelen herstellen we weer het evenwicht dat door de moordpartij verbroken was. Recht is niet denkbaar zonder evenwicht: iedereen moet gelijkelijk aan bod kunnen komen, ook als het om bestraffing gaat.

Maar is dat bombarderen ook echt wijs?

 

Is het bombarderen van IS efficiënt? Sommigen denken van wel, maar hun mening is niet echt overtuigend, want IS ‘opereert’ noch altijd lustig verder. Na twee volle jaren van intensieve bombardementen verklaart Obama dat IS moet vernietigd worden…

Een tweede vraag is of dergelijke langdurige en voor de burgerbevolking ongetwijfeld pijnlijke bombardementen de haat jegens het Westen niet opvoeren – ik had het er daareven al over en haat opwekken werkt in alle richtingen. Zien ze er niet het gedrag van hedendaagse kruisvaarders in, ook al moet het optreden van deze laatsten niet meteen geheel veroordeeld worden – ook in deze laatste zaak ligt de schuld verdeeld.

Eidoch: als het bombarderen IS militair niet uitschakelt, doch als gevolg heeft dat miljoenen mensen ons gaan haten, dan moeten we toch goed nadenken. Want die miljoenen hebben in onze landen overal familie. Dat element wordt nu, met de overdadige instroom van asielzoekers, nog sterker. Het klopt dat deze laatste mensen op zoek zijn naar rust, naar vrede en naar nieuwe kansen in het leven. Maar als zij naar hier komen brengen zij ook hun etniciteit en hun solidariteit met hun achtergebleven soortgenoten mee. Dat is bijzonder gevaarlijk, want het ondermijnt hun wil om zich bij ons te scharen. Waarom anders moet een regering zulke scherpe veiligheidsmaatregelen nemen?

De derde vraag bij het beoordelen van de westerse bombardementen luidt of we IS niet in de positie van de martelaar duwen, hetgeen IS nog meer sympathie oplevert, zodat de geesteshouding die we met IS willen uitroeien zich wellicht nog verspreidt.

Tenslotte kan het westers optreden, met enige moeite weliswaar, uitgelegd worden als een uiting van neokolonialisme, omdat ex-koloniale mogendheden nu hun morele orde willen opleggen en dus aangeven de inheemse minderwaardig te vinden. Zelfs als deze kwalificatie correct is – en in een aantal gevallen is ze dat ook -, dan nog rijst de vraag of het wijs is de betrokkenen met de neus in de stinkende brij te willen duwen.

 

Sommigen zijn ongeschikt voor onze maatschappij

 

Misschien moeten we een stap terugzetten.

Als we ervan overtuigd zijn dat onze westerse democratie waardevol is – en die overtuiging, vind ik, zouden we allemaal moeten delen -, dan moeten we misschien vooral en op de allereerste plaats een constatering doen. Deze bestaat eruit dat sommige volkeren en mensen gewoon niet geschikt zijn om te functioneren in de wereld die wij, in het westen, hebben opgebouwd – dat overigens niet zonder slag of stoot en na vele honderden jaren van intense en moeizame maatschappelijke strijd.

Ik leg de klemtoon op: een constatering. Want als we constateren dat Moslims niet de juiste opvoeding resp. opleiding hebben gekregen om in onze, veeleisende maatschappij mee te draaien, dan wordt dat makkelijk uitgelegd als een of andere vorm van racisme.

Kijk: van dat gepraat over racisme moeten we nu eens eindelijk afkomen! We moeten de heksenjacht die op ‘racisten’ plaats vindt stopzetten. Ze past trouwens niet in onze democratische staatsordening maar staat er haaks op. Ik heb elders al uitdrukkelijk gepleit voor de afschaffing van instituties zoals het Centrum voor Gelijke Kansen én de wetgeving waarop dat soort ondingen gebaseerd is. Ik kan het hier alleen maar herhalen: constateren is géén racisme.

Punt, uit.

 

En als die instituties en bijhorende wetten dienen moeten om dat toch heldere onderscheid te verdonkeremanen, moeten die instituties en wetten verdwijnen. Het denken en oordelen mag zich niet laten muilkorven: dat vrije denken is nou net een van de grootste verworvenheden van onze democratische rechtstaat.

 

Eigen verantwoordelijkheid van de Moslims

 

Dat inzicht heeft echter een belangrijke consequentie: mensen die kennelijk niet geschikt zijn om in onze maatschappij te leven, moet de toegang tot onze landen worden geweigerd. De schuld van die weigering rust niet op ons, maar op henzelf.

We zijn toch allemaal van mening dat mensen min of meer redelijke wezens zijn en begiftigd met het vermogen tot logisch oordelen? Welnu: dan moeten zij zélf beseffen dat ze niet naar landen kunnen waarvan ze het maatschappelijk proces niet aankunnen of die een waardenpatroon hebben waarmee ze zich niet kunnen verzoenen. Wie gaat solliciteren in het bedrijfsleven stelt zich toch ook geen kandidaat voor een functie waarvoor hij of zij manifest de kennis en kunde ontbeert? In het allesomvattende – het hele menselijke leven namelijk betreffende – maatschappelijk proces zou dat wel mogen?

Erg verstandig lijkt me dat niet bepaald…

 

Ook het argument dat de moordenaars niet de ware Islam belichamen houdt geen steek. Wie immers heeft er gelijk en hoe zouden buitenstaanders over dat gelijk kunnen oordelen? De moordenaars zelf beweren dat net zij de juiste Islam belichamen en ondersteunen hun mening met citaten uit de Koran, die daar inderdaad effectief in te lezen staan.

Het is dan ook aan de Islamieten zelf om het bewijs te leveren dat de Koran kan uitgezuiverd worden en de moordenaars dus ongelijk hebben. Maar: die operatie kan uitsluitend door Moslims worden uitgevoerd.

Pas als tenminste de boeken manifest schoon zijn kunnen Moslims met recht beweren dat hun geloof vredelievend is.

Moéten zij die opschoning zo nodig verrichten? Natuurlijk niet, maar dan moeten ze beseffen dat ze in onze democratische samenlevingen niets te zoeken hebben. En dan vervalt, naar ik vrees, zowat de grond waarop het Westen zich baseert om zich met Arabië te bemoeien.

 

Identificatie met wereldverbeteraars

 

Er is nog een meer fundamentele overweging in deze zaak aan de orde.

Jongelui willen altijd de wereld veroveren, zoals alle jonge dieren dat willen doen. Ze willen niet alleen de wereld veroveren, maar ze willen ook een ideale wereld scheppen. Elke generatie opnieuw voelt zich geplaatst voor de opdracht een schone, goede wereld op te bouwen. Dat schone en goede neemt elke generatie andere vormen aan. In de jaren zestig van vorige eeuw ging het over de vrede, omdat we allemaal de dreiging van de nucleaire apocalyps voelden. Vandaag is dat het klimaat. Morgen zal het wat anders zijn.

Dat doet er niet toe: het psychologische mechanisme is altijd hetzelfde. Het heeft te maken met mensen die een zinvolle plaats in de wereld zoeken. Een doel om voor te bestaan.

Echter: jongelui hebben, net als iedereen, ‘idolen’ nodig of nog: figuren of voor-beelden waarmee ze zich kunnen identificeren en die in hun ogen de strijd belichamen die zij zelf willen voeren.

Nu is onze westerse maatschappij een moeilijke wereld, vol zakelijke en andere competitie en met afwezigheid van vele zachte waarden en bovendien beheerst door commerciële ‘waarden’. Precies hoog opgeleide jongeren zijn gevoelig voor deze mistoestand.

Die gevoeligheid geldt niet alleen voor allochtone jongeren, maar om redenen die duidelijk zullen worden zijn zij gevoeliger.

Omdat de figuren of toestanden waarmee men zich kan identificeren in onze westerse, vaderloze wereld veelal ontbreken, kijkt men naar diegenen die de indruk wekken dat ze strijdvaardig, onverschrokken en met verachting voor het eigen leven de ideale wereld opbouwen die jongeren in hun interpretatie van de Islam vinden en die ze concreet aan het werk zien in IS. De talloze asielzoekers en in het algemeen Midden-Oostelijke allochtonen brengen, zoals gezegd, naast zichzelf ook hun etniciteit, hun religie en hun cultuur mee. En dus, heel vaak, ook hun meer dan gewone sympathie voor de ‘wereldverbeteraars’ van IS.

Hiermee geef ik in het voorbijgaan ook te kennen weinig geloof te hechten aan het socialistische standpunt dat het grootste deel van de radicalisering bij moslimjongeren op het conto van sociaaleconomische achterstelling moet geschreven worden. Overigens weet niemand wat oorzaak en wat gevolg is. Het blijkt trouwens dat voornamelijk hooggeschoolden vatbaar zijn voor jihadisme.

Wat deze mislopen jongelui bezielt is, denk ik, uiteindelijk op de eerste plaats een existentieel probleem: de vraag – of beter: de schreeuw – naar zin in hun bestaan. Dat leidt “tot het criminele gedrag van mensen die gek worden van het gevoel niet te bestaan.” Dat zijn de woorden van de Duits-Franse (Elzassische?) filosoof Bernard Stiegler in een recent interview met het Vlaamse blad De Uil van Minerva. Men behoeft een echte reden om voor te leven en, in het Westen verblijvend, bovendien de ergernis die men als islamiet wellicht ervaart, in te slikken.

 

Weg met het politiek-correcte denken!

 

Alweer vinden we hier een reden om te keer te gaan tegen het heersende politiek correct denken, dat ons zo nodig een racistisch complex wil aanpraten. Niet alleen bestaat dit niet – ik althans heb het niet gevonden – maar veel erger is dat dit gebazel over racisme de aandacht afleidt en de zaak zelfs nog verergert. Als jongelui te horen krijgen dat ze slachtoffer zijn van racistisch misprijzen drukt hen dat nog dieper in hun gevoelens van existentiële benadeling.

En, ten tweede, zolang wij jongelui geen modellen aanbieden waarmee ze zich kunnen vereenzelvigen en waarvoor ze kunnen strijden, maken wij het hen wel heel erg moeilijk. Ze moeten dan zelf op zoek naar iets wat sowieso heel moeilijk te vinden is. Ik moet hierbij vooral Groen scherp veroordelen. Als er één groep is die ook op dit gebied destructief is, is het Groen. Als wij, bijvoorbeeld, Vlaanderen kunnen presenteren als een product van democratische actie en bijgevolg een medium waarbinnen die democratie tot ontwikkeling kan komen en waarvoor we ons allemaal kunnen inzetten, dan kunnen wij jongelui iets aanbieden waarin ze een vervulling van hun leven zouden kunnen vinden. Een werkende democratie maken kàn bezielend werken. Laten we wel wezen: in onze egalitaire democratie kunnen we gewoon geen individuele modellen als voor-beeld aanbieden. Het enige wat we hebben is…onze democratie zelf.

Maar wij staan toe dat destructieve groepen zoals Groen ( dat nota bene voor het groen niets onderneemt) precies dit identificatiebeeld afbreken, voorstellen als obscurantistisch of zelfs racistisch, al toont een sociaaldemocraat als David Miller onbetwistbaar aan dat de benodigde solidariteit en dus de modelvorming pas in een duidelijk omschreven en dito beleefde nationale democratie mogelijk is. In de plaats daarvan spelen we echter Groen’s destructieve spel mee door bijvoorbeeld een democratische organisatie zoals Vlaams Belang buitenspel te zetten. Het is mogelijk dat deze laatste partij geen bestuurlijke bekwaamheid bezit, maar dat moet dan blijken, zoals moet blijken dat Moslims in staat zijn te functioneren in moderne westerse staten. Of nog: we staan toe dat charlatans zoals Guy Verhofstadt hun dagen vullen met ons mee te delen dat we alleen kunnen overleven in en dank zij een Europese Unie en dat we dus onze oude nationale identiteiten bij het huisvuil moeten zetten. Hoe denkt de heer Verhofstadt de Moslims ertoe over te halen zich met een bureaucratische machtsconstructie te identificeren waarmee zovelen uit de autochtonie zich niet kunnen vereenzelvigen – en die dat overigens ook niet waard is?

 

Tot slot: verantwoordelijkheid opnemen.

 

Als we mensen ernstig nemen – zoals het hoort -, moeten we ze toestaan hun verantwoordelijkheid op te nemen. Meer zelfs: we moeten dat ook eisen – en tegelijk aanvaarden dat men ook ons op onze plichten wijst. In wat gelijkaardige zin ben ik trouwens geneigd een strakker standpunt in te nemen jegens gelukzoekers vanuit Afrika. Afrika is, zoals bekend, slechts gedeeltelijk bewoonbaar. Met de klimaatverandering zal het er niet op verbeteren. Je moet dan ook niet kweken als konijnen – ik hanteer de woorden van Paus Franciscus. Doen ze dat wél, dan moeten ze daar zelf de gevolgen van dragen. De lusten langs één kant en de lasten vervolgens afwentelen: dat past niet binnen wereld waarin iedereen de hem toegewezen verantwoordelijkheid opneemt.

 

Jaak Peeters

November 2015

 

Demonen hebben we niet nodig.

Het gebeurt niet vaak, maar onlangs luisterde ik nog eens naar de VRT. Aan woord was Rik van Cauwelaert. Ik hoor het hem nog zeggen: ik heb schrik dat de oude demonen de kop weer opsteken. Daarmee verwees hij naar de houding van de Hongaarse regering, die de grenzen van haar land sloot voor de massa’s Midden-Oosterlingen, die in Europa een nieuw leven komen zoeken.

Van Cauwelaert is geen nationalist, maar een Vlaamsgezinde christendemocraat. Hij ontmoet in Vlaamse kringen nogal wat sympathie. Ongewoon is dat niet, want ons journalistieke wereldje telt niet zoveel lieden die met opgeheven hoofd Vlaamse kringen durven te frequenteren. Van Cauwelaert is zowat de witte raaf.

Toch roept van Cauwelaerts uitspraak lastige vragen op.

Wie zegt ‘demonen’ te vrezen, geeft te kennen zelf niet tot die club te behoren – het andere zou nogal vreemd zijn. Dat betekent in dit geval naar alle waarschijnlijkheid dat van Cauwelaert het predicaat demonisch met nationalisme verbindt.

Voor de nationalist die schrijver dezes is wekt van Cauwelaerts positie nogal wat wenkbrauwengefrons. Nationalisten weten immers maar al te goed dat het demoniseren van iemand legio is en dat vooral nationalisten, maar zij dus niet alleen, met grote regelmaat het slachtoffer zijn van lieden die hen demonisch noemen – en die zichzelf tot demonenbestrijders verheffen.

Het minste wat je in dit soort situaties kunt eisen is dat wie een oordeel wil uitspreken vooraf het héle plaatje moet bekijken: zowel de positie van de demonenaanhangers als die van de demonenbestrijders.

En dan blijkt met grote regelmaat dat die zogeheten nationalistische demonen eigenlijk niets anders om het lijf hebben dan het verlangen om het nakomen van de rechten van het volk waaruit de genoemde demonen oprijzen. En dat de demonenbestrijders héél vaak de verdedigers van gevestigde imperiale structuren zijn, ook als het om maar kleine imperia gaat, zoals het Belgische. De verhouding tussen Catalonië en Castiliaans Spanje, zeg maar. Wie wat wetenschappelijker op deze materie wil ingaan leze Miroslaw Hroch, waarvan ik in deze blogreeks een artikel (vrij) vertaald heb gepubliceerd.

Maar eigenlijk maakt dat niet uit. We stoten gewoon op een algemeen bekend maatschappelijk probleem: een veelal zelfverklaarde elite die meent het recht te bezitten anderen de wet voor te schrijven of hun gedrag af te keuren. Vaak worden ze aangevuld door een schare journalistieke dominees.

Eidoch: wie voor de opkomst van welke demonen dan ook bevreesd zegt te zijn, moet zich vooraf afvragen of die elite niet evenzeer in de fout is. Anders gezegd: of er langs de kant van de spraakmakers niet evenzeer, weliswaar andere, demonen aan het werk zijn, waardoor de nationalistische tegendemonen worden opgewekt. En of het dus niet de demonen van de zogeheten elite zijn, die aan het begin van de demonenstrijd te vinden zijn.

De fout helemaal langs een kant leggen is niet overtuigend en is historisch ook niet vol te houden.

Wie de analyses op een eerlijke manier tracht te maken kan er immers moeilijk omheen: die zogenaamde nationalistische demonen strijden nogal vaak tegen onterecht tot stand gekomen heersersposities en beogen in vele gevallen niets anders dan de volwaardigheid voor hun uit eigen volk voortkomende elites.

Ik zie niet wat daar mis mee is.

Er is wel wat mis met imperialisme. Als de Oekraïners hun eigen natie willen ontwikkelen, los van Moskou, is dat één zaak. Maar als Verhofstadt de boel gaat opstoken is dat vals spel, want wat Verhofstadt wil is niets anders dan Oekraïne in te lijven bij het EU-imperium. Waar zitten nu de gevaarlijke demonen?

Laten we overigens wel wezen: als het bestrijden van onterechte machtsposities fout zou zijn vervalt elke grond om een dictatuur te bestrijden en de democratie te prediken. Dan kom je vervolgens onvermijdelijk op een maatschappelijke tweedeling uit: heersers versus overheersten, meester versus slaaf – en dat beeld neemt vele, vele vormen aan, ook economische en sociale. Het is een universeel probleem waarmee zowat de hele mensheid geconfronteerd wordt. Dit probleem loopt dat als een rode draad doorheen de geschiedenis van vele volkeren en beschavingen.

Wie democratisch denkt kan die tweedeling echter niet aanvaarden. De kernvraag voor de democraat luidt: wie beslist er over mijn toekomst en die van mijn kinderen? Zijn dat heersers, in politieke of economische – lees: commerciële – zin? Of zijn wij zelf het, die voorschrijven hoe wij willen leven en die het leven van onze kinderen aan henzelf willen overlaten, liever dan het in handen van machtsgroepen te geven?

Meer ten gronde gaat het hier over de democratie als een uiting van respect voor de menselijke natuur zelf. Mensen moeten kunnen beslissen en leven volgens hun eigen natuur en hun eigen wensen en je moet deze uitspraak niet te individualistisch opvatten. Mensen zijn door-en-door groepswezens, maar daarover gaat het hier niet. Democratie kan niet bestaan als de natuurlijke habitus van mensen niet wordt aanvaard. Wie de natuur van de mens in zijn volheid niet aanvaardt, dwingt zichzelf in een positie waarin hij een stuk van de menselijke identiteit moet amputeren en dat vereist een vorm van geweldpleging. Dan kom je onvermijdelijk terug in de meester-slaafstructuur terecht. Dit is het probleem van mensen als De Gucht of Mark Eyskens. Die mensen aanvaarden de hele natuur niet.

Welnu: etniciteit is een stuk van de menselijke identiteit. Etniciteit maakt dat ouders op de eerste plaats voor hun kinderen zorgen. Zo moet het ook, want zij hebben die kinderen op de wereld gezet: ze nemen dus verantwoordelijkheid op voor wat ze zelf veroorzaakten. En op groepsniveau betekent dit dat een regering éérst de problemen van het eigen land op moet lossen, alvorens zich met de zaken van anderen te bemoeien. Deze houding lijkt me logisch uit de democratische ingesteldheid voort te vloeien. Daarom heeft de Hongaarse regering in ieder geval de principes mee. En daarom, zo stel ik, is Groen, dat de etniciteit van Vlaanderen niet aanvaardt, een antidemocratische partij.

Bovendien is de weigering om te aanvaarden wat voor velen een belangrijk stuk van hun identiteit is, kwetsend en daarom mede oorzaak van spanningen.

Ten derde: de erkenning van de natuur van de mens leidt tot de verplichting ook de gelijkwaardigheid van alle menselijke wezens te aanvaarden: we hebben toch allemààl kinderen die we ‘bevoordelen’? Niemand onder ons is dus ‘meer mens’ en niemand heeft daarom van nature meer zeggenschap. Niemand heeft het recht te beslissen wat anderen goed moeten vinden. Ieder moet zijn natuur trouw zijn en mag en moet zijn rechten laten gelden. Dat vereist engagement.

Een gezonde benadering van dit hels moeilijke en feitelijk nimmer definitief op te lossen probleem – met elke generatie begint het gevecht immers opnieuw – verdraagt echter geen scheldpartijen. Woorden als ‘populisme’ ( wat dat ook moge betekenen, want iedereen geeft er zowat een andere betekenis aan, zoals Louis Ide nog onlangs schreef) zijn dus ongepast. Maar ook het hanteren van termen zoals ‘demonen’ past niet in een democratisch debat. Een demon is een duivels wezen, verwerpelijk, door-en-door slecht en daar moet je je dus verre van houden.

Om de dingen te begrijpen moet men op zoek moet naar wat achter de oppervlakte van de fenomenen schuil gaat. Dat is in het onderhavige geval, onder meer, het etnisch fenomeen. Of, volks gezegd: soort zoekt soort of eigen kinderen eerst. Ik heb nog altijd niet ontdekt wat daar mis mee zou kunnen zijn. Heeft naar mijn mening in ieder geval niets met demonen te maken, wel met de diepere lagen van de menselijke ziel.

Wat kan in dit verhaal de meerwaarde zijn van het slingeren met beladen woorden zoals demonen?

Van Cauwelaert heeft tijdens zijn interview hier zeker niet op deze manier gedacht. Ik denk niet dat hij de etniciteit zelf bedoelt te bestrijden. Van Cauwelaert – een van onze laatste echte journalisten – redeneert christelijk en beklemtoont de humaniteit van ieder menselijk wezen: ieder mens is in de ogen van de godheid immers gelijkwaardig.

Wie in de Verlichting en de democratie gelooft zal die gelijkwaardigheid evenwel niet betwisten. Net niet! Maar de nationalist volstaat daar niet mee: voor hem telt niet alleen een soort abstracte menselijkheid, maar de hele concrete habitus van elk levend mens. Wie een stuk van de mens niet aanvaardt – door het demonisch te noemen, bijvoorbeeld -, aanvaardt de mens niet echt, kwetst, is zelf een bron van spanningen en is de democratie niet dienstbaar.

Neen: demonen hebben we echt niet nodig.

Jaak Peeters

November 2015

Foei, Karel de Gucht!

Het is waarschijnlijk dat hij het nog niet wist toen hij zijn column uit zijn pen wrong over het dode jongetje Aylan: dat schrijnende beeld van een dood kindje, ergens op een godvergeten strand. Want nu vertellen andere Syriërs toch wel dat vader Aylan zelf actief was als mensensmokkelaar, ten dienste van mensen op zoek naar een betere wereld! Voor Karel de Gucht niettemin “verworden” vluchtelingen tot gelukzoekers als ze verder dan Turkije of Griekenland willen geraken. Dat tenminste legt hij, afkeurend, concurrerende politieke strekkingen in de mond. Vervelend voor de Gucht, maar de daden van vader Aylan blijken bij zijn volksgenoten niet bepaald op veel sympathie te kunnen rekenen. Komt allemaal uit diezelfde krant. Op dezelfde dag. Het lijkt erop dat de politieke concurrentie van de Gucht het bij het rechte eind heeft.

Meer zelfs: diezelfde dag stond in diezelfde krant te lezen dat achtergebleven Syriërs de vluchtelingen naar Europa als verraders beschouwen. Het is zeer de vraag of het beeld van het dode jongetje op dezelfde manier de wereld zou hebben rondgereisd als het Syriërs waren geweest die de media beheersen.

“If”- wetenschap is niet veel waard, maar veronderstellen mag altijd. Laat ons dus veronderstellen dat de mensen die nu het woord verrader in de mond nemen hun versie van de feiten in onze kranten zouden hebben laten verschijnen. Wat zouden we dan gelezen hebben?

Zouden lieden van het slag van de Gucht het dan nog aangedurfd hebben op de golven van de emocultuur mee te drijven en daarvan gebruik te maken om de uitspraken van een concurrerend partijvoorzitter “goor buikgevoel” te noemen?

Wat is er overigens mis met buikgevoel? Volgens mijn woordenboek is buikgevoel een bepaalde vorm van intuïtie waarvan men door het onberedeneerde aspect aanneemt dat die uit de buik afkomstig is. Ik wist echt niet dat zulks fout is. Waarom mag iemand geen intuïtief aanvoelen van de dingen hebben? Alsof de heer de Gucht, die zich kennelijk voor rationeel houdt, nooit op zulk buikgevoel afgaat. Maar goed: de zaak krijgt vooral een onfrisse geur door toevoeging van het predicaat ‘goor’. Goor wil zeggen: modderig, smerig, vuil, bedorven, onsmakelijk. Zo leert ons het woordenboek. Is buikgevoel smerig? Bedorven? Onsmakelijk? En dat moeten we dan vernemen van een man die zich de naam Aylan toe-eigent, meedrijvend op de hoger genoemde golven van de emocultuur oftewel datzelfde buikgevoel.

De heer de Gucht had zijn woorden toch wat zorgvuldiger kunnen kiezen…

Nou ja: de Gucht staat niet alleen met deze recuperatie van menselijke ellende. We zullen maar aannemen dat zulks hoort bij de oude politieke cultuur.

De heer De Gucht is ons echter nog een andere uitleg verschuldigd. Want volgens hem moet de politiek de openbare mening niet volgen, maar haar leiden.

Tja: dàt smeekt om uitleg. Heel veel uitleg zelfs.

Sylvain de Bleeckere spoort ons aan voluit te gaan voor de democratie en ik treed hem daarin bij. Zulke democratie bevindt zich in een blijvend wordingsproces. Burgers moeten betrokken zijn bij de dingen van hun land en daarbij hun verantwoordelijkheid opnemen. De Atheense tragedies nodigden de toeschouwers tot betrokkenheid uit en inspireerden hen tot het nemen van verantwoordelijkheid.

Is het dat, wat de heer De Gucht bedoelt als hij beweert dat de openbare mening moet geleid worden?

Ik denk niet dat hij dit op het oog had en ik vrees dat hij eigenlijk bedoelde: je moet niet altijd navolgen wat de publieke opinie wil maar desnoods je eigen wil durven door te drijven. De bevolking moet maar volgen, want eigenlijk weet zij toch niet wat goed voor haar is. Zo is toch de praktijk van het beleid dat de heer de Gucht voerde. Een Europese Unie doordrijven, bijvoorbeeld, zonder rekening te houden met de negatieve uitslagen van de referenda of gewoon géén referenda houden. Dan hoef je met de uitslag geen rekening te houden. Ik volg hierbij slechts Prof. Baudet. Of met Amerika handelsverdragen sluiten die onze sociale en culturele wetgeving onderuit zullen halen. Inderdaad: dan kun je vrijuit je eigen weg gaan, om achteraf doodleuk te beweren dat je je verantwoordelijkheid hebt genomen en de bevolking “hebt geleid.”

Dat scheelt in betekenis toch nogal wat met de stelling van de Bleeckere, die niet zegt dat je bij het nemen van beslissingen niet moet steunen op mening van de bevolking, maar dat je de bevolking moet helpen om goed na te denken, goed te debatteren en vervolgens verantwoordelijkheid op te nemen. Kortom: je moet de mensen helpen als democraten te handelen, precies om op hun mening te kunnen steunen. Anders dienen verkiezingen tot niets.

D’er valt hoe dan ook niet aan te ontkomen: in een democratie is het de bevolking die bepaalt welke de koersrichting zijn zal. Niet de happy few die zichzelf uitverkoren acht om leiding te geven. Wat je moet doen is de bevolking leren zich als democraat te gedragen, wetende dat de perfectie nooit zal bestaan. Het komt een kleine kliek niet toe te oordelen in de plaats van de burgers.

Zo simpel is het.

Dat is wellicht moeilijk te verteren voor de elitaire satraap de Gucht, die nochtans niet aarzelt de mogelijkheden die de emocultuur hem biedt, om niet de ratio doch wel het “gore buikgevoel” van de bevolking te mobiliseren tegen een rationeel ingenomen politiek standpunt van een concurrerend partijvoorzitter.

Het is toch zo doorzichtig en tegelijk zo weinig geloofwaardig: de welgestelde Karel de Gucht die zich identificeert met het arme, ongelukkige jongetje Aylan.

Of de rijke hoge mieter die de miserie van het arme jongetje gebruikt om er politiek munt uit te slaan.

Foei, Karel de Gucht.

Jaak Peeters

September 2015

Van Anaxagoras tot Karl Drabbe of de foute kant in de geschiedenis.

In 399 voor onze tijdrekening diende Meletus bij het bestuur van Athene een officiële aanklacht in tegen Socrates: “Socrates is schuldig aan het loochenen van de goden die de staat erkent, en aan het introduceren van nieuwe goden; hij is ook schuldig aan het bederven van de jeugd, de gevraagde straf is het doodvonnis.” Plato beschrijft in zijn Phaedo hoe Socrates de laatste dagen van zijn leven, toen hem de gifbeker was opgelegd, doorbracht. Eén van Socrates’ bekendste uitspraken was zijn antwoord op de mededeling dat persoon X over hem kwaad had gesproken: “Nu ja: goed spreken heeft hij nooit geleerd!”.

Toen Socrates overleden was kwamen de Atheners volgens het verhaal van Diogenes Laërtius tot inkeer, veroordeelden Meletus ter dood en sloten ten teken van rouw om de dood van Socrates de gymnasia.

29 jaar voordien was Anaxagoras veroordeeld, na een aanklacht door een zekere Cleon. Wegens goddeloosheid. Anaxagoras had namelijk de mening geuit dat de zon een massa gloeiend metaal is en dus geen god.

In 415 werd Hypatia, filosofe en wiskundige met grote faam in Alexandrië door woedende christenen op gruwelijke wijze vermoord. Vrouwen hoorden aan de papketel en haar omgang met voornamelijk hooggeplaatste politici maakte haar verdacht. Ze werd ervan beschuldigd mee te heulen met de Romeinse landvoogd Orestes en zo de zaak van de christenen te hebben gedwarsboomd. Sommige bronnen beweren dat Hypatia al in 400 de bewegingswetten, die Kepler in 1609 te boek stelde, had ontdekt, hetgeen radicale christenen een harde doorn in het oog was…

Op 17 januari 1600 werd de Italiaanse filosoof en sterrenkundige Giordano Bruno op de brandstapel vermoord, na een veroordeling door de Inquisitie. Bruno was van mening dat wij leven in een oneindig heelal, dat de zon slechts een ster is onder de vele anderen, dat een persoonlijke god niet bestaat en dat katholieke praktijken zoals de transsubstantiatie verzinsels zijn.

In de Nederlanden kwam de jonge Baruch de Spinoza al snel in grote moeilijkheden omdat hij beweerde dat de heilige schrift de menselijke geest verraadt en daarom niet het woord van een god kan zijn. Op 27 juni 1656 werd Baruch uit de Joodse gemeenschap gestoten op beschuldiging van “vreselijke ketterijen”.

In 1944 werd Josef Mindszenty door de Hongaarse marionettenregering opgesloten, omdat hij niet wilde zwijgen over de onrechtvaardigheid van de Duitse bezetting. In 1948 werd hij opnieuw gearresteerd, ditmaal door de communisten. Mindszenty had zich bij herhaling uitgesproken tegen de communistische dictatuur in zijn land.

Ieder die dat wil kan deze lijst verder aanvullen. De Katharen, de slachtoffers van Pol Pot, de Goelach, Guantanamo en de communistenjacht in de Verenigde Staten ten tijde van Mc Carthy, het Duitse Berufsverbot, de repressie van Vlaamse nationalisten in België na 1945…. De lijst is eindeloos.

Toegegeven: de aangehaalde voorbeelden vertegenwoordigen een harde, radicale en kleine minderheid. In de meeste gevallen loopt het niet zo’n vaart.

Maar toch komt hier een logica bloot te liggen. Een pijnlijke logica.

Er loopt namelijk één duidelijke, rode draad doorheen de soms bloederige geschiedenis: regimes en machtigen van allerlei pluimage en allerlei aard – het gaat echt niet alleen om louter politieke macht – hebben het doorgaans niet voor pluralisme en doen er alles aan om niet-passende meningen het zwijgen op te leggen. Pluralisme blijkt moeilijk te verdragen.

Dat machthebbers zich van machtsmiddelen bedienen om hun doelen te bereiken, is van alle tijden. Soms inspireren zij daardoor zelfs hun slachtoffers, zoals in het geval van Nicolo Macchiavelli, die in Firenze in ongenade viel en op de vlucht moest.

Nu ben ik geen groot favoriet van het blad De Morgen, maar de uitspraak van Bart Eeckhout op 17 augustus 2015, dat namelijk uit botsing vaak de grootste vooruitgang komt, is een schot recht in de roos.

Doorheen de geschiedenis hebben velen dus getracht dat botsen te verhinderen. Dat heeft veel schade aangericht. Als de ideeën van Hypatia zouden aanvaard zijn geweest, dan had de wetenschap de wetten van de ellipsvormige beweging misschien 1200 jaar eerder gekend. Men mag dus niet bedenken wat dit alternatief ons zou hebben opgeleverd, bijvoorbeeld inzake de vooruitgang van de medische wetenschap.

Waar de strijd tegen de vrijheid van spreken lukt, ontstaat de zogeheten pensée unique: je hoort zus en zo te denken. Wie dat niet doet wordt uitgestoten, belasterd, bespot, in een cordon opgesloten of, in de hoger genoemde gevallen, zelfs fysiek uitgeschakeld. Orwell heeft er een mooi boek over geschreven.

Zo bekeken is er wel degelijk een foute kant aan de geschiedenis, de kant namelijk die vrijheid en vrije meningsuiting wil onderdrukken ter wille van welke belangen dan ook.

Men zou nu graag willen geloven dat de geschiedenis de mensen wijzer maakt en de uitspraak dat de geschiedenis zichzelf herhaalt onjuist is. Helaas: nil nove sub sole.

Niet dus. De foute kant ontwapent nooit. Het lijkt wel de Duistere kant van The Force in Star Wars….

Het plotse ontslag van uitgever Karl Drabbe bij Pelckmans is, blijkens alle informatie en de uitvoerige en opmerkelijk eerlijke berichtgeving in De Morgen – De Standaard ontbrak aanvankelijk eens te meer – het bewijs dat de donkere tijden heus niet voorbij zijn. De donkere wolken hangen heus niet alleen boven de gebieden waar IS het voor het zeggen heeft.

Er is al veel over deze zaak geschreven. Zelfs Jean-Marie Dedecker wijdde er wat bewegingen van zijn vaak scherpe pen aan en Pierre Therie, gekend voor zijn vaak spitse uitspraken in zijn blog Media en Politiek anders gelezen drukte dezelfde zorg uit als hier te lezen staat: de frontale aanval op de democratie, een democratie waarvoor onze voorgangers zich zo hebben ingespannen.

Natuurlijk is in deze concrete kwestie niets juridisch-sluitend bewezen, maar met de ellebogen voelt iedereen hoe de vork aan de steel zit. Dat is zeker zo voor iemand die de betrokkene sedert vele, vele jaren beter kent, zoals schrijver dezes.

Imagoschade heet het tegenwoordig, als een uitgever nota bene in Vlaanderen in een internetblad opkomt voor de belangen van datzelfde Vlaanderen. Een bedrijf dat imagoschade lijdt omdat een haar medewerkers datgene doet wat in alle landen in de hele wereld elke dag opnieuw gebeurt: de belangen van de gemeenschap waartoe men behoort ten dienste staan! Zulk een bedrijf moet dringend een streng zelfonderzoek doen. Imagoschade! Hoe verzint men het! Imagoschade omdat een uitgever iederéén aan het woord laat, van Abou Jahjah tot Wim van Rooy? In een democratie hoort dat toch zo? Als dit imagoschade is, is het ijveren voor een democratische samenleving dus…imagobeschadigend?

Pelckmans heeft met zijn buitengewoon zwakke houding – al dan niet via een nieuwbakken ‘manager’, het soort lieden dat al zoveel kwaad heeft aangericht – niet alleen zichzelf en zijn uitstekende uitgever beschadigd, maar zich in deze zaak vooral langs de foute kant van de geschiedenis geplaatst.

Jaak Peeters

Augustus 2015

Een komende politieke aardverschuiving

De wind is wat gaan liggen en het stof is weggewaaid, nu een Grexit zogenaamd vermeden werd, de Grieken een ijzige reeks pijnlijke ‘hervormingen’ door de strot geduwd kregen en het overmoedige Syriza op de knieën ging.

Wat gebeurd is zou ons nochtans tot nadenken moeten aanzetten, want het verhaal levert heel wat vragen en overwegingen aan die niet alleen ongemakkelijk zijn, maar die ook tonen dat de schone schijn die media en politiek ophangen dringend aan correctie toe is.

Er is nogal wat kritiek geleverd op de flamboyante Yanis Varoufakis, de hoog-intelligente linkse Griekse economieprofessor, die bij de gedachte aan de herinvoering van de Drachme natte dromen kreeg. De man zou niet eerlijk zijn geweest, omdat hij al van bij het begin van de onderhandelingen met de IMF/EU-bazen een plan-B op zak zou hebben gehad. Also sprach de Europese Commissie.

In normale omstandigheden zou men een minister die met zo’n B-plan in de binnenzak naar de onderhandelingstafel trekt het predicaat ‘voorzichtig’ toeschrijven. Maar in Europa gaat dat dus anders.

Waarom gaat dat anders in Europa? Duldt Europa geen spaandertje twijfel? Is het, bijvoorbeeld, voor de volle 100% ongeoorloofd zelfs maar te veronderstellen dat sommige partijen in onderhandelingen niet tenminste ook in belangrijke mate aan hun eigen, individuele belang denken en echt niet alleen maar geporteerd zijn voor het collectieve heil? Toch twijfelt niemand eraan dat Merkel onder zware druk van de Duitse publieke opinie stond, toen ze de Grieken het mes op de keel zette.

Er zit zware, héél zware spanning op het hele EU- en EURO-systeem en elk sprankeltje twijfel, hoe klein ook, draagt in zich de kiem van de worm die uiteindelijk het hele gebouw in elkaar kan doen storten, is daarom onverdraaglijk en wekt hysterische reacties op.

Wat in hierbij storend is, is het feit dat niemand erkent dat de kiemen die tot dodelijke wormen kunnen uitgroeien altijd en overal aanwezig kunnen zijn, simpelweg omdat geen enkel menselijk project perfect en zonder constructiefouten is. Er bestaan geen alles te boven gaande, foutloze of onfeilbare menselijke projecten. Wie niet overweg kan met het bestaan van dergelijke mogelijks ontwrichtende kiemen, moet de blik wenden naar een of andere dictatoriale aanpak, waarvan de twintigste eeuw er twee soorten heeft laten zien. Ofwel moet men maar best meteen de beperktheid van elk menselijk project erkennen en aanvaarden dat àls dergelijke ongewenste kiemen zich roeren, daar gepast op moet ingespeeld worden.

Maar daarmee is het hek natuurlijk niet van de dam. Alles hangt af van wat begrepen wordt onder het woord ‘gepast’. Voor sommige, nog steeds luid klinkende, stemmen moet die kiem zelf worden gesmoord. Dat gebeurt dan door dergelijke kiemen te voorzien van etiketten zoals extreem-rechts – straks overigens ook van extreem-links, want ter linkerzijde klinkt het gemor tegen de gang van zaken ook steeds luider. Binnen het hier beschreven discours situeren zich de uitspraken van lieden als Mark Eyskens, die ons meedelen dat de EU nu eenmaal onontkoombaar is en dat de erosie van de natiestaat onvermijdelijk in de wetmatigheden van de geschiedenis geschreven staat en de mensen zich dus maar moeten neerleggen bij de feiten, die zij zelf in hun onmetelijke wijsheid al veel eerder hebben opgemerkt. Wie het daarmee niet eens is, plaatst zich dan meteen buiten de redelijkheid en kan derhalve met reden extreem worden geheten.

Het verhaal van de voorgewende onvermijdelijkheid van constructies zoals de EU wordt op vele manieren onderstreept: de zogeheten globalisatie, het verschuiven van de economische macht naar de nationaliteitsloze sanhedrins van de grote multinationals enzovoorts. Om die efficiënt aan te pakken zou het doorschuiven van politieke macht naar Europa dan ook onvermijdelijk zijn, omdat de oude natiestaten te onmachtig zouden zijn.

Allemaal zijn het versies van slechts één enkel, simpel verhaal: dat je om je wereld veilig te structureren moet kunnen rekenen op een straf functionerend politiek centrum. Het is niets anders dan een uiting van typisch westers beheersingsverlangen, erop gericht om Het Lot de baas te blijven. Of nog: het in politieke instituties gegoten wantrouwen van de westerling tegenover de demonen in zijn eigen ziel. Het bewijst het gebrek aan geloof in de eigen mogelijkheden.

Wat is daar eigenlijk voor origineels aan?

Alles welbeschouwd: niets.

Dezelfde gedachtegang werd gevolgd door de protagonisten van het centralisme van de oude Franse en Engelse natiestaten, die immers de regio’s nodig moesten verenigen om de al dan niet Hobbesiaanse uitdagingen van hun tijd aan te kunnen: de motivatie ook waarom de Montesquieu zijn waarschuwende trias politica formuleerde en zich vierkant keerde tegen de Leviathan van zijn Engelse voorganger.

Er bestaat geen intrinsiek, inhoudelijk verschil met het huidige EU-discours. Het enige verschil is: de schaalgrootte.

Maar precies hier houdt zich de worm van de toekomstige ontbinding nog het meest schuil. Want als de schaal van de regionale eenheden in de zeventiende eeuw te beperkt was geworden, wat verhindert ons dan te stellen dat de schaal van de tot de omvang van een half doch klein continent uitvergrootte Europese natiestaat over pakweg 50 jaar eveneens, en vermoedelijk nog veel sneller, zal aanbotsen tegen de grenzen van zijn eigen macht? Schaalgrootte is immers altijd een relatief begrip en de uiteindelijke grenzen van ons handelingsvermogen vallen samen met de grenzen van de planeet. Daar is Europa maar een heel klein stukje van. Welk discours zullen de eurofielen van vandaag dan aanvoeren om het voortbestaan hun EU – op dat ogenblik feitelijk tot een regio van de planeet herleid – te bepleiten?

Daar komt nog bij, ironisch genoeg, dat uitgerekend het hypercentralistische Frankrijk vandaag onderhevig is aan een decentralisatieproces, waarbij nota bene de oude, zogenaamd onmachtige regio’s van voorheen weer op het toneel verschijnen. De hergeboorte van de demonen waarvoor eurocratië zo davert? Is dat de reden waarom de EU zo fanatiek weigert met de regio’s aan de slag te gaan? Angst voor Het Lot dat toch altijd soeverein blijft?

Het is overigens geestig dat deze laatste wijsheid ons met name door de oude Grieken werd aangereikt…

En ook in Groot-Brittannië klinkt nu alweer de roep om een nieuw referendum over de Schotse onafhankelijkheid.

De kiem van de ontbinding van de EU, waarover steeds luider wordt gesproken, zit dus vast in de conceptuele bodem van het hele Europese project ingebakken en vroeg of laag ontwaakt de worm onverbiddelijk.

Daar komt nog bij dat de EU zonder de Tweede Wereldoorlog en de daarop volgende Koude Oorlog vermoedelijk nooit van de grond zou zijn gekomen. Maar de herinnering aan die beide perioden wordt in de geesten van steeds groter wordende aantallen Europeanen steeds vager. Naarmate de jongere generaties de ouderen opvolgen, worden de feiten van de twintigste eeuw steeds meer versteende geschiedenis. Meer zelfs: naarmate Europa nog méér vreemdelingen van niet-Europese origine opneemt, wordt die herinnering nog véél vager, omdat die mensen terecht niets willen te maken hebben met de oude frustraties van Europese politieke elites, die koortsachtig op zoek zijn naar het wondermiddel dat voor eeuwig en drie dagen de gevaren uit het verleden buiten de deur zou houden. Zullen de Afrikanen die op de vlucht sloegen voor oorlog en pestilentie in eigen land, bereid gevonden kunnen worden om de collectieve herinnering aan de trauma’s uit het verleden van Europa ook tot hun eigen herinnering te maken?

De Europese constructie zou wel eens veel brozer kunnen zijn dan haar impresario’s zichzelf voorhouden.

Hoe hardnekkiger de eurofielen het EU-project afschermen tegen elke vorm van inhoudelijke kritiek, hoe feller de worm zal groeien en hoe groter de kans dat de worm uiteindelijk het hele EU-project opvreet. En dat, tot onuitspreekbare wanhoop van de grote en kleine Eyskensen van deze wereld, de oude regio’s levenskrachtiger dan ooit uit de puinhopen van de ineengestorte EU-constructie zullen oprijzen. Dat die oude regio’s niet noodzakelijk de vorm van de natiestaten uit de achttiende eeuw zullen aannemen, is zeer waarschijnlijk, tenzij iemand bereid is te geloven dat honderdvijftig jaar volksnationalisme in Europa geen enkel spoor in de geschiedenis zal nalaten. Dat laatste zou dan in ieder geval afwijken van wat we overal elders in de wereld zien, waar zelfs verdwenen gewaande Wendat-etnieën weer opstaan.

De worm groeit in ieder geval. Als Merkel de harde tante moet spelen onder druk van haar publieke opinie, wat zal dan verhinderen dat hetzelfde in andere landen plaatsvindt? Hoe zal de eurofilie dan reageren? Troepen sturen, misschien, waarmee meteen voorgoed zou bewezen zijn dat de EU slechts een vergulde uitgave is van de zo talrijke eerdere pogingen om met geweld één groot Europees rijk op te trekken? Daarmee zou het Europese project alle democratische legitimiteit verliezen en nog meer voluit in de kaart worden gespeeld van de mensen in Zuid- en in mindere mate Noord-Europa, die nu al met afgrijzen verwijzen naar wat de Grieken door de EU werd aangedaan. Als het die richting verder uitgaat, groeit de kans dat zich in Europa herhaalt wat de Islamitische IS zo ver heeft gebracht: een succesvolle mobilisatie van de wrok tegen datgene wat de elites voorstellen als ‘modernisering’. Wie zal de uitbraak van zo’n wrok ooit beheersen?

In het voorbijgaan is het zinvol erop te wijzen dat niet alleen eurofiele, doch àlle elites in de klappen zullen delen: het zou goed zijn als thans regerende Belgische en Nederlandse politici zich hierover zouden beraden. De storm zal heus niet stilvallen aan de poorten van nationale parlementen.

Men ontkomt niet aan de indruk dat er echt niet veel meer nodig is voor een totale politieke aardverschuiving. Het doet allemaal denken aan de spanningen op de vooravond van de Franse Revolutie.

Misschien is het toch verstandiger maar eens grondig en zeer kritisch na te denken over de grondslagen, de aard en het nut van het Europese project zelf en ons af te vragen of mensen zoals Abraham Kuyper, met diens soevereiniteit in eigen kring – vandaag wellicht op te vatten als ware subsidiariteit oftewel het vertrouwen in de positieve krachten in mensen– , zo ver beneden de waarheid zaten. Zoiets heet: gepast reageren. Zolang eurofilië evenwel verkiest de kop in het zand te steken en een onwillige tegenspeler zoals Varoufakis gelijk dan maar van oneerlijke bedoelingen te beschuldigen – alleen maar omdat die scenario’s verzint om zijn volk ten dienste te zijn – zit die wijsheid er echter niet in.

Het maakt de komende aardverschuiving nog waarschijnlijker én erger.

Jaak Peeters

Augustus 2015

Big Brother wordt werkelijkheid

Er is al langer veel te doen over een mogelijke ‘Grexit’: het uittreden van Griekenland uit de Eurozone of zelfs – hoe durven ze! – uit de Europese unie.

Wat Syriza echt wil is niet zo moeilijk terug te vinden. Even het internet raadplegen volstaat. De kern lijkt me gewoon te wezen: Griekenland wil best wel zijn staatsschulden verminderen en zijn financiële verplichtingen nakomen, maar niet als de prijs daarvoor de totale verarming van de bevolking is.

Sommigen, zoals Thomas Piketty, vinden dat schulden niet altijd hoeven afbetaald. Dat is nogal moeilijk vol te houden, als je tenminste in de mogelijkheid wil zijn op latere datum nog eens geld te lenen. Nog anderen zijn van oordeel dat je schulden moet maken en de vermindering van staatsschuld helemaal niet hoeft. Amartya Sen vertelt in de Groene Amsterdammer van 25/6 dat toen Groot-Brittannië ging experimenteren met de invoering van de verzorgingsstaat, de staatsschuld van dat land 200 % van het BBP was. Dat kan juist zijn, maar dat was 1948, een periode van massieve economische groei. Dat is nou precies waar Syriza op wijst: de afbetaling van de schuld moet zoveel mogelijk uit de groei worden gefinancierd. Maar dan moet je de kans krijgen om te groeien! Bovendien is daar inderdaad het blote feit dat de Nazibezetter de Griekse centrale bank gedwongen heeft een lening aan hem toe te staan. Nogal wiedes dat de Grieken dat geld nu terugvragen, nu hen vanuit Berlijn het mes op de keel wordt gezet.

Allemaal interessante overwegingen, maar het voornaamste punt is, lijkt me, dat iedereen moet stoppen met de escalatie, de machtigste partij het eerst. Men van heeft van beide kanten goede redenen voor het innemen van hun positie, maar Europa heeft wel de minst goede.

Crediteuren hebben het recht hun geld terug te krijgen en te eisen dat de Grieken hun afspraken nakomen. Je moet echter niet profeteren over een solidaire Europese Unie, als diezelfde Unie niet bereid is te voorkomen dat haar politiek leidt tot het ten gronde richten van het sociale weefsel van haar lidstaten. Griekenland is niet eens een grote lidstaat en enig geduld – dat volgens Van Overtvelt ontbreekt -, zou dan ook niet misplaatst zijn. Maar kennelijk is dat geduld er dus niet en in dat geval bevindt deze lidstaat zich in een positie van wettige zelfverdediging. Het zou echter goed zijn en vooral duidelijk als de Grieken zich ook formeel in een toestand van wettige zelfverdediging zouden plaatsen.

Er is veel corruptie in Griekenland. Misschien zelfs nog meer dan in België. Maar dàt wisten de koppige huidige eurobazen  ook toen ze Griekenland absoluut in de muntunie wilden. Dààrom precies zou Europa best een toontje lager zingen: het heeft het probleem bewust zelf mee veroorzaakt. Het moet nu de tijd zijn werk maar laten doen. Het erge is dat de EU-bonzen die het probleem mee hebben veroorzaakt zelfs niet ter verantwoording worden geroepen. Ze kunnen ons, belastingbetalers, dus ongestraft op kosten jagen. Ook daarom zijn zij verplicht om zich fatsoenlijk te gedragen – deze laatste term in de betekenis die Margalit daaraan toekent. En ook daarom spelen zij met de slechtste kaarten.

Er is een heel andere kwestie. Die ligt verscholen onder het dagelijkse gekwetter en animositeit. Dat is de pijnlijke constatering dat de Europese Unie helemaal niet die haard van democratie is, waarvoor ze zichzelf in artikel 2 van haar eigen ‘grondwet’ toch zo graag uitgeeft.

Ik zie de dingen in ieder geval anders dan Eeckhout in De Morgen van 30 juni. Die blijft koppig eurofiel en daarom komt hij er niet toe het optreden van de EU als een aanslag op de democratie zelf te zien. Ikzelf ben niet eurofiel en ik zie in het hele gebeuren wél een harde aanval op de democratie. Pure machtspolitiek is het, een bezettersgedrag, wat Eeckhout trouwens moet erkennen.

Men kent toch de geschiedenis? Telkens wanneer aan de bevolking gevraagd werd wat die dacht over de zogeheten ‘grondwet’ – zeg maar de kern van de huidige Europese Unie – bleek dat de meerderheid ze afwees.

In plaats van vervolgens in gesprek te gaan met diezelfde bevolking, heeft men de tekst van die ‘grondwet’ lichtjes gewijzigd, zonder evenwel de essentie ervan te veranderen. Vervolgens werd die unie doorgeduwd. Als de burgerij zich nu nog wil verzetten kan ze maar één ding meer doen: naar het geweer grijpen. Letterlijk. Zoals de Boerenkrijgers. Het alternatief vindt je beschreven bij de Tocqueville, als die ons uitlegt hoe de modale Amerikaan heel egocentrisch bezig is met het rusteloos najagen van zijn eigen burgerlijke genoegens, maar intussen zijn bestaan laat begrenzen door zijn eigen persoon en zijn belangen. Over de hoofden van die burgers heerst dan een Verlicht Despotisme dat alle macht naar zich trekt, de nationale regeringen volkomen uitholt en de nationale administraties tot een verlengstuk van zichzelf degradeert. Is het dàt wat Europa ‘democratie’ wil noemen?

Het ging dus de bevolking bij de referenda wel degelijk om een essentieel goed: het verlies van de greep op de eigen toekomst – de vrijheid, zeg maar – en de angst om die greep in de handen te leggen van lieden, waarvan men om allerlei redenen niet zeker kan zijn dat die het met de modale burger altijd goed voorhebben. Angst om in de macht te komen van een ongenaakbaar eurocratië.

Nochtans is precies één van de belangrijkste motieven om de democratische besluitvorming bij de verzameling van de burgers te leggen te vinden in het feit dat diezelfde burgers het recht niet ontnomen kan worden te allen tijde hun eigen belangen te behartigen of te verdedigen, desnoods tegen de gezagsdragers in. Noem het emancipatie.

Welnu: de dames en heren die de Europese touwtjes in handen hebben draaien en keren precies zolang tot zij hun eigen zinnetje krijgen, wat de burgers ook mogen denken. De rol van deze laatsten wordt herleid tot die van een makke stemkudde. Ziedaar de keuze: de Tocqueville of de opstand.

Zo werkt een democratie niet. Die is namelijk doorzichtig en concreet. Des burgers wil is wet, zij het in opgeschoonde en onderbouwde vorm. Zich verschuilen achter de uitspraak dat je in de openbare discussie veel onzin hoort en dat het daarom nodig is dat de belangrijke beslissingen door ‘deskundigen’ worden genomen, is zoveel als zeggen dat de burgers niet tot een fatsoenlijk oordeel in staat zijn. Wie zulks door zijn praktijk te zien geeft, moet niet met zijn democratische waarden komen pronken, want die zijn te enenmale afwezig.

Een herhaling van deze misprijzende houding zien we nu weer, bij onder meer de reactie van – nota bene!- de socialist Dijsselbloem, die vindt dat een Griekse regering die een pijnlijk compromis eerst aan haar burgers wil voorleggen om ruggensteun te hebben, de deur voorgoed dichtklapt. Als een uiting van misprijzen voor de democratie kan dat in ieder geval tellen. Niemand kan een gemeenschap het recht ontzeggen te allen tijde en over welk onderwerp dan ook overleg te plegen en te eisen dat de eigen regering tot zolang elke beslissing in beraad houdt. Ook Europa niet, noch het IMF. Op voorwaarde, uiteraard, dat dit overleg geen eeuwigheid duurt en die gemeenschap dus haar verantwoordelijkheid neemt. Bovendien is een regering geen sullige afgezant van Europa. Ze wordt door haar bevolking aangesteld, niet door de EU of het IMF. En in Griekenland is dat op volstrekt democratische manier gebeurd. Eurocratië kan het niet hebben, maar de Griekse regering handelt in opdracht van de Grieken.

Ik heb nog nooit een brutalere manier gezien om de fundamentele regels van de democratie opzij te schuiven. Als de collectiviteit zwaar moet inleveren – want daar loopt geen weg langs – om aan schuldeisers tegemoet te komen, dan mag die collectiviteit daar wel even over nadenken, niet? Al was het maar om de pil door te slikken. Haar het mes op de keel zetten is brutale machtspolitiek. Het is overigens ver gekomen als een land dat zijn sociale plichten wil volbrengen dààrdoor ‘zelfmoord’ pleegt, zoals H. van Rompuy ons meedeelde. Misschien is het de pest of de cholera, maar zelfs die keuze wordt de Grieken ontzegd. Broek af, punt uit! Ik begrijp dat schuldeisers ongeduldig worden als ze altijd maar op hun geld moeten wachten – al hadden die beter moeten weten. En ik deel de opvattingen van Piketty niet. Maar hoe dwingend de verplichtingen van de debiteuren ook zijn mogen, ze genadeloos op de knieën dwingen en op de buik door het stof doen kruipen: zo hoort het zeker niet. Ook niet als het de bedoeling is om een linkse regering uit het zadel te lichten. Niet alleen omdat zulks niet toekomt aan de EU of het IMF, maar omdat het kortweg dwaasheid is. Het is het opstoken van diepe maatschappelijke woede, wrok en haat. Niemand immers hoeft een dergelijke vorm van vernedering te nemen. Dit leidt dus tot alweer nieuwe botsingen, conflicten of erger. Gelooft er iemand dat er nu nog eurofiele Grieken rondlopen? Het beste is dan nog dat Griekenland het hele EU-zootje laat voor wat het is en andere bondgenoten zoekt. Voor één keer ben ik het met De Gucht eens.

Men vraagt zich nu af waar de pers in heel dit verhaal blijft. Die pers beweert toch altijd met de democratie begaan te zijn? Staat een vlaamsnationale partij niet nog steeds geklasseerd als ‘ondemocratisch’- hoewel haar op dat punt niets meer verweten kan worden, terwijl een amokmaker als Abou Jahjah wél aan het woord kan komen? Maar als de democratie overduidelijk door Europese satrapen de nek wordt omgedraaid, onder meer omdat ze nu eenmaal de door henzelf gewilde Europese Unie tegen 2025 willen ‘voltooien’- de ware reden waarom landen die daar van geen kanten rijp voor waren zo nodig toch in de EU- muntunie moesten opgenomen worden -, dan hoor je nauwelijks een onvertogen woord in de pers. In de plaats daarvan spreekt Isabel Albers in de Tijd over een “eenzijdige beslissing van de Griekse regering om een referendum uit te schrijven”. Hoezo: eenzijdig? Is een referendum dan niet een hoogmis van democratie? Waar haalt Albers dan het recht om de Grieken er zijdelings van te beschuldigen Europa uit elkaar te willen duwen, zodat “de geest uit de fles” komt? Welke geest, mevrouw Albers? Is euronationalisme dan niet ‘een geest’? Albers beschuldigde de Grieken ervan “het mooiste project in Europa” te willen saboteren. Zo begrijp ik haar. Volgens dit soort nieuwspraak is het toepassen van de meest fundamentele democratische regels dus sabotage.

Mijn eigenste dochter heel veel vragen heeft bij het Europese project en windt zich op omdat ‘men’ allerlei beslissingen neemt waar zij geen woord in kan meespreken hoewel ze haar aangaan. Ze is nogal democratisch ingesteld en schrijft al eens een lezersbrief om haar mening te uiten. Kennelijk kan ze het goed uitleggen want meestal worden die brieven ook afgedrukt, want ik kan me voorstellen dat redacteurs flink wat ongeschikt proza op hun tafel geschoven krijgen.

Maar telkens wanneer zij een eurosceptische lezersbrief instuurt, verschijnt die mooi niet. Bij herhaling en bij verschillende redacties heeft ze de test gedaan, tot ze tenslotte een redacteur aan de lijn kreeg die haar bevestigde dat ‘ze’ dit soort brieven niet publiceren.

Daaruit volgt maar één conclusie: onze pers heult in de praktijk mee met die lieden die over onze hoofden heen politieke constructies in elkaar knutselen, waarvan de burgerij de consequenties niet doorziet en ook niet mag doorzien en die functioneren als het zuiverste nauwelijks verlichte despotisme. Het lijkt wel een complot.

Ik weet niet hoe het gesteld is met het maatschappelijk debat in de Verenigde Staten, maar ik zie wel wat er in Europa gebeurt. Wat we in Europa meemaken is een schoolvoorbeeld van wansmakelijk misbruik van grote woorden en een vorm van schandalig misprijzen voor de menselijke en politieke waardigheid van de modale burger en voor de zo duur bevochten democratie in het algemeen.

En de volken? Die worden langzaamaan verstikt, doodgedrukt door een ondemocratisch, onoverzichtelijk en zich ver boven het publiek verheven wanend machtssysteem in de handen van een relatief klein kliekje, aan het hoofd van de tot een huiveringwekkende realiteit geworden Big Brother in de vorm van een ‘voltooide’ Europese Unie, met bijhorende Nieuwspraak en al. Ze worden tot machteloze provincies gereduceerd. Alles naar het recept van Van Rompuy: interessant, die volken, maar niet relevant. Diens uitspraken sluiten naadloos aan bij die van een andere verlichte eurodespoot: Juncker. Zijn uitspraken staan te lezen in het recente Manifest aan het volk van Nederland.( uitg. Blauwe Tijger)

De hoger aangehaalde irrelevantie krijgt zijn volle betekenis als men ziet hoe de EU alles doet om een Europese identiteit over de nationale heen te schuiven. Maar omdat die Europese identiteit gewoon een andere identiteit is die à la stoemelinx wordt opgedrongen, komt ze in botsing met de bestaande nationale en/of etnische identiteiten. De geschiedenis van de Belgische staat doet vermoeden wat hieruit voort zal komen en wat de realiteit van zo’n democratie op Europese schaal dus echt is. Bovendien gaat men regelrecht in tegen een wereldwijde trend, die net op de erkenning van de etnische rechten is gericht. Om de nationale identiteiten te verzwakken bevordert men de massa-immigratie van niet-Europese volken en de vermenging van de Europese. Gehoopt wordt dat het dan makkelijker zal zijn om een ‘relevante’ Europese nationale identiteit te doen postvatten. Alweer toont de geschiedenis hoe illusoir dat staatsnationalistisch constructivisme wel is. De betrokken dames en heren koesteren op dit gebied de ideeën uit het einde van de negentiende eeuw, met een verwijzing naar het Milletnersysteem van de Ottomanen bovenop.

Exit in ieder geval democratie.

De volkeren van Europa zijn gewaarschuwd: dat kille EU-monster zal er niet voor terugdeinzen om welk volk dan ook in de vernieling te jagen als het dat nuttig vindt.

Orwells 1984 wordt werkelijkheid.

In 2025.

Wat dààrna komt, weet ik niet, maar ik vrees dat ons continent er niet rustiger of veiliger op zal geworden zijn. Duizend jaar vrijheidsdrang laten zich niet uitwissen door een arrogante bovenlaag van koele, nationaliteitsloze technocraten.

Ik geloof niet dat de vrede verborgen zit in structuren of ideologieën, maar wel dat ze te vinden is in het diepe respect voor mensen en volken, voor culturen en beschavingen, voor werken en denken van iedereen. Dat respect, die esthetische houding, is in de EU zoals we haar kennen, met haar arrogant verlicht despotisme en haar politieke en culturele pletwalserij, compleet afwezig.

Europa zou zich beter op een klein aantal echte kerntaken richten, in plaats van in de plaats van de naties te willen treden en hen van de zo duur bevochten vrijheid te beroven.

Als het daartoe niet bereid is en aan Europese staatsnationalistische machtspolitiek denkt te moeten doen, moeten de burgers maar eens nadenken over al die revoluties in het verleden.

Vrijheid is een namelijk groot goed.

Daar zijn er al veel voor gevallen.

Jaak Peeters

Juli 2015

Afrika exporteert zijn problemen.

Vrijwel dagelijks worden we overspoeld door schrijnende beelden van overvolle boten met Afrikaanse vluchtelingen in de Middellandse zee. We lezen over verdrinkingen en over brutaliteiten van mensensmokkelaars, die zonder scrupules zwangere vrouwen en kinderen in het water gooien om de Westerse zeelui te dwingen die drenkelingen op te pikken.

Pure chantage zonder enige vorm van menselijke consideratie is dat, niet minder wreedaardig dan wat elke dictatuur vertoont. Voor dergelijke kerels past een andere aanpak.

Week gemaakt door onze grenzeloze verering van de vermeende oneindige waarde van het menselijk individu, zien westerlingen dan geen andere uitweg meer dan oorlogsbodems in te zetten om vluchtelingen van de verdrinkingsdood te redden en de mensensmokkelaars tegen te werken, waarbij ze prompt met de werkelijkheid worden geconfronteerd als de staat Libië, die zelf overhoop steekt, botweg meedeelt met deze aanpak niet akkoord te gaan noch mee te zullen werken. Wat hadden de arrogante EU-potentaten eigenlijk gedacht?

Het lijkt er zelfs op dat de actie voor de EU een alibi is om zichzelf als parate mogendheid te manifesteren, met logo en al.

De pers echter zou deze gemanifesteerde menselijkheid moeten confronteren met het vaak vrijwel totaal ontbreken van dezelfde gevoelens van menselijk meedogen in Afrika zelf.

Het zou ons helpen om met onze eigen emoties wat beter om te gaan en ons wat minder te laten chanteren.

Er is namelijk wat meer aan de hand dan iets dat door een simpele oproep voor menselijk meedogen kan opgelost worden.

Ik probeer hierna wat kritisch na te denken, zonder volledigheid na te streven en met een klemtoon die net niet op emotionele betrokkenheid ligt.

Overbevolking

 

Om meteen naar de kern van het probleem door te stoten: het geboortecijfer in Afrika is veel te hoog in verhouding tot de massa bruikbare landbouwgrond. Er is gewoon geen eten voor al die mensen. In een eindige wereld is oneindige groei onmogelijk, schreef ooit Konrad Lorenz.

Door de te grote bevolkingsdichtheid beginnen bovendien de psychologische wetmatigheden te spelen, die zeggen dat ieder menselijk individu behoefte heeft aan een persoonlijk territorium. Dat is overigens ook bij dieren zo. Mensen willen schijnbaar maar niet inzien dat ze territoriale wezens zijn. Extreemlinks, zoals Groen, heeft het met dat inzicht ontzettend moeilijk, doch de wetmatigheden in kwestie werden vele jaren geleden al door B. Bakker (1974) uiteengezet, en nadien nooit tegengesproken.

Als je teveel mensen op een te klein territorium bijeenbrengt ontstaan er spanningen. Die lopen op als er dan, bovenop, ook nog eens te weinig te eten valt. Dan krijg je de struggle for life voluit.

Om deze stoutmoedige stellingen verder te illustreren geef ik hierna een aantal cijfers.

Geboorten per vrouw in enkele Sahel/Saharalanden

Ethiopië: 4,64

Nigeria: 6,00

Soedan: 4,49

Somalië: 6,69

Eritrea: 4,78

Tsjaad: 6,2

Ter vergelijking:

België : 1,79

Nederland: 1,72

Duitsland: 1,38

Italië: 1,4

Frankrijk: 2,01

De cijfers dateren bijna allemaal uit 2012.

Volgens een rapport van de VN wordt in Afrika alleen op dit ogenblik zo’n 4 miljoen km2 land met verwoestijning bedreigd. Dat is ongeveer 1/3e van de mogelijke landbouwoppervlakte.

Voeg hierbij dan primitieve religieuze geloofsovertuigingen die vrouwen tot levende broedmachines herleiden of overtuigingen die in ieder geval het gebruik van voorbehoedsmiddelen afwijzen, dat alles in een tropisch klimaat waarbij mensen sowieso al halfnaakt rondlopen in een wereld vol jongemannen die tjokvol zitten met testosteron, en dan heb je de ingrediënten die nodig zijn om onoplosbare problemen te creëren.

Deze onoplosbare problemen laten zich kort samenvatten: overbevolking.

Afwentelen van problemen

 

Als de wereld zich tot Afrika zou beperken en mensen zouden niet op de loop kunnen, dan zou Afrika geen andere mogelijkheid resten dan het probleem zelf doeltreffend aan te pakken.

Maar de wereld is veel groter en in de halve wereld is de overtuiging gegroeid dat het leven in Europa nog nét geen paradijs op aarde is. Dus: allen daarheen! Naar verluidt zou thans ongeveer één miljard mensen overwegen om naar Europa te emigreren (Collier 2013).

Kan men het die mensen kwalijk nemen? Op zich niet, al zouden zelfs zij moeten begrijpen dat het kleine West-Europa zo’n vloed onmogelijk aankan.

Er zijn er wél anderen die een en ander kwalijk kan worden genomen. Ik zal ze hier maar beleidsmakers noemen.

Hen verwijt ik hun problemen naar Europa te exporteren.

Ik licht toe.

Een jonge bevolking vergt grote investeringen in onderwijs, opleiding en opvoeding en, wat later, in werkgelegenheid. Dat gebeurt niet. Het kàn ook haast niet als de bevolkingsaanwas zo hoog is. Dat valt namelijk niet te betalen. Nochtans zou investeren in de jeugd de problemen van de toekomst voorkomen.

Ik geef nog enkele interessante cijfers:

Uitgaven voor militaria in % van het BNP (2011 CIA factbook):

 

Zuid-Soedan: 10,39

Marokko: 3,55

Namibië: 3,11

Burundi: 2,39

Nigeria: 0,89

Ethiopië: 0,91

Swaziland:2,17

Botswana: 2,37

Ivoorkust: 1,65

Lesotho: 1,94

Ter vergelijking ( CIA factbook 2012):

VS: 4,35 %

Groot-Brittannië: 2,49

Frankrijk: 1,76

Zwitserland: 0,76

Japan: 0,97

De verhouding lijkt nog mee te vallen, maar deze cijfers moeten in hun kader worden geplaatst: het is uiteraard veel minder ernstig dat een land 4% van zijn BNP aan defensie uitgeeft als het rijk is.

Helaas: daar knijpt het schoentje.

Volgens de OESO werden in 2008 zowat 120 miljard dollar aan ontwikkelingshulp besteed. Eén derde daarvan ging naar de minst ontwikkelde landen.

Hieronder volgt een extract uit de lijst van die minst ontwikkelde landen. Ik heb de landen uit de behandelde regio genomen die volgens het CIA factbook ( 2011) minder dan 2000 dollar per jaar inkomen per hoofd hebben: Congo-Kinshasa; Eritrea; Niger; Centraal-Afrikaanse Republiek; Togo; Gambia; Mali; Ethiopië; Guinea; Sierra Leone; Guinee-Bissau; Burkina Faso; Oeganda; Tsjaad; Ivoorkust; Ghana; Ivoorkust; Senegal. Dus 17 op 33 of de helft van de armste landen zijn in Afrika rond het Sahel/Saharagebied te vinden. Onder de andere arme landen vindt men onder meer Afghanistan, Liberia en Oost-Timor, die recentelijk door oorlog werden/worden getroffen. Van de overige 13 (van de 33) hiervoor nog niet genoemde landen liggen er nog eens 7 in Afrika.

Dat kan toch niet allemaal toeval zijn?

De hierboven vermelde cijfers zijn natuurlijk onvolledig, maar wie wil kan verder zoeken: Niger heeft een geboortecijfer van 7 kinderen per vrouw; Burkina Faso 5,8. Reken maar dat de cijfers in heel het besproken gebied van dezelfde grootteorde zijn.

Niemand zal ontkennen dat dergelijke toestanden elke welmenende regering voor haast onmogelijke uitdagingen stelt. De VN-norm van 0,7% voor ontwikkelingshulp ( slechts 5 landen halen die norm, waaronder Nederland) is daarom meer dan verantwoord, doch is op zich onvoldoende.

De grote vraag rijst: waar blijven de inspanningen van de plaatselijke regeringen zelf, gegeven het feit dat er zo’n enorme bedragen worden besteed aan militaire uitgaven?

Je kunt zeggen dat de uitstroom van sukkelaars uit Afrika de beslissing is van die armen zelf, die het recht hebben betere oorden op te zoeken. Je kunt ook zeggen dat mensensmokkelaars een wrede hand in het spel hebben, en dat zal nog wel kloppen ook. Maar het globale beeld oogt in de richting van beleidsmakers die te weinig bezig zijn met het aanpakken van de problemen zelf. Ik zie immers te weinig massale campagnes voor geboortebeperking. Vele Afrikaanse mannen weigeren nog steeds condooms. De Duitse regering voerde enige tijd geleden campagne om mannen ertoe aan te zetten zittend, en niet rechtstaand, te plassen! Waarom dan geen fellere campagnes voor condoomgebruik? Etienne Vermeersch (2011) stelt voor om een groter gedeelte van het ontwikkelingsgeld aan geboortebeperking te besteden. Ook dat gebeurt niet of nauwelijks. Alleen het vrouwencondoom is in beperkte mate in opmars.

Door deze feiten zijn we gerechtigd te stellen dat Afrika zijn problemen naar West-Europa exporteert. Wij, in dat West- Europa, zijn het die de kosten voor onderwijs en tewerkstelling zullen moeten dragen – niet de Afrikaanse landen, waar ze thuishoren. En onze eigen maatschappijen worden door zulke massale instroom sociaal overhoop gehaald.

Gevolgen van deze toestand voor de Europese volken.

 

De gevolgen van deze onverantwoordelijke politiek voor de volkeren in Europa zijn immers zonder meer desastreus.

Ik soms er hierna enkele van die gevolgen op, zonder op volledigheid aanspraak te maken.

Ten eerste: de instroom van duizenden vluchtelingen uit een beperkt aantal gebieden zal hier hetzelfde effect hebben als het samenbrengen van arbeiders uit verschillende ‘stammen’ in de Zambiaanse copperbelt in de twintigste eeuw. (Eriksen, 2010) Mensen uit verschillende stammen werkten weliswaar in dezelfde kopermijnen, maar koekten na het werk en in de vrije tijd samen met mensen van dezelfde etnische groep, waarbij ze een soort eigen etnische cultuur ontwikkelden, gebaseerd op de thuiscultuur maar aangepast aan de nieuwe woonstreek. Met andere woorden: de instroom van zovele Afrikanen, bijvoorbeeld uit Somalië, zal in onze streken Somalische etnische eilanden doen ontstaan. Daarin zal een aangepaste vorm van Somalische cultuur tot ontwikkeling komen, en we mogen vrezen dat de wreedaardige gewoonten zoals de vrouwenbesnijdenis naar hier zullen overwaaien. Omdat de ‘behandelde’ vrouwen door deze mishandeling in levensgevaar zouden kunnen komen, kan de regering niets anders dan een uitzondering op de wetgeving uit te vaardigen, speciaal voor de Somalische ‘bevolking’. Dat betekent dat de zogeheten burgerlijk-civiele wetgevende cultuur in etnisch omschreven brokken uit elkaar valt. Dan laat zich makkelijk voorspellen wat er ons te wachten staat: etnische conflicten in een streek waar die voordien volkomen afwezig waren. Nu al klinkt de roep om eigen etnische reglementeringen ( Abou Jahjah, 2014)

Er is stof legio voor toekomstige, etnisch gefundeerde conflicten. In werkelijkheid kan hier de kiem groeien van het einde van de Europese beschaving zoals we die nu kennen en waarvoor onze voorgangers nota bene hard hebben gestreden. De kans is groot dat ons de totale maatschappelijke chaos staat te wachten.

Ten tweede: hoe zal men bij een instroom van een dergelijke aard en omvang kunnen verhinderen dat naast de Islam, waar we al zoveel problemen mee hebben, nog andere religies binnensluipen, die voor ons, westerlingen, onaanvaardbare overtuigingen van allerlei aard verspreiden? Hoe zal men het verspreiden van deze ongewenste overtuigingen – bijvoorbeeld tégen de democratie en over de positie van de vrouw – tegengaan of de gevolgen ervan indijken, zelfs als men erin slaagt om het ontstaan van etnische eilanden te voorkomen? Is het voorbeeld van Sharia4Belgium niet verhelderend?

Ten derde: bij dergelijke massieve instroom is het onmogelijk de menigvuldige netwerken en contacten die hierbij ontstaan te controleren. Moderne communicatiemiddelen maken het immers voor emigranten makkelijk om met hun etnische broeders in het thuisland intens contact te houden. Er zullen nog meer dan vandaag transnationale economische netwerken ontstaan ( Eriksen, 2010). Op zich hoeft dan geen probleem te vormen. Maar op welke manier zal een overheid beletten dat die transnationale netwerken illegale en zelfs strafbare toestanden veroorzaken?

Er is al zoveel illegaliteit! Deze zal in deze omstandigheden nog fel toenemen.

Ten vierde: heeft iemand al ooit becijferd wat de sociale kosten van deze massieve instroom zijn? Niet alleen moeten de Europese volken de kosten van ontwikkeling, scholing, opleiding, sociale voorzieningen enz. dragen – kosten die eigenlijk door de herkomstlanden hadden moeten gedragen worden -, maar omdat de culturele en sociale achtergrond van deze immigranten compleet van de onze verschilt, vermenigvuldigen die kosten zich, zodat deze instroom vanuit puur economisch oogpunt voor de ontvangende landen sterk negatief uitpakt (Collier, 2013).

Ten vijfde: de instroom in de tweede helft van vorige eeuw van vele mensen met een Islamachtergrond ligt mede aan de oorsprong van de vrijheidsbeperkende wetten zoals deze op het racisme en de xenofobie. Gelooft er iemand dat bij vermenigvuldiging van het aantal afwijkende etnische gemeenschappen de noodzaak voor dit soort beperkende wetten zal afnemen? Men is dus gerechtigd te veronderstellen dat het soort wetten waarmee velen onder ons het terecht nu al zo moeilijk hebben nog zal toenemen. Willen we dat als democratisch denkende mensen? Hoe anders zullen beleidsmakers een sluitende politiek kunnen opstellen om de gestegen maatschappelijke spanningen meester te blijven?

Ten zesde: dergelijke massieve immigratie gaat, naar men kan vrezen, de krachten van zowat elk Europees volk te boven. Ik verwijs slechts naar de noodkreet van Italië, toch niet bepaald een klein of arm land. “ We kunnen het niet langer aan!”. Wat een gedroomde kans voor eurocratië om zijn nu al buitensporige macht nog verder te versterken! Deze kans om zichzelf tot halfgoden te verheffen en als moderne satrapen over de plebs te heersen is toch te mooi om te laten liggen?

Ten zevende: al die mensen moeten gehuisvest worden, scholing krijgen en werk vinden. Dat kost alweer kostbare, zeldzamer wordende open ruimte en natuur. Het betekent tegelijk meer hinder door hangjongeren – niet alleen uit de immigrantengroepen, want onze eigen jongeren zullen hetzelfde willen doen. Waarom zou je als jonge kerel ( je bent jong en je wilt wat ) niet hetzelfde doen als de even jonge kerel van Afrikaanse komaf, die als gevolg van de ontwrichting van de sociale netwerken in zijn eigen gemeenschap nu de straten afschuimt, op zoek naar vrouwen, geld, drugs en avontuur, in een wereld waarin de wettige regering hem toch niks kan doen? En wie zal beletten dat de Erdogans aller landen onze contreien aandoen om aanhang te winnen voor hun eigen macht in hun eigen land?

Ik vraag me echt af of we niet veel te lichtzinnig tegenover deze kwesties staan. Ik lees in onze zogeheten kwaliteitskranten zo weinig dat licht werpt op de problemen die op ons af dreigen te komen. Ik lees zo weinig analyses van de oorzaken van dat alles.

Ik lees wél de hele tijd welke gestampte racisten die Vlamingen wel zijn – hetgeen dan nog een pertinente leugen is bovenop.

En problemen in de herkomstlanden…

 

Wanneer iemand door het weg-met-ons-virus gedreven wordt zwijgt hij liever over de kwalijke, desastreuze, maatschappij-ontwrichtende gevolgen van deze massale volksverhuizingen. Hij gaat voorbij aan de vernietiging van onze eigen leefgemeenschappen, waaraan toch ook hij zijn identiteit te danken heeft.

Ik veroordeel deze hatelijke vorm van nihilistisch individualisme als pure Freudiaanse doodsdrift.

Laat ze dan hun eigen gemeenschappen kapot willen, maar waarom zwijgen die lieden dan over de eveneens desastreuze gevolgen van de feiten en de omstandigheden ervan in de herkomstlanden? Met het lot van deze mensen beweren ze toch begaan te zijn?

Ik som er enkele op – en ik beperk me tot een simpele opsomming.

Het verloren gaan van levenshabitat van dieren ( olifanten, leeuwen enz. ).

Het wegstromen van intellectueel, moreel en arbeidsgericht talent.

De ontwrichting van plaatselijke leefgemeenschappen met persoonlijke en sociale desoriëntatie tot gevolg.

Het schadelijk effect van de emigratiestromen op buitenlandse investeringen, omdat investeerders hun geld niet riskeren in dergelijke labiele situaties.

Het wegvloeien van kansen om ter plaatse veelbelovende experimenten mogelijk te maken. In Ethiopië zijn interessante experimenten gedaan door via een beperkte herbebossing nieuwe landbouwgronden te ontsluiten. Daartoe behoeft men ondernemende jonge mensen, een correct en niet corrupt bestuur en politieke stabiliteit.

Het verminderen van de druk om verandering. Door het wegvloeien van jonge mensen uit de herkomstlanden vloeit naar verhouding ook de kans op verandering weg, omdat deze laatste juist door jongeren gewild wordt. Daardoor wordt de noodzakelijke sociale modernisering, die nodig is om de herkomstlanden op te stuwen tot moderne naties, afgeremd.

En enkele vragen

 

Corruptie is een kwaal die heus niet alleen in de armere landen woekert. Ik las in de krant dat een audit bij de NMBS aanzienlijke verspillingen aan het licht bracht. Manu Beuselinck, die op dat ogenblik volksvertegenwoordiger voor N-VA was, bracht aan het licht dat één organisatie voor thuisverpleging alleen al in het gewest Gent 87,5 miljoen eur. ‘geïnvesteerd’ had in vastgoed. Dat is geld dat daar niet hoort te wezen, want het komt uit de sociale kas en moet voor sociale doeleinden gebruikt worden. Voor heel Vlaanderen brutaal omgerekend betekent dit dat zowat 2,5 miljard eur uit de sociale kas een andere bestemming heeft gekregen – alleen al voor thuisverpleging.

Zou het overdreven zijn te stellen dat als de corruptie wat beperkter kon worden gehouden, er voldoende geld vrijkwam om de 0,7% norm voor ontwikkelingshulp te halen? Dat zou op wereldschaal 100 miljard dollar per jaar betekenen. En mogen we niet vragen dat de sommen voor militaria wat bescheidener zouden uitvallen, alvast in de arme landen zelf?

Is het zo onredelijk te streven naar een Afrika dat zoveel mogelijk weer terugkeert naar de oorspronkelijke gemeenschappen, die door de kolonisatie brutaal werden kapotgescheurd ( Davidson 1994)? Door dat te doen zou het etnische beginsel beter tot zijn recht komen, hetgeen meer zekerheid en psychologische rust verschaft voor inheemsen, meer sociale cohesie en meer wil om elkaar te helpen. Dat is veel beter dan zich te vergapen aan loze, illusoire mensbeelden van ‘lege’ mensen, alsof de menselijke identiteit op commando kan geschapen worden.

We kunnen voorts ook denken aan ernstige besparingen. Het vrijgekomen geld hebben we voor de aanpak van dit probleem meer dan nodig.

Ziehier enkele voorbeelden: waarom zetten we niet veel meer in op de verdwijning van een overbodige staat zoals België, die slechts kon ontstaan omdat een klasse collaborateurs met de Franse bezetting om sentimentele francofiele redenen van geen kanten wat met de Noordelijke Nederlanden wou te maken hebben? (Witte, 2014) We weten toch dat als gevolg van het bestaan van België jaarlijks zowat 10 miljard eur. welvaart letterlijk wordt opgegeten (transfers)? Is dat nog verantwoord in een wereld met zoveel miserie? Waarom niet gewerkt aan een Vlaams-Nederlandse confederatie, die efficiënter en dus spaarzamer zou kunnen opereren, ook al omdat al het vertaalwerk weg zou vallen en de wederzijdse communicatie makkelijker en dus goedkoper wordt – voluit het schaalvoordeel dus?

En zijn we er zo van overtuigd dat de dure en haar eigen personeel uitbundig betalende EU die grote meerwaarde biedt, waarmee ze ons verkocht werd? Kan iemand ons die meerwaarde zwart op wit bewijzen? Een even hard bewijs liefst als de feiten met de drenkelingen in de Middellandse zee. Of volstaan we niet met veel minder, een veel bescheidener Europa, herleid tot zijn essentiële kerntaken en bijgevolg met veel minder geld?

 

Transitie

 

Gejammer en emoties verzachten het harde lot van sukkelaars die hun miserabel bestaan ook niet gewild hebben niet. Het sturen van wat aftandse marineboten om de mensensmokkelaars dwars te zitten is niet meer dan een druppel op een hete plaat.

Ik geloof dat we dieper moeten kijken.

Ik geloof dat de hele planeet in transitie is en dit zowel op micro- als op macroniveau.

Dat drukt men uit met de op zich weinigzeggende en daardoor verhullende term globalisering. De productie en de handel zouden nu, voor het eerst, op planetaire schaal zijn georganiseerd, met een bijhorende planetaire arbeidsdeling en het ontstaan van een internationaal managerdom. De vraag luidt nu of we zoiets nog wel moeten willen en niet eerder producten moeten kopen die rondom ons gefabriceerd werden: om pure ecologische redenen alleen al. Is het niet onzinnig dat melk uit de Kempen met grote vrachtwagens naar de Eifel vervoerd wordt, om vervolgens ingeblikt in de Kempen verkocht te worden? Als we die idee eens planetair zouden toepassen? Misschien een taak voor een nieuwsoortig socialisme?

Toch is dat alles maar één kant en misschien zelfs niet eens de belangrijkste.

Het hoofdfenomeen is, dunkt me, dat de informatie tegenwoordig de hele planeet rondreist en dat een plaatselijk gebeuren, dat tot voor kort niemand aan de andere kant van de aardbol aanging, vandaag in een oogwenk een wereldprobleem is. We zijn betrokken bij alles wat er in de wereld gebeurt. Wat ooit micro was, wordt nu snel macro. Ons wereldbeeld verandert en ons zelfbeeld moet volgen.

Aan de ene kant schept de mundiale deling van kennis en informatie een soort universele, planetaire samenhorigheid – al is die term voorlopig nog sterk overdreven. Als je het lijden op 10.000 km ver zelf kunt zien is het moeilijk om niet betrokken te raken. Tegelijk echter worden mensen door deze informatie aangemoedigd op zoek te gaan naar een beter leven: de dromen rijzen op.

Aan de andere kant duwt de confrontatie met het geheel van de planeet mensen terug in hun eigen habitat. Mensen putten immers hun identiteit uit iets dat onderscheidend is. Ze grijpen daarbij naar hun etnische groep, waarmee ze zich identificeren en zich daardoor een afgemeten, afgescheiden en dus onderscheidende identiteit aanmeten. Zichzelf omschrijven als ‘mens’ is namelijk nogal mager als identiteitsbepaling. Daarom gaat globalisering gelijk op met etnisch reveil. Je kunt dit in eigen land goed merken aan de verschijning van de hoofddoek: men identificeert zich helemaal niet met de burgerlijk-civiele maatschappij, want dat is niet onderscheidend. Aanschurken tegen de eigen etnische groep integendeel wel. Dit verschijnsel is slechts de toepassing van een algemene constatering in de antropologie: de confrontatie met het vreemde schept bewustwording van het eigene.

Naïeve ideeën over een algemeen menselijk kosmopolitisme dat de overhand zou halen op de plaatselijke identiteit ( Beck,2006) dragen bijgevolg niet echt bij aan een betere wereld. Zich verschuilen achter een nietszeggende slogan zoals superdiversiteit( Geldof, 2013) helpt evenmin. De verschijnselen benoemen zet immers geen zoden aan de dijk. De vraag is hoe je de problemen oplost en een werkbare samenleving organiseert in deze omstandigheden. Daartoe behoef je in ieder geval zelfbewuste mensen met een duidelijke identiteit. We behoeven eigenlijk een ander soort mensen, omdat we een andere wereld hebben.

Corruptie en machtsmisbruik dan weer zijn van alle tijden: een regelmatige grote schoonmaak is zeker noodzakelijk maar volstaat niet. Ook de hoger genoemde ernstige besparingen volstaan niet. En medemenselijkheid zonder een felle wil tot veranderend ingrijpen, dreigt het probleem zelfs nog te bestendingen. Er is meer nodig. Misschien moeten we sommige van onze heilige principes herzien. Misschien is het recht op kinderen niet absoluut (Vermeersch,2011). En misschien is vrijwillige migratie in een wereld waar geen lege ruimte meer voorhanden is al evenmin een absoluut recht. Misschien zelfs is het gewoon ons aller plicht om de problemen op te lossen waar ze ontstaan.

De uitdaging is vooral, naar mijn oordeel, om tegelijk een planetaire visie kansen te geven – het gaat immers om een planetair probleem – en toch de mensen voldoende etnische bodem te bieden om hen de mogelijkheid tot duidelijke, bewuste identificatie te geven en zodoende ook de morele kracht om hun eigen problemen zelf aan te pakken en pas, als men het niet langer aankan, op anderen een beroep te doen. Door dat te doen, zouden we inspelen op de transitie waarin de planeet zich bevindt.

We hebben hier te maken met een probleem van allereerste rang waarmee het voortbestaan van de beschaving zelf gemoeid is. In vergelijking hiermee doet het gedaas over discriminatie en racisme aan als onbenullig gewemel.

De juiste orde der dingen is: éérst het beheersen van de bevolkingsaanwas. En dat moet op de eerste plaats gebeuren in de groeilanden zelf en de andere landen moeten hen daarin bijstaan. De eigen problemen afwentelen op andere volken kan voor niemand een optie zijn.

Jaak Peeters

Juni 2015.