Het weze me voor één gegund een ontboezeming te brengen over mijn persoonlijke politieke ‘carrière’. Nou ja, het woord ‘carrière’ is niet meteen de juiste term, maar kom. Nu ik mijn politiek pensioen heb opgenomen is het mogelijk wat afstandelijker te kijken naar een project waaraan ik zelf zoveel tijd heb besteed.
Toen de partij die nu de grootste van Vlaanderen heet te zijn boven de doopvont werd gehouden onder de vorm van een ‘project’, namelijk het ‘Project Vlaams-nationaal’ van Geert Bourgeois, leenden 25 personen hun handtekening om de start van wat later een partij is geworden mogelijk te maken.
Van ‘leden’ in de strikte zin van het woord was toen niet echt sprake. De 25 bedoelde personen waren de officiële indieners van het genoemde Project. De vergelijking van deze 25 met het huidige aantal van zo’n 20.000 leden voor de betrokken partij klopt dus niet helemaal.
Maar voor wie, zoals schrijver dezes, zijn handtekening in het lijstje van de originele 25 weet prijken, is het moeilijk om deze twee cijfers niet met elkaar in verband te brengen.
Wat dreef ons, die 25? Achteraf bekeken blijkt dat niet zo makkelijk om zeggen. Zonder in de naam van anderen te willen spreken: er was sprake van een mengeling van boosheid en een hardnekkige wil tot doorzetten. Het grondthema was de ontvoogding van dit deel van het volk van de Nederlanden, het bewaren van de integriteit van zijn gebied en de geestelijke en culturele verheffing van de bevolking. De Volksunie was in handen van lieden geraakt die geen echt eigen project meer hadden. Daarom ontbrak ook de noodzakelijke basis waarop de samenhang van een partij steunt. Met enige overdrijving: ieder deed zo maar wat aan. De Volksunie was haar droom kwijt geraakt.
Dat laatste was de oorzaak van de boosheid die zich gaandeweg steeds meer meester had gemaakt van velen onder ons. We begrepen maar niet dat een partij, wier bestaansreden nu net het wel en wee van deze gemeenschap had moeten zijn, wegdreef van haar oorspronkelijke doelen en deed alsof voor Vlaanderen alles al in orde was. Zoals we vandaag allemaal wel weten was dat op verre na niet het geval.
Als ik daaraan nu terugdenk, komt in me het gevoel op dat onze boosheid wel degelijk terecht was. Nieuwlichters hadden zich genesteld in de rangen en hadden de Volksunie van binnenuit vleugellam gemaakt, terwijl buiten enorme uitdagingen lagen te wachten. Hoe kunnen mensen zo zwaar verstek laten gaan?
Zodoende werd onze hardnekkigheid om met nog meer volharding terug te keren naar de kern van wat wij als onze maatschappelijke opdracht aanvoelden nog aangevuurd: wij voelden ons de bewaarders van een erfgoed. En het verhuizen naar andere oorden van wat ik hier dus nieuwlichters noem, voelde veeleer deugddoend aan. Eindelijk terug aan het werk!
Men noemde ons in de pers hardliners. Weerom: zoals iedereen nu wel merkt hadden we gelijk.
Als ik nu kijk naar wat de partij die uit ons Project Vlaams-nationaal is voortgekomen, dan is het niet zozeer het enorm gestegen aantal leden dat imponeert. Het is vanzelfsprekend een mooie prestatie om twintigduizend mensen te verzamelen rondom een programma dat nog steeds niet wegstopt dat Vlaanderen net zoveel rechten heeft als elke andere natie en dus het recht heeft om op eigen gelegenheid aan het wereldconcert van de volkeren deel te nemen.
Wat het meest van al indruk maakt en blijft verbazen is het feit dat de wil om grondig in te grijpen in het bestel van dit als een historisch accident ontstane land tot op vandaag ongeschonden is. Het valt de betrokken waarnemer telkens weer op hoe ‘De Twintigduizend’ nog steeds behept lijken met iets wat lijkt op de vastbeslotenheid die de originele 25 heeft bezield.
Dat die onverzettelijkheid en hardnekkigheid nog steeds goed voelbaar is, heeft vanzelfsprekend van doen met de recente electorale successen van de partij: men voelt dat men met z’n twintigduizend eigenlijk een soort voorhoede is en uitspreekt wat heel velen denken. Zoiets sterkt een mens en verschaft de wilskracht om voort te werken en men hoopt vruchten te plukken.
Op dit punt aangekomen rijst bij de ‘originele’ Vlaamsnationalist enige onrust. De 25 van weeleer waren niet alleen hardnekkig en vastbesloten. Ze wisten zeer goed waarom ze zo beslist optraden. Ze waren – en zijn nog steeds – doordrongen van een bezorgdheid om het lot van dit deel van onze oude Nederlanden Maar de vraag die oprijst is: hebben die vele duizenden, die zich de laatste jaren hebben aangemeld, op dezelfde manier hetzelfde doel voor ogen?
Het verdere lot, dunkt me, van N-VA hangt niet zozeer af van haar electorale succes, want de partij heeft voorlopig wel stevig de onderstroom van de Vlaamse maatschappij te pakken en elke partij moet wel eens electorale tegenslagen verwerken. Realisme is dus de boodschap. De vraag is echter of die partij, waarin de originele 25 intussen hopeloos verdrinken, bij machte is om die onderstroom te blijven vasthouden én te blijven verbinden met de droom van de 25.
Jaak Peeters
Juli 2011