Huistaal = onderwijstaal?

Kritische bedenkingen bij een ondoordacht voorstel

 

1. Inhoud van het voorstel

 

Sinds enige tijd komen enkele taalkundigen op voor een fundamentele verandering in ons onderwijsstelsel. In het Vlaams Parlement wordt over dit onderwerp zelfs een hoorzitting gehouden.

Ze bepleitten de invoering van de huistaal als onderwijstaal. Marokkanen zouden dus in het Marokkaans ( Arabisch of Berbers?) opgeleid worden, Turken in het Turks, Kosovaren in het Kosovaars, Polen in het Pools en Franstaligen in het Frans.

De dominantie van het Nederlands in het onderwijs zou dus volledig verdwijnen.

Er worden diverse argumenten bedacht om deze toch wel buitengewoon grondige verandering in onze onderwijspolitiek te verdedigen. Naar buiten uit wordt deze verandering verkocht met het argument van de efficiëntie: de opleiding zou efficiënter zijn en dus bijv. bijdragen aan het vermeerderen van arbeidskansen van immigranten, van wier lagere deelname aan “hogere functies” men in bepaalde milieus nog steeds op een verkeerde manier een levensgroot probleem maakt. Men kan zich zelfs voorstellen dat men het recht op nationale emancipatie voor immigrantengroepen aanvoert.

Ik zal hieronder deze zaak nader analyseren om vervolgens, vanuit verschillende hoeken, mijn kritiek te formuleren.

 

2. Analyse

 

2.1. Historische aspecten.

De invoering van het principe van het hanteren van de thuistaal als onderwijstaal hangt samen met de emancipatie van de volkeren. Miroslav Hroch heeft in een reeks vergelijkende studies het verband tussen talige en nationale ontvoogding laten zien[1]. Ook in onze eigen Vlaamse nationale geschiedenis is het verband van talige ontvoogding met algemene sociale en politieke ontvoogding altijd een centraal punt geweest. Talrijke schrijvers hebben dit in het verleden tot uitdrukking gebracht[2]. Omgekeerd heeft de verwaarlozing of veronachtzaming van de eigen volkstaal geleid tot het thans onbeheersbaar geworden probleem Brussel, dus mede als gevolg van de verfransing van deze stad[3].

 

Volgens M. Hroch  valt een nationale emancipatiebeweging uiteen in drie fasen.

Fase A, de eerste, vindt plaats als intellectuelen, schrijvers, kunstenaars en taalkundigen op zoek gaan naar de eigen volkstaal of die (meestal) herontdekken.

Fase B vangt aan als politieke activisten onder meer de emancipatie van de eigen volkstaal tot een politiek actiepunt verheffen.

Fase C begint wanneer de nieuw ontvoogde nationaliteit zich algemeen over de betrokken gemeenschap begint te verspreiden, er eigen politieke en maatschappelijke instituties ontstaan en de eigen taal volwaardig wordt.

Het is duidelijk dat Vlaanderen zich thans in deze derde fase bevindt.

 

Ook in de fasering van Hroch zien een strak verband tussen talige en politieke en sociale ontvoogding. We zien dat bijvoorbeeld ook in de geschiedenis van Pieter Daens.

De verdediging van de nationale taal is echt geen kenmerk voor de kleinere volkeren. Bekend is het werk van J.G. Herder, die in het bestaan de hand van de Voorzienigheid zag[4]. Piet Leupen vermeldt dat talige aanhorigheid reeds in de Middeleeuwen een criterium was voor het onderscheiden van groepen van elkaar[5].  In zijn monumentale Ontdekking van de Middeleeuwen beschrijft Peter Raedts de ijver waarmee verschillende Franse intellectuelen in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw opkwamen voor de verdediging van de Franse taal en cultuur – hoewel die niet bepaald in gevaar was. Augustin Thierry sprak zelfs over “de waarheid van de couleur locale[6].

De emancipatie van de taal, die als de eigen, nationale taal werd opgevat[7] werd doorheen de hele geschiedenis[8] en in alle volkeren[9] geassocieerd met de ontwikkeling, ontvoogding en modernisering in algemene zin van de volksmassa’s.

 

2.2. Politieke en sociale aspecten.

Verschillende auteurs hebben de talige ontvoogding heel uitdrukkelijk gekoppeld aan de maatschappelijke en sociale ontvoogding, doch ook, en niet minder, aan de ontplooiing van de volwaardigheid van de menselijke persoon als burger en als volwaardig mens met gelijke rechten. Taal werd zoals gezegd als onderscheidend teken tussen groepen gebruikt. Maar zulk onderscheiden deed zich ook voor tussen sociale klassen. In de feodale maatschappij hanteerden de heren de volkstaal voor hun vermaak[10], maar zelf spraken ze onder elkaar een “voorname taal”. Miroslaw Hroch heeft aandacht geschonken aan de krenkende aard van deze houding[11]. In Vlaanderen heeft Ernest Claes in zijn Kosthuis van Fien Janssens deze krenkende en vernederende behandeling van de volkstaal door de hogere, anderstalige klassen beschreven.

Het is duidelijk dat taal en taalgebruik niet alleen maar in communicatieve termen kunnen worden opgevat, maar dat taal en taalgebruik op een fundamentele manier verbonden zijn met het sociale en morele bestaan van volken. Taalpolitiek is dus tegelijk sociale en maatschappijpolitiek. Onderwijs dient om de taal op een gesofistikeerde manier aan de volgende generatie door te geven en dient dus niet alleen culturele, maar misschien nog meer sociale en maatschappelijke doeleinden.

 

2.3. Taal als bibliotheek van betekenissen.

Vele auteurs[12] hebben het idee dat de taal een communicatiemiddel is bestreden.  De Duitse filosoof Leibniz was van mening dat de natuurlijke taal eigenlijk niet als communicatiemiddel geschikt is, en dat er een soort wiskundige taal was zelfs moest komen, om misverstanden uit te sluiten.

Talen zijn op de eerste plaats een symbool van macht en prestige, maar, meer nog: een vat van betekenissen. Talen zijn namelijk verbonden met culturen, met dus de geschiedenis van de groep die de taal spreekt, met de verlangens en de dromen van de sprekers van die taal. Afrikaanssprekenden hebben, veel meer dan Nederlandstaligen, alternatieve Afrikaanse woorden gezocht voor moderne Engelse termen. Een voorbeeld is de rekenaar voor computer. Geconfronteerd met het zich sterk in hun land opdringende Engels, hebben de Afrikaners de behoefte gevoeld om zichzelf, hun eigenheid en dus hun talige identiteit veel bewuster te handhaven dan bij ons thans gebeurt. Ouderen herinneren zich nog neologismen zoals duimspijkers en regenschermen of zelfs, gedurende enige tijd, de spreekdraad. Het bezit en het behoud van de eigen taal komt overeen met het behoud van de eigen cultuur. Cultuur is niets anders dan de manier waarop een gemeenschap in de wereld staat. Haar taal drukt deze manier uit. Taal is zodoende een bibliotheek van betekenissen.

 

2.4. Taal en symbolische wereld.

De hiervoor genoemde cultuur als uitdrukking van de manier om in de wereld te staan, kan in navolging van de Franse psycholoog Lacan opgevat worden als een symbolische wereld. Een voorbeeld is de beleving en de verwerking van de gebeurtenissen van de Tweede wereldoorlog. Deze oorlog heeft in het collectief geheugen van ons volk buitengewoon diep ingegrepen. Nog steeds vinden politici het nodig om onze kinderen met “herinneringseducatie” te bewerken. Dat bewijst dat de oorlog en wat er gebeurt in onze gedachtewereld nog steeds rondwoelt en dat we nog steeds bezig zijn met de verwerken ervan.

Hoewel iedereen nu inmiddels wel weet dat dit verwijt geen wiskundige grond heeft, wordt de collaboratie in 1940-1945 door sommigen nog steeds geassocieerd met Vlaamse Beweging en met het Vlaams nationalisme. In Nederland, waar er geen behoefte bestond aan een nationale emancipatie, werd het begrip “nationalisme” helemaal, en ten onrechte, met nazisme verbonden[13]. Deze enkele elementen illustreren wat hier bedoeld wordt met “een symbolische wereld”.

Tot die symbolische wereld behoort ook de taal en de lotgevallen van die taal doorheen de geschiedenis[14]. De talige benadeling zal in Vlaanderen nog vele, vele generaties lang een centraal onderdeel van onze collectieve wereld van betekenissen blijven.

 

3. Concrete plaatsing van het voorstel.

 

De hoger kort besproken achtergronden dienen meegenomen te worden bij de behandeling van het idee om in Vlaanderen van de thuistaal meteen de onderwijstaal te maken.

De reden waarom dit moet gebeuren is dat talen bij alle mensen over de hele wereld en in alle tijden gelijkaardige emotionele en politieke waarde hebben[15]. De omschakeling die men hier voorstelt, heeft dus vandoen met de universele zijnswijze van de leden van de menselijke soort. Anders gezegd: de gedragspatronen die we in onze eigen, autochtone geschiedenis terugvinden, vindt men ook terug bij de autochtone gemeenschappen waaruit de immigranten afkomstig zijn. Derhalve zullen dezelfde krachten, drijfveren en verlangens ook onder hen werkzaam zijn.

Wie dus de thuistaal als onderwijstaal wil invoeren, grijpt bijgevolg bijzonder diep in het leven van onze samenleving in. Bij zo’n proces raakt men onverbiddelijk zowat alle maatschappelijke, sociale, culturele en politieke verhoudingen aan, zoals die zich in de loop van vele decennia, vaak met zware moeilijkheden hebben gevestigd.

Derhalve is het voorstel om de thuistaal van immigranten voortaan ook als onderwijstaal te gaan hanteren, geen onderwijskundig voorstel, zoals de protagonisten beweren, doch een politiek en maatschappelijk project van revolutionaire aard, die even diep ingrijpt als de invoering van de taalwetten van de jaren dertig van vorige eeuw.

Als die stap zou gezet worden, zou dat dus een grondige breuk met een groot stuk van ons verleden in zijn volledige totaliteit betekenen.

 

4. Beoordeling van het voorstel.

 

4.1. Praktische implicaties

 

We staan eerst even stil bij de praktische gevolgen die een dergelijke stap zou hebben, hoewel deze overwegingen beter kunnen worden gemaakt door mensen die in het veld staan.

Als de thuistaal ook de onderwijstaal moet worden, welke migrantengroepen zullen dan dit recht krijgen? Allemaal, ook de kleinste groepen? Wie zal zorgen voor het didactisch materiaal? De gebouwen? Is zulke versplintering van het onderwijslandschap in deze tijd waarin de overheid streeft naar grotere schooleenheden echt wel verdedigbaar?

Zullen er verschillend onderwijsnetten moeten komen, hoe zal de inspectie zijn en hoe zal gegarandeerd worden dat de diploma’s gelijkwaardig zijn? Bestaan er in die immigrantentalen altijd volwaardige alternatieven voor de Nederlandse terminologie voor specifieke opleidingen? En tenslotte: heeft iemand een idee van de kostprijs van dit alles, in een tijd nota bene van opengrenzen, waarbij de concurrentie dus vlijmscherp is en alle kosten moeten worden weggesneden?

 

4.2. Politieke implicaties

De politieke implicaties zijn zo mogelijk nog groter. Om te beginnen wordt de volledige taalwetgeving op de helling geplaatst, want als de onderwijstaal haar status van unieke taal verliest, zal dat ook voor elk ander gebruik van de taal gebeuren. Een hele nieuwe taalwetgeving zal moeten opgebouwd worden, doch ditmaal niet met de mensen met wie we sinds honderden jaar een vrijwel identieke geschiedenis delen. Hoe zal de morele gelijkwaardigheid van al die scholen en opleidingen worden gegarandeerd, vermits een dergelijk thuistaalonderwijs – gegeven het feit dat de taal een bibliotheek van betekenissen is – meteen ook het hele waardenpatroon van de verschillende immigrantengroepen naar voren haalt. Hoe zal men een balkanisering vermijden of zelfs Joegoslavische toestanden[16]?

Hoe zal men de autochtone bevolking ertoe kunnen overhalen om dat alles ook financieel te dragen? Kan men zich een idee vormen van de partijpolitieke reacties wanneer men zoiets onderneemt?

 

4.3. Implicaties van culturele aard

De implicaties van culturele aard kan iedereen voor zichzelf opsommen. Hier wordt volstaan met duidelijk te maken dat een dergelijke ingreep onvermijdelijk naar de totale versplintering van onze samenleving voert. De onzekerheden die onze tijd kenmerken, zullen derhalve groter worden. Men kijke even naar de internationalisering van Brussel en omgeving en men moet zich eens voorstellen wat voor spanningen en onrust hierdoor worden opgewekt.

 

4.4. Inburgering

Het is een groot vraagteken hoe in het voorstel nog van enige vorm van inburgering sprake zal kunnen zijn. In Nederland voert de overheid actie onder het thema: “ Nederlandse taal verbindt ons allemaal”. Precies dàt element van verbinding wil men nu weghalen. Het is verbazend dat men zulks in 2013 nog moet herhalen, maar als de onderlinge communicatie verdwijnt, dan verdwijnt meteen het onderlinge vertrouwen dat nodig is om één, samenhangende maatschappij te vormen. Zo’n vertrouwen is nodig om een stabiele en solidaire samenleving te vormen. Hoe zal men Islamitische migranten ertoe brengen financiële offers te brengen voor Joodse groepen? De Engelse sociaal-democraat David Miller heeft dit thema tot één van zijn hoofdonderwerpen gemaakt[17]. Zijn conclusie luidt dat de republikeinse maatschappij, waar hij voorstander van is, en die we gewoon een echt-democratische samenleving kunnen noemen, zonder intern wederzijds vertrouwen ondenkbaar is. Welnu: precies het centrale middel om dit vertrouwen te garanderen, namelijk de ongehinderde wederzijdse communicatieve toegankelijkheid, wordt door dit voorstel volkomen onderuit gehaald.

Inburgering wordt in deze omstandigheden volstrekt onmogelijk. Immers: inburgering bestaat eruit dat de immigrant zich de symbolische wereld van de autochtone maatschappij eigen maakt. Door dat te doen, verandert hij die symbolische wereld een heel klein beetje. Inburgering betekent dus nooit het onherkenbaar opgaan in de autochtone maatschappij, maar houdt inderdaad, zij het in begrensde mate, het leveren van een eigen bijdrage in. Maar door de maatschappij te versplinteren, verschijnen verschillende symbolische werelden als gelijkwaardig naast elkaar. Ze staan als concurrenten tegenover elkaar. Derhalve valt elke logische noodzaak tot inburgering weg. De kritiek die uit sommige hoek opklinkt met betrekking tot de onvrede over de transfers van Vlaanderen naar Wallonië zal in die omstandigheden niet alleen grenzeloos vermenigvuldigd worden, maar, aangezien mensen doorgaans vooral door materiële belangen worden aangesproken, zal zij de hele maatschappelijke habitus vergiftigen.

 

4.5. Morele dimensie

Tenslotte is er een diep-morele kwestie met deze zaak verbonden. Behalve de mensen die om redenen van lijfsbehoud asiel hebben gezocht, zijn de meeste immigranten hier vrijwillig gekomen. Men moet niet komen aandraven met de slechte toekomstkansen in hun eigen landen. Daartoe had men, zoals van Vlaamsnationale zijde al zo vaak werd gevraagd, de ontwikkelingssamenwerking kunnen hervormen, zodat mensen niet gedwongen worden om van pure ellende duizenden kilometers ver in vreemde, koude oorden hun kansen te zoeken. Ons volk hééft met dit soort miserie veel ervaring: het is onze plicht alles te doen wat mogelijk is om andere volkeren te helpen de miserabele toestanden waarin onze mensen hebben geleefd, te besparen.

Natuurlijk stelt dit het hele vraagstuk van de migratie aan de orde, maar hier wezen volstaan door te stellen dat het voorstel om van de immigrantenthuistaal ook de officiële onderwijstaal te maken, in  werkelijkheid een bestendiging is van onrechtvaardige toestanden.  Tegelijk worden zware moeilijkheden in eigen land veroorzaakt, waarvan eenieder weet dat ze vooral op de schouders van de zwaksten uit onze samenleving zouden komen.

Voor wie vrijwillig beslist om hier te blijven, bestaat er maar één goede aanpak: de radicale keuze voor de volledige integratie in onze samenleving, zeg maar: inburgering.

Er is nog een ander aspect.

Het Vlaanderen van vandaag is geen natuurlijke toestand: het is de vrucht van een ontvoogdingsbeweging waarvan men de eerste wortels al vroeg in onze geschiedenis kan terugspeuren. Vlaanderen is, sinds de grote volksverhuizingen van de derde en de vierde eeuw, een etnisch min of meer afgelijnd gebied. Op dit gebied heeft de zich hier tot autochtonen ontwikkelde bevolking haar eigen emancipatie verwezenlijkt. Er bestaat niet één argument om deze feiten te veroordelen.

Echter: voor de immigrant ligt dat helemaal anders,  vermits Vlaanderen niet zijn stamland is. Het recht op emancipatie in hun eigen land kan de Koerden, de Marokkanen, de Kosovaren enz. niet worden ontzegd. Maar tegelijk heeft ieder volk het onvervreemdbare recht om zijn eigen identiteit en de integriteit van zijn eigen territorium te handhaven. Dat recht is trouwens een van de fundamenten van het internationale volkenrecht.

Anders gezegd: de emancipatierechten van immigranten in Vlaanderen zijn van een andere aard dan deze van de autochtone gemeenschappen op hun eigen territorium. Ze komen neer op het recht om een volwaardig Vlaams burger te worden. Maar dat wordt men niet door zich van die Vlaamse gemeenschap af te scheiden, zoals onvermijdelijk het gevolg van dit voorstel zal zijn.

Wie, in de lijn hiervan, opkomt voor de nationale emancipatie van de immigranten in Vlaanderen, doet daarmee tegelijk in even grote of nog grotere mate afbreuk aan de nationale rechten van de autochtone Vlaamse bevolking en haalt één van de grondprincipes van het recht in het algemeen overhoop: de wederkerigheid.

 

Er zijn sinds de conferentie van Bandung en van Algiers helaas nog steeds niet bindende afspraken gemaakt over de autochtone rechten van de volkeren[18]. Maar het is duidelijk dat een zogeheten nationale emancipatie van immigranten in Vlaanderen niet hetzelfde is als zo’n emancipatie in hun eigen land.

 

 

 

Mijn conclusie ten aanzien van het toch wel hoogst vreemde voorstel om van de thuistaal de onderwijstaal te maken is even kort als duidelijk: onbespreekbaar.

 

 

 

 

 

uistaa


[1] M. Hroch. Social Preconditions of National Revival in Europe. Columbia, 2000. Idem: Comparative Studies in Modern European History, Ashgate, 2007. Idem: Das Europa der Nationen. Vandenhoeck & Ruprecht, 2005.

[2] Enkele voorbeelden zijn: Maurits van Haegendoren, Vlaanderen eisende partij. Heideland, 1966;Idem, De Vlaamse Beweging nu en morgen (2 dln), Vlaamse Pockets, 1962. Max Lamberty, Philosophie der Vlaamsche Beweging, Cultura, 1933,

[3] Ria van Alboom, De verbeulemansing van Brussel. BRT-uitgaven, 1990. Roel Jacobs, Een geschiedenis van Brussel. Lannoo 2005.André Monteyne. De Brusselaars, Lannoo, 1981. Ook Paul de Ridder heeft over dit probleem belangrijk werk verricht.

[4] J.g. Herder. Another Philisophy of History. Translation Ioannis Evrigenis and Daniel Pellerin. Hackett, 2004.

[5] Piet Leupen, Keizer in zijn eigen rijk. Wereldbibliotheek, 1998.

[6] Peter Raedts. De ontdekking van de Middeleeuwen. Wereldbibliotheek, 2012.  Ook het nieuwe boek onder redactie van Wessels & Bosch, Nationalisme, naties en staten, Vantilt, 2012, besteedt aandacht aan deze materie.

[7] Ik ga hier bewust voorbij aan de hele problematiek van het verschil tussen het zgn. Westers nationalisme versus het Oosterse, of datgene wat in Vlaanderen staatsnationalisme heet versus volksnationalisme.

[8] Herodotos vertelt in zijn “Verslag” uitvoerig over onder meer de taalverschillen onder de volkeren die hij (werkelijk of niet) bezocht heeft.

[9] In verschillende van zijn publicaties maakt Anthony D. Smith hiervan melding. Ook Johh Hutchinson en Maria Montserrat-Guibernau doen dat. Ernest Gellner  associeert in zijn Naties in Nationalisme (in vertaling werelbibliotheek1944) het moderniserinsproces van modere staten met de verspreiding van één essentiële communicatietaal. Een vergelijkbaar standpunt neemt Benedict Anderson in, in zijn Imagined Communities. Verso, 2006.

[10] Herman Pleij schreef daarover een heel grappig maar instructief boekje. De eeuw der zotheid.Bert Bakker, 2007

[11] zie zijn “From ethnic group toward the modern nation: the Czech case “ In: “ Comparative studies in Modern European History, o.c.

[12] Enkele namen zijn: Ferdinand de Saussure, Cours de linguistique générale, Payot, 1972; Bart Voosluis, Taal en relationaliteit, Kok, 1988; Flip G. Droste. Denken en spreken. Daviondsfonds, 1996.

[13] Dit is recent aan het veranderen. Zie daarvoor het nummer van 6 september van de Groene Amsterdammer.

[14] Denk aan het voorbeeld van de Afrikaanse rekenaar, als een symbool van historisch verzet tegen de Engelse overheersing.

[15] Zie daarvoor meer speciaal: Anthony D. Smith. National Identity. Penguin,1991. Later meermaals herdrukt.

[16] Zie in dit verband: Pieter van der Plank. Etnische zuivering in Midden-Europa. Univ. pers. Lryslan, 2004.

[17] Zie diens On Nationality. Clarendon, 2009 en, misschien nog relevanter: zijn  Citizenschip and National Identity. Polity, 2005.

[18] Zie hiervoor Eugeen Goossens. Eigen grond eerst? Acco, 1998.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *