’s Zondags ’s morgens lees ik onder het eten van mijn ‘pistoleetjes’ het zogeheten bakkerskrantje – ook gekend als De Zondag. Nou ja: ‘lezen’. Niet dat er zoveel in staat, althans niet dat van enig gehalte is. Veelal worden de bladzijden bedrukt met verslagen over sportevenementen. Aangezien sport sinds het verbod op EPO en dat soort verheffing brengende middelen niet langer de moeite is en ze me dan ook geen zier interesseert, is het bakkerskrantje dan ook snel gelezen. Het is maar best zo, want het totaal pretentieloze ding is bedoeld om doorbladerd te worden met slaapogen, terwijl men zijn veel te hete koffie slurpt in de hoop toch maar wakker te raken. Op een dergelijk ogenblik draaien de hersens op halve kracht en een filosofische tekst van zelfs zeer middelmatig gehalte zou waarschijnlijk niemand kunnen bekoren.
Maar er zijn momenten waarop men, zelfs halfverdoofd, wakker schiet en rechtveert, slaapkop of niet. Ik had dat aan de hand, deze week, toen ik in het bakkerskrantje een interview las met Frank Vandenbroucke, thans Vlaams minister van Onderwijs. U weet wel: dat is de man die destijds het Agustageld liet verbranden. Ik vond het een schitterende vondst toen. Waar is het smeergeld van die militair waardeloze Agustahelicopters gebleven? “Opgestookt, meneer. Opgebrand staat netjes, weet U. En de sporen zijn grondig gewist. Niemand die nog in de verleiding kan komen om met het Agustageld gelegenheden te bezoeken, waar zich dames van lichte zeden plegen op te houden. Als men geen Agustageld heeft, is de neiging om in die gelegenheden binnen te stappen veel kleiner: het bier is daar namelijk nogal duur, weet U? Op die manier doen we aan sociaal werk, meneer. We voorkomen dat mensen ziek worden en vervolgens op kosten van de gemeenschap met dure medicijnen behandeld moeten worden; voorts verhinderen we dat mensen financieel aan de grond raken als ze, aangestoken door de met behulp van het Agustageld opgewekte ‘goesting’, de kosten van bedoelde dames zelf moeten ophoesten en we bestrijden de prostitutie, doordat de markt krimpt en dus de vraag naar dames afneemt. Al bij al waren we moreel wel verplicht om dat geld op te stoken. Zoiets zou meer moeten gebeuren.”
Goed dus. Daar valt niet meteen wat tegen in te brengen.
Hoewel: geld opbranden, mag dat wel? Maar dat zijn details.
Die Frank Vandenbroucke dus werd in het hogergenoemde Bakkerskrantje geïnterviewd. De interviewer ondertekende het bewuste artikel met ‘maf’. Ik weet echt niet wat hij dààrmee in hemelsnaam bedoeld kan hebben.
Dan komt daar de fameuze vraag: “De laatste maanden was veel te doen rond Holocausteducatie. Komt dit al dan niet in de eindtermen?” Ik weet het niet zeker, maar ik vrees zo een beetje dat die ‘maffe’ manier van ondertekenen iets zegt over het niveau van de interviewer zelf. Want vooreerst is zijn Nederlands dringend aan verbetering toe. In zijn zin ontbreekt namelijk het woordje ‘er’. “Er was veel te doen over…”. Maar dat zal wel een schoonheidsfoutje wezen. En dan dat hatelijke ‘rond’. Alles gaat ‘rond’, tegenwoordig. Vroeger debatteerden we ‘over’ een onderwerp. Tegenwoordig praten we er rond…En dan vervolgens: waarom moet ‘Holocausteducatie’ met een hoofdletter? Is dat misschien de naam van een mij onbekende meneer of mevrouw? Is die ‘Holocausteducatie’ misschien een hoogedele zaak, zo voornaam en zo teer en zo bijzonder dat ze met haast onderdanige schroom moet behandeld worden, hetgeen in de hoofdletter tot uitdrukking komt?
Maar ook dat zijn details.
Zelfs voor een redacteur van zoiets als een bakkerskrantje kan de avond laat en de slaap diep zijn.
Wat me hogelijk dwars zit is dat gedoe over die holocausteducatie. Hoezo? Moeten de kinderen opgevoed worden in het licht van – of in de schaduw van – de holocaust? Is dat de enige schaduw die over hun nog jonge en ongevormde hersens hoort te vallen? Nooit van Norman Finkelstein gehoord, misschien? Of tenminste: diens verhaal over de holocaustindustrie?
Er is geen haar op mijn hoofd dat eraan denkt om datgene wat het Joodse volk overkomen is te minimaliseren. Als er zes miljoen Joden werden vermoord, dan is dat een historische ramp. Denk bijvoorbeeld alleen al maar aan al die talenten, die de mensheid ten nutte hadden kunnen zijn. Maar daar denk ik meteen bij: die holocaust is geen ‘voorrecht’ voor de Joden alleen. De Armeniërs werden zowat gedecimeerd. Hoeveel menselijke talenten zijn daar verloren gegaan? In alle oorlogen werden en worden miljoenen mensen gedood. Hoeveel talenten gingen daarbij verloren? Heel Afrika hongert – zij het niet altijd zonder eigen schuld. Hoeveel menselijk geestelijk talent gaat daarbij verloren?
Je kunt nog lang op deze manier doorgaan.
En dan komt mijn chagrijnig gemoed opspelen: waarom moeten onze Vlaamse kinderen verdorie van kleinsaf volgepompt worden met complexen en taboes? En dan nog die van één enkele soort of kleur? Want weet je wat Frank Vandenbroucke, de geldverbrander, op de vraag van de interviewer antwoordt?
“ Ik wil hier zelfs een hele stap verder gaan. Zo zou ik in de eindtermen ‘herinneringseducatie’ willen laten opnemen. Uit dramatische gebeurtenissen blijkt het belang van verdraagzaamheid en het gevaar van racisme”. Ziezo. Daar ligt het. ‘Herinneringseducatie’. Waar die nieuwe overbodige stadhuiswoorden toch goed voor zijn!
Herinneringseducatie? Wat kan dat zoal wezen?
Met moet niet over een heel levendige verbeelding beschikken om zich voor te stellen wat er in Frank Vandenbrouckes berookte hoofd omgaat. Onze kinderen moeten van kleinsaf geïmpregneerd worden met ‘herinneringen’.
Nou, zul je zeggen: dat is toch mooi? Wat is geschiedenisonderwijs anders? Helaas: was het maar zo. We zouden ons hart ophalen als onze kinderen van jongsaf de geschiedenis van Vlaanderen zouden leren. En doordrongen zouden raken van wat de kalvarietocht van een volk is, als het altijd maar weer de speelbal van vreemde heren is en gescheiden van de hoofdmoot van het volk van de Nederlanden door het leven moet gaan. Ze zouden het belang van zelfbestuur en verantwoordelijkheidszin kunnen leren. Staat dat niet in de eindtermen? Néén, meneer: dàt komt niet in de eindtermen. We gaan ons niet te buiten aan kerktorenzicht. We kijken naar de weidse wereld. Het gaat om herinneringen aan zo’n dingen als de holocaust – liefst nog met een hoofdletter. Het gaat om racisme, of althans: herinneringen die het gevaar van racisme duidelijk maken.
Weidse wereld?
Wat is daar mis mee, zult U me antwoorden? Racisme is toch ongewenst? U vergist zich, waarde lezer. Het is éénrichtingsracisme. Het blanke namelijk. Blank racisme, gericht tegen andere zogenaamde rassen. Want volgens het Centrum voor gelijke kansen bestààn mensenrassen eigenlijk niet. Zwarten zijn eigenlijk niet zwart en blanken zijn eigenlijk niet blank. En Chinese types hoor ik U vragen? Dat is een vergissing meneer: U verbeeldt zich dat. Ze bestaan niet echt. Of hoort U dat niet goed, meneer? Je hebt het op school toch zo geleerd in de lessen van ‘herinneringseducatie’?
Als er geen mensenrassen bestaan, waar komt dan het racisme vandaan? Waarom moet het dan bestreden worden? Omdat mensen dénken dat ze bestaan, zult U zeggen. Haha: dààr staat dus de koe gebonden, meneer Vandenbroucke?! Mensen hòren niet de denken dat rassen bestaan? Ze mogen dus sommige dingen niet denken en ze moeten andere dingen wél denken? Dàt is dus de bedoeling van die ‘herinneringseducatie’! De vestiging van de Heerlijke Nieuwe Wereld, met bijhorende Nieuwspraak inclusief. Het indoctrineren van onze kinderen, opdat ze voortaan goed en wel geconditioneerd door het leven zouden gaan als politiek correct denkende kiezers en consumenten.
Als kiezers en consumenten. Of nog: als kiesvee en als biologisch materiaal in het economische proces.
Maar niet als burgers. Die houden immers niet van conditionering. Die denken namelijk zélf.