Woord vooraf.
De Covid-politiek wekt de indruk van een grote troep experts, politici en opiniemakers die wild in het rond lijken te stampen, maar eigenlijk geen gemeenschappelijk idee hebben over wat er nu exact gaande is. De ene keer zijn de terugkerende reizigers de motor van een besmetting, dan weer de ouderen, vervolgens de ongevaccineerden en sinds kort werden de kinderen tot motor van de besmettingen verklaard. Nog even en de heggescheerders zitten op de bank en straks misschien de schoonmoeders.
Ik vind dat niet zelf uit. “Sterker nog, wetenschappelijke kennis werd zelf een bron van onzekerheid en controverse, onder wetenschappers, in de politiek en in de maatschappij.”[1]
Zo hoort u het ook eens van een ander…
Als de kennis onvoldoende is, zijn de daarop gebaseerde methoden en technieken ook niet goed, tenzij bij toeval. Goede methodologie en technieken zijn ondenkbaar zonder kennis. Die twee zijn als de twee zijden van een muntstuk.
Voor de medische wereld is dat niet anders.
Daarover nadenkend rees bij me plots, schijnbaar zonder reden – maar niets is echt zonder reden -, deze vraag op: is dit niet de situatie van de mensheid in haar geheel? Zit zij niet gevangen in onbegrensde, technisch geworden kennissystemen die zij weliswaar zelf in het leven heeft geroepen, maar die haar ook ketenen?
Techniek als een zelfstandig voorthollend systeem.
Technische vindingen[2] zijn emergent: door het feit van hun ontstaan zelf werpen ze licht op nieuwigheden die voordien verborgen waren gebleven. Op die manier is technische kennis, zoals elke kennis, altijd slechts gedeeltelijk, want er steekt altijd nog een onbekend deel onder water en niemand weet hoe belangrijk dat nog onbekende deel is.
De Duitse filosoof Martin Heidegger spreekt in dit verband over “ontbergen” of “uit de verborgenheid treden”[3]. Wat hij dus zegt is dat een technische of wetenschappelijke ontdekking voorheen onbekende dingen laat verschijnen of toegankelijk maakt, dus de aandacht vestigt op wat voor die ontdekking onbekend of ontoegankelijk was. Koo Van der Wal schrijft dat bij “het overschrijden van complexiteitsdrempels ‘emergent’ nieuwe typen verschijnselen met nieuwe eigenschappen en functiewijzen optreden”. [4]
De kwestie is dus dat zodra een vinding werd gedaan, potentiële nieuwigheden zich onweerstaanbaar opdringen en om verdere ontwikkeling schreeuwen. Ingenieurs worden op die manier een soort schildknapen, uitvoerders van een onbewust programma dat zichzelf zelfstandig afwikkelt. Het is alsof de techniek een kwade geest is die zich bedient van de mens om zichzelf verder te ontwikkelen.
De stoommachine dwong als het ware zijn eigen verdere verfijning af. Toen de stoommachine behoorlijk ontwikkeld was, riep de gedachte dat kracht tot voorbeweging door een machine kan worden opgewekt, automatisch de vraag op of diezelfde kracht ook op andere manieren kan worden opgewekt: met olie of elektriciteit.
De techniek, opgevat als een systeem van kennis, vaardigheden en gedragswijzen, is dus een autonome kracht, zoals ook Jacques Ellul dat zegt[5].
De techniek wordt op die manier echter ook een gevaar voor de menselijke zelfbeschikking. De techniek duwt de menselijke inspanningen immers naar haar eigen steeds verdere vervolmaking, ongeacht het belang dat zulks eventueel heeft voor het voortbestaan van het beeld van de vrije, zelfstandig beslissende mens.
De onttroning van de mens.
Het ziet er dus naar uit dat we in de technische ontwikkeling onze meerdere moeten erkennen.
Techniek is niet alleen een hoop kennis, maar bepaalt ook onze levenswijze, de manier waarop we ons verplaatsen, wat we zullen studeren en hoe we de kost zullen verdienen. Techniek dringt ons een zijnswijze op, een leefwereld en een zelfbeeld dat we misschien nooit zouden hebben aanvaard als we het op voorhand hadden geweten.
De techniek schept daardoor de mens – niet omgekeerd. Samuel IJsseling schrijft: “Volgens hem (Ellul) is techniek geen voorwerp en geen middel, maar een milieu of een horizon die de houding van de mens omschrijft.”[6] De mens is dus een hulpmiddel bij het ontstaan van systemen die zijn controle te boven gaan.
Bernard Stiegler zegt het zo: “De techniek is (…) datgene wat mogelijk maakt én dwarsboomt”.[7]De techniek is dus de beslissende macht. “De mens wordt op een oorspronkelijke wijze door de techniek geconditioneerd”.[8]
Dit is dan de onttroning van de mens als meester van de schepping. Er ontstaat een heus mentaal, technisch en maatschappelijk ordeningssysteem dat zichzelf aandrijft, buiten de mens om. Dat zien we nu helder bij Covid, maar dit patroon herhaalt zich op vrijwel elk terrein van het menselijk bestaan.
Sigmund Freud had al gewezen op onze afhankelijkheid van onbewuste krachten[9]. Nu blijkt, ten tweeden male, dat onze vrije beslissingsmacht vooral een vrome illusie is.
Dat betekent dat niet zozeer het kapitaal de drijvende kracht is, zoals Marx dacht, al is dat kapitaal uiteraard overal aanwezig. Ook kapitaalstromen zijn het gevolg van de ontwikkeling van de technische kennis. Voorbeeld: Tesla zou nu evenveel waard zijn als alle andere autobouwers samen. Dat komt alleen maar doordat Tesla ‘de hoofdplaats’ is waar zich een nieuwe technologie ontwikkelt.
Misschien kunnen Raoul Hedebouw of Frank Vandenbroucke daarover eens nadenken.
Tegelijk met de mens wordt ook de politiek onttroond, want precies die politiek is de plaats waar de mens zichzelf als bepalende en beslissende factor meent te zien. Maar nu is daar de techniek en de politiek lijkt nog slechts een machteloze wegbereider.
Doorheen dit alles zien we hoe de techniek vooral een moraliteitsloos systeem is. Ze volgt haar eigen logica, maar het is geen menselijk systeem omdat er geen spiertje van moraliteit in te bespeuren valt. Laat het optillen van de mens tot een oordelend en kiezend wezen nou net hét model van de morele mens zijn. Daarmee is de val van de menselijke Icarus volledig.
Onttroning van de menselijke wetenschapper.
Sedert de Verlichting zijn we gaan geloven dat onze hersenen het werktuig zijn waarmee we de last van een weerbarstige natuur draaglijk kunnen maken.
Al vanuit de moderne psychologische en fysiologische inzichten blijkt dit in belangrijke mate illusoir te zijn.
Nu zien we dat het niet zozeer de wetenschapper is die bepaalt wat hij zal ontdekken, maar het is de kennis zelf en de techniek die er het gevolg van is die hem op het spoor van nieuwe vindingen zet: de wetenschapper zit opgesloten in een knellend ideeëncomplex.
Er zijn weinig technische hulpmiddelen die zo’n belangrijke rol hebben gespeeld als de microscoop. De ontdekking en het gebruik van de microscoop maakte een hele serie medische vindingen mogelijk, doch dwong tegelijk tot het ontwikkelen van nog betere microscopen, hetgeen leidde tot de elektronenmicroscoop. De ontwikkeling van de elektronenmicroscoop dwong de geleerden sommige ontdekkingen te doen, zoals de bouw van het DNA of de structuur van virussen. Maar na de ontdekking van deze laatste moest wel een bepaalde ziektebestrijding volgen, bijvoorbeeld een waarin het DNA een centrale rol speelt.
Dat lijkt allemaal overdreven, want we lossen niet graag het idee dat wij mensen bij alles het heft in handen hebben. Maar er is inderdaad reden om te zeggen dat de mens een pion is geworden in de voortgang van een blinde macht waarop hij geen greep heeft en waaraan hij zich niet kan onttrekken.
Kun je de mens niet wegdenken uit de wetenschap, dan kun je de ontwikkeling van de techniek en kennis in ieder geval niet wegdenken uit de ontwikkeling van de mens.
Repressief karakter van de techniek.
Er zit zelfs een hatelijk aspect aan die zich zelfstandig ontwikkelende techniek: mensen worden gedwongen, geduwd in een richting die zij zich vooraf niet konden voorstellen en misschien ook nooit zouden gewild hebben – zoals in het geval van de kernbom. Doordat de techniek altijd wel ergens voordeel oplevert – eventueel slechts in de toekomst – leidt ze tot dwingende plichten voor de mens die in het systeem zit opgesloten. Wie zich tegen die dwang verzet, wordt uitgestoten. Wie niet gewillig is, wordt gedwongen.
Neem nu het hele gedoe over de Covid-vaccinatie. Deze vaccins zijn vooralsnog experimenteel[10], maar ze maken nu al deel uit van een blind, zelfstandig draaiend gezondheidssysteem, dat steunt op technologische mogelijk gemaakte vindingen, die bovendien in heel rap tempo elkaar opvolgen. Hoezeer sommige wetenschappers door kranten ook als experts worden opgevoerd: ook zij zijn pionnen in een blind voorthollend systeem dat geen zijsprongen duldt.
De mens is aan gezondheid verhangen. Gezondheid gaat immers boven alles, zo meent hij. Het gevolg is dat de oekazes die uit het blind voorthollende gezondheidssysteem komen door een even blinde politiek tot concrete maatschappelijke praxis worden omgevormd en onaantastbaar worden.
Dat is allemaal niet zo wenselijk. Gezondheid is één van die gedroomde methoden om mensen in het gareel te krijgen en dan belanden we al snel in een surveillancestaat, met sanctionering en al. En omdat de overdonderend snelle ontwikkeling van de betrokken medische machinerie iedereen en alles zo onverwacht overtroeft, wordt iedereen door een soort panische reactie gegrepen.
De technisch-wetenschappelijke ontwikkeling veroorzaakt dan ook een repressief systeem. In de woorden van Heidegger: er wordt door de wetenschap, die van techniek gebruik maakt of erop uitloopt, zoveel uit de verborgenheid gehaald, dat het ons als een tsunami overspoelt.
Meer zelfs: de horizon die door wetenschap en techniek ontstaat krijgt ook een totalitair karakter. In het geval van gezondheid is dat: niets mag los van de gezondheidsmachine en daarom moeten alle geledingen van het menselijk bestaan onder controle worden gebracht.
Dezelfde gedachtegang geldt echter voor elke “vooruitgang”. Wie wil er nu achteruit?
De technische ratio kent alleen maar vooruitgang. Dit is: steeds verdere ontplooiing van de mogelijkheden die in elke technische en wetenschappelijke vinding verscholen zitten. Die mogelijkheden smeken om ontdekt te worden. Uiteindelijk vreet de techniek het hele menselijke leven op.
Transhumanisme.
De zaak wordt nog problematischer als we de lijn die aangezet wordt door het voorthollende karakter van de techniek doortrekken naar relatief nieuwe ontwikkelingen en naar de toekomst.
Het gaat hier om het zogeheten transhumanisme.
Tot nog toe was de techniek vooral een medium waarbinnen onze leefomgeving werd aangepakt. Steeds meer echter dringt technische kennis zich op als mogelijkheid om de mens zélf te “verbeteren”.
Het idee om de mens structureel te verbeteren is al ouder.
Men vindt hiervan al sporen bij Markies de Condorcet (1743-1794). Hoewel Condorcet onmogelijk een redelijk idee kan hebben gehad over de techniek zoals we die vandaag kennen, lezen we bij hem toch de volgende zin: De werkelijke voordelen die zullen voortvloeien uit de vooruitgang die men, zoals wij zojuist hebben aangetoond, vrijwel zeker mag verwachten, kunnen geen andere grens hebben dan die van de perfectionering van de menselijke soort zelf.[11]
Julian Huxley (broer van…) beweerde dat de mens zichzelf kan transformeren als hij dat wil, als geheel, als mensheid. Bekende hedendaagse transhumanisten zijn Ray Kurzweil, Dimitri Itskov, Robert J. White en ook Klaus Schwab.
In de meeste gevallen hebben die mensen een posthumane wereld op het oog, waarvan zij geloven dat de menselijke kwalen, die de mens al eeuwen in hun greep hebben, voorgoed zullen overwonnen zijn.
Hoe ziet men dat in zijn werk gaan?
Schwab kan de Britse prins Charles tot zijn bewonderaars rekenen. Schwab heeft nog iets anders op het oog dan alleen maar de verbetering van de menselijke samenleving. Zo wil hij de huidige Covid-crisis zodanig opzwengelen dat ze de gepaste toestand doet ontstaan om bijvoorbeeld het kapitalisme te hervormen[12]. Ook Schwab denkt dat de toekomstige economie – en dus het toekomstige maatschappelijke bestel – vooral digitaal zal zijn. Hij slaat de plank daarmee zeker niet totaal mis, nu we zien hoe die digitalisering door de overheden met kracht wordt bevorderd. Maar omdat die digitalisering volgens de wetmatigheden die in de eerste alinea van deze bijdrage vermeld zijn niet zal stoppen bij een digitalisering zelf, kan men gerust stellen dat ook het manipuleren van de menselijke natuur zelf zal volgen. Het Hongaarse dagblad Magyar Nemzet verweet Schwab trouwens een transhumanistische wereldorde na te streven.[13] Een totaal andere wereldorde maakt immers geen kans als niet ook de mens zelf is “aangepast”.
In de inleiding van zijn boek Supermens schrijft Peter Joosten: Wij als mensheid zullen wetenschappelijke en technologische vooruitgang niet alleen gebruiken voor vliegende schotels, robots of hologrammen. Wij zullen onszelf ook willen aanpassen, verbeteren en upgraden.”[14] Een blik op de titels van de hoofdstukken van zijn boek is openbarend: “Farmaceutische verbeteringen voor fysieke prestatie, gemoedstoestand, langer leven en cognitie”, “Genetica, genetische modificatie”, “Exoskeletten en protheses voor het ondersteunen of vervangen van ledematen”, ”Implanteerbare onderhuidse chips”. Maar het gaat door: klonen, mini-organen en geprint weefsel voor nieuwe lichaamsdelen, brain-computer interfaces en breinimplantaten, virtuele onsterfelijkheid…
Hij eindigt zijn verhaal met de stelling dat de komst van de supermens onvermijdelijk is.
Er bestaan wel meer van dit soort teksten. De achterliggende idee is altijd dat er een nieuw soort mens moet of zal ontstaan, die de biologische beperkingen van de soort te boven gaat.[15]
Transhumanisme is gebaseerd op de gedachte dat de mens een soort machine is die vanuit een soort computer (de hersenen) wordt gestuurd. En nu verschijnt alweer de kern van de technische kennis: die is erop gericht om een machine te vervolmaken en dat betekent in dit geval het wegknippen van de gedragsbeperkingen die het gevolg zijn van de biologische natuur van de mens. De mens wordt zélf een machine waarop de wetten van de techniek toepasselijk zijn[16].
Het eindresultaat van deze ontwikkeling is dat de mens, zoals we die vandaag kennen, verdwijnt en dat er in de plaats een wezen verschijnt dat 100% compatibel is met de wetten van de techniek.
Daarmee heeft de techniek ook de mens zelf opgevreten.
Freuds irrationaliteit en de lastige vragenstellers.
Zouden die mensen dat allemaal echt menen? Zouden de mensen die het wetenschappelijk-technisch complex bemannen daar geen vragen bij stellen?
Ik doe dat in ieder geval wel.
Niet dat ik de voordelen van de techniek ontken. We zouden zonder zelfs niet eens overleven, zeker niet met de 8 miljard die we nu zijn op deze kleine planeet.
Mij bekruipt het gevoel dat we de mens niet mogen laten opslorpen in een wereldomspannende machine, waarin ik en u een willoos nummertje zijn, meedansend op de tonen van het gespeelde refrein.
Als we dat laten gebeuren, houdt de mens misschien wel op te bestaan.
Dat idee vind je bijvoorbeeld terug in de toekomstroman van Kees le Pair, waarin de biologische mens vervangen is door intelligente robotten die onderdelen laten vervangen als de seks minder goed begint te gaan.[17]
Ik vind dat geen goed idee. Ik vind niet dat we ons bij de onvermijdelijkheid van een degradatie tot slaven in dienst van een zich blind ontwikkelende technische machine moeten neerleggen.
Daarvoor roep ik de goeie oude Sigmund Freud ter hulp. De mens is een irrationeel geval. Hij wist er alles van. Dat irrationele houdt ons vaak voor de gek, en meestal zonder dat we dat zelf in de gaten hebben.
Maar datzelfde irrationele staat op gespannen voet met de eigenzinnige, staalharde ratio van de techniek. Het irrationele laat zich niet in patronen vangen. Het is daarom tegelijk een afwijzing van elke totalitaire aanspraak.
En dus vind ik het goed als mensen gaan betogen “voor de vrijheid” en tegen allerlei beperkende maatregelen naar aanleiding van de Covid-epidemie. Dat kun je wegzetten als onredelijkheid, en dat gebeurt ook. Maar in deze irrationele onredelijkheid verschijnt de mens die zich verzet tegen zijn degradatie tot machteloos speelballetje van de techniek – zelfs al is dat medische techniek.
De irrationele mens vraagt zich af of hij wel moet geloven dat de uitbanning van de ziekte de morele verantwoording is voor het hele medisch-technische systeem. Of dat vooruitgang echt door niets mag gestopt worden.
De weg loopt volgens mij dus langs het stellen van vragen, lastige, kritische, onaangename vragen, waarbij mensen geconfronteerd worden met de gevolgen van hun eigen houding. Dat doet altijd twijfelen. Waarom mogen wij niet meer ziek zijn? Is ziek zijn niet een stuk van de menselijke bestaansconditie? Is ziek zijn geen mensenrecht?
Dat lijkt irrationeel, maar is het dat ook echt?
Niets verhindert ons altijd weer te vragen naar de zin van de wetenschappelijke techniek, zoals zovele denkers ons hebben voorgedaan: is het echt verantwoord om de techniek te (laten) gebruiken om individuen te manipuleren of nieuwe “waarden” bij te brengen, waarmee allerlei “Big–structuren” kennelijk gebaat zijn?[18] [19]
Misschien moeten we ons wat meer zorgen maken over het wetenschappelijk-technisch complex.
Jaak Peeters
December 2021
[1] Klasien Horstman & Ine van Hoyweghen. Wetenschap en politiek in tijden van onzekerheid. Filosofie Tijdschrift, november-december, 2021, blz.3.
[2] Techniek wordt hier opgevat in zeer nauwe samenhang met wetenschappelijke kennis. Ik maak gebruik van de inzichten van enkele filosofen die zich op techniek hebben toegelegd.
[3] M. Heidegger. De techniek en de ommekeer. (Nl. vertaling) Lannoo, 1973, blz. 34 en passim. Heideggers stelling komt voort uit zijn waarheidsbegrip: Veronica Vasterling legt in haar Waarheid en Tijd bij Heidegger (Van Gorcum, 1993, blz. 13) uit: het “het zijnde is ‘waar’ wil niets meer of minder zeggen dan: het zijnde is, en dat wil zeggen: het zijnde verschijnt, of, zoals Heidegger het noemt, is onverborgen.” Als ik zie dat mijn pruimenboom verdroogt, dat zie ik (jammer genoeg) ‘waarheid’.
[4] Koo van der Wal. Nieuwe vensters op de werkelijkheid. Klement, 2011, blz. 263.
[5] Frank Mulder. Murwgebeukt door de machine. De Groene Amsterdammer, 27 maart 2014. Het is van belang erop te wijzen dat techniek ook voor J. Ellul meer is dan de omgang met machines. Propaganda is volgens hem ook techniek. Techniek is het rationeel gebruik maken van kennis.
[6] Samuel IJsseling. Macht en onmacht. Boom, 1999, blz. 145.
[7] Interview met Bernard Stiegler in De uil van Minerva, volume 28, 2015, blz. 303.
[8] Idem, blz. 335. Techniek dreigt dus ons gezichtsveld de vernauwen. Maar dat is een ander verhaal.
[9] Een lezenswaardig boekje daarover is Het mysterie van de hersenstam, van Tjeu van den Berk, Meinema, 2003. Van den Berk wijst naar de onuitwisbare invloed van de primitieve hersenstam om ons gedrag en relativeert daarmee de corrigerende werking van de cortex.
[10] https://www.youtube.com/watch?v=4nWkBACvmAk. Prof Capel is emeritus en was gewoon hoogleraar besmettingsleer, in het bijzonder de experimentele immunologie, vanaf 1 september 1987 aan de universiteit van Utrecht. Zie ook: Fl. Moes, Het placebo-dilemma. Over ethiek, geloofwaardigheid en publiek vertrouwen in Covid-19-vaccinstudies. Filosofie Tijdschrift, nov.-dec., 2021, blz. 22 -26. En voorts: E. Lievevrouw, L. Sifffels & M. Lanzin, Een vernieuwd vertrouwen in Big Tech? Filosofie Tijdschrift, nov.-dec., 2021, blz 2731
[11] Jean Antoine Nicolas de Caritat, Markies van Condorcet. Over de vooruitgang van de menselijke geest (NL vertaling) Klement, 2008, blz. 193.
[12] De zogeheten build back better.
[13] In maart 2021.
[14] Peter Joosten. Supermens. Bot uitgevers, 2020, blz. 14.
[15] Dieter Hammer, Diederick Spranger, Jesse Mulder, Frank Storm en Arie Bos. Transhumanisme. Nearchus, 2018, blz.19.
[16] Dit sluit aan bij de inzichten van Mark Elchardus, in zijn Reset, Ertsberg, 2021, blz. 9. Elchardus spreekt over een Faustiaanse beschaving.
[17] Kees le Pair. De tweede apocalyps. 2017. (Eigen beheer)
[18] Bernard Stiegler: Toute technologie est porteuse du pire autant que du meilleur. In Le Temps, 22/3/2018.
[19] https://thenationalpulse.com/news/conflict-reuters-chairman-is-pfizer-investor-and-board-member/