Ik heb het zinnetje, dat de titel van deze bijdrage vormt, twee keer moeten lezen. Het stond bovenaan een stuk van de bekende Rijksnederlandse columnist Sylvain Ephimenco, dat te lezen stond in Trouw van 27 juli 2014.
Ephimenco, die op het ogenblik van de nationale rouw in zijn land naar aanleiding van de ramp met de Boeing in Oekraïne in Italië zijn vakantie doorbracht, zegt aangenaam verrast te zijn door de waardige manier waarop Nederland de slachtoffers van de raketinslag geëerd heeft.
Dat was in ieder geval beter dan wat in België is gebeurd, waar Philippe Cobourg het niet eens nodig vond zijn bezoek aan Tomorrowland (of zoiets) af te gelasten – hoewel er ook ‘Belgische’ slachtoffers zijn gevallen. En zelfs als dat laatste niet het geval zou zijn geweest, dan zou het een daad van goed nabuurschap zijn geweest om alvast voorlopig niet te opzichtig te feesten.
Het commentaar van Ephimenco heeft mij in ieder geval doen denken. Hoewel hij zelf enkele dagen voordien zijn begrijpelijke boosheid niet had kunnen verbergen, blijken enkele dagen afstandelijke rust en het toekijken op de manier waarop zijn gemeenschap met de rouw en het verdriet om is gegaan, hem tot rustiger en wijzer gedachten te hebben gebracht.
Dat is op zich een verademing midden al het oorlogszuchtige gekrijs en wraakzuchtige getier van leiders die al meteen Poetin tegen de muur spijkerden en hem met sancties overlaadden, lang voor enig onderzoek zelfs maar een idee van de ware of volledige toedracht had kunnen brengen, en nog minder een duidelijke schuldige had kunnen aanwijzen – tenzij hulp verlenen aan volks- of bondgenoten fout is, maar dan zijn vele landen schuldig. Waarom overigens doet me dit onwillekeurig aan Irak denken, waar tot op de huidige dag nog steeds geen massavernietigingswapens werden gevonden? Nochtans was deze beschuldiging de aanleiding op het land binnen te vallen – een inval door een land dat zelf zowat de grootste massa ter wereld aan vernietigingswapens in zijn arsenalen opgestapeld heeft.
Mezelf staat de cynische manier waarop politieke machthebbers misbruik hebben gemaakt van de dood van bijna 300 mensen om te interveniëren in een conflict waar ze kennelijk niets van begrijpen me erg tegen.
Dat in een oorlog vliegtuigen worden neergehaald is van alle tijden – tenminste zolang er vliegtuigen bestaan. Dat het neerhalen van een burgervliegtuig onverdedigbaar is, betwist niemand. Dat het zonder meer roekeloos is om burgertoestellen een oorlogsgebied te laten overvliegen is evident. Dat het hier om ontoelaatbare roekeloosheid gaat is zelfs stuitend evident, omdat we weten dat verschillende vliegtuigmaatschappijen eerder al hun vluchten uit dat gebied hadden verlegd en er al eerder vliegtuigen waren neergeschoten.
In plaats echter van meteen te slingeren met onbewezen beschuldigingen en de vinger naar het Oosten te richten, ware het wijzer geweest om éérst en vooral naar de originele feiten zelf te kijken, om dan wellicht te constateren dat er zonder de hogergenoemde roekeloosheid nooit wat zou zijn gebeurd.
Ik wil Poetin niet verdedigen: dat moet hij maar zelf doen. Maar hij is niet slechter of niet beter dan die andere leiders, als die zich zo voortvarend beschuldigend uiten en daarmee een spanning scheppen die aan oorlogsstokerij doet denken, met name ook vanuit een EU die duidelijk op expansie uit is. Natuurlijk dat Rusland ongerust wordt met een NAVO aan de voordeur! Het is allemaal een beetje ontmoedigend dit te moeten zeggen, net nu we de honderdste verjaardag ‘vieren’ van de Eerste Wereldoorlog.
Velen gaan overigens voorbij aan het feit dat inmiddels zo’n 100 000 Russen uit Oost-Oekraïne naar Rusland zijn vertrokken. Die mensen doen dat niet voor hun plezier. Het is daar echt oorlog en bovendien: in een oorlog gebeuren altijd vreselijke dingen – bij àlle partijen, zoals we inmiddels wel weten. Wat nog meer is: ook de Russen in Oost-Oekraïne hebben hun nationale rechten.
Neen: met wat simpele slogans komen we er echt niet. Den volke wat wijsmaken om het eigen onvermogen om op een evenwichtige manier met de dingen om te gaan te verdoezelen en daarbij bewust sommige aspecten buiten beschouwing te laten: dat noem ik cynisme.
Het wordt dan ook tijd dat de balans wat meer in evenwicht raakt en wat minder onderhevig aan propagandistische manipulatie.
Een dergelijke oproep kun je evenwel elk jaar enkele keren herhalen.
Is een dergelijke evenwichtige houding menselijkerwijze wel mogelijk? Worden we niet altijd weer in het emotionele gewoel opgenomen, zodat we zelf telkens weer de greep op onszelf kwijt spelen?
Ephimenco heeft het rouwgebeuren aangegrepen om dieper naar de ziel van de mens in Nederland te tasten. Op die manier levert hij zijn eigen bijdrage tot het scheppen van wat meer evenwicht.
Hij doet een opmerkelijke constatering: ondanks het fel toegenomen individualisme – zelf schuwt hij het woord cynisch niet – blijkt Nederland één en ondeelbaar te zijn als een groot onheil toeslaat.
Het is een gedachte die veel verder reikt dan de grenzen van het kleine Rijksnederland. Het heeft van doen met de mentale en psychologische gesteldheid van de hedendaagse westerse mens in het algemeen.
Wanneer we over individualisme spreken, dan krijgen we heel vaak een wat wrange bijsmaak in de mond. Individualisme roept de gedachte aan egoïsme op. En niet zomaar egoïsme, maar een egoïsme van cynische aard.
Men kent het verhaal van de Griekse cynici, met Diogenes op kop. Nadat hij twintig jaar lang in de betere milieus van Athene had rondgehangen nam hij afstand van dat leven en koos voor een leven in simpele goedheid – het woord is van Bertrand Russell. Hij predikte een terugkeer naar de natuur, verwierp persoonlijk eigendom, verwierp instituties als een regering en ging een eenvoudig leven leiden, ‘als van een hond’ – vandaar de naam ‘hondachtige’ of ‘cynicus’.
In onze dagen roept het begrip ‘cynisme’ het idee op van oneerlijkheid en volstrekte onbetrouwbaarheid, ja zelfs van leugenachtigheid. Ja: ik denk hier onder andere aan de Irakkwestie. Cynisch is ook iemand die volgevreten constateert dat zijn buurman honger lijdt en dan vervolgens verklaart dat men in het leven nou eenmaal geluk moet hebben, om dan ongestoord zijn weg te vervolgen. Cynisme achten we verwerpelijk, onmenselijk en hard en niemand houdt ervan cynisch genoemd te worden.
En zo zou de Nederlander, verklaart Ephimenco retorisch, een cynisch mens zijn geworden: egoïstisch, individualistisch en gericht op persoonlijk eigenbelang.
Als dat juist zou zijn, hoe is het dan mogelijk dat Nederland kennelijk diep oprecht één minuut lang gewoon helemaal stilvalt uit respect voor de 300 doden van het neergeschoten vliegtuig?
Inderdaad welt onweerstaanbaar de titel van Ephimenco’s stuk zo op.
Maar misschien is dat allemaal toch niet zo verwonderlijk als het lijkt.
Een paar jaar geleden reeds heb ik in deze reeks een stuk geschreven over het historische proces van individualisering. Mijn stelling luidde dat de menselijke bestaanshabitus – althans in West-Europa – doorheen de eeuwen steeds individualistischer is geworden.
In de Middeleeuwen lag dat helemaal anders. Mensen waren toen een deel van een als natuurlijk ervaren orde, door God gegeven en daarom ongenaakbaar. Maar geleidelijk aan, tegelijk met het langzaam doorkomen van de Moderne Tijden – dus zo vanaf de vijftiende eeuw, ongeveer – is stilaan het individu op het toneel verschenen. Op het einde van de achttiende eeuw vierde dat individu zijn grote bevrijding: de Franse Revolutie is de triomf van de individualistische mens.
Vandaag is het individualistische principe niet meer weg te denken. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, opgenomen in de preambules van de Verenigde Naties, legt daar krachtig getuigenis van af.
Maar zo krijgen we tegelijk twee verschillende betekenissen van het begrip ‘individualisme’ voor ons.
De eerste betekenis is de negatieve, haast synoniem met egoïsme en verwijzend naar een totaal gebrek aan belangstelling voor de anderen.
De tweede, naar mijn mening originele betekenis beklemtoont het loskomen van de individuele persoonlijkheid uit de greep van de collectiviteit.
Deze tweede betekenis is het die Ephimenco voor ogen staat, als hij schrijft dat individualisme en collectief besef best samen kunnen gaan.
Ik denk dat de schrijver een punt heeft.
Wat betekent immers: loskomen uit de greep van de collectiviteit? Het betekent niets anders dan dat de moderne, hedendaagse mens in staat is om verschillende rollen te spelen – of moet ik zeggen: ‘zijn’? Individualisering zou dan gelijk staan met het vermogen resp. de vrijheid verschillende, van elkaar onderscheiden rollen op te nemen. Een individu speelt doorheen het leven en beurtelings verschillende rollen: die van echtgenoot, vader, moeder, kerkganger, bijzitter in een kiesbureau, werknemer, kantoorhoofd, amateur-tuinier, lid van een duivenbond, lid van de gemeenteraad, lid van een staatsgemeenschap, lid van een volksgemeenschap en ga zo maar door.
Het verschil met de Middeleeuwen zit dan in het feit dat het heen-en-weer springen van de ene rol naar de andere in die tijden veel moeilijker was of zelfs onmogelijk. Individualisering is dus tegelijk losser komen, meer vrijheid maar ook meer verantwoordelijkheid krijgen.
Welnu: Ephimenco heeft gelijk dat dit losser komen staan tegenover de verschillende onderscheiden rollen die een mens doorheen het leven opneemt zijn solidariteit met zijn landgenoten niet hoeft te ondermijnen. De mens neemt immers telkens andere rollen op. Meteen wordt ook solidariteit over de grenzen heen mogelijk, zonder zichzelf op te geven. Vrijheid en verantwoordelijkheid gaan samen.
Die evenwichtige balans, vrij van propagandistische manipulatie, waarover ik het hierboven had, komt hier weer voor de dag. Immers: het is niet het één of het ander, maar het één én het ander, beurtelings, afhankelijk van de omstandigheden van het ogenblik. Zo kan de balans weer in evenwicht. Zonder propaganda.
Van rol verwisselen vergt afstandelijkheid en die is pas mogelijk vanaf een zekere graad van vrij individualisme en vereist, tegelijk en niet minder, het vermogen om binnen elke rol verantwoord te denken en te handelen. Alweer kunnen we propaganda als kiespijn missen. Afstand nemen van de propaganda lijkt dan erg veel op het loskomen van de mens uit zijn Middeleeuwse knellende banden. Dit soort individualisme en vrij en zelfstandig handelen gaan hand in hand.
Door dit alles zo te stellen nemen we tegelijk afstand van de maatschappelijke strekkingen die elke vorm van nationale samenhorigheid verwerpen, omdat die een wereldwijde solidariteit in de weg zou staan. Wie dat beweert geeft te kennen geen of alleszins veel te weinig vertrouwen te hebben in de goede krachten in de menselijke natuur en in het vermogen van de normale, modale mens om zowel het één als het ander hoog te achten, dit wil zeggen zich in verschillende rollen correct te gedragen. Deze gedachtegang brengt ons ook terug bij de manier waarop de leiders van oost en west omgaan met de gebeurtenissen in Oost-Oekraïne: de ander valt van geen kanten te vertrouwen en moet daarom onder de knoet gehouden worden.
Dat is echter een oorlogslogica, de logica waarin vele westerse leiders verzeild zijn geraakt. Wie daarin verstrikt geraakt riskeert in een dodelijke spiraal terecht te komen, omdat men aan zijn eigen consequentie verplicht is het goede in de andere te verdonkeremanen en zijn hele gedrag op de gepercipieerde slechtheid van die ander af te stemmen. Als de ander per definitie slecht van inborst is, dan zijn tegenmaatregelen immers absoluut noodzakelijk. Niet praten, overleggen, luisteren naar elkaar – àlle partijen vrijuit hun rol te laten spelen – is dan de boodschap, maar de harde hand, waarbij de ander moet ‘boeten’ – een primitief mechanisme dat door René Girard met zoveel verve bloot werd gelegd. Het is een terugkeer naar de prangende banden van de Middeleeuwen, omdat er een verbod wordt uitgevaardigd om vrijuit verschillende rollen te vervullen: deze van onderzoeker, waarnemer, ethisch denkende mens, bezorgde westerling maar ook even bezorgde aardbewoner.
Op een indrukwekkende manier heeft de modale Rijksnederlander ons getoond dat de en-endenken nochtans mogelijk is: je kunt diep meeleven met slachtoffers en toch nationaal denken. Een balans in evenwicht is dus mogelijk. Mensen zijn bij machte om zowel het één als het ander in ogenschouw te nemen en diverse rollen naar behoren spelen. Ze kunnen zowel het individu als de collectiviteit hoog achten, zowel het eigen belang nastreven als oog hebben voor de belangen van anderen en, in het Oekraïense geval, zowel het neerschieten van burgervliegtuigen ten gronde veroordelen en als aandacht te schenken aan de nationale beweegredenen van de Russen in Oost-Oekraïne, zonder te vervallen in primitieve wraakredeneringen – op voorwaarde natuurlijk dat ‘men’ niet knoeit met de informatie, hetgeen het democratisch gehalte van Europa helemààl onder het vriespunt zou brengen. Nederland toont dat we terecht mogen geloven in de goede vermogens in de mens, dat evenwicht mogelijk is en primitieve oorlogslogica niet hoeft.
Nederland spot zodoende met de kortzichtigheid van politieke leiders.
Immers: solidariteit met het collectief kan samengaan met een grotere mate van individualiteit. En waarom zou het collectief te allen tijde tot de eigen natie beperkt moeten blijven? Waarom zou solidariteit niet met àlle gekwetste groepen mogelijk zijn?
Dit is onze hoop voor de vrede: we leveren onszelf, onze identiteit, ons gezin, onze natie niet uit en we vragen evenmin dat iemand anders dat doet. Het enige wat we vragen is de vrijheid en de mogelijkheid achtereenvolgens de rollen op ons te nemen, die bij de omstandigheden passen en almeteen dus te geloven in de positieve krachten in de mens.
Jaak Peeters
Juli 2014