Hernieuwbare energie – Een overzicht

In www.dwarsliggers.eu verscheen een wetenschappelijk onderbouwd kritisch stuk dat van groot belang lijkt in het debat over onze energiebevoorrading. Nu het comité van energieministers tegen 2025 de kernenergie uit ons land wil en minister Tommelein stelt dat tegen 2050 onze energie hernieuwbaar moet zijn, rijst de vraag hoe dit alles moet.

In deze bijdrage, die wij graag overnemen, bieden wij aan de lezers van Doorstroming doordachte stof aan, bij wijze van afsluiting van het werkjaar 2017.

Jaak Peeters

December 2017

 

Met uitzondering van kernenergie en aardwarmte – deze laatste wordt waarschijnlijk ook door nucleaire processen gegenereerd – komt eigenlijk al onze energie van de zon. Die energie is dus in theorie hernieuwbaar. Ook fossiele brandstoffen zijn ontstaan uit planten die ooit door fotosynthese groeiden. Fotosynthese vereist zonlicht. Het proces om die planten tot fossiele brandstoffen om te vormen neemt echter miljoenen jaren in beslag. Dat is weliswaar voor de aarde niet zo heel lang, maar voor ons, eendagsvliegen, is het de eeuwigheid. Daarom zijn fossiele brandstoffen, vanuit menselijk standpunt gezien, helemaal niet hernieuwbaar.  

  
Hierboven ziet U de aandelen van de verschillende bronnen in het wereldwijd energieverbruik in 2015 en de overeenkomstige data voor België in 2013. Het opvallendste verschil is het hoge aandeel kernenergie. In de toekomst willen we geen fossiele brandstoffen meer gebruiken, en kernreactoren ook niet. We willen uitsluitend hernieuwbare energie. Dat geeft een plastisch beeld van de transitie die we zullen moeten doormaken.

Hernieuwbaar noemen wij die energievormen die door de zon worden geproduceerd en op korte termijn bruikbaar zijn. Er zijn er nogal wat. In 2015 leverden ze wereldwijd samen 13,6% van het totale energieverbruik. Hieronder ziet U hoe die 13,6% onderverdeeld zijn. Waterstof komt in de statistiek niet voor omdat het geen primaire energievorm is: het wordt gemaakt met behulp van hernieuwbare of ook niet hernieuwbare energie. Het biedt enkel een mogelijkheid voor opslag en transport van energie. Maar zelfs als het anders lag zouden we het desondanks niet merken: het aandeel van waterstof is daarvoor veel te klein.

De politiek geeft de doelstellingen aan. “Vlaams minister van Energie Bart Tommelein (Open VLD) wil 100 procent hernieuwbare energie, uiterlijk in 2050” schrijft Knack. Dat betekent concreet dat we, alvast in ons land, de hernieuwbare bronnen van de huidige 13,6% naar 100 moeten expanderen. Ik stel voor dat we ze een voor een afgaan om te kijken hoe ver we er mee kunnen geraken.

  

Biobrandstof.

Het grootste deel van die bronnen (71%) is biobrandstof en afval. Afval is slechts een gering deel daarvan en kan ook nooit een echt belangrijke rol gaan spelen. De rest komt van planten. Er zijn twee grote brokken: ethanol (dat wat wij in ons dagelijks spraakgebruik ‘alcohol’ noemen) en biomassa.

Ethanol kan uit suikers of zetmeel gewonnen worden en is mits geringe technische aanpassingen in automotoren inzetbaar. Dat gebeurt al vele jaren op grote schaal in Brazilië. Doordat ethanol maar ongeveer 65% van de verbrandingswarmte van benzine of diesel heeft, wordt de afstand die een voertuig met één tankvulling kan afleggen (de zogenaamde autonomie) drastisch verkleind.

Het is ook mogelijk ethanol met normale benzine te mengen. Tot 10% gaat dat zonder dat er met de motor enig probleem optreedt. In de Verenigde Staten wordt dat ook effectief in de praktijk omgezet. Daar wordt per jaar 60 miljard liter ethanol op die manier verbruikt. Door dat gebruik van ethanol in brandstof voor de mobiliteit komt biobrandstof aan dat vrij aanzienlijk deel van de wereldwijde energiebevoorrading.

Een tweede belangrijke pijler is de zogenaamde biomassa en die werkt hoofdzakelijk met houtpellets. Men kan houtafval industrieel tot houtcilindertjes van enkele millimeter diameter en ongeveer een centimeter lengte verwerken. Die zijn dan vrij eenvoudig pneumatisch verplaatsbaar. Dat kan als brandstof gebruikt worden, zowel in privéhuishoudens als in elektrische centrales. De technologie is ongeveer dezelfde die we bij het behandelen, stockeren en verbranden van steenkool gebruiken. De gevaren (stofexplosie) zijn dat ook.

Natuurlijk is er nooit voldoende houtafval om een energieproductie mogelijk te maken die de statistiek zelfs maar haalt. Daarom worden de meeste houtpellets die verbrand worden direct van bomen gemaakt die bij voorbeeld in Canada groeien. Zo gebeurt het ook hier bij ons. Die pellets worden dan geïmporteerd. Dat is uiteraard een duur proces dat onmogelijk met fossiele brandstoffen kan concurreren, en het kan dus zonder aanzienlijke subsidies niet overleven.

Geen enkele vorm van biobrandstof is ethisch verdedigbaar.

Even recapituleren. Bomen worden met behulp van aanzienlijke openbare financiële steun ‘gehakseld’ en verbrand om elektriciteit te genereren, en dat onder daverend applaus van de ecologisten? Inderdaad, en wie daar op een gereduceerde manier tegenaan kijkt vindt dat zelfs nog rationeel ook. Bij het verbranden ontstaat weliswaar CO2 – en zelfs niet minder dan bij de verbranding van steenkool – maar dat is precies dezelfde hoeveelheid CO2 die de planten nodig hadden om te groeien. Indien men dus zijn denken over de wereld tot een CO2 -vraagstuk reduceert is alles best in orde. Maar voor de plantages waar het hout voor die pellets groeit, of de mais of het suikerriet waaruit ethanol gemaakt wordt, is natuurlijk landbouwgrond nodig. En dat in een wereld waar miljoenen mensen niet voldoende te eten hebben en er niet genoeg landbouwgrond is om ze te voeden. Biobrandstoffen staan dus in directe concurrentie met voedsel. Eigenlijk komt het erop neer dat ik met een gerust geweten – want ik ben CO2-neutraal –  met mijn auto kan rijden als daarvoor een paar mensen verhongeren. Ik erger me regelmatig aan het nogal lichtvaardig gebruik van grote woorden in het klimaat- en energiedebat. Tegensprekers worden iets te gemakkelijk ‘immoreel’ genoemd wanneer ‘niet akkoord’ of ‘sceptisch’ betere omschrijvingen zouden zijn. Maar voor biobrandstoffen vind ik het woord ‘crimineel’ zonder meer passend. Ik wil dat niet, en indien U het wel wil moet U ook bereid zijn dat luid en duidelijk te zeggen. Dan weten we minstens waar we staan.

Het is kenschetsend, zowel voor het energiedebat als voor onze maatschappij in het algemeen, dat men vandaag zoiets aan het publiek verkocht krijgt zonder dat iemand er dieper over nadenkt.

Waterkracht

Met 18% van het totaal is waterkracht de volgende grote brok, maar voor ons in België van vrijwel geen betekenis. Om waterkracht te kunnen gebruiken moet het landschap meewerken. Er zijn rivieren met een hoog debiet en een zeer sterk verval in diepe dalen nodig, en die hebben we hier niet.

Waterkracht komt op een vrij directe manier van de zon. Zonne-energie verdampt water uit de oceanen en – eveneens door zonnewarmte veroorzaakte – winden voeren de wolken dan omhoog en ook landinwaarts. Waterdamp condenseert en valt als regen. Als dat water op een landschap valt dat op een aanzienlijke hoogte boven de zeespiegel ligt bevat het potentiële energie die in turbines en generatoren in stroom omgezet kan worden. Op een figuur die veel verder onder in de tekst staat (omdat we ze daar meer nodig hebben dan hier) kunt U zien hoe het werkt.

Deze technologie is uiteraard 100% hernieuwbaar, maar ze blijkt ook niet onomstreden omdat er aanzienlijke oppervlakten voor onder water gezet moeten worden. Bovendien is ze niet zo onschuldig en ongevaarlijk als men op het eerste zicht zou denken. Alleen al de dambreuk bij Fréjus in 1959 heeft 423 mensenlevens geëist, veel meer dan alle ongelukken met kerncentrales tot hiertoe samen. Zoals overigens ook kernenergie valt deze technologie wel veilig te beheersen op voorwaarde dat er niemand ergens korte bochtjes neemt. Dat was, bij voorbeeld, in Fréjus het geval. Daar werd door geldgebrek het geologisch onderzoek onvoldoende uitgevoerd.

Ik besteed aan dit thema enige aandacht omdat ook wij geen ernstig alternatief voor deze technologie hebben als we energie in grote hoeveelheden willen opstaan, zelfs al wil ons landschap niet echt mee. We zullen nog zien dat aan dat laatste geen weg voorbij voert Daarom is het belangrijk dat we het hier met een rijpe, gevestigde technologie te doen hebben. Ik heb in Kamloops (British Columbia, Canada) een centrale gezien met twee turbines van ieder één gigawatt (dat is dus 109 watt!). Maar daar hebben ze natuurlijk wel het landschap mee…

Geothermische energie

Hiervoor moet de ondergrond meewerken: de geologie. Bij ons doet ze dat niet en er zijn niet zo heel veel plaatsen in de wereld waar ze het wel doet. Dat geothermische energie desondanks het lijstje haalt en nog voor wind en zon uitkomt, ligt aan IJsland waar deze mogelijkheid overvloedig gegeven is en ook sterk benut wordt. Niemand weet echter wat het geforceerd afkoelen van de ondergrond uiteindelijk voor akelige gevolgen kan hebben. We weten überhaupt heel weinig, buiten het feit dat ons leven een fragiele aangelegenheid op een gevaarlijke plek is. De IJslanders, gewend aan vulkanen en aardbevingen, zijn ondanks hun poëtische literatuur nuchtere mensen en zien dat nogal gelaten: ze laten zich niet zo gemakkelijk de boom injagen. Dat kan er ook een beetje aan liggen dat er op heel IJsland geen ernstig te nemen boom aan te treffen is. Hier is dat helemaal anders, maar het probleem is er bij ons gelukkig niet.

Getijdenenergie

Theoretisch kunnen de getijden zeer aanzienlijke hoeveelheden energie leveren. De hoogte van de getijden is over de globe zeer divers. Hier bij ons ligt ze om en bij de vier meter. Dat opent al mogelijkheden want daar zijn enorme energiehoeveelheden mee gemoeid. Die energie ‘oogsten’ is echter niet zo eenvoudig want dan moet de geografie nog meewerken. Als men een heel grote baai heeft met een nauwe ingang die men kan afdammen is het mogelijk twee keer per etmaal enkele uren stroom te genereren. Die paar uren gaan slechts af en toe toevallig met de momenten van ons piekverbruik samenvallen. Dus moeten we de energie die we hiermee opwekken kunnen opslaan. Het zal slechts zeer uitzonderlijk gebeuren dat de situatie toelaat dat de hoge investeringen zich renderen. En alvast aan onze kust is dat nergens het geval.

Blijven dus nog wind en zon. Daar gaan we het mee moeten doen.

Wind en zon

Energiewinning uit wind en zon zijn technologisch totaal verschillend en hebben zo ieder hun eigen problemen waarop we in volgende afleveringen in meer detail zullen ingaan. Toch behandelen we ze hier samen, omdat het grootste probleem er een is dat ze beide delen.

Om dat probleem te zien kijken we best naar Duitsland. Daar zijn ze met hun ‘Energiewende’ tien jaar na ons begonnen en ze hebben nu vier jaar voorsprong (dit is jammer genoeg geen flauw grapje). Hieronder zien we de Duitse energiemix zoals verbruikt in 2016:

Ze hebben blijkbaar in dat jaar 4% van hun behoeften met wind- en zonne-energie gedekt. Dat lijkt zeer weinig, hoewel ze grote inspanningen gedaan hebben: hun geïnstalleerde capaciteit ligt iets boven de 40%. Van waar dat enorm verschil? De variabele kosten van wind- en zonne-energie zijn bijna verwaarloosbaar. Dus laat men die molens altijd zo hard mogelijk draaien.

Tegenwoordig is het in onze door en voor een urbane minderheid gevormde cultuur blijkbaar nodig het nog eens in herinnering te brengen: de zon schijnt niet altijd, en soms is er ook geen wind. Dat wist iedere landbouwer uit het neoliticum al. Dat is niet het enige zwaarwegend element dat in dit debat af en toe al eens ‘vergeten’ wordt. Waar dat toe leidt kunnen we duidelijk zien als we de historiek van de maand januari 2017 in Duitsland eens onder de loep nemen. Zie figuur hieronder.

Het aandeel van wind en zon in de totale energieproductie lag tussen 41,3% op 4 januari en 2,5% (dat is dus vrijwel verwaarloosbaar) op 24 januari. Op 4 januari scheen de zon én er waaide een stevige wind. Er zijn zo van die dagen, maar niet zo heel veel. Op 24 januari was er noemenswaardige zon noch wind. Dat komt in onze streken duidelijk vaker voor. In feite viel voor heel de periode tussen 16 en 25 januari zon en wind als energieleverancier gewoon weg. Als we daarvoor geen voorzorgen nemen zal de industrie stilvallen en ook onze privéhuishoudens kunnen we zoiets niet aandoen. Een industriestaat werkt enkel als de elektriciteit altijd beschikbaar is – einde debat.

Voorzorgen

Als we dus volledig op wind- en zonne-energie willen omschakelen moeten we voor dergelijke gevallen voorzorgen nemen. Hoe lang is de periode die we dan moeten kunnen overbruggen? Om dat met enige zekerheid te zeggen zouden we historische weerdata kunnen bestuderen. Dat is zeker mogelijk, maar ik heb het niet gedaan. Ik geloof echter dat we niet erg verkeerd zitten als ik voor de volgende overwegingen uit ga van twee weken.

De lichtjes zijn toen in Duitsland niet uitgegaan, hoewel het elektriciteitsnet in zijn voegen kraakte. De Duitsers hadden nog voldoende conventionele- en kerncentrales lopen waar ze nog iets meer konden uit halen. Bovendien hebben ze een aantal gasgestookte centrales en ook gasturbines in reserve staan. Die kunnen ze allemaal op korte termijn starten – de turbines praktisch met een vingerknip. En alles liep dus goed af.

Deze mogelijkheid – het is de enig werkbare – staat voor ons niet ter beschikking, want de heer Tommelein heeft gezegd “100 procent hernieuwbaar”. Nu is de heer Tommelein niet de eerste de beste zwetser. Hij is de Vlaamse minister verantwoordelijk voor energie. We kunnen –  neen moeten – dus aannemen dat hij weet wat hij zegt en het ook ernstig meent als hij zijn mond opendoet. Wat nu? Dat moeten we eventjes in cijfertjes bekijken. Ik beleef er geen genoegen aan U daarmee te kwellen, maar als we het domein van het vrijblijvend gezwets willen verlaten voor steviger grond gaat het niet anders.

Eerst de randvoorwaarden:

Ik calculeer geen elektrische auto’s in. Indien ik dat zou doen wordt het helemaal troosteloos. Er zijn trouwens nog veel indicatoren die me zeggen dat elektromobiliteit (gelukkig) niet voor morgen is. Die komen in toekomstige bijdragen in detail aan bod.

De Belgische centrales hebben in 2015 ongeveer 80 TWh (terrawattuur: 1012 wattuur of 109 kWh) geproduceerd. Dat komt overeen met een gemiddelde capaciteit van 9,13 GW.

Als we dus een voorraad voor twee weken willen aanleggen hebben we

9,13 ● 14 ● 24 = 3.086 GWh opslagcapaciteit nodig. Hoe gaan we dat aanpakken?

Batterijen

Simpel toch? Even Elon Musk bellen! Die heeft toch net Zuid-Australië in een dergelijke situatie gedepanneerd! Zozo, laten we dat eens kwantitatief bekijken: dat helpt bij hallucinaties meestal vrij goed. Hier zien we een foto van het systeem. Indrukwekkend, niet?

Die batterij heeft een capaciteit van 130 MWh.

Wij hebben 3.086 GWh of 3.086.000 MWh nodig.

Dus is dat speeltje van mijnheer Musk precies 23.604 keer te klein.

We mogen niet weten wat het gekost heeft, maar 21 miljoen $ is een goede, betrouwbare schatting. Bij schaalvergroting stijgen de kosten ongeveer lineair.

De batterij die wij nodig gaan hebben zal dus ongeveer 495 miljard $ kosten. Dat is maar net iets minder dan ons bruto binnenlands product van een jaar. De Belgen (niet de Belgische staat) zijn rijk, heel rijk. Maar zoveel hebben we dan ook weer niet op ons spaarboekje staan.

Bovendien gaat die batterij maar twee, hoogstens drie jaar mee. Dus moeten we minimum 165 miljard per jaar afschrijven. Dat geld gaan ze op de een of andere manier, uiteraard zo ondoorzichtig mogelijk, uit uw zakken moeten troggelen, jaar in jaar uit. Daarvoor bestaat wel geen alternatief. Ik neem aan dat mijnheer Tommelein voor dat zakkenrollen al een methode bedacht heeft: anders zou hij toch zijn voorstel niet doen!

Over het immens energieverbruik dat voor de productie van die batterij nodig is willen we nog niet eens hebben. Het vermoeden dat we, summa summarum, op die manier helemaal geen energiespaareffect meer hebben (zoals trouwens ook voor Tesla auto’s geldt) ligt wel voor de hand.

Ik geloof dat ook de meest milieubewuste klimaatactivist op dit punt zal inzien dat dit geen bijzonder beloftevolle piste is. Wat nu?

Er zullen zeker de nodige fantasten zijn die met oplossingen komen opdraven. Zoals bij voorbeeld een gigantische elektrische condensator of een al even onwerkbaar vliegwiel, of persluchtketels of misschien zelfs gewichten, zoals bij grootmoeders klok. Hier komt mijn kleinmenselijke zwakheid weer boven. Ik weiger ieder van die ideeën in detail ad absurdum te voeren, omdat ik weet dat het toch nooit ophoudt. Het perpetuum mobile laat de mensheid nooit echt los. Maar, waarde medeburgers, laat ons liever van dat soort spelletjes afstand nemen. Dit is bloedige ernst. De vraag is niet minder dan of we een toekomst hebben of niet.

Uiteraard bestaat er wel een elegante en beproefde methode, en slechts één, om op grote schaal overschot elektriciteit op te slaan. We kunnen water naar hoger gelegen bekkens pompen, en als we de energie nodig hebben dat water doorheen turbines in een lagergelegen bekken laten stromen. Daarbij kunnen we met een vrij hoog rendement elektriciteit maken. Dit is de technologie die we bij hydro-elektrische centrales gebruiken. Ze is een eeuw oud, commercieel beschikbaar en betrouwbaar. Op de figuur hieronder kunt U zien hoe het werkt.

Deze techniek wordt ook voor het opslaan van overtollige elektriciteit vandaag al courant gebruikt, zij het op een vrij kleine schaal, in het Groothertogdom Luxemburg en in Wales. Klinkt toch beloftevol, of niet?

Even kijken wat het betekent als we deze techniek gebruiken om onze broodnodige reserve te vormen. Ik probeer de redenering zo te maken dat iedereen ze kan begrijpen en controleren. Gelieve me dus voor enige langdradigheid te verontschuldigen, vooral indien U zich uw natuurkundeonderricht uit het middelbaar onderwijs nog herinnert. Dan is het volgende bijna beledigend triviaal. Voor alle anderen: indien U de moeite doet om hier met mij door te wandelen gaat U verbaasd zijn hoe eenvoudig het eigenlijk is!

De potentiële energie van het water in het bovenste bassin tegenover het onderste is:

EH = m ● g ● H (1) waarbij

  • EH :potentiële energie in joule
  • m :massa van de hoeveelheid water in kg
  • g :versnelling van het zwaartekrachtveld dus 9,81 m/sec2
  • H :het hoogteverschil tussen de twee wateroppervlakken in meter

Ik stel voor de we voor H 50 meter aannemen. Dat geeft ons 5 bar druk op de turbine, en daarmee kunnen we voor het turbine-generatoraggregaat van een rendement (ῃ) van 85% uitgaan. We kunnen die hoogte uiteraard een beetje variëren.

Ik stel ook voor dat we in m3 (of ton) water rekenen. Dat is iets handiger.

Voor één ton dus is (zie 1)

E50 = 1.000 ● 9,81 ● 50 = 492.103 joule (of ook watt.sec)

Rekenen in wattuur is iets comfortabeler. Laten we dat maar doen. Delen door 3600 (seconden in een uur) volstaat.

E50 = 136 wattuur

Van ons batterijenavontuur herinneren we ons nog welke energiehoeveelheid we in reserve moeten hebben: 3.086 GWh (gigawattuur)

Enodig = 3,086.1012 wattuur en dus is nu heel gemakkelijk te berekenen hoeveel ton (of kubieke meter) water we nodig hebben:

V =  = 22,56.109 m3   

Als we aannemen dat we 10 meter waterspiegelschommeling hebben om mee te werken, dus tussen 45 en 55 meter hoogteverschil, geeft dat de oppervlakte van ons stuwmeer (volume gedeeld door hoogte):

S = 2,256.109 m2 of 2.256 km2.

Helemaal correct is dat nog niet. We zouden ook nog het rendement van de operatie (~ 0,85) in rekening moeten brengen, waardoor de oppervlakte nog iets vergroot. Maar ik denk dat het welletjes is.

We kunnen het uitgewerkte water uiteraard niet gewoon naar de zee laten lopen: zoveel water hebben we hier niet. We moeten het verzamelen om het later, als we elektriciteit in overschot hebben, terug omhoog te pompen. Daarvoor is dus nog eens een bekken van dezelfde grootte nodig. Maakt samen 4.500 km2. Ter vergelijking: de oppervlakte van Belgie is ongeveer 30.000 km2. Het is dus wel immens veel, maar misschien niet overkomelijk. We moeten ook mee inrekenen dat die enorme meren een grote recreatieve waarde zullen hebben.

Doenbaar is dat – theoretisch – in ieder geval. De techniek is perfect gekend. We kunnen al de nodige spullen gewoon kopen of bouwen: daarvoor is geen spatje onderzoek meer nodig. De ecologisten zullen wel opwerpen dat een zeldzame soort groenblauwe ondergrondse mestkever hierdoor met uitroeiing bedreigd wordt, maar de zorgen die me ik maak zijn van een andere soort.

Die 55 meter zijn namelijk een probleem. De enige manier om dit te realiseren is alle diepe dalen van de Ardennen af te dammen en onder water te zetten. Jammer genoeg wonen daar nu net de mensen. Radicale Vlamingen zullen dat misschien als oplossing voor het Belgisch probleem zien. Zou dat de uiteindelijke bedoeling van minister Tommelein kunnen zijn? Foei! Ik ben het daar helemaal niet mee eens: ik heb daar vrienden wonen. Als het nu nog eens Brussel was…

Conclusie

Sorry, vrienden milieubewuste klimaatactivisten: jullie menen het zeker goed, en jullie ideeën zijn aantrekkelijk genoeg, maar ze kunnen niet werken. Dit land kan met alleen hernieuwbare energie niet leven, zelfs niet als we de auto’s verder op benzine en diesel laten rijden. Ooit gaan jullie dat zelf begrijpen, heel zeker. Maar dat zal dan vele jaren en nog meer miljarden verder zijn. Jammer, want die tijd en dat geld zouden we heel goed voor het ontwikkelen van echte oplossingen kunnen gebruiken, maar de tijdsgeest staat dat niet toe.

 

Uw Dwarsliggers

Dit volk pleegt zelfmoord

In het begin van de twintigste eeuw moedigden de socialisten en de vakbonden de Vlamingen in Brussel aan Frans te leren. De kennis van die taal zou hun sociaaleconomische positie verbeteren en zou hen het respect van de Franstaligen opbrengen. Wat er echt gebeurd is weten we inmiddels allemaal: het Frans werd de voertaal in Brussel, de Nederlandstaligen werden een volstrekte minderheid en van respect voor deze laatsten is nog altijd even weinig sprake als in het begin van de vorige eeuw.

Integendeel: de zogeheten Brusselse olievlek breidt zich uit over heel Vlaams-Brabant. Ze loopt nu tot in Grimbergen en stoort zich niet langer aan de grens van de randgemeenten. In de meeste van die randgemeenten is het Nederlands een minderheidstaal geworden en is de feitelijke voertaal Frans. In hun gemeentehuizen hoor je nauwelijks nog Nederlands. Als van overheidswege geëist wordt dat de taalregeling gevolgd wordt, trekken de Franstaligen naar een of ander Europees hof en halen daar veel te vaak hun gram.

En onze pers? Die vermeldt gewoon. Als fait divers. Even belangrijk als het afvriezen van de druiven in het voorjaar van 2017. In de postmoderniteit is immers niets van wezenlijk belang.

Nu hebben onderwijskoepels het in hun hoofd gehaald om de volledige voorrang van het Nederlands in héél Vlaanderen onderuit te halen. Leerlingen van allochtone komaf mogen nu hun moedertaal spreken, zelfs in de klas. Hoe zoiets pedagogisch in zijn werk moet gaan is een raadsel.

De trend is duidelijk: nadat Brussel verfranst werd door de schuld van voornamelijk Vlaamse ‘leiders’, na de Vlaamse randgemeenten die nu verfranst worden – eveneens door de schuldige nalatigheid van de Vlaamse zelfbenoemde elite-, wordt nu heel Vlaanderen verbeulemanst. Alweer door een zelfbenoemde Vlaamse elite.

Het idee om de moedertaal toe te laten en de volstrekte voorrang van het Nederlands is compleet fout.

Ten eerste is de vergelijking met de Vlaamse kinderen die destijds gestraft werden omdat ze “Vlaams” praatten, verkeerd. Die Vlaamse kinderen waren namelijk autochtonen, natuurlijke bewoners van hun eigen land.

Ten tweede: mensen met kennis van zaken, zoals Eugeen Roosens, zijn formeel: autochtone minderheidsgroepen moeten gerespecteerd worden in hun eigenheid, dus ook in hun taal. Doch wie bewust van buitenaf immigreert kan geen beroep doen op de rechten van autochtone minderheden, vermits hij of zij niet autochtoon is. Voor zo iemand geldt wat Aboutaleb, burgemeester van Rotterdam, ooit zei: Nederlands leren of ophoepelen!

Sommigen verwijzen naar wetenschappelijke onderzoeken. Sta me toe daarmee eens spottend mee te lachen. In dit soort materie kun je vaak zowat alles bewijzen. Wetenschappelijke bewijsvoering is veel moeilijker dan velen denken. Neem nu de opwarming van de aarde. Statistieken zouden een plotse verwarming laten zien vanaf het begin van de industriële revolutie. Echter: coïncidentie is nog steeds geen bewijs. Een echte bewijsvoering vereist een tegenproef. Wat zou er gebeuren als de industriële revolutie niet had plaatsgehad? In het onderhavige geval kan men proberen de parameters van het onderzoek in overeenstemming te brengen met een toestand zonder industriële revolutie. Maar in menselijke zaken is zulke bewijsvoering veel lastiger. Je kunt de bestaande mensen niet weghalen of de parameters aanpassen, want elke situatie wordt door mensen altijd opnieuw ervaren en geïnterpreteerd. Het enige wat mogelijk is zijn controlegroepen, doch ook dat is zelden sluitend. Iedere onderzoeker weet dat.

Ten vierde: als we het Nederlands degraderen tot één van de talen in Vlaanderen, halen we ook haar status weg. Voor vele allochtonen is de taal van de Koran sowieso al het hoogst geklasseerde taal. Die staat dus per definitie in ongelijke concurrentie met het Nederlands, dat bij vele allochtonen ook al niet niet de status van bijvoorbeeld het Frans heeft. Veel Maghrebijnen zijn opgegroeid met de gedachte dat België een Franstalig land is.

Kortom: deze voorstellen vormen een aanslag op de culturele eigenheid van Vlaanderen.

Net als in het begin van de twintigste eeuw zijn de socialisten er als de kippen bij om “meertaligheid” aan te prijzen als een middel tot sociale mobiliteit. Ik begrijp maar niet hoe het Berbers, het Arabisch, het Turks, het Koerdisch of welke taal dan ook een middel tot sociale promotie kan zijn.

Ik begrijp evenmin waarom àndere elites –de christendemocratische, bijvoorbeeld- zo zwijgzaam toezien. Ooit kwamen zij op voor de ontvoogding van Vlaanderen. Ik weet nog de tijd dat christelijke organisaties uit het middenveld – om het ACW niet te noemen – busreizen organiseerden naar de IJzerbedevaart. Ik ben zelf ooit met zo’n bus meegereisd.

Tegenwoordig is voor die mensen kennelijk niets nog van belang. Ook hun eigen christelijke natuur niet, vermits notoire islamieten op hun lijsten prijken. Het postmodernisme slaat werkelijk overal toe.

Wie dit alles plaatst op de achtergrond van een dramatisch dalende demografie kan niet anders concluderen dan dat dit volk ‘ooit zo machtig en trots’ bezig is zelfmoord te plegen.

Ik had gehoopt dat ik in de aanloop van kerst 2017 iets positiefs had kunnen schrijven.

Helaas.

Jaak Peeters

December 2017

Eindeloos torent een afzichtelijke gigantische macht hoog boven ons uit…

Ik zie dan voor me een ontelbare massa van in alle opzichten gelijke mensen, die heel egocentrisch bezig zijn met het rusteloos najagen van de onbeduidende, burgerlijke genoegens waarop zij hun hart hebben gezet. Ieder op zichzelf genomen vormt een eigen wereldje waarbuiten het lot van de anderen zich voltrekt. Zijn gezin en zijn kennissen betekenen voor hem de mensheid, want ofschoon hij zich beweegt onder zijn medemensen, neemt hij ze nauwelijks waar. Hij is met hen in voortdurende aanraking zonder dat zij hoegenaamd iets voor hem betekenen.(…) Boven al deze egocentrische individuen torent een enorm bevoogdend machtsapparaat als enige instantie die hun welzijn garandeert en hen van de wieg tot het graf begeleidt. Het is allesomvattend, voorziet en regelt alles tot in details en wel met fluwelen handschoenen.

En elders:

De overheid zal een net spannen van ingewikkelde, gedetailleerde en eenvormige verordeningen waardoor zelfs de meest originele en wilskrachtige geesten zullen worden gelijkgeschakeld.

Deze citaten komen uit Alexis De Tocqueville (1805 -1859) in zijn Democratie in Amerika.

Ieder zou deze citaten uit het hoofd moeten leren, want anders dan De Tocqueville meende, vinden we dit bevoogdend machtsapparaat niet zozeer in Amerika, doch vooral in ons eigenste Europa, dat zelfs zijn laarzen aan de VN-resoluties veegt, zoals in de Catalaanse kwestie is gebleken.

Wie opgegroeid is en gevormd als bewust mens die tracht zelfstandig te denken en die zichzelf onafgebroken bijschoolt door lezing en zelfstudie, voelt als vanzelf het verzet in zich opborrelen. Onrecht en onoprechtheid, bedrieglijke listigheid en allerlei valsheid schreeuwen om verzet.

Jong en zonder ervaring werpt men zich in het gewoel, vastbesloten om het verzet vol te houden tot de tijden keren. Wie jong is koestert zich immers in de illusie dat er na slechte betere tijden komen, omdat men wil blijven geloven in de goede krachten in de mens.

Niet zozeer materiële toestanden roepen verzet op, al is op dit punt voorzeker niet alles in orde.

Veel erger, veel ingrijpender, veel snijdender zijn de aanslagen op de eerbaarheid en de integriteit van mensen, welke vorm deze aanslagen ook mogen aannemen. Daarbij vergeleken zijn materiële misstanden weliswaar erg, doch minder stekend – tenzij ze precies de uiting zijn van misprijzen voor de waardigheid van de mens.

Zoals Multatuli gelezen wilden worden, zo wil de in een democratische geest gevormde mens gehoord worden. Hij schruwelt als hij dingen leest zoals: interessant, doch niet relevant. Dixit niettemin H. van Rompuy, door sommigen nog steeds met een waas van onaantastbare heiligheid omgeven. Was Lucifer ooit niet ook een engel?

Om die relevantie: daar gaat het om.

Doch ouder geworden en in besef dat de krachteloosheid uiteindelijk onvermijdelijk is, dringt heel scherp zich onverbiddelijk het besef op dat het verzet dat men zolang heeft geboden vrijwel vruchteloos blijkt te zijn geweest. De strijd die men zovele jaren lang met vuur heeft gestreden lijkt op niets uit te lopen. Het lijkt allemaal zinloos. Of men vraagt zich verwoed af of men z’n hele leven lang niet de verkeerde tegenstander heeft bestreden en het werkelijk gevaarlijke beest ongemoeid heeft gelaten.

Gaandeweg, naarmate men ouder wordt, ervaart men dat het net zich steeds verder sluit. Heel deskundig worden alle gaten dichtgeplamuurd. De pers, die plaats bij uitstek waar het verzet vorm zou kunnen krijgen, komt in de handen van dezelfden die mee de touwen van het net aantrekken. Waar de kranten voorheen vrije stukken opnamen, wordt dit voorrecht thans alleen nog toegemeten aan een kleine schare gelukkigen, waarvan nochtans verwacht wordt dat ze uiteindelijk binnen de lijntjes blijven kleuren, zodat het systeem zelf geen gevaar loopt. Waar tot voor kort mensen hun hart konden luchten in lezersrubrieken, zijn deze nu afgeschaft. Omdat het modereren ervan te duur is, omdat er teveel onzin in staat of er teveel gescheld in voorkomt of nog: omdat het altijd weer dezelfden zijn. Niet relevant.

Vervolgens worden we verondersteld aan verkiezingen deel te nemen. Dat lijkt dan de laatste uitwijkplaats voor een mens die, doortrokken van de geest van de democratie, tenminste de hoop koestert enige invloed te kunnen doen gelden opdat de wereld waarvoor hij zijn hart vasthoudt alvast nog een tijdlang buitengaats zou kunnen worden gehouden.

Maar ook hier weer geldt de afschuwelijke uitspraak van van Rompuy: interessant, doch niet relevant.  De staatsregeringen waarvan wij zoveel verwachtten zijn niet langer relevant. De laatste wijkplaats waar de democraat zich kon op terugtrekken, werd hem ontnomen.

Blijft alleen nog een  afzichtelijke gigantische macht die eindeloos hoog boven de bewuste modale mens uittorent. De wereld van George Orwell, diens Big Brother, neemt nu onweerstaanbaar plaats in onze wereld en weldra stellig ook in onze geesten. Een machtig conglomeraat van een zich eindeloos ver verheven wanende politieke elite en een duister kluwen van economische machten, waarvan de kracht ieders verbeelding ontglipt: ziedaar waartegen het verzet moet gericht worden.

Verzet is nooit zinloos. Albert Camus putte er de zin van het leven uit in een wereld die voorts veeleer absurd is en zijn positie verdient wel meer dan gewone aandacht. In het verzet toont zich namelijk de bewuste, democratisch handelende de burger, de burger die door Hannah Arendt zo lyrisch werd beschreven.

Dit is de geest waarin ik recent een kort werkje heb geschreven onder de titel: De valse belofte. De ondertitel luidt: Waarom de burger de EU niet vertrouwt.

Maar net zo goed had ik kunnen schrijven: waarom de EU de burger niet vertrouwt, want die EU blijkt gebouwd op het wantrouwen tegenover die burger en tegenover de positieve krachten in die burger. Zodoende werkt de EU driftig mee aan het dichtpappen van alle uitwegen die de democraat mogelijks zouden kunnen resten om zijn verzet vorm te geven.

Het boekje (77 blz.) kan verkregen worden bij Uitgeverij Polemos en kost 12,5 eur. Ofwel bij de auteur, dit laatste door storting van 14 eur. (portkosten inbegrepen) op rekening BE97 4132 0628 9149, met vermelding van naam en adres.

De Valse Belofte (Jaak Peeters)

Jaak Peeters

Okt. 2017

Een aaneenrijging van trauma’s

De westerling beseft niet hoezeer hij opgenomen is in een geschiedenis die je kunt omschrijven als een aaneenrijging van traumatische ervaringen.

Ongewoon is zulks in het menselijk leven niet. Opgroeien is op zich een aaneenrijging van kleine trauma’s, die je vervolgens te boven leert komen. Freuds – wetenschappelijk betwistbaar – Oedipoescomplex illustreert dit evenzeer.

Ook een collectiviteit moet met zijn historische trauma’s leren omgaan en ze te boven komen. Zoiets als de Hegeliaanse Aufhebung. Zoniet verziekelijkt de samenleving.

In mijn boek De worsteling met de moderniteit heb ik beschreven hoe de trauma’s van de godsdienstoorlogen de geschiedenis van het denken over mens en maatschappij in Europa grondig hebben ge- of misvormd.

Elke generatie die getuige is van afschuwelijke gebeurtenissen wil nadien maar één ding: alles in het werk stellen opdat zulke gruwelen zich nooit meer zouden herhalen.

In het boek van Dirk Rochtus, van Reich tot Republik, beschrijft de auteur hoe de vernietiging van de oude Pruisische geest zowat het hoofdoogmerk was van de zegevierende geallieerden in 1945. De toenmalige DDR deed er nog een schepje bovenop door zoveel mogelijk alle tekenen van het oude, “valse” bewustzijn uit te wissen. Zo sloopte het communistisch regime van de DDR de oude Garnisonskirche, een architectonisch waardevol bouwwerk. De monumentale toren van bijna 90 meter beheerste het stadsbeeld. Dat was niet naar de zin van de communisten, want hij riep constant de herinnering op aan de tijden dat de religie de geesten van de mensen beheerste.

Later wilde een Stichting die oude Garnizonskirche heropbouwen. Onmiddellijk kwamen actiegroepen tegen dit plan in verzet. Die bedoelde kerk was namelijk exact de plaats waar de nieuwe rijkskanselier Adolf Hitler met geveinsde eerbied het hoofd boog voor de grijze rijkspresident en Pruisische topofficier Hindenburg.

De Kirche mocht dan een architecturaal meesterwerk zijn: ze herinnerde volgens actiegroepen te veel aan het nationaalsocialisme. Omdat die geschiedenis daarvan zo snel mogelijk moest worden uitgewist en vergeten, was het heropbouwen van die kerk dus geen optie. Dat ze daarmee precies hetzelfde deden als de communistische DDR ontging hen kennelijk.

Maar ook hier weer wordt duidelijk hoezeer de trauma’s uit het verleden de geesten van latere generaties in bezit blijven houden. Dat kerkgebouw draagt immers geen enkele schuld: ze is slechts een stenen massa zonder geheugen. Maar de mensen geven er een betekenis en een belang aan. En belangrijk is wat in het verleden tot traumatische ervaringen heeft geleid.

Onlangs stond in een Vlaamse krant een vraaggesprek te lezen met Frans Timmermans, de EU-bons die door sommige kwatongen als Baas Ganzendonck betiteld wordt. De EU is voor hem nodig om twee redenen.

Ten eerste om de economieën van Europa dichter bij elkaar te brengen. Deze gelijkschakelingsmythologie kan hier even onbesproken blijven, behalve deze opmerking: rechtvaardigheid ook moet betekenen dat wie hard werkt, de vruchten mag plukken.

Maar zijn tweede reden is weer eens heel verhelderend. Voor Timmermans rijst tegenwoordig alweer het grote gevaar van het nationalisme op. Hoewel hij dat, naar algemene gewoonte, niet nader definieert, is het duidelijk dat hij het nationalisme bedoelt dat hij in de periode 1933 -1945 meent te hebben gezien.

Alweer dus bepalen historische frustraties en trauma’s de agenda van de mensen van vandaag.

Zoals ik in mijn De Valse Belofte *heb geconstateerd, is hier sprake van een negatieve motivatie. Een Europa dat gemaakt wordt om sommige toestanden uit het verleden – hoe erg op zich ook – in de toekomst te voorkomen, is fundamenteel een negatief project. Zulke negatieve projecten zijn nooit een lang leven beschoren. Ze blijven maar gemotiveerd zolang de herinnering aan de gruwelen voldoende levendig is. Nadien verliezen ze hun motivatie of slaan zelfs om in hun tegendeel. En ze komen het verleden nooit écht te boven.

Alleen positieve projecten, die iets nieuws tot stand willen brengen, kunnen generaties lang doorwerken.

Een dergelijk fenomeen doet zich in het Verre Oosten voor: daar zit men ongeduldig op de toekomst te wachten. In West-Europa vecht men nog steeds tegen de demonen uit het verleden.

De Chinezen worden voortgetrokken door de toekomst. West-Europa wordt voortgeduwd door het verleden.

Jaak Peeters

11 oktober 2017

* De valse belofte verschijnt op 15 oktober ’17 bij  Uitgeverij Polemos.

Hallo, Vlaanderen?

Enkele jaren geleden wist Catherine Moerkerke ons op VTM te vertellen dat de zoveelste IJzerwake had plaatsgevonden. Ze vertelde erbij dat die IJzerwake een radicale afscheuring was van de IJzerbedevaart, bewerkstelligd door mensen van extreemrechtse signatuur.

Of ze die uitleg overeenstemde met haar eigen overtuiging, dan wel of ze die tekst gewoon voorlas, weet ik niet.

Ik weet in ieder geval dat het vanaf de jaren negentig van vorige eeuw op de IJzervlakte serieus rommelde. Er waren, naar verluidt, mensen in het IJzerbedevaartcomité die de jaarlijkse IJzerbedevaart wilden ‘moderniseren’. De Stem van Suid-Afrika moest verdwijnen, wegens de vermeende verwijzing naar de apartheid – een vroege oprisping van politiek correct denken – en het Wilhelmus hoorde eigenlijk ook niet langer. Ook de erg geladen woorden Nooit meer oorlog, godsvrede en zelfbestuur moesten er voor de nieuwlichters aan geloven.

Daar stonden mensen tegenover die vonden dat je de handen moet afhouden van erfenissen waaraan niet alleen veel symboliek kleeft, maar ook veel bloed, zweet en tranen – in het geval van de IJzerbedevaart letterlijk.

Waarom die modernisering er moest komen is ons nooit goed uitgelegd, tenzij de melding dat de IJzerbedevaarten minder volk begonnen te trekken. Nieuwlichters dachten dat door het aanpassen en vooral verzachten van de boodschap de jaarlijkse bedevaarten weer meer aanwezigen zouden lokken.

Zelf zou ik geneigd zijn eerder het omgekeerde te denken.

De discussies tussen beide kampen liepen uit op een scheuring, die uitmondde in het ontstaan van de IJzerwake. Die bestaat inmiddels al 16 jaar, terwijl de Bedevaart zelf ter ziele is gegaan.

Omdat ik niet houd van ruzies onder mensen die samen voor één ideaal zouden moeten staan, heb ik, zoals zovele anderen, verschillende jaren Diksmuide gelaten voor wat het is. Ik beken dat ik bij de aanvang zelfs enige boosheid voelde tegenover de initiatiefnemers van de Wake.

Doch het bloed kruipt waar het niet gaan kan en dit jaar ben ik, voor de eerste keer, naar de IJzerwake gegaan.

Mijn conclusie? Die is samen te vatten in één simpele vraag: “waar zitten die andere Vlamingen?”

Want voor zover ik kan oordelen is de IJzerwake niets anders dan de voortzetting van de traditie van de IJzerbedevaarten uit de tijd dat er nog geen openlijke ruzie was. Het monument van de Van Raemdonckgebroeders is bescheiden, vergeleken met de wat trotserige 80-meter hoge IJzertoren. En de plechtigheid zelve vindt weliswaar plaats op het grondgebied van de gemeente Diksmuide, maar dan wel tussen de weiden en velden, ver van het centrum van Diksmuide. D’ er valt daar niks te beleven. Dat is zowat het énige verschil met de IJzerbedevaarten van vroeger: je kunt na afloop geen glas bier gaan drinken in één van de cafés aan de oever van de IJzer.

Voor het overige: dezelfde kraampjes, dezelfde colportage, dezelfde eucharistieviering, dezelfde spreekbeurten, hetzelfde stramien, dezelfde schreeuw om vrede en dezelfde uithaal naar de dwaasheid van de oorlog. En dezelfde oproep voor Vlaanderens vrijheid. Alles onder dezelfde oude slagwoorden: nooit meer oorlog, godsvrede, zelfbestuur. En ook, ja hoor: een bede aan de politiek om de identiteit van Vlaanderen in stand te houden en de dringende vraag om onze politieke zelfstandigheid niet helemaal door de Europese Unie te laten opvreten.

Wat daar extreemrechts aan is, is mij een volstrekt raadsel. Als de IJzerwake opgezet is door mensen die door de tegenpartij extreemrechts worden genoemd, dan hebben ze zich die dag in alle geval niet extreemrechts gedragen.

Daarom is mijn vraag: waar zit dat goedmenend Vlaanderen? Waarom blijft het afwezig op een plechtigheid die slechts in naam van de geroemde IJzerbedevaarten verschilt?

Als de IJzerwake volgens sommigen extreemrechts is, dan ligt dat voor alles aan de afwezigheid van Vlamingen die niet extreemrechts genoemd willen worden.

Niet aan de initiatiefnemers van de IJzerwake.

Jaak Peeters

Wenkt de DDR?

Waar de CD&V met haar hoofd is gebleven, is mij een volstrekt raadsel. Eén van haar grote boegbeelden, Kris Peeters, heeft namelijk besloten de discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken.

Het is het gevolg van een slechte staatshervorming dat een dergelijk probleem – als het er al een is – door een federale minister ter hand wordt genomen, en niet door een nationale, dit is: een Vlaamse resp. Waalse. Discriminatie, zo dacht ik toch, heeft rechtstreeks van doen met cohesie en inburgering in de samenleving.

De wegen van de Belgische politiek zijn echter ondoorgrondelijk.

 

Het zal je als werkgever maar overkomen.

Stel: je hebt een vacature voor elektrotechnisch reparateur. Je mikt op een hoger secundair diploma elektriciteit, met enkele jaren ervaring in een gelijkaardige functie.

Belt daar plots een kandidaat. Je neemt de hoorn op en de kandidaat stelt zich voor als Abdel El Jafoufi. De naam is verzonnen.

Kris Peeters gaat er nu van uit dat de werkgever al meteen geneigd zal zijn iets te verzinnen om El Jafoufi niet te hoeven aanwerven, precies omdat hij El Jafoufi heet.

Enkele uren later staat er een inspecteur van de sociale inspectie aan de deur. Het blijkt de man te zijn die zich aan de telefoon als El Jafoufi voorstelde.

Zie nu wat de toestand is: de werkgever bevindt zich meteen in de positie van verdachte. Hij moet aantonen dat hij El Jafoufi niet wil aanwerven omdat hij discrimineert, maar omdat hij bedrijfskundige redenen heeft. Dit lijkt mij de wereld op z’n kop: een willekeurig iemand moet aantonen dat hij onschuldig is. En ik die dacht dat de schuld moest bewezen worden. De redeneringen van CD&V zijn waarlijk ondoorgrondelijk .

Bovendien moet de werkgever aan die inspecteur uitleggen wat zijn bedrijfsbeleid dan wel is, zodat hij ertoe kon komen El Jafoufi niet aan te werven. Willen we maar meteen alle bedrijven nationaliseren?

Voorts is het op z’n zachtst vreemd dat een ambtenaar in dienst zowaar het recht krijgt om zich met een valse identiteit te bemoeien met een aanwervingsproces. Dat lijkt me bedrog en past wellicht bij spionage, doch niet in een normale maatschappelijke verhouding.

Misschien wil die werkgever inderdaad geen El Jafoufi aanwerven, omdat hij er al verschillende van die aard in dienst heeft en daar moeilijkheden mee heeft ondervonden. Ik ken dergelijke gevallen: chefs die zeggen dat ze alleen nog “Belgen” aanwerven, nadat ze in hun ploeg zoveel allochtonen hadden dat die onder elkaar in een vreemde taal begonnen te converseren, zodat de meestergast de greep op zijn proces dreigde te verliezen.

Een werkgever kan dus perfect heel redelijke overwegingen hebben om geen allochtonen aan te werven. Een werkgever is verantwoordelijk voor het resultaat van zijn onderneming en ondernemen is veel meer dan wat regeltjes correct toepassen, zoals Kris Peeters schijnt te denken. De CD&V schijnt vooral deskundig in het spinnen van een web van regeltjes en verboden, van toepassing – vanzelfsprekend – vooral op autochtone ondernemers. Wat is dat toch voor een wereldbeeld vol achterdocht? Succesvol ondernemen vereist het scheppen van een goede samenwerking onder het personeel, dat bereid moet zijn elkaar bij te springen. Het is aan de werkgever om die goede samenwerking te organiseren. Als hij daar niet in slaagt, lijdt hij schade. Mag de werkgever zijn werk nog doen, ja?

 

Met zijn mystery calling gaat Kris Peeters, en met hem de CD&V, de weg van de oude DDR op: een cultuur van algemeen wederzijds wantrouwen waarin iedereen verdacht is, ambtenaren die onder valse voorwendsels mensen bespioneren en zelfs in de plaats van de ondernemende burger treden en waarin elk geloof in de goede krachten van de mens ontbreekt.

Hoe de CD&V dat met haar “samen”-slogans verzoent, is mij een raadsel.

 

 

Jaak Peeters

Juli 2017

Bedenkingen bij de Britse verkiezingen

Theresa May ‘verloor’ dus de verkiezingen. Volgens Trouw won noch verloor ze en volgens Het Laatste Nieuws boekte ze “een Pyrrhusoverwinning”. De Standaard had het over “een zware nederlaag”, maar die laatste quotering zal niemand verbazen. Een verlies van 3,9% is tamelijk veel, maar De Wever zal in 2019 tevreden kunnen zijn als zijn partij haar verlies tot 3,9% kan beperken. Voor een regeringspartij is een dergelijk verlies niet ongewoon.

May heeft ongetwijfeld goed nagedacht en zich goed laten adviseren toen ze de vervroegde verkiezingen uitschreef. De peilingen waren toen ongetwijfeld gunstig voor haar en de politieke vooruitzichten daarom rooskleurig, vooral met het oog op de onderhandelingen over de Brexit.

Commentaren buitelen nu over elkaar. Over wat te gebeuren staat en wat de positie van May zal zijn en welke haar regering zijn zal. Voor eurofielen zoals Caroline de Gruyter zal een verzwakking van de positie van May tegelijk een versterking van die van de EU betekenen. Voor handelaren zal de daling van de waarde van het pond uitvoerkansen scheppen. Iedere commentator zal ons zijn of haar wijsheid meedelen.

Heerementijd! Wat de uiteindelijke consequenties van deze verkiezingsuitslag zullen zijn, zullen we pas over enkele jaren kunnen beoordelen. We laten ons dus niet leiden door de waan van de dag.

 

Als de uitslag helemaal anders is dan May en haar medestanders met kennelijk grote zekerheid hadden verwacht, dan kun je verschillende redenen bedenken waarom haar prognose niet uitkwam.

 

Eén reden kan zijn dat haar eigen campagne te zwak was en die van haar tegenstander merkelijk sterker.

Een ander stuk van de verklaring kan zijn dat nu mensen zijn gaan stemmen, die het bij de Brexit niet hebben gedaan: het kiespubliek is gedeeltelijk veranderd.

Een derde reden kan te vinden zijn in de rol van de media. Daar zitten nogal wat eurofielen tussen. Die hebben de lessen getrokken uit de Brexit-campagne en hebben hun eigen framing aangepast. De pers doet zoiets voortdurend. Zo bracht Gazet van Antwerpen een groot artikel over een terminale vrouw die door de VDAB verplicht werd te solliciteren, op straffe van schorsing van haar uitkeringen. Schrijnend, inderdaad. Maar tegenover dat geval staan er waarschijnlijk vele honderden waar het wél goed loopt. Daar zwijgt de pers over. Zo doet men aan sfeerschepping en de media zijn daar bedreven in. Ze kunnen dat nu ook zij deze verkiezingen hebben gedaan.

 

Er is echter nog een vierde element, dat je nooit aan bod ziet komen.

Voldoet de structuur van de westerse samenlevingen nog wel aan de voorwaarden om die door middel van verkiezingen te besturen? Zijn verkiezingen nog wel een goed politiek middel?

Deze vraagstelling komt voort uit de constatering dat onze samenlevingen buitengewoon ‘divers’ zijn geworden. Ter linkerzijde predikt met het alleszaligmakend karakter van die diversiteit, die sedert Vertovec superdiversiteit is geworden: er is in een samenleving geen eigenlijke meerderheid meer. De samenleving is een samen-leven geworden van diverse onderscheiden groepen, die ieder in hun eigen schoot hun eigen regels en zelfs hun eigen wetten volgen. Zo geldt in sommige delen van Londen de sharia. Overheid en politie weten dit, doch de betrokken groepen zijn zo machtig dat de politie niet langer de naleving van de wet kan verzekeren. Zij kan zich alleen toeleggen op de excessen: moorden, bijvoorbeeld.

Te onzent wordt deze zogeheten superdiversiteit bejubeld door de marxist Blommaert, met in zijn spoor en in een wat afgezwakte vorm DS-redacteur Tom Naegels. Vooral de zichzelf Groen noemende politici sloven zich uit om de diversiteit aan de man te brengen. Nu loopt er zelfs een ‘studie’ over de Vlaams nieuwkomers in het superdiverse Berchem. U leest het goed: Vlamingen zijn nieuwkomers in hun eigen stad. Zo ver gaat het geknoei met de begrippen. Extreemlinks deinst voor niets terug.

Het vreemde is dat niemand zich zorgen schijnt te maken om de kosten én de gevaren die dergelijke diversiteit met zich brengt. In zijn boek onder de titel superdiversiteit zingt het groene ex-gemeenteraadslid Dirk Geldof weliswaar de lof van die superdiversiteit, maar nergens in de 213 bladzijden van zijn boek vinden we iets over de kosten of de gevaren van zijn droomwereld. Wie naar de webstek van Groen gaat en vervolgens in de zoekfunctie kosten diversiteit of heterogeniteitskosten of iets dergelijks intikt, krijgt geen antwoord. Hebben zij zelf zich dan nooit afgevraagd of heterogeniteit wel eens veel duurder en lastiger zou kunnen zijn dan homogeniteit? Dat ze ontregelend en vervreemdend werkt, in plaats van ze te bejubelen omdat ze de traditionele samenleving kapot maakt? Wat dat laatste is het ware doel van de linkse hemelbestormers.

 

Maar concreet verwijzend naar de Britse situatie luidt de vraag of een land dat uiteenvalt in de hoger genoemde grote, van elkaar sterk onderscheiden groepen, nog wel met de klassieke democratische methoden te besturen valt. De waarheid is dat een dergelijk land eigenlijk bestaat uit verschillende landen, waarvan de morele, culturele, politieke en zelfs financiële belangen elkaar vaker dan gewenst in de weg zitten. Anders gezegd: Groot-Brittannië, in het bijzonder de grote steden, is een land dat uit verschillende landen bestaat, en daarom zoiets als België in het groot is. Een dergelijk land kan alleen bestuurd worden via een diplomatieke conferentie van permanente aard. Maar dat inzicht is niet doorgebroken en May en de anderen willen nog steeds handelen alsof Groot-Brittannië een land met een aantal minderheden zou zijn, doch wel met één Leitcultuur.

De situatie wordt verergerd doordat de Britse jeugd – bij ons is het niet beter – onder invloed van het postmodernisme en het modieuze Europanationalisme en dito kosmopolitisme elke richting kwijt is. Leerden de Britse jongemannen en –vrouwen destijds nog hoe een bewust Brits volk eruit zou moeten zien, dan is deze homogeniteit scheppende beeldvorming verdwenen.

Doch een volk dat het nationale burgerschap in deze onzekere en verwarrende tijden niet geleerd heeft, wordt willoos voorwerp van al dan niet buitenlandse groepen en van de hoger genoemde framing in de media.

Anders gezegd: het ontbreken van een homogeen nationaal zelfbeeld kan ertoe leiden dat nochtans goed bedachte overwegingen uiteindelijk op hun tegendeel uitdraaien. Dat kan ook nu gebeurd zijn.

In het voorbijgaan weze erop gewezen dat dit gebrek aan homogeniteit ook eigen is aan de EU-staat. Die is immers zoals La Belgique, maar dan honderdvoudig. In plaats van samen te brengen, zou de EU-staat, net als Groot-Brittannië, wel eens op een verzameling van op zichzelf functionerende sub-landen kunnen worden.

Geen wonder dat die EU-staat niet bepaald een voorwerp van democratische bestuur is.

 

Technocratie

 

Hoe moeten dergelijke hyperdiverse landen dan bestuurd worden, als het op een democratische manier kennelijk heel moeilijk is?

De oplossing ligt voor de hand en het voorbeeld voor het grijpen: het bestuur wordt in de werkelijkheid waargenomen door een technocratische elite. Die laat haar optreden legitimeren door iets wat zich een parlement wil noemen. Veel van de dossiers zijn echter zo ingewikkeld, dat geen enkel parlementslid bij machte is om het algemeen overzicht te behouden. De grote meerderheid van de parlementsleden stemt dus zoals ‘de partij’ dat voorschrijft. Daarmee is de democratie verdwenen. Immers: als al de parlementsleden, die voltijds met de politiek bezig zijn, de ontwikkelingen niet bij kunnen houden, hoe kunnen we dan verwachten dat de onopgeleide gewone kiezer dat kan? Geen wonder dat die afhaakt of protesteert en stemt voor wat de elite en de media ‘populistische’ partijen noemen.

 

Een andere homogeniteit?

 

Een andere mogelijkheid is dat één van de groepen waaruit de zogeheten diverse maatschappij van tegenwoordig bestaat de macht in handen krijgt, zichzelf tot de nieuwe, intern homogene feitelijke meerderheid verheft, en vanuit die positie de spelregels gaat bepalen.

Dan doen zich het scenario voor dat Michel Houellebecq in zijn Soumission beschrijft: de nieuwe homogene meerderheid – niet in getal, maar in feitelijke machtsuitoefening – is onaantastbaar, laat haar positie niet onderuit halen en de anderen, de autochtone bevolking inbegrepen, rest alleen zich zwijgzaam te schikken naar de orders van de nieuwe meesters.

Ter linkerzijde predikt men de autonomie en vrijheid van de groepen die de bezongen superdiverse samenleving vormen. Via een samenwerking van deze groepen zouden we tot een nieuwsoortige confederale bestuursvorm komen. Die zou dat als confederatie nog democratische kenmerken dragen.

Het probleem is dat iedereen dat spel eerlijk moet meespelen. Dat wil zeggen dat elke groep bereid moet zijn zich aan een stel algemene gedragregels te onderwerpen. De meeste ‘gewone’ mensen zullen dat doen: ze gaan, zoals iedereen, uit werken, doen hun boodschappen met of zonder hoofddoek en maken zich boos als één van de kinderen kwajongensstreken heeft uitgehaald. Maar hun elites: dat is andere peper. En als van deze elites één groep vals speelt en de eerste beste kans grijpt om zichzelf in de macht hijsen is het hek van de dam.

De kans is dus groot dat dit alles uitloopt tot één groot, onoverzichtelijk kluwen van elkaar bestrijdende of zelfs naar het leven staande groepen. We zien in Syrië wat dat betekent. Als er géén macht zich daarboven kan stellen kan deze situatie immers alleen op conflicten uitdraaien.

Dan zal heel luid en krachtig de roep om een Grote Leider opklinken.

Die zal er dan gekomen zijn, mede dank zij de diversiteitspleidooien van onze ‘groene’ vrienden.

En mét die superdiversiteit wordt dan niet alleen onze van oudsher homogene samenleving begraven, doch eveneens onze democratie. Zo verschijnen nu drie mogelijkheden: een technocratie, een nieuwe homogene leidende doch niet-autochtone groep of een Grote Leider. Geen van de drie lijkt me aantrekkelijk.

 

 

Jaak Peeters

Juni 2017

 

Wat baten kaars en bril als de uil niet zien en wil…

Tine Soens, volksvertegenwoordiger voor SPA, is wellicht een menslievende dame, maar ze moet toch haar dossiers eens wat grondiger bekijken.

Ze trekt namelijk aan de alarmbel.

Wat er gebeurt?

Stel je voor: kinderen met studiebeurs slagen maar voor 38% in het hoger of universitair onderwijs. Kinderen zonder studiebeurs halen 52% slaagpercentage.

Soens is verontwaardigd: het kan toch niet dat het slaagpercentage van studenten afhangt van het inkomen van de ouders?

Die zit, nietwaar?

 

Zo’n zestig jaar geleden al – minstens – maakte Professor Jozef Nuttin een studie over de intelligentie van kinderen van binnenschippers. Wat hij constateerde? Dat deze kinderen gemiddeld een lager intelligentiepeil hadden dan kinderen uit de populatie aan de wal.

Hoe dat komt?

Dat komt omdat mensen die gemiddeld intelligenter zijn dan schippers niet gaan varen maar ander werk opzoeken. En omdat intelligentie in belangrijke mate erfelijk is en intelligente mensen dus gemiddeld intelligentere kinderen hebben, vind je bij binnenschipperskinderen lagere intelligentieniveaus.

Heeft dat iets van doen met het bevaren van binnenwateren? Natuurlijk niet.

Maar simpele erfelijkheidswetten doen er duidelijk wel toe.

Zo is het ook met die studiebeursaffaire.

Gemiddeld genomen zullen intelligente mensen meer verdienen en dus minder makkelijk een studiebeurs krijgen. Dat is ook redelijk. Maar terzelfdertijd zullen deze intelligentere mensen gemiddeld ook intelligentere kinderen hebben. Die zullen aan de universiteit ook makkelijker slagen.

Maar het omgekeerde geldt ook: kinderen vanuit minder intelligente en daarom ook meestal minder begoede milieus slagen minder.

 

Omdat voor de linkerzijde iedereen gelijk moet zijn, houdt men daar niet van deze simpele toepassing van de erfelijkheidswetten. En dus men alles op ‘kansarme kinderen’. Dat is op zich niet fout, maar je kunt met gelijkheidspolitiek de natuurlijke wetmatigheden niet veranderen.

 

Is dat het hele verhaal?

Natuurlijk niet. Ik ken een burgerlijk ingenieur, geslaagd in het leven. Zijn vader was arbeider met typisch socialistische opvattingen. Hij was werkman en zijn zoon moest dat ook maar worden. Maar zijn zoon was intelligent, koppig en een harde werker.

Wat betekent dat – opnieuw: gemiddeld – in minder gegoede middens vaak minder motiverend wordt opgetreden ten aanzien van schoolprestaties.

Maar de socialistische logica van Tine Soens houdt daar allemaal geen rekening mee. Volgens die logica is er een simpel verband tussen inkomen en slaagkansen op school. Nog één stapje en het inkomen is zowaar de oorzaak van het mislukken in de school.

Als Soens even in de wetenschap was gedoken, was ze op de studie van Prof. Nuttin gestoten en had ze de minister met rust kunnen laten.

Maar wat baten kaars en bril….

 

 

Jaak Peeters

Mei 2017

Goed nadenken!

Voor me ligt het essay De Chrono-crisis van Lawrence Urbain dat zopas bij uitgeverij Polemos uitkwam.

Urbain, die in een kort werk van zowat honderd bladzijden schetst waarom de economische crisis in Europa ontstond en zal blijven duren, maakt ons duidelijk dat wat tegenwoordig De Europese Unie heet, dringend fundamentele keuzen moet maken. Of beter nog: dat wij, burgers, dringend keuzen moeten maken, vooral over dat Europa. Voor Urbain moet Europa werk maken van een échte ‘eenheid in verscheidenheid’. Dat is wat anders dan het systematisch ontkennen van de gekunsteldheid van de huidige Europese constructie, waarvan de zichzelf Parlement noemende vergadering – met een verwijzing naar Derk-Jan Eppink – veel weg heeft van de Volkskammer van de ter ziele gegane DDR. Nochtans is die ontkenning kenmerkend voor de heersende groepen binnen de EU en de onderhorige nationale politieke structuren. En is ze opvallend kenmerkend voor de slaafsheid waarmee de pers die heersende groep achterna kakelt. Aldus Frans Crols, die het in zijn naschrift ook heeft het over een ‘luie propagandapers’.

 

Ik ben geen econoom en de hoofdzakelijk economische uiteenzettingen van Urbain zijn voor een leek niet altijd even makkelijk om volgen. Maar als ik hem goed aanvoel zou hij zich kunnen vinden in een soort Europese superhanze. De oude Hanze, die verspreid lag van Noord-Frankrijk tot Novgorod, in de buurt van Sint Petersburg, was een verbond van handelaren en van steden. Ze was in hoofdzaak van economische aard, hoewel machtselementen en concurrentiële wrijvingen al snel voor donkere wolken zorgden. Maar ze was voor alles een zaak van vrije mensen en vrije steden.

De Hanze heeft het uitgehouden tot omzeggens het begin van de zestiende eeuw. Toen begonnen namelijk de vorsten pogingen te ondernemen om de Hanze onder hun controle te krijgen. Het begon eerst in Polen en Pruisen en in Rusland. Daarna zagen andere vorsten er ook wel wat in.

 

Historici zullen in deze korte schets vooral veel hiaten vinden.

Waar het hier evenwel om gaat is het feit dat de Hanze los stond van staatsgezag of welkdanig ander centraal gezag ook. De mensen deden hun ding in vrijheid en leefden daarmee in een andere levenssfeer dan die van de politieke en militaire machten. Maatschappij en staat waren verschillende levenssferen.

Vanaf de zestiende eeuw trachtten de vorsten op de economie greep te krijgen. Waarom ze dat wilden kan hier buiten beschouwing blijven. Essentieel is dat de politiek hiermee een totaliserende weg op ging.

Nog later, in de achttiende eeuw, begon het politieke staatsgezag zich efficiënter te organiseren. Meer dan ooit trachtte dat staatsgezag de hele samenleving naar zijn hand te zetten. Het is de eeuw waarin volgens Ernest Gellner en Eric Hobshawm het zogeheten nationalisme ontstond – deze laatste marxist meende dat de staat om sociale redenen het economisch leven moet reguleren. Door het ombouwen van de verzameling burgers die onder hun politiek gezag vielen tot een min of meer samenhangende ‘natie’, hoopten zij de doeltreffendheid van hun regnum te verhogen voor de concurrentiestrijd met andere regna.

Slachtoffer van dit verhaal was de maatschappij zelf, die verzameling van vrije burgers en, in het spoor daarvan, de volkeren die in die regna onder het gezag van centraliserende politieke machten vielen.

De wrok die hierdoor werd opgeroepen was de oorsprong van de talrijke separatismen en van nieuwe staten in latere eeuwen.

 

Er is echter nog wat anders aan de hand, iets veel onheilspellenders. Doordat al te veel macht naar de centrale politieke sanhedrins verschuift en dus aan de greep van de burgerij onttrokken wordt, neemt het democratisch gehalte in de samenleving af. De burgerij leert het af om een alles-overschouwend standpunt in te nemen: dat doet immers de politiek wel en daar heeft de burgerij toch geen greep op. Tegelijk verdwijnt de algemene weerbaarheid van de burgers en in het spoor daarvan ook de collectieve en dus ook de militaire weerbaarheid. De mensen trekken zich op hun eigen leventje terug, elke dag weer druk bezig – of zoals Alexis De Tocqueville dat zo welsprekend zei: als een onoverzienbare massa bezig met het nastreven van hun eigen, kleine dagelijkse genoegens, ieder voor zich, zonder zich te realiseren dat er ook nog zoiets is als de gemeenschap. En soms, als de belastingen te hoog worden of de politiek weer eens een onwelkome beslissing neemt, wordt de cafétoog het toneel van het onafgebroken gezanik over de politiek en over het uitzuigen van de arme werkmens – die het nota bene nooit beter had dan nu – door de bazen. We schuiven de politiek alle verantwoordelijkheid toe en vergeten voor het gemak de onze. We maken het ons gemakkelijk, geven ons over aan sport en spel en trachten vooral buiten het bereik van de politiek en haar ambtenarij te blijven. We laten de zorg voor de gemeenschap over aan de politiek – of aan wat tegenwoordig de privésector heet, die winst puurt uit de verzorging van ouderen, zieken of de opleiding van onze jongeren – fundamentele taken die een zichzelf respecterende maatschappij onder eigen beheer zou moeten houden. Maar zelfs dàt laten we los. Almaar groter wordt zo ons eigen onvermogen om de zorg voor onszelf en ons eigen lot zelf ter hand te nemen. En tegelijk werpen we de schuld voor alles wat fout loopt altijd weer op de politiek, die hierop geen ander antwoord weet dan een nog méér regulerende greep.

Urbain zelf spreekt over een oud, versleten, suf en nalatig Europees continent. Helaas geldt dat niet eens op de eerste plaats voor het economische verhaal.

We zien derhalve hoe, geleidelijk aan, de politiek haar tentakels uitstrekt over het hele leven van mensen en volkeren, om dat leven dan vervolgens naar de politieke wensen te organiseren en te sturen.

Hannah Arendt zou hier spreken over totalitarisme, en ze beschrijft deze totale greep op de maatschappij in Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie als voorbeelden van datzelfde totalitarisme.

 

Maar het ziet er naar uit dat die totalitaire machtsgreep al enkele eeuwen geleden is begonnen met het inpalmen van het economisch leven door de politiek, zodat er uiteindelijk nog maar één sfeer in de menselijke samenleving overblijft die ertoe doet, namelijk de politieke.

 

Natuurlijk ontsnapt ook vandaag nog een gedeelte van de economie aan de greep van de politiek. Dat kan omdat die economie zich planetair organiseert en de politiek in dat opzicht (nog) niet volgt. Toch heeft de van iedereen verlaten burger daar maar weinig aan. Zulke planetaire economie trekt zich in werkelijkheid eveneens terug uit de burgerlijke maatschappelijke verbanden – anders komt ze onvermijdelijk in de greep van de politiek. Het is alsof de economie met die maatschappijen van de mensen niet echt iets te maken heeft of wil hebben, behalve als leveranciers van grond, arbeidskracht en marktpotentieel. De hedendaagse multinationale onderneming is in principe naamloos, statenloos en identiteitsloos. Ze behoort dus helemaal ook niet tot de wereld van de handelaar of de handelende stad. Maar al gebruikt ze in haar eigen belang de middelen uit de maatschappij: ze laat die maatschappij voor het overige tenminste met met rust. Voorlopig legt ze de burgerij geen verplichtingen op.

 

Doch in de wereld van de politiek in brede zin is dat helemaal anders. Daar treffen we een situatie aan met een totalitair karakter.

Datzelfde euvel geldt nu voor de Europese Unie die weliswaar subsidiariteit belijdt, doch diezelfde subsidiariteit dagelijks en steeds vaker met de voeten treedt: Europa bemoeit zich met zowat alles wat denkbaar is.

De finale uitkomst van deze gang van zaken is precies de wereld van de Big Brother, waarin de staat – of de politiek – zelfs de darwiniaanse evolutie wil gaan bepalen. Dat laatste is het toch wat de heer Hitler voor ogen stond: het scheppen van een superieur volk? Daartoe leek hem het Duitse bij uitstek geschikt en dus moest hij voor dat komende Herrenvolk ook een groot Lebensraum veroveren.

Wat ik hiermee wil zeggen? Dat de EU zoals die sommige sinistere politieke figuren voor ogen staat langs dezelfde kant van de barrière staat als al diegenen die altijd weer hebben gemeend dat hén het recht toekomt mens en volk te sturen in de richting die zij goedvinden. Als ik venijnig mag zijn: langs dezelfde kant waar ook Herr Hitler en Vadertje Stalin te vinden zijn.

We moeten ons afvragen of het organiseren van zoiets als een Europees leger – waarop tegenwoordig geroepen wordt – die greep van de politiek op de totaliteit van ons leven niet nog versterkt en dus de ondemocratische en weerbaarheidbrekende effecten kan opwekken waarover hiervoor sprake. Een Europees leger versterkt onze weerbaarheid niet, het verzwakt die veeleer. Weer eens schuiven we immers de eigen verantwoordelijkheid voor onze defensie van ons weg. We verpletteren zelf de vrije maatschappij door onze verantwoordelijkheid door te schuiven naar een EU waarop we van geen kanten ooit enige greep zullen krijgen. Wat we nodig hebben is een samenwerking van zelfbewuste burgers en even zelfbewuste en weerbare volken. Een EUVO, misschien, een confederaal verband zoals de NAVO? Of kunnen misschien wat bescheidener beginnen met een Beneluxleger? Snel zal blijken hoe moeilijk dat al niet is…

 

 

Het boekje van de jonge Lawrence Urbain roept dit soort waarschuwende gedachten op. De superhanze die bij het lezen van zijn tekst bij me opkomt als een vorm van verzet tegen pedante overheidsbemoeienis en dito beter-weten-pretentie is precies het tegendeel van de totaliserende tendentie die ook Hannah Arendt verafschuwde, maar die helaas in de ontwikkeling van de huidige EU steeds duidelijker naar voren komt. Een dergelijke superhanze zou immers een sterke tegenmacht vormen. Per definitie zou die naar diversiteit streven – niet de diversiteit van de politiek correcten die aan de vrijheid van de burger het land hebben, maar de diversiteit die het gevolg is van het onttrekken van belangrijke levenssferen aan de greep van de politiek. En tegelijk zien we hoe zo’n superhanze iets heel anders moet zijn dan de multinationale economie van vandaag.

 

(Volks)nationalisten moeten daarom goed nadenken waar ze mee bezig zijn, als ze de woorden Europa en EU in de mond nemen.

Het is noodzakelijk belangrijke levenssferen zelf in de eigen hand te houden, buiten het bereik van machtige politieke groepen zoals de EU. Anders blijft de crisis in Europa duren, zelfs al hervindt de economie haar adem.

 

Jaak Peeters

April 2017

Europa is een technocratische oligarchie

Doorheen het mediatieke gedaas over al dan niet graaiende en/of bijklussende politici – alsof alleen politici zich daaraan te buiten zouden gaan! – en het gedraai over humanitaire visa–op–simpele-aanvraag, ontgaat velen een ontwikkeling die ons leven veel dieper bepaalt en bovendien veel gevaarlijker is.

Uitgangspunt is de uitspraak van het Europees gerecht dat staatssecretaris Francken het recht heeft zo’n visum te weigeren, wat volgens de wet van de Belgische staat ook zijn bevoegdheid is.

Het waarom en de achtergrond kunnen hier voorts onbesproken blijven, hoewel dat een interessant verhaal apart is. Hier wil ik me toespitsen op het feit dat met name een Europese rechtbank zichzelf bevoegd kan achten om over de toepassing van een Belgische wet uitspraak te doen en dus die wet, eventueel, buiten werking kan stellen.

Niemand schijnt zich hierover zorgen te maken.

Het aanvaarden van de uiteindelijke suprematie van Europa, dat hiermee de soevereiniteit van de nationale staten naar zich trekt, is helemaal geen vanzelfsprekendheid. Zoals bekend verwierpen zowel de Fransen als de Nederlanders het verdrag tot instelling van een Europese grondwet. In België werd het onderwerp zelfs niet eens aan de bevolking voorgelegd, in toepassing van de beruchte uitspraak van J.L. Dehaene, die verklaarde dat desgevallend de Belgische grondwet nadien wel zou veranderd worden – naar Europese behoefte dus. Het verdrag van Lissabon nam de tekst van die Europese grondwet met wat cosmetische aanpassingen over en trad, na aanvankelijk tegenstribbelen van de Hongaren, op 13/12/2007 in werking.

De vraag die nu huizenhoog rijst is: wanneer werd er in onze en andere samenlevingen een algemeen maatschappelijk debat gevoerd over deze kwesties? Ik herinner me een redacteur van een krant uit Nederland. Die beklaagde er zich over dat er over zoiets belangrijks als de invoering van de euro zelfs geen maatschappelijk debat werd gevoerd.

De zaak is duidelijk: als het om Europa gaat, is er nooit een debat!

Er is een tijd geweest dat geëngageerde burgers in de kolommen van de kranten vrije opiniestukken konden publiceren over alle onderwerpen van maatschappelijk belang en dus ook over Europa. Tegenwoordig vind je alleen nog de wijsheden van enkele zgn. columnisten, die veelal met zichzelf en hun eigen besognes bezig zijn.

Sommigen stellen dat de parlementen het beslissingsrecht bezitten.

Ten eerste stelt dat beslissingsrecht niets voor als Europa met de nationale wensen toch de vloer aan kan vegen. Ten tweede: als er over deze onderwerpen al een debat is, vindt men daarvan alleszins geen verslag in de media. Dan bestaat dat debat niet. Media vinden het plezieriger in de spelen op de antipolitieke gevoelens van het cafétoogpopulisme. Ten derde: hoe kan er sprake zijn van een debat, als de debaters op voorhand met de uiteindelijke uitslag al akkoord gaan? Hun debat is dan een spelletje verbaal knokken voor de tribune, met het oog op het scoren bij de volgende verkiezingen. De waarheid is overigens dat een kleine groep partijvoorzitters de lijsten zo laat samenstellen dat er in hun eigen rangen van een echt debat geen sprake kan zijn, en zeker al niet als het gaat om iets waar ze zelf kritiekloos achterstaan, in dit geval Europa.

Zodoende blijkt elke uitweg naar de agora, de openbare plaats waar een debat echt zou kunnen plaatsvinden, deskundig afgesloten.

Wie buitenaf en ondanks alle mediatieke en partijpolitieke tegenkanting toch een afwijkend woord spreekt, wordt meteen bij de troep van de cafétoogpopulisten gevoegd, zonder enige kans op verder verhaal.

Als het gemor dan toch blijft opklinken en er electoraal gevaar dreigt zien sommige Europese bonzen zich uiteindelijk verplicht de toekomst van Europa toch eens nader te onderzoeken. En dan klinkt de arrogante oekaze van iemand als H. van Rompuy: bevoegdheden terug naar de nationale staten? Over mijn lijk! Dat ‘onderzoek’ kan dus slechts één richting uitgaan: namelijk die welke de bonzen zelf wensen en altijd in lijn met de Europese ideologie.

En zo komt het dat de leiders van vier staten in Versailles onderling overleggen over de toekomst van Europa. Hebben zij ter voorbereiding daarvan vooraf de mening van hun bevolking gevraagd? Natuurlijk niet! Dat blijkt overbodig, al was het maar om het populisme geen verder voedsel te geven.

Dit is een dodelijke aanslag op een aantal waarden van de Verlichting. Die had het toch ook over zelfbeschikking, niet?

Niet alleen vervangt Europa als staat onze eigen, nationale staten. Europa heeft immers een omschreven grondgebied en bevolking, een eigen regering, een eigen rechtsorde, een eigen centrale bank en – binnenkort – een eigen leger. Wat is dan het verschil met de klassieke definitie van een staat?

Veel belangrijker is het proces dat zich voor onze ogen ontvouwt, en het is goed de woorden van oud-president Herzog te gedenken: is Duitsland nog een democratie, nu 84% van de wetgeving uit de Europese technocratie voortkomt? Om het heel kort te formuleren: een uiterst kleine groep politici volgt een eigen agenda om tot een Europese superstaat te komen. Ze wordt daarbij passief geholpen door een wat grotere schare nationale politici, partijleiders en wat horige perslui. Alles bij elkaar ontstaat op die manier een kleine bovenlaag die de politieke, de economische en via onder meer de immigratie ook de maatschappelijke toekomst van dit continent beheerst.

Wie hierop kritiek uit, krijgt te horen dat het allemaal om de lieve vrede gaat. Maar alvast ik ken niemand, niemand zeg ik, die uit is op oorlog. Wie is het dan wiens gedrag onder controle moet gehouden worden omdat er anders oorlog zou dreigen? Kan het zijn dat precies diegenen die het vredesargument inroepen tegelijk ook diegenen zijn die de feitelijke verantwoordelijken voor zo’n oorlog zouden zijn? Wij moeten dus onze vrijheid leggen in de handen van diezelfde Europese oligarchie, die onmachtig is de vrede te bewaren? Mij lijkt in dat geval eerder het omgekeerde nodig…

Het is een buitengewoon curieuze gedachtegang die onze democratie morsdood maakt. Democratie begint immers van onderen op en voedt zich met de wil van een zo groot mogelijk deel van de bevolking om zich met de algemene maatschappelijke gang van zaken te bemoeien.

Maar in Europa wordt deze gang van zaken kennelijk heel bewust aan de greep van de bevolking onttrokken. Een kleine oligarchie drukt als volleerde Perzische satrapen de ideetjes van een veel te duur betaalde technocratische troep als legitieme machtsuitoefening door, zich verschuilend achter schaamlapjes zoals een Europees parlement. Intussen wordt het volk bezig gehouden met brood, spelen en schandaalsfeertjes. Het echte ‘werk’ gaat in stilte door in luxueuze achterkamers.

Nil novi sub sole?

Europa is géén democratie. Het is daar ook niet in geïnteresseerd.

Het is het tegendeel: een oligarchie op technocratische basis.

 

 

Jaak Peeters

Maart 2017