De wereld is aan het vervellen. Opdracht voor een Vlaamse nationalistische partij.

Inleiding

Iedereen kent het fenomeen: in de natuur vervellen sommige diersoorten. Ze werpen periodiek – vaak als gevolg van het groeien van hun lichaam – hun oude huid af, en vertonen zich dan in een nieuw vel. De oude huid hangt enige tijd lang nog een losse flodders aan hun lijf. Ze schurken dan aan tegen bomen en stenen om de oude huidflarden kwijt te raken. Het lijkt er dan nadien op dat een heus nieuw dier het dierenrijk is komen vertalrijken.

Vervellen noemen ze dat.

De feiten tijdens de verkiezingsperiode van 25 mei 2014 hebben bij mij dat beeld van de vervelling opgeroepen. Vooral de uitslag van de partij Groen is me opgevallen. Vanuit de trouw aan haar oorspronkelijk programma had deze partij deze uitslag zeker niet mogen krijgen: ze heeft het woord ‘milieu’ nauwelijks uitgesproken.

Veeleer denk ik dat Groen winst gemaakt heeft omdat deze partij, althans in de ogen van haar kiezers, appelleert aan een fenomeen dat zich op wereldschaal en dus ook in Vlaanderen aan het voordoen is, en dat je ‘de vervelling van de wereld’ zou kunnen noemen.

Er zijn namelijk, zo is mijn gevoel, op wereldschaal een aantal ontwikkelingen aan de gang die hun oorsprong vinden bij de veranderende verlangens en de zijnswijze van gewone mensen, vaak lage middenklasse, maar dat laatste is lang niet altijd het geval.

Het lijkt er op dat steeds meer mensen op zoek zijn: naar een weg die het leven weer zinvol maakt. Het hoge aantal zelfmoorden, vooral in de ontwikkelde landen, is een negatief teken van deze zoektocht: deze mensen vinden geen zin meer. Mensen lijken wel hun buik vol te hebben van onze liberaal-kapitalistische welvaartstaat van ongebreidelde consumptie van wegwerpartikelen. Het lijkt er op dat velen uit het systeem willen treden, ook al omdat ze aanvoelen dat deze verspilling inderdaad ziekelijk is, op termijn funest voor onze planeet en bovendien mensen nodeloos tegen elkaar opzet terwijl slechts duistere enkelingen daar beter van worden. Het doet me allemaal denken aan Noam Chomsky. Mensen krijgen in de gaten dat deze weg verder opgaan, funest is. Schadelijk voor de natuur en voor de menselijke ziel en schadelijk voor de innerlijke rust in die ziel.

 

Ik beschrijf hierna kort enkele aspecten van deze wereldwijde ontwikkeling.

Vervolgens wil ik er enkele conclusies aan verbinden omdat die daar voor mensen die nationaal denken volgens mij aan vast zitten.

 

Globalisatie

Het fenomeen zelf is bekend. Het wordt beeldig beschreven door de uitspraak dat de opfladderende vlinder in het Amazonewoud in Japan een aardbeving veroorzaakt. De grondidee is dat op de planeet alles aan elkaar hangt en dat de processen in werkelijkheid wereldwijde omvang hebben.

Handel en nijverheid zijn inderdaad wereldwijde ondernemingen. Grote kapitalistische concerns opereren op planetaire schaal. Medicijnen worden door wereldwijd opererende concerns bemeesterd. In het spoor daarvan ontstaan er producentengroepen van zogeheten generische medicijnen, die eveneens planetair opereren. In India zijn er verschillende producenten die meerdere van die zogeheten generische medicijnen op de markt brengen, soms voor de helft of nog minder van de prijs. Ze ondermijnen daarmee de houdgreep van de grote ‘officiële’ concerns en ze onttrekken zich aan de macht van deze officiële concerns, precies door gebruikmaking van de mogelijkheden van de globalisatie: ze gebruiken bijvoorbeeld het internet als communicatie- en transportkanaal.

Dichter bij ons wordt de melk die in de Kempen wordt geproduceerd naar een melkfabriek in de Eifel gevoerd, om nadien in busjes of flesjes in de rekken van onze Vlaamse warenhuizen te belanden. Of deze procedure de goede is valt te betwisten, want ze vereist onnodig transport en veroorzaakt vervuiling.

Ieder kent het fenomeen van Facebook. Zelf heb ik er niks mee en weiger ik er aan mee te doen. Maar je kunt er niet omheen: vooral jongeren leggen via Facebook en vergelijkbare kanalen contacten over zowat de hele wereld. Ze pronken trots met de duizenden ‘vrienden’ die ze op die manier hebben verworven. Veel ware vriendschap komt daar niet bij kijken, maar dat is niet wat me hier bezighoudt. Want, hoe oppervlakkig ook: er wordt hier een wereldwijd netwerk van contacten geweven. De psycholoog die schrijver dezes is, weet best dat deze netwerken bij plotse, grote gebeurtenissen makkelijk uiteenscheuren. Het volstaat dat een oorlog naties of delen ervan tegenover elkaar opzet en de barst zit er meteen in: de processen die men cognitieve dissonantie (of consonantie) noemt, zijn namelijk typisch menselijk en altijd werkzaam. Mensen sluiten zich op een onbewust niveau aaneen tegen anderen en passen daarbij hun eigen visie en opvattingen onbewust aan om hun innerlijke mentale wereld enigszins samenhangend te houden.

De essentie is dat Facebook en co dertig jaar geleden niet bestonden en er dus ook geen wereldwijde netwerken van contacten konden ontstaan, hoe broos deze contacten ook zijn.

Het belangrijkste effect van deze erg oppervlakkige contacten is echter niet dàt er contacten zijn – ware contacten zijn er eigenlijk nauwelijks -, maar dat er een gevoel van samenhorigheid op planetaire schaal ontstaat. Mensen worden vandaag de dag elk etmaal opnieuw met de andere kant van de aardbol geconfronteerd. Het volstrekt ongewone wordt minder ongewoon en de natuurlijke achterdocht die het vreemde altijd oproept wordt enigszins afgevijld. Er ontstaat zoiets als een planetaire solidariteit, hoe broos en fragiel die ook zijn moge.

Misschien mogen we niet meer verwachten dan een broze en brosse solidariteit, maar ze is er wel en vroeger niet, om de simpele reden dat je niet solidair kunt zijn met iets waarvan je het bestaan niet eens kent.

Welnu: het komt me voor dat schier overal, maar vooral bij de wat jongere generaties, een grotere gevoeligheid is gegroeid voor deze wereldwijde samenhorigheid en onderlinge solidariteit en voor het feit dat onze aarde een heus ruimteschip is waar we met z’n allen op zitten.

Omdat jongeren tegenwoordig best wel goed zijn opgeleid beseffen ze dat die wereld ook kwetsbaar is. Eén grote ruimtesteen kan ons het lot van de dinosauriërs doen delen. Iedereen kent de militaire capaciteiten van de wereld, waar inmiddels zo’n 100.000 tanks opgesteld staan en grote arsenalen met kern- en andere massavernietigingswapens voor gekke staatslui of dito generaals beschikbaar zijn. Het kan allemaal in één enkele fatale klap afgelopen zijn.

Alles samen genomen groeit dan ook bij de jongere groepen een besef van wereldwijde onderlinge afhankelijkheid, van een vorm van gemeenschappelijke lotsdeling en de daaruit voortkomende noodzaak om alvast met enig respect voor wie anders is in de wereld te staan. Deze onderlinge samenhang wordt vorm gegeven in de feitelijke, wereldwijde verbanden. Die waren er vroeger ook wel – denk maar aan de Verenigde Oostindische Compagnie – doch het gaat nu allemaal veel verder. Engelstalige “muziek” klinkt nu op uit de radio’s van de inboorlingen van Zuid-West Soedan, hetgeen Steven Toulmin doet beweren dat er zoiets als een wereldmuziek aan het ontstaan is. Ik, daarentegen, denk veeleer dat we hier te maken hebben met de wereldwijde greep van de commerciële klauwen van het internationaal kapitalisme… Maar: het is er allemaal wel.

 

Migratie

Over migratie zijn dikke boekwerken geschreven. Paul Collier heeft er een belangwekkend werk over laten verschijnen op het einde van 2013. Het boek werd bijzonder snel ook in het Nederlands vertaald.

Collier en vele andere schrijvers behandelen het thema van de massa-migraties waarvan we allemaal getuige zijn.

Het gevolg is dat de modale Vlaming ( of Nederlander– want etnisch liggen die twee wel heel erg dicht bij elkaar) ook in de kleinste dorpen van Vlaanderen aan den lijve met het letterlijk andere wordt geconfronteerd. Ik heb bij de laatste verkiezingen voor het eerst zwarten bij het stembureau in mijn dorp zien staan aanschuiven. Het andere is er nu, vlakbij, misschien zelfs naast de deur. In de steden daarentegen doet zich een heel opmerkelijk fenomeen voor. Het wordt beschreven door Jan Blommaert, die ‘zijn wijk’ in Berchem als voorbeeld beschrijft en het doet me denken aan wat er in de Amerikaanse immigrantensteden van de tweede helft van de negentiende eeuw gebeurde. Hij vertelt hoe een totaal verpauperde wijk vol oude autochtonen door migranten wordt ingenomen. Die laatsten doen dat omdat ze versleten, verkrotte woningen nog kunnen betalen. De slimmeriken onder hen zien kun kansen schoon om via verhuring van woongelegenheid en via het openen van aan de behoeften van het nieuwe publiek aangepaste winkels en zaken welvaart op te bouwen. Voor zichzelf kopen ze huizen op die ze verbouwen tot vaak heuse juweeltjes, waar ze rijkelijk of alvast in alle comfort leven. Intussen ontstaan er verblijfsgelegenheden voor transitmigranten: mensen die voor korte tijd een onderkomen zoeken, maar niet de bedoeling hebben om in Antwerpen te blijven. Ze zijn een makkelijke prooi van zogeheten huisjesmelkers, maar het positieve is dat zulk gemelk nooit lang duurt. Naarmate de buurt op deze manier terug opkalefatert, neemt ze tegelijk een letterlijk andere kleur aan en biedt ze een ander uitzicht: er ontstaan koffiecafés, kapperszaken, advocatuurbureaus enzovoorts, allemaal bemand door migranten, en gelegenheden voor exotische cultuur- en muziekgroepen, allerlei ‘kerken’ enzovoorts.

Naarmate de buurt haar verpaupering afwerpt wordt ze ook aantrekkelijker voor jonge autochtonen. Omdat ze aan de ene kant nog betaalbaar is en aan de andere kant een exotisch, enigszins kosmopolitisch en uitdagend tintje heeft, verschijnen er steeds meer jonge autochtone gezinnen.

Die worden op de meest letterlijke manier geconfronteerd met het andere: hun eigen kinderen trekken ’s morgens naar de klas in het gezelschap van de zoon van een Pakistaanse kruidenier en de dochter van een Vietnamese horeca-houder.

Ik vind het buitengewoon spijtig dat Jan Blommaert zich niet kan bevrijden van zijn enggeestig maoïsme en daarom de opening niet wil of kan maken naar mensen die vanuit een Vlaams-etnisch standpunt naar de dingen willen kijken. Zijn observaties zijn nochtans heel interessant en een diepgaand gesprek tussen iemand als Blommaert en mensen die hij nu zelf tot zijn tegenstanders heeft ‘gepromoveerd’ zou ons misschien op nieuwe ideeën kunnen brengen.
Als de migratie namelijk een wereldwijd fenomeen is waarvan we kunnen verwachten dat het zeker niet afneemt, is een dergelijke gesprek op z’n minst zinvol.

 

Zucht naar het authentieke.

 

Een derde fenomeen is de eveneens wereldwijde zoektocht naar het authentieke. Mensen willen steeds minder geleefd worden: ze willen hun eigen leven in eigen handen houden. Dat is een mooie ontwikkeling, met wortels vooral in de Verlichting, maar botst op de meest directe wijze met de gronddenkbeelden van de liberaal-kapitalistische maatschappij zoals die in onze dag vorm heeft gekregen. Die berust namelijk op door reclame geschapen schijnbehoeften, die vervolgens door de producten van deze liberaal-kapitalistische wereld worden voldaan. Dat is een erge vorm van uitbuitend economisch paternalisme of tenminste van mentale misleiding van grote groepen mensen.

Die zoektocht naar authenticiteit neemt verschillende vormen aan.

Ik stip er hierna enkele aan.

Een eerste vorm van streven naar authenticiteit vindt men terug in de wereld van New Age, Rebirthing, Energetisme en dat soort dingen. Holisme probeert de individuele mensen in te schakelen in een ruimer geheel, dat zelfs de planeet te boven gaat. Je kunt er een nieuwsoortige vorm van religieuze beweging in zien. Sommige vormen van alternatieve geneeskunde kunnen eveneens als een zoektocht naar authenticiteit worden opgevat. Ze willen weg van de doorgespecialiseerde geneeskunde, die weliswaar alles weet over één orgaan, maar intussen de mens uit het oog verliest. Ze zoeken naar menselijke warmte, naar dat ongrijpbare psychische plasma dat zich aan elke meting onttrekt en zich door geen enkele wiskundige of scheikundige formule laat beschrijven.

In de filosofie kan het postmodernisme in een bepaald opzicht als een zoektocht naar het authentieke worden opgevat. Er is een modisch postmodernisme, dat ikzelf verwerp. Maar er is ook het verlangen naar een vorm van beschouwen of zelfs van denken dat de kaders van vaste intellectuele bouwwerken te buiten wil gaan. Men voelt de principiële onvolledigheid van élk systeem dat de pretentie koestert alomvattend te zijn en men is niet langer bereid zich door dergelijke principieel tekortschietende systemen te laten invangen.

Meer zichtbare, simpele vormen van authenticiteitsbeleving vindt men in de opgang van de stadstuintjes, de massieve verspreiding van bloem- en kruidenbakken op balkons, het ontstaan van beperkte vormen van ruileconomische processen – deze laatste vaak onder druk van de soms onmenselijke gevolgen van de officiële EU-politiek, zoals in Griekenland. De Groene Amsterdammer bracht er enige tijd gelegen een gedegen en uitvoerig artikel over. Er ontstaan alternatieve verblijfsmogelijkheden: mensen die hun huis gedeeltelijk en in beperkte mate ter beschikking stellen van mensen of gezinnen die op een goedkope manier even met vakantie willen, weg van al die dure, verre reizen die de gevestigde toeroperatoren in hun dure brochures aanprijzen. Dicht bij huis maar toch van huis, onder volksgenoten of onder bewoners van hetzelfde land – voor een prikje, slechts mits de betaling van de kostprijs. Intussen ontstaan vriendschappen over allerlei grenzen heen. Mensen vinden elkaar en koesteren zich in het warme gevoel dat een simpele vriendschap geeft.

Een laatste en best wel belangrijke vorm van zoeken naar authenticiteit, is de opkomst van het etnische besef. Ik zeg dit zo openlijk welbewust en ik wil wel degelijk sommige mensen de wenkbrauwen te doen fronsen. Want ‘etnisch’ is door de spraakmakers voluit met Blut- und Bodentheorieën geassocieerd. Wat ik hier zeg is dat zulke kwalificatie – ik weeg wel degelijk mijn woorden – onzin is, als het niet veeleer kwaadaardigheid moet genoemd worden.

Een eerste aspect van deze laatste vorm van zoeken naar authenticiteit is het door een bepaald marxistisch en even bepaald liberalistisch links (!) bestreden identiteitsdenken. Ik heb het identiteitsfenomeen in een boek dat in het najaar moet verschijnen nader uitgewerkt. Waar het mij hier om gaat is de constatering dat in het politieke debat de term identiteit nooit zo vaak opdook als de laatste twintig jaar. In de wat oudere Vlaams-nationale literatuur komt het woord nauwelijks voor. Voor zover ik me herinner komt de term in Max Lamberty’s Philosophie der Vlaamsche Beweging zelfs nérgens voor. Dat is tegenwoordig wel even anders! Nu heb ik sterk de indruk dat wie tegenwoordig over ‘identiteit’ spreekt, daarmee vooral bedoelt: de persoonlijke eigenheid, die hem of haar van anderen verschillend maakt en accentueert als een apart individueel mens, waarop de rechten van de mens van toepassing zijn. Mutatis mutandis wordt het begrip ook op groepen toegepast, en niet alleen op nationale groepen, al is de kritiek vanuit linkse hoek voornamelijk op de nationale identiteitsdiscoursen gericht.

De massieve instroom van immigranten heeft een nieuw type – in wezen is het oeroud, maar in deze modernistische wereld lijkt het nieuw – van identiteit onder de aandacht gebracht: de etnische identiteit. Dat is het tweede aspect. In de Nederlandstalige literatuur is op enkele zeldzame uitzonderingen na weinig over etniciteit te vinden, mede omdat vele literatoren en theoretici van mening zijn dat etniciteit iets van illo tempore is, iets uit het duistere verleden, een relict waar de moderne mens al lang aan voorbij hoort te wezen. Zodoende is het niet eens meer de moeite om er nog bladzijden aan te wijden.

Maar vooral Islamitische immigranten drukken ons met de neus op de werkelijkheid: zij manifesteren wél hun eigen, afwijkende Islamitische identiteit en ze zijn daar nog trots op ook, getuige is de massale aanwezigheid van hoofddoeken in ons straatbeeld. Omdat de antiracismewetten en dito beperkingen van vrije meningsuiting die tegenwoordig in onze wetgeving staan ingeschreven bedreigend zijn, durft niemand die het etnische voorheen bespottelijk achtte, datzelfde etnische bij Islamieten op dezelfde manier als gebeurde tegenover de “eigen” identiteit te bespotten. Dus bloeit die identiteitsbeleving op. Meer zelfs: het wordt door sommige nationalismebestrijders aangemoedigd… als het allochtoon is. In ieder geval krijg je daarmee een ontwikkeling die spoort met een wereldwijde opkomst van etnische bewegingen, zoals, bijvoorbeeld, het verhaal van de Mapuches of Oost-Timor (intussen een staat) laat zien. Als reactie daarop groeit ook bij de autochtone bevolking een etnisch besef. De wereld zal voortaan dus met die etniciteit rekening moeten houden.

 

Deze verschillende verschijnselen vallen allemaal onder één noemer: de algemene zucht naar een authentiek leven. Deze zoektocht is massaal, vertoont zich in alle terreinen van het menselijk bestaan en is diepgaand met vérgaande gevolgen voor het concrete gedrag van mensen.

 

De mensheid vervelt.

 

Het ontstaan van een soort vage planetaire samenhorigheid, hoe oppervlakkig en kwetsbaar ook, de schier onontwijkbare confrontatie van ook de simpelste autochtoon met het andere en het massieve zoeken naar authentieke vormen van leven openen het zicht op een andere manier van menselijk (samen)leven.

Deze andere manier is op een broze manier planetair en kosmopolitisch met daarbij horend een vage, algemene medemenselijkheid die een hard en brutaal racisme steeds minder kansen geeft. Mensen zeggen soms dat ‘het volk’, waarmee ze dan de wereldbevolking bedoelen, steeds meer door elkaar wordt gemengd. Ze denken dan in een eerste reactie dat we voor een era van totale nationaliteitsloosheid staan, een wereld waarin iedereen eigenlijk dezelfde identiteit heeft, en alleen nog op persoonlijk vlak van anderen te onderscheiden valt. Walter Zinzen schijnt die mening aan te hangen. Maar dat is een veel te simpele voorstelling van de feiten. Want diezelfde mensen die weliswaar een zekere mate van kosmopolitisme aanhangen blijken sterk gehecht aan hun eigen oorsprong, hetgeen hen dicht bij het inderdaad groeiende etnisch besef brengt. Niet voor niets gaan zovelen op zoek naar hun voorouders en beschrijven zij de afstammingslijnen van hun eigen familie. Zowat iedereen is op zoek naar een authentiek bestaan, waarin men zin en betekenis hoopt te vinden in een wereld die contingent én kosmologisch kwetsbaar is en voor een leven dat onbetamelijk kort en onbestendig is. Dergelijke authenticiteit staat volkomen haaks op de nationaliteitsloosheid of de volstrekte identitaire gelijkschakeling.

De beide ontwikkelingen – de planetaire samenhorigheid en de queeste naar authenticiteit, ziet men bijvoorbeeld concreet aan de gang in de Berchemse wijk zoals die door Blommaert op een helaas veel te agressieve en militante manier wordt beschreven.

De verschijnselen in Berchem doen zich in alle steden van de wereld voor en tegenwoordig zelfs, in minder felle mate weliswaar, in de kleinere stadjes en zelfs de dorpen van Vlaanderen.

Tegelijk lijkt het wel of de hele wereld in beweging is. Overal beginnen mensen zich te verzetten tegen de hatelijke almacht van internationale kapitalistische groepen of machtsgroepen in het algemeen en zoeken ze ontsnappingsroutes uit de greep van deze groepen. De roep om meer democratie – zij het niet altijd in de westerse vorm – klinkt wereldwijd. De Arabische Lente en de opstanden in Oost-Oekraine zijn er getuige van.

De wereld is aan het vervellen.

In Berchem vervelt ie op een voor iedereen in het oog springende manier.

 

Enkele consequenties voor nationalisten.

 

Ik geef eerst enkele algemene beschouwingen en ga dan vervolgens over naar een paar concrete, voor Vlaanderen belangrijke punten. Ik streef geen volledigheid na.

 

Mijn eerste opmerking is dat het geen zin heeft om tegen wereldwijde ontwikkelingen ten strijde te willen trekken. Zulks te willen doen zou ons naar het verleden katapulteren of irrelevant maken. Ik wil trouwens de hypothese verdedigen dat de wereld ook vroeger vervelde. Alleen was het tempo dan veel lager, zo laag zelfs dat velen de indruk hadden dat niets echt veranderde. Maar ik denk dat dit illusie is. Wat we vandaag meemaken is een enorme versnelling van processen die eigenlijk op zich eeuwenoud zijn.

Een tweede opmerking betreft de illusies van sommige vormen van kosmopolitisme. De wereld wordt weliswaar één, maar niet een- of gelijkvormig. De wereldwijde netwerken wissen het eigene helemaal niet uit – heel vaak is het tegendeel het geval. Confrontatie met het andere voert meestal tot het beklemtonen van het eigene. Wat meer is: het leven met verscheidenheid houdt de geest scherp. Dat is voor Lodewijk Plessers in de Groene Amsterdammer – alweer – van 29/5/2014 de reden waarom we best niet zoeken naar “de” Europese identiteit. Niet alleen omdat ze niet bestaat, maar vooral omdat ze niet màg bestaan. Bovendien geldt de morele vraag of we een dergelijke uitwissing van het eigene wel moeten aanvaarden.

Niet dus.

Een derde opmerking is dat de veelgehoorde, terecht en ook in deze reeks al vaker geuit kritiek aan het adres van multinationale groepen, door een diep gevoel van onvrede wordt gedragen. Dat gevoel is wereldwijd. Overal constateren we dat mensen en groepen van mensen aan de macht van deze economische groepen willen ontsnappen. Ik denk niet dat de internationale groepen eeuwig hun allesomvattende greep zullen kunnen blijven handhaven, al laat het zich aanzien dat die greep nog wel enige tijd zelfs zal toenemen. Maar het laat zich ook aanzien dat alternatieve systemen – ik gebruik met opzet dit algemene woord – zullen groeien en zo krachtig worden dat ze een valabel alternatief voor de bedoelde groepen worden.

Meer concreet voor ons eigen Vlaanderen, en dan vooral de nationalistisch denkenden daarin, ten vierde, zullen we ons moeten buigen over een groeiend Vlaanderen dat op vele plaatsen ‘Berchemse’ toestanden laat zien. Hoe gaan we daarmee om? In de geest van mijn eerste opmerking moet ik stellen dat de strijd tegen windmolens zinloos is. Is het mogelijk om een Vlaanderen te bouwen dat weliswaar veel veelvormiger is dan het Vlaanderen dat we vanuit de Romantiek hebben leren kennen, maar nog steeds onmiskenbaar Vlaams en Nederlands is en dat de lijn van zijn eigen geschiedenis doortrekt naar de toekomst? Een dergelijk Vlaanderen zou dan “in de waarheid” blijven, zoals Vaclav Havel dat ooit formuleerde.

Het voorbeeld van Berchem schijnt in ieder geval de mogelijkheid hiervan te illustreren.

Dat betekent meteen dat we anders tegen migratie moeten leren aankijken. Als psycholoog weet ik dat het nieuwe en het andere àltijd achterdocht oproepen en dat zal altijd zo blijven. Op zich betekent dat trouwens dat de repressieve antiracismewetten moeten verdwijnen. Tegen de menselijke natuur strijden is immers compleet zinloos. Maar als we de mate van migratie van vandaag zien als een gevolg van de versterking van processen die altijd al bestonden, en daar tegelijk het algemene, diepe verlangen naar een authentiek leven aan koppelen, zowel voor Vlaamse autochtonen als voor allochtonen, dan kunnen we misschien de weg vinden voor een zoektocht naar nieuwe, misschien originele vormen van samenleven. In die zin moeten zeker nationalisten zich verdiepen in de samenlevingsvormen zoals die zich in Berchem manifesteren. We moeten ons dus afvragen of ook Vlaanderen en bij uitbreiding de Nederlanden niet ook moet vervellen, zoals de hele wereld dat doet. Als we dat niet doen, worden we mogelijks de geschiedenis in geduwd. Nationalisten moeten dus ook de misschien simpele maar niettemin interessante experimenten van nabij volgen en zelfs gaan sturen. Stadstuintjes, huishotels als ruileconomische verschijnselen, het ontstaan van etnisch-specifieke horeca-zaken, gespecialiseerde eenmanszaken waar je je kapotte stofzuiger door een slimme en handige Pakistaan kunt laten repareren en zovele andere dingen meer: ze zijn allemaal de concrete plaats om het nieuwe Vlaanderen vorm te geven.

Tegelijk echter moet Vlaanderen de lijnen vanuit het verleden doortrekken naar de toekomst. Onze taal, onze vanuit de eeuwen gegroeide waarden en beginselen, onze rechtsbeginselen, onze historische oorsprong, ons thuisland zelve: al deze dingen moeten met veel meer kracht en overtuiging in onze maatschappij aanwezig worden gesteld. We moeten, meer dan ooit, zelfbewuste Vlamingen zijn en beseffen dat pas een wereld van voldane volken echt vredelievend kan zijn. Kinderen van immigranten moeten de weg op die van hen uiteindelijk etnische Vlamingen maakt – zij het na enkele generaties pas. Ze moeten mee op de Vlaamse trein. Misschien kunnen goed gestuurde Berchemse toestanden ons daarbij helpen.

Ik pleit daarom fel voor een bewuste herwaardering van het etnische verschijnsel. Om te beginnen moeten we maar eens komaf maken met het misprijzend afwijzen van het etnische. In wezen zijn we allemààl etnische mensen, want we zijn allemaal gebonden aan een oorsprong. Daarom is (volks)nationalisme niet des duivels zoals Joep Leerssen meent, maar een normaal menselijk verschijnsel. Het zou zelfs wel eens kunnen dat etniciteit en een bepaald soort kosmopolitisme helemaal geen tegengestelden zijn, doch elkaar veeleer kunnen aanvullen. We kunnen ons een wereld voorstellen die bestaat uit zelfbewuste maar met de anderen solidaire volkeren en mensen.

Eén ding moet te allen tijde als een paal boven water staan: er moet op deze aarde niet alleen voor ieder individueel mens, doch ook voor ieder volk een eigen onvervreemdbare plaats zijn, een plek waar men ‘thuis’ is. Zonder zo’n plek komt er nooit of te nimmer vrede, want alleen voldane volken kunnen zich veroorloven kosmopolitisch te zijn, schreef ooit Michael Ignatieff. Ik denk hier maar even aan de Palestijnen.

De verhouding tussen allochtonen en autochtonen in Vlaanderen, zo zal ik elders uitvoerig betogen, is er een van botsende identiteiten. Welnu: de kern van dit probleem concentreert zich, naar mijn oordeel, op de vraag of de binnenkomende, allochtone etnische identiteit op gelijke hoogte mag of zelfs moet staan met de autochtone etniciteit. Eugeen Roosens had eerder al dit probleem gesteld.

Het antwoord op deze vraag is beslissend voor het voortbestaan van zoiets als Vlaanderen zelf én voor het behoud van de vrede. Als de allochtone en autochtone identiteiten van hetzelfde niveau mogen zijn, dan stevenen we onverbiddelijk af op zware conflicten en op Balkantoestanden. Als de Vlaamse etniciteit op Vlaams territorium de voorrang krijgt waar ze volgens het etnisch beginsel recht op heeft, kan het beeld veel genuanceerder worden en blijft de weg naar uiteindelijke assimilatie open. Ook geassimileerde Vlamingen kunnen voldane mensen zijn en zullen hun authenticiteit beleven! De situatie ‘tussenin’ moet worden vermeden, of zo kort mogelijk gehouden: het is een overgangstoestand die vol psychologische en dus politieke spanning zit. Alweer is het voorbeeld van “Berchem” misschien een richtpunt.

Voorts: in de wereld waarin we steeds meer terecht komen, dit is: onze vervellende wereld, lijkt me steeds minder plaats te zijn voor nieuwe of oude imperia zoals de EU of de negentiende-eeuwse nationale staten zoals diegene waar bijvoorbeeld Afrika zo rijk aan is en waar Basil Davidson ooit fel naar uithaalde. Voor constructies zoals België is er op de langere termijn geen ruimte meer. Aan een planetair samenhorigheidsbesef zal op de een of andere manier een planetair bestuur moeten beantwoorden. Dat laatste is er ook nodig, want de globalisering schept wereldwijde processen en problemen, om de klimaatverandering niet te noemen. Het spijt me – of helemaal niet -: maar ik laat me dan ook geen Europese identiteit aanpraten, ook dat doen de spraakmakers daarvoor zoveel moeite. Ik zou trouwens niet weten dat die Europese identiteit zou inhouden. Als ik de preambule van het “Verdrag tot instelling van een grondwet voor Europa” lees, dan lees ik daar niets in, dat niet ook voor andere delen van de wereld zou kunnen gelden. Het is vreemd dat iemand als De Gucht, die het recht opeist om zijn eigen, persoonlijke identiteit te kiezen, niet dezelfde eis formuleert als het om Europa gaat…

Als democraat is het mijn standpunt dat er tussen een planetair bestuur en de voldane, zelfbewuste volkeren helemaal geen tussenniveau meer nodig is. Zo’n tussenniveaus zijn duur en compliceren de zaken alleen maar. Het geld dat we zo uitsparen kunnen we gebruiken om voor mensen de noodzaak weg te nemen om uit hun land weg te trekken.

En, tot slot, kom ik terug op de overwinning van de groene partij bij de laatste verkiezingen, op 25 mei jl. Ik denk dat de groene partij in Vlaanderen een soort affiniteit oproept met die zich vervellende wereld. Ze doet dit minder bewust en haar succes berust dunkt me voornamelijk op haar imago uit het verleden, dat vooral bestond uit nonconformisme en een alternatieve, vrije en wat eigenzinnige en dus authentieke omgang met de wereld. Voor mensen die zich meer dan gemiddeld associëren met deze vervellende wereld, is “groen” een soort lokroep, een symbool voor een noodzakelijke nieuwe, veranderde politiek in diezelfde vervellende wereld. Die partij heeft daar dus op zich geen verdienste aan. Wat meer is: het is niet die groene partij – die in de campagne overigens opvallend weinig over groen sprak – die voor de opdracht staat om Vlaanderen ‘om te bouwen’ en de toekomst in te leiden. Daartoe heeft deze partij zichzelf de weg afgesneden door zich namelijk op een onbezonnen maar niettemin voor sommigen aantrekkelijke manier tegen het etnische en het nationale te verzetten maar intussen wel de versleten, overbodige, schadelijke en op termijn tot verdwijnen gedoemde Belgische staat te omarmen en dat alles nog als een ‘positieve houding’ voor te stellen ook.

De integratie van de immigranten, het scheppen van nieuwe samenlevingsvormen, het tot stand brengen van een nieuw Vlaams – en liefst nog Nederlands – maatschappelijk model, is dé opdracht bij uitstek van een partij die haar politiek laat leiden door het Vlaamse nationalisme. Misschien is het wel haar énige belangrijke opdracht.

De enige die haar echt van alle anderen onderscheidt.

 

 

Jaak Peeters

Mei 2014

“Wij zien niet het individu”. Herwaardering van het etnische.

Wij zien niet het individu, niet de staat, maar de gemeenschap als belangrijkste gegeven. Wij zijn niet alleen voor onszelf geboren.

Dit zijn de woorden van Bart De Wever die de redactie van De Morgen op de eerste bladzijde van zijn katern plaatste, de dag van zijn interview met die krant.

Het is, naar mijn aanvoelen, de interessantste uitspraak in deze hatelijke en smerige, maar voor het overige compleet voorspelbare verkiezingscampagne.

Niemand moet De Wever en zijn partij verdedigen: Ze zijn daartoe zelf wel in staat en het is bovendien niet de opdracht van deze artikelenreeks om een partij te verdedigen.

Dat onderwerp kan hier dus achterwege blijven.

De draagwijdte van De Wevers woorden gaat de waan van onmiddellijkheid van een verkiezingscampagne verre te boven.

Ze zijn een programma op zich, maar meer nog vormen ze een visie, of tenminste de uiting daarvan.

 

Het is bekend dat de Verlichting het individu en zijn rechten voorop stelde. De rechten van de burgeres van Olympe De Gouges, de rechten van de mens van Paine – weliswaar geen Fransman, maar wel van dezelfde geest doordrongen: het gaat telkens over individuele rechten. Aan dat menselijke individu komen niet alleen alle rechten toe: datzelfde individu is ook het centrale ijkpunt voor elke vorm van beleid en het centrale doel van dat beleid. Alles, maar dan ook letterlijk alles moest en moet wijken opdat dit centrale doel bereikt zou kunnen worden. Alles wat de mens onderneemt heeft bijgevolg maar één enkel doel: het belang van het menselijk individu.

 

De gaten en ogen in deze opvatting werden al vroeg opgemerkt. Joseph de Maistre – al wel eens een reactionair genoemd, al vind ik die term onrecht aandoen – had wel wat redenen om de Franse Revolutie satanisch te noemen. In de Nederlandse vertaling van diens Considérations sur la France staat de volgende korte passage te lezen: Maar wij, zwakke en blinde mensen, wie zijn wij? En wat is dat flakkerende lichtje dat wij ‘rede’ noemen? Zelfs al hebben wij alle kansen berekend, de geschiedenis aandachtig bestudeerd, en alle twijfels en belangen bediscussieerd, dan nog vermogen wij, in plaats van de waarheid, slechts een bedrieglijke nevel te ontwaren. (blz. 139)

Hier spreekt de wijze mens die tot bescheidenheid oproept. Hij matigt de aanspraken van de revolutionair, die in zijn blinde overmoed met het onkruid tegelijk de goede planten verbrandt en daarmee verder van huis uitkomt dan toen hij aan zijn onderneming begon.

De Maistre vraagt bedachtzaamheid, net zoals Burke, door wie hij erg werd geïnspireerd.

Deze mensen kwamen tot hun inzichten mede door wat zij rondom zich zagen gebeuren: de terreur van het linkse regime in Parijs, de inval en later annexatie van Savooien in 1792, het bloedig neerslaan van de contrarevolutionairen, die eerder de linksen op een bloedige manier uit de macht hadden verdreven. Extremisme roept extremisme van tegengestelde natuur op, zo leerde de Maistre, en de geschiedenis heeft hem nadien helaas vaak gelijk gegeven.

 

Hoe komt het toch dat een land met een zo hoge, oude cultuur plots in de grootste wandaden vervalt die, alles wel beschouwd, zelfs als een voorbeeld voor de latere Nazipraktijken zouden kunnen gezien worden? Er vallen ongetwijfeld historische redenen aan te wijzen waarom terreur en repressie en nadien onbegrensd imperialisme met name in Frankrijk tot voordien ongekende hoogten werden opgezweept.

Doch wellicht is verstandig om veeleer de aandacht te richten op de denkbeelden die onderhuids tot stand waren gekomen in een Frankrijk, dat niet alleen Voltaire en Diderot, maar ook Descartes had voortgebracht, die door velen als de vader van het subjectivisme wordt beschouwd. Zijn verwerking van de dertigjarige oorlog had ertoe bijgedragen dat hij het individuele bewustzijn als uitgangspunt van denken en handelen zag. Het Je pense, donc je suis is niets anders dan het samentrekken van het hele mentale universum in dat éne subjectieve, individuele punt. Een soort geestelijke singulariteit. Alles wat buiten dat individuele bewustzijn valt, wordt dan object. Het is interessant de etymologie van dat laatste woordje even in herinnering te brengen: het komt van het Latijnse obicere, dat ‘voor-werpen’ betekent. Een object ligt daar, voor ons op de grond geworpen, machteloos afwachtend tot wij het oprapen of, zoals in de Franse Revolutie, brutaal vertrappelen.

 

Laten we nu even terugkeren naar de woorden van De Wever. Ik ken hem en zijn gedachtewereld al langer, maar wie hem van op afstand volgt beseft dat hij iemand is met veel meer inhoud dan sommige van zijn critici wel denken.

“Wij zijn niet alleen voor onszelf geboren”. Dat is wellicht het belangrijkste zinnetje uit het citaat. Het is een stelling die regelrecht ingaat tegen het individualisme dat door Descartes werd voorbereid, in de Revolutie werd gepraktiseerd en heden ten dage algemeen verspreid is. Ten gronde zegt De Wever dat niet het individuele subjectieve bewustzijn het ultieme referentiepunt is en zelfs dat dit individuele referentiepunt niet eens echt individueel is. Anders gezegd: dat zogenaamd individuele subject is niet denkbaar zonder tegelijk en onmiddellijk – dus zonder bemiddeling van wat dan ook – daar de omgeving bij te betrekken. Dat individuele subject bestààt dus niet. Wat bestaat is een ervaring van een er-zijn–in-een-omgeving door één centrale, ervarende instantie, die wij het individu noemen.

 

Dat lijken cryptische woorden, maar dat zijn ze helemaal niet.

 

We ervaren ons bestaan niet, zoals de individualisten – revolutionairen en liberalen – dachten en denken, als “het ik tegenover de wereld”. Dat dit zo zou zijn, is interpretatie achteraf, of beter nog: ideologie achteraf. We vermalen de ervaring van ons er-zijn zodanig, dat wij het begrijpen als een contrapositie van een ik tegenover een daartegenover en daarbuiten staande wereld.

Maar dat is, zoals ik zei, interpretatie achteraf.

Je hoort de mensen al eens zeggen tegen iemand die erg ziek is geweest: “je bent er nog!”. Daarmee zeggen ze eigenlijk: je leeft nog. Maar eigenlijk zeggen ze iets meer: je bent nog onder ons. Je bent nog op de wereld. Mensen beleven het “er zijn” als een samen met anderen in de wereld zijn. De allereerste ervaring is dus deze van “in de ons bekende omgeving vertoeven”. Nadien sluipt een element van mogelijke vijandigheid in onze geest binnen. We koppelen aan de ervaring dat we in een bekende omgeving vertoeven het gevoel van een mogelijke dreiging vanuit die omgeving of delen daarvan. We doen dat veelal vanuit de ervaring van het verleden, omdat we geleerd hebben dat uit sommige hoeken inderdaad gevaren kunnen opduiken.

Maar dat is een vertroebeling van de oorspronkelijke ervaring.

 

Psychologen zullen zeggen dat deze emotionele lading meteen al met de ervaring verschijnt, maar dat is niet wat mij hier bezighoudt: het gaat erom in te zien dat de ervaring van het er-zijn en de emotionele lading van sommige elementen uit de omgeving die dit er-zijn kleurt, twee verschillende dingen zijn.

Dat onderscheid is nodig voor een zuivere manier van denken.

Als we namelijk toestaan dat de emotionele verkleuring van ons er-zijn ons enige uitgangspunt is, kunnen we alleen nog maar uitkomen op ideologie en dus op politieke keuzen.

Zo wordt ons gezicht op ons wezenlijke er-zijn echter verduisterd. En zo dreigen allerhande ‘extremistische’ ontsporingen, want er is dan niet langer de wijze correctie die zegt: “je bent er nog!”, wat betekent: “dit is het essentiële: dat je nog op de wereld bent, onder ons.” Precies daar ligt, naar mijn aanvoelen, de grondslag van de waarschuwingen van Burke en de Maistre. Triviaal gezegd: mensen vallen niet te vertrouwen omdat ze overal en altijd hun belang najagen, maar we horen nooit het menselijke samenzijn zelf uit het oog te verliezen.

 

Waarom ik dat allemaal zo zeg?

 

Ik had onlangs een gesprek met mijn moeder. Het mens is hoogbejaard maar nog goed ter tale, zeker als het over de dingen uit haar jeugd gaat.

In dat gesprek sprak zij een zin uit, die me goed is bijgebleven. Telkens ik aan de Ganzenstraat denk, dat zie ik die huizen in die straat, en de mensen die daar woonden. Ik zie Jan van Dictus en An van den Dikke en Door van Jef van ’t Speen. Ik zie de straat, een zandstraat vol stof in de zomer en slijk in de winter en ik zie de weide voor onze deur, met daarin onze Pol, onze pony, waarop ik soms, in de wei en als ik dacht dat niemand het zag, al eens ritje reed.

De Ganzenstraat is de straat waar ze geboren is en haar jeugd heeft doorgebracht.

 

Wat is de ervaring van mijn moeder, zoals ze die hier beschrijft? Zij geeft hier haar ervaring van haar er-zijn weer, in de omgeving zoals die in haar jeugdjaren op haar netvlies gebrand stond. Die ervaring omvat niet een individueel ik, geïsoleerd en los van de rest van de wereld, maar een centraal ervarend ik, dat direct in haar wereld – omgeving – ingeplant staat. Omgeving en ik zijn tegelijk gegeven en kunnen niet van elkaar worden gescheiden. Ik kan me niets voorstellen bij mijn moeder die daar “staat te zijn”, zonder dat tegelijk ook de huizen van An van den Dikke, die wei en de Pol gegeven zijn.

Mijn moeder zou aan die wereld dus niets kunnen veranderen, zonder ook die omgeving te veranderen. Het is allemaal tegelijk, of helemaal niets.

 

En dat brengt ons bij de voorzichtigheid die De Maistre bepleit. Je kunt je gewoon niet opstellen alsof wij los van de wereld rondom ons staan om die wereld dan vervolgens vrijelijk naar onze hand te zetten. Dat gaat helemaal niet als we inzien dat we al te gemakkelijk voorbijgaan aan wat die eerste, originele ervaring van het er-zijn is: namelijk het in-onze-omgeving-staan, “onder ons zijn”, en gelijk toestaan dat emotionele betekenissen die ervaring al meteen beginnen te kleuren. Ons optreden achteraf, dat hierop is gebaseerd, is dan ook gekleurd.

Op zich is deze verkleuring geen ramp en menselijk zelfs onvermijdelijk, maar je moet die verkleuring wel in de gaten houden.

Als dat niet gebeurt voert de combinatie van een subject dat gelooft ongestoord zijn omgeving te kunnen veranderen met de gekleurde ervaring van het er-zijn tot satanische toestanden.

 

Welnu: Wat De Wever in zijn interview uitspreekt is, alles wel beschouwd, een pleidooi om onze eigenlijke ervaring van ons er-zijn-in-onze-omgeving niet te laten ondersneeuwen en politiek te laten doorkinken.

 

Maar er is iets anders, en daar wijst De Wever niet op – wellicht omdat het hem niet gevraagd werd.

 

Mensen als Anthony Smith en Christine Stallaert wijzen er in hun studies over nationalisme en etniciteit op, dat de ervaring van een eigen homeland, een thuisland, een centraal en kenmerkend deel van het etnisch beleven is. Dat homeland is weinig anders dan de wereld, de omgeving waarin men zichzelf geplaatst ziet, op dezelfde manier als mijn moeder haar jeugdherinneringen aanbrengt – het weinige dat verschillend is, is dat de gedachte van een homeland voor een hele gemeenschap wordt toegepast.

Zoals het verhaal van mijn eigen moeder duidelijk maakt leven wij allemaal in ons eigen, kleine homeland. Zoals mijn moeder zichzelf ervaart midden in haar omgeving, vol met huizen, mensen, weiden en paarden, zo ervaart ieder van ons zijn er-zijn als een geworpen zijn in een omgeving, die we helemaal niet zelf hebben gemaakt, maar waar we wel onverbrekelijk mee verbonden zijn. Zoals hoger gezegd is het zelfs niet denkbaar dat we ons daaruit mentaal zouden kunnen isoleren. We zouden niets zijn, als we dat zouden kunnen, we zouden “leeg” en inhoudsloos zijn en dus geen identiteit hebben. Als we aan onszelf denken, denken we onmiddellijk ook aan de omgeving waarin we verkeren. We zijn heus niet voor onszelf alleen geboren. We worden geboren in een wereld waarin we ingroeien en waarmee we vergroeien.

 

Laat dat homeland nu de kern van het etnisch ervaren zijn. Mensen ervaren de omgeving waarin ze geboren zijn en opgegroeid als intrinsiek met henzelf verbonden. Ze horen in die omgeving thuis en het andere zal altijd enigszins vreemd blijven – een onoplosbaar probleem voor dromers van een kosmopolitische wereld.

 

Trek de ervaring van mijn moeder – iedereen kan zo’n ervaring voor zichzelf wel oprakelen – eens door?

Door van Jef van ’t Speen was getrouwd met een zus van Fons Bens, wiens eerste vrouw, bij wie hij twee kinderen had, vroeg overleden is. Fons hertrouwde met Anna Aerts, dochter van een buurman, en met haar had hij nog vier kinderen. Zijn oudste is dan getrouwd met iemand van over de vaart en is bij haar huwelijk bij haar schoonouders gaan inwonen, waar ze meehielp in de boerderij, terwijl haar echtgenoot naar de fabriek ging werken.

Je ziet op deze manier zo een hele gemeenschap verschijnen, als een groot spinnenweb aan elkaar hangend, bestaande uit individuele mensen, die in hun ervaring van hun er-zijn hun kleine eigen omgeving onmiddellijk mee ervaren en samen delen.

 

Dit is mijn aanvoelen: er loopt een strakke lijn van de erkenning van de wezenlijk diepe sociale aard van mensen naar de erkenning van een etnische beleving in het bestaan in een gemeenschap.

En ik zie rondom mij dat diegenen die het individualisme onder al zijn vormen prediken, van revolutionairen tot liberalen, tegelijk de oorlog aan de etniciteit hebben verklaard.

Het wordt duidelijk waarom deze verbanden zo liggen.

 

Op deze ideeën bouw ik mijn standpunt dat het verketteren van de etnische gedachte, zoals men die tegenwoordig overal pleegt uit te voeren, verwerpelijk is en bestreden moet worden.

Hetgeen nog niet zeggen wil dat we er niet alles aan moeten doen om vele, vele dingen te verbeteren. En die dingen: dat betreft meteen de hele gemeenschap, het hele spinnenweb van hierboven. Ook de sukkelaars, want die maken deel uit van het spinnenweb. En ook het open oog voor voortijdige verkleuring van de werkelijkheidservaring waar Burke en de Maistre voor waarschuwden.

 

Ik geef het toe: het is puur toeval. Maar in de Groene Amsterdammer van 24 april 2014 stond te lezen dat de talentenjacht die nu overal ter wereld gaande is onder grote bedrijven, deze laatste vaak niet verder helpt. Het blijkt dat niet de individuele talenten een organisatie sterk maken, maar veeleer het omgekeerde: precies in een goed functionerende organisatie ontwikkelen talenten zich het best. He individu komt dus niet eerst. De ongemakkelijke waarheid is dat die analyse ook wel eens kan gelden voor landen, dixit De Groene.

Dat betekent dat landen die volgens het gemeenschapsprincipe zijn georganiseerd het niet alleen beter kunnen doen, maar ook voor het individuele lot beter uitpakken. Opnieuw wordt het alomtegenwoordige individualisme door de mangel gehaald.

Socialisten zouden naar mijn smaak in déze gedachtewereld nieuwe inspiratie moeten puren.

Dat zou hen in plaats van tegenstanders net de grootste voorstanders van gemeenschapsdenken maken – zeg maar van nationalisme en etniciteit. Overigens zijn vele nationalismen in de wereld links.

Als ze hun vooroordelen en oude, inmiddels versleten taboes achterwege laten en de oude ideeën op de schop leggen, is een ander, hedendaags socialisme mogelijk.

Noem dat nu een conservatief socialisme.

Een interessante combinatie toch?

 

Jaak Peeters

Mei 2014

 

 

Westerse machthebbers op antidemocratisch spoor

Democratie betekent in beginsel dat de echte beslissingen, die beslissingen die er toe doen, niet door een kleine binnen- of buitenlandse groep worden genomen, maar door iedereen op wie de beslissing toegepast wordt. Door dat beginsel toe te passen worden deze mensen burgers. Democratie vereist daarmee een strikte oriëntatie op de zelfbeschikking door die burgers. Zij zijn het, die hun toekomstig lot en dus dat van hun kinderen in een zo groot mogelijke vrijheid bepalen.

Zo simpel als het grondprincipe is, zo moeilijk is de concrete toepassing ervan.

Als immers het zelfbeschikkingsrecht aan de burgers toekomt, hoe zit het dan met de verhouding tussen het recht op individuele zelfbeschikking en de rechten van de andere leden van de groep?

Iedereen herkent hierin oude en nog steeds niet tot volledige voldoening van iedereen opgeloste vraagstukken zoals de collectieve rechten versus de individuele, een probleem waarmee extreemlinks tegenwoordig heftig worstelt.

In principe hebben burgers het recht om zich vrij aaneen te sluiten en zich als groep te manifesteren of zelfs daar politieke zelfbeschikking voor te eisen. Op zich valt er geen reden te bedenken waarom zulks niet zou mogen.

Wie echter dit principe ad absurdum door wil trekken, komt uit op een totaal verkruimelde maatschappij: iedere burger oefent in volle vrijheid zijn zelfbeschikkingsrecht uit, alsof hij een staatje op zich zou zijn.

Als dat al zou kunnen, quod non, dan valt gemakkelijk in te zien dat sommige burgers dan bevoordeeld zullen zijn, bijvoorbeeld als gevolg van hun grotere financiële draagkracht. Daardoor zullen groepen ontstaan die machtiger zijn dan volgens de democratische beginselen is toegestaan. Zo doende vernietigt een tot in het extreme doorgetrokken democratische gedachtegang de democratie zelf.

De uitoefening van het democratische recht op vrije beschikking over het eigen lot is dus aan beperkingen onderhevig.

Maar welke?

Ook dit punt is oud zeer en een discussiepunt dat nooit echt bevredigend werd opgelost.

Nationalisten echter hebben hier tenminste een begin van een antwoord. Burgers oefenen hun persoonlijk zelfbeschikkingsrecht uit in overleg en samen met de andere burgers, als die op een voldoende wijze samenhang ervaren om onderling solidair te zijn. De beste vorm van samenhang is deze van de volksgemeenschap of die groep, waarvan de leden, als ze tenminste goed werden ingelicht door een degelijk onderwijs, zich allemaal bewust zijn van een gemeenschappelijke oorsprong en een samenhang die het bereik van losse individuele verbintenissen te boven gaat.

Als een gemeenschap zichzelf ervaart als één grote familie, die een eigen thuisland bezit en een eigen oorsprongsgeschiedenis bezit, dan is er, globaal en algemeen genomen, een grens tussen wie tot de groep behoort en wie niet.

Wie ertoe behoort wordt door die grens naar de andere leden van de groep gedreven en wordt zo geconfronteerd met zijn gemeenschappelijkheid met de andere leden van de groep. Zodoende ontstaat een hogere graad van solidariteit en de bereidheid om voor elkaar offers te brengen.

Hoewel ook etnische betekenissen gemanipuleerd kunnen worden, onttrekken zij zich toch aan het getrouwtrek dat kenmerkend is voor de waan van de dag. Met andere woorden: etnische betekenissen evolueren weliswaar, maar doen dat traag en ze veranderen vaak erg moeizaam. Ze zijn taai.

Op die manier ontstaat een criterium om een gemeenschap te formeren die zich ook politiek vorm geeft. Dat wil zeggen: binnen een dergelijke gemeenschap kunnen individuele burgers voldoende solidariteit opbrengen om hun persoonlijke zelfbeschikking niet tot in het oneindige door te trekken en hun individuele zelfbeschikking voor een stuk te laten samenvallen met de zelfbeschikking van de andere leden van de collectiviteit.

Langs deze weg is een democratische staatsordening binnen een bepaalde gemeenschap dus mogelijk.

De voorwaarde voor de feitelijke realisatie van zo’n democratische staatsordening en dus voor de democratie zelf is evenwel dat zo’n gemeenschap door de omliggende groepen toegestaan wordt haar democratie te beoefenen. Of, nog anders, een groep moet het recht krijgen om over te gaan tot de vorming van een eigen democratische orde, als zij daartoe wil beslissen.

Dit is het principe van het zelfbeschikkingsrecht van volkeren. Dat principe sluit bijgevolg uiterst nauw aan bij het democratische beginsel in het algemeen. Een gemeenschap die niet de kans krijgt om haar eigen, aparte democratische ordening op te bouwen, bestaat in werkelijkheid uit burgers die gefnuikt worden in de uitoefening van sommige van hun democratische rechten: het recht om vrij de groep te kiezen waarmee zijn hun eigen, individuele zelfschikking willen laten samenvallen.

Welnu: in dit opzicht lopen de zaken niet bepaald in de goede richting.

Dat het met de democratie binnen de staat België niet snor zit, weet zowat iedereen.

De Vlaamse bevolkingsmeerderheid is lang ook geen politieke meerderheid. Grendelgrondwetten en dubbele meerderheden maken dat de Vlaamse meerderheid in werkelijkheid tot een politieke minderheid herleid wordt. Het is zelfs mogelijk om federale regeringen te maken die aan Vlaamse zijde niet eens een parlementaire meerderheid achter zich hebben.

Wat er feitelijk plaats vindt is de weigering Vlaanderen als een “volk” te erkennen. De politieke machthebbers blijven uitgaan van een “Belgisch volk”, ook al bestaat dit sociologisch of etnisch helemaal niet.

Op die manier is het mogelijk om een meerderheid in het “Belgisch” parlement te verzamelen zonder ook een meerderheid in Vlaanderen. Dat botst uiteraard met het beginsel van de dubbele meerderheden, dat in het voordeel van de Franstaligen immers wél wordt toegepast. Het wordt de verzameling van Vlaamse burgers niet toegestaan om zelf, op eigen gelegenheid, de groep te kiezen met wie zij hun persoonlijke zelfbeschikking willen laten samenvallen. Dat is ongeoorloofde geweldpleging ten aanzien van de democratische grondrechten.

Door te weigeren Vlaanderen als een volk met recht op een eigen democratie te erkennen, bedienen de politici uiteraard zichzelf. In het andere geval zou het wel eens kunnen dat politici die nu in Vlaanderen het hoge woord voeren er niet meer zouden bij zijn. Dat komt omdat ze binnen een Belgische context hun macht kunnen vergroten door te steunen op zogeheten politieke families: de socialisten, de liberalen en de christendemocraten (sic). In een Vlaamse context is dat afgelopen.

Daarmee gaat de ideologie dus voor het zelfbeschikkingsrecht.

Waar het mij nu om te doen is, is dat dit soort inbreuken op het democratische zelfbeschikkingsrecht in Europa schering en inslag is en heus geen voorrecht van de staat België.

Het meest recente voorbeeld is de Krim. Voor zover nu bekend is, is het referendum – een democratisch instrument bij uitstek – daar perfect volgens de regels verlopen. De pers verslaat deze zaak echter leugenachtig. Volgens de Volkskrant wonen er 58% etnische Russen op de Krim. Nochtans heeft bijna 83% van de kiesgerechtigden zijn stem uitgebracht en daarvan heeft bijna 97% voor aansluiting bij Rusland gestemd. Van de totale bevolking heeft dan zowat 80% ja gestemd. Als die cijfers kloppen, hebben dus niet alleen etnische Russen voor gestemd. In die 80% zitten immers nog minstens 22% niet – Russen. De pers verzwijgt dit. Maar als dat alles zo is, is de bewering dat “de” Krimtartaren en “de” Oekraïners in de Krim anti-Russisch zijn, onjuist, en geldt dat alleen voor sommigen onder hen. Dat zal ook zo wel zijn, omdat elk regime zijn collaborateurs voortbrengt. Die collaborateurs met het Kiev-regime maken echter kennelijk buitensporig veel amok.

Maar de feiten vertellen dus een ander verhaal. De bevolking van de Krim heeft te kennen gegeven dat ze haar democratisch burgerschap wil delen met de bevolking van Rusland. De meerderheid daartoe is massaal bij een hoge opkomst. De beslissing is dus democratisch legitiem.

Toch verklaren de leiders van de VS en de EU uni sono dat ze het referendum niet erkennen, omdat het niet wettig is.

Hoezo: niet wettig?

Als de etnische Russen in de Krim, samen met andere volksgroepen, in een goed uitgevoerd referendum beslissen om hun politieke democratie samen met de Russen van Rusland vorm te geven, dat is dat hun zuiverste democratische recht. Dat de niet-Russen zich ooit deze beslissing zullen beklagen is mogelijk, doch niet noodzakelijk of zeker. Dat verandert echter nu niets. De bewoners van de Krim hebben als volwassen burgers immers het recht om zich vrijelijk aaneen te sluiten of bij een andere groep aansluiting te zoeken. Zolang dit alles plaats vindt zonder geweldpleging valt er geen reden te bedenken om deze gang van zaken af te keuren. Immers: de individuele burger blijft de drager van soevereine macht en hij, en hij alleen, beslist in volle vrijheid hoe hij zijn lot vorm zal geven. Hij weet dat hij dat niet alleen kan en dat hij dus bondgenoten moet zoeken. Maar ook daarin is hij vrij.

Al deze dingen zijn gebeurd in de Krim.

Het is bekend dat sommige commentatoren in de aanwezigheid van Russische troepen een argument zien om dat referendum niet als wettig te erkennen.

Ik denk daar anders over.

Hoe zouden de Krimenaren ooit een wettig referendum überhaupt kunnen organiseren, aangezien de staat, waartoe ze nu – kennelijk tegen hun zin – behoren, hen niet als aparte gemeenschap met eigen soevereiniteitsrechten wil erkennen? Doordat Kiev, gesteund door het Westen, de democratische rechten van de Krimenaren niet wil respecteren, is er voor die mensen geen enkele mogelijkheid meer om hun politieke lot volgens eigen wensen in handen te nemen, zoals de democratie nochtans bedoelt. Zonder de aanwezigheid van Russische militairen hadden de Krimenaars gewoon geen referendum kunnen houden.

Erger is dat de Westerse houding volledig in tegenspraak is met de verklaringen van Algiers in 1976, waarbij een Universele Verklaring van de Rechten van de Volkeren werd uitgevaardigd. De Canadese Wendat – de originele bevolking van Québec – heeft onder meer op deze basis het principe aangenomen dat elk volk recht op bestaan heeft (artikel 1 – verklaring van 28 november 1990).

Het grondprincipe daarbij is dat van de zogenaamde primordiale autochtonie: de bevolking die het eerst op het bedoelde grondgebied woonde, is er de natuurlijke bezitter van en heeft een onvervreemdbaar recht op zelfbeschikking op dat territorium. Vergelijk met de situatie van de Joden, die ondanks de eeuwenoude diaspora – waarin ze als volk bleven bestaan – toch een eigen autochtoon territorium opeisen.

In het geval van de Krim is een en ander wat onduidelijk, maar de voorgaande volken (de Scythen en de Chazaren) zijn al lang in de huidige bevolking opgegaan. Het is zoiets als onze Morinen en Menapiërs die onherkenbaar zijn opgegaan in wat nu de bevolking van Vlaanderen is. Derhalve moet men zeggen dat de autochtone rechten van de Scythen en de Chazaren op de huidige bevolking zijn overgegaan, aangezien de voorgaande volkeren geen aparte etnische sporen hebben achtergelaten. Als dit de juiste feiten beschrijft, is de huidige bevolking dus 100% “eigenaar” van de Krim. Als diezelfde Krim vervolgens etnisch onderscheiden is van de bevolking waartoe de machthebbers in Kiev behoren, heb je een apart Krimvolk. Aan de nationalistische voorwaarde om het predicaat “volk” te kunnen opeisen is dus voldaan.

Dat Krimvolk heeft in ieder geval het recht op democratische zelfbeschikking en dat betekent dat het volgens zijn eigen omschrijving een eigen democratie mag organiseren. En als de andere bewoners van de Krim zich bij de lotsbestemming van het Krimvolk aansluiten, dan is dat democratisch volkomen in orde. Dat houdt in dat het Krimreferendum wél wettig is en dus de houding van de Westerse machten illegitiem en vooral antidemocratisch. Die Westerse houding is bovendien grof en onbeschoft: burgers mogen dus niet over hun eigen toekomst beslissen als die toekomst een andere is dan de machthebbers voor ogen staat? Op welke gronden dan wel? Is Big Brother dan toch realiteit? Is de Westerse democratie dan fictie geworden?

Eenzelfde gedachtegang geldt voor de Vlaamse situatie. Aangezien er geen etnisch Belgisch volk bestaat heeft de bevolking van Vlaanderen tenminste evenveel recht om volgens de Vlaamse omschrijving de democratie te organiseren, als volgens de Belgische omschrijving. De partijen die dit weigeren, nemen derhalve een antidemocratische houding aan.

Hetzelfde geldt voor de EU. Die heeft al op voorhand de resultaten van eventuele referenda over de onafhankelijkheid van Catalonië, Vlaanderen en Schotland van de hand gewezen. De EU erkent dus de autochtone democratische rechten van deze bevolkingen niet of maar gedeeltelijk – en handelt dus naar eigen willekeur – en neemt dan ook een antidemocratische houding aan.

In al deze gevallen handelen de westerse machthebbers tegen de verklaringen van Bandung (1955) en Algiers (1976). Hoewel de eerste verklaring vooral de dekolonisatie op het oog had en de tweede in de lijn van de verklaring van Bandung uiteindelijk een private verklaring bleef, steunen beide verklaringen op het principe van het zelfbeschikkingsrecht van de Verenigde Naties.

Dat betekent dat machthebbers die de verklaring van Algiers als niet-officieel van de hand doen en dus ook niet toepassen, tenminste moreel in fout zijn.

Maar dan, alweer, nemen ze een principieel antidemocratische houding aan, omdat de democratie tenminste ook aan morele principes moet refereren. Democratie berust immers op de idee van de onaantastbare waardigheid van ieder persoon. Dat is een moreel beginsel.

De positie van de westerse machthebbers in de EU en de VS is dus vanuit een democratisch standpunt niet te verdedigen.

Daarom kan de verklaring van hun houding alleen worden gezocht of gevonden in de aanwezigheid van “belangen” , die van politieke, economische of strategische aard zijn. Voor de EU is dat duidelijk: expansie door inlijving van Oekraïne. Het oude, versleten recept van de machtigen. We zijn het dus nog steeds niet kwijt, of: een EU die slechts de oude machtspolitiek voert en daarom, wat mij betreft, geen greintje sympathie waard is.

Het is mogelijk dat dergelijke “strategische” overwegingen zwaar wegen, maar als zulks tot gevolg moet hebben dat op een systematische manier de democratische rechten van de volken moeten worden genegeerd, dan blijft er maar één conclusie over: deze machthebbers zitten op een totaal verkeerd spoor.

Dat het telkens gaat om gebieden binnen de contouren van wat schimmig “Europa” wordt genoemd, roept bovendien scherpe vragen op over de houding en de bedoelingen van met name de Europese machthebbers.

Dat maakt de zaak alleen nog precairder.

Jaak Peeters

Maart 2014.

Grenzeloos cynisme

Dezer dagen zijn we getuige van een heuse orgie van machtsdenken. Wie de gebeurtenissen in Kiev heeft gevolgd, kan moeilijk anders dan walgen van het volkje dat Europa van zijn burgers en volken heeft overgenomen. Oekraïne bevindt zich ongetwijfeld in een moeilijk periode van zijn geschiedenis. Bovendien moet het land zich nog altijd losmaken uit de oude Russische overheersing. Zulks loopt niet over een leien dakje en het gaat met schokken gepaard.

Men zou nu denken dat een EU, die in haar ‘verdrag’ toch de democratische principes heeft ingeschreven en zegt bezorgd te zijn om de mensenrechten, haar invloed zou aanwenden om de Oekraïners rond te tafel te brengen en hen ertoe zou aanzetten om samen en onder elkaar voor hun problemen een oplossing te zoeken.

In werkelijkheid zien we echter een brutale inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van een soevereine buitenlandse staat. Maandenlang heeft de EU, dixit De Morgen op 24/2/2014, de Oekraïense oppositie “aangemoedigd”. Als men weet dat diezelfde Oekraïense oppositie in belangrijke mate eurofiel is en er belangrijke stromingen zijn die aansturen op een aansluiting bij de EU, dan wordt het plaatje meteen duidelijk. De EU stookt in Oekraïne, draagt er bewust, wetens en willens, toe bij om het land nog meer overhoop te zetten, in de hoop dat land in zijn eigen machtsimperium in te lijven. Waarom zouden we niet mogen zeggen dat sommigen van die toch wel curieus uitgeruste ‘betogers’ die we op TV aan het werk zagen in werkelijkheid agenten van de EU zijn?

Franse agenten hebben de Belgische revolutie van 1830 in elkaar gestoken en gestuurd. Amerikaanse agenten zijn in het buitenland zo vaak ‘tussengekomen’ om regimes die hen niet welgevallig waren ten val te brengen.

De EU is dus niets anders. Het is een cenakel waarin de oude machtspolitiek wordt bedreven. Machtspolitiek zoals die al duizenden jaren door alle heersers en potentaten wordt bedreven.

Naar buiten uit uitbreiding van hun territorium. Naar binnenuit consolidatie van hun macht.

Hoe anders is uit te leggen dat op korte tijd zowel de Schotten als de Catalanen en de Vlamingen de boodschap hebben gekregen dat ze er niet op moeten rekenen lid van de EU te worden, als ze zichzelf onafhankelijk verklaren?

Kan iemand het verschil van deze EU-houding met die van de oude grote mogendheden aanwijzen?

Er is veel erger.

De EU draait er haar hand niet voor om hele volken in de miserie te duwen, zoals de Grieken ondervonden hebben. Als de Grieken de euro hadden kunnen opgeven, zouden ze kunnen hebben devalueren en intussen tijd winnen om in eigen huis orde op zaken te stellen. Ook dat is oude praktijk.

Maar zelfs die tijd wordt hen niet gegund. De Grieken moesten op de knieën. Ze moesten herstructureren, hier en nu, ongeacht de sociale gevolgen daarvan. Ziedaar het sociale beleid van de EU. Geen mens begrijpt wat de socialisten in die EU gezien hebben….

En nog is het niet gedaan.

De EU-bonzen weten best dat er in België zoiets als een taalgrens bestaat. Die taalgrens raakt hun kouwe kleren echter niet: ze vegen er lustig hun laarzen aan. Ik zou wel een willen weten hoeveel eurocraten in de winkels in Grimbergen hun brood in het Nederlands bestellen. Heel bewust dus helpt Europa de Vlaamse randgemeenten verfransen.

En als dat alles was!

Van Rompuy, die zichzelf ‘president’ van Europa laat noemen – hoewel hij nooit gekozen werd – verklaarde nog onlangs, bij de viering van de val van de muur in Berlijn, dat de mobiliteit in de EU niet groot genoeg is. Slechts twee tot drie procent van de burgers in een lidstaat zijn tegelijk burger van een andere lidstaat. Volgens Van Rompuy, die econoom is en dus best weet dat sociale dumping het gevolg is van die EU-mobiliteit, moeten er dus in Vlaanderen nog meer Roemenen en Bulgaren in het straatbeeld verschijnen. De EU wil de volken door elkaar mengen om hun nationaal volksbesef te vervagen en opening te kunnen maken voor een Europees nationaal besef.

Tegelijk fulmineren die EU-bonzen tegen ‘het nationalisme’, waarmee natuurlijk het nationalisme zoals dat van de Vlamingen wordt bedoeld. Zij waarschuwen niet alleen voor de ‘gevolgen van nationalisme’, maar ook voor vreemdelingenhaat en racisme.

Je moet niet slim zien om dat gestook van de EU-bonzen te doorzien. Wie een beetje de geschiedenis kent ziet een perfecte herhaling ervan. Naar buitenuit altijd maar expansie, met alle daartoe ter beschikking staande middelen. Naar binnen datgene wat sommigen nation building noemen: homogenisering en opstuwen van een Europees nationaal gevoel.

Imperialisme van het zuiverste water.

Met een cynisme dat werkelijk onvergelijkelijk is, gieten ze over hun imperialisme nog een vals moreel sausje heen.

De volken van Europa worden op de meest cynische wijze door eurocratië bedrogen.

De partijen die op 25 mei een eurofiele positie innemen hebben ons heel wat uit te leggen.

Jaak Peeters

Feb 2014

Verkiezingsstunt?

Econoom Paul De Grauwe publiceerde zopas een boek, waarin hij volgens de kranten denkt te kunnen bewijzen dat Vlaanderen niet beter werd van de opeenvolgende staatshervormingen.

“Beter” blijkt voor hem “rijker”, hetgeen erg betwistbaar is, want economische groei kan in de politiek echt niet de enige doelstelling zijn. Er zijn mensen die goede gronden denken te hebben om de economische groei aan milieubehoud op te offeren.

Misschien begrijp ik er allemaal geen barst van, maar een hoop vragen rijzen toch op.

De groei nam in Vlaanderen dus niet merkbaar toe tijdens al die staatshervormingen. Kan het aan de internationale conjunctuur hebben gelegen, die de enigszins gespecialiseerde Vlaamse economie sterker trof?

Soms groeide Wallonië zelfs meer dan Vlaanderen. Wallonië zou volgens hem bij die staatshervormingen dus meer voordeel hebben gehad dan Vlaanderen. Mooi toch? Als de Walen voordeel hebben bij staatshervormingen, waar wachten we dan op? Als het voor ons niet schaadt en het de Walen baat, waarom zouden we het die mensen dan niet gunnen en meteen doorstoten tot het eindpunt?

Dat Vlaanderen in de periode dat de staatshervormingen plaats vonden niet méér groeide dan Wallonië bewijst op zich evenwel niets. Zonder die staatshervormingen was Vlaanderen misschien zelfs achteruit gegaan.

De echte vraag zou moeten luiden: is Vlaanderen in die periode van staatshervormingen beter vooruitgegaan dan de landen in onze omgeving die in een vergelijkbare situatie en conjunctuur zitten? En àls dat het geval is, ligt dat dan aan die staatshervormingen, of is dat het gevolg van nog andere factoren? Want hoe bewijs je de samenhang van staatshervormingen en economische groei?

Er is dus maar één methode om enig bewijs aan te voeren dat staatshervormingen er economisch toe doen: nl. door te vergelijken met een ander land zoals België, maar waar die hervormingen niet plaats vinden. Dat land moet zich in een vergelijkbare situatie bevinden. Als staatshervormingen er toe doen, moet de groei in Vlaanderen hoger zijn dan in de deelgebieden van dat andere land.

Die vergelijking kan De Grauwe niet maken, want zo’n tweede België bestaat er niet.

Zodoende kan De Grauwe dan dus ook niet bewijzen dat de staatshervormingen schade aanrichtten. Want dàt zou pas een argument tegen de staatshervormingen kunnen zijn.

Het enige wat De Grauwe ons weet te vertellen is dus dat hij geen wiskundig verband ziet tussen de staatshervormingen en de economische groei. Al vraagt een mens zich af hoe die twee te vergelijken vallen, aangezien staatshervormingen in belangrijke mate ook àndere doelen dan economische nastreven.

Maar misschien doen staatshervormingen er gewoon nooit toe en is de structuur van een staat onbelangrijk voor de economie. Er is vermoedelijk niemand die dat gelooft, waarschijnlijk ook De Grauwe zelf niet.

Maar onderstel dus dat een staatsstructuur er economisch niet zou toe doen, bijvoorbeeld omdat de economie te internationaal zou zijn, wat belet ons dan om er voluit mee door te gaan? Waarom zouden we België dan niet gewoon afschaffen? Er zijn immers nog steeds de transfers van Vlaanderen naar Wallonië. De cijfers verschillen naargelang de bron. Waalse studies spraken enkele jaren geleden over 6,7 miljard per jaar. Sommige Vlaamse bronnen hebben het over 12 miljard. Laat ons het houden op een compromis: 9 miljard.

Als België verdwijnt, komen dus op termijn 9 miljard ter beschikking. Wat zouden we daar al niet mee kunnen doen!

Bovendien besparen we gelijk een hoop geld en misschien – wie weet – kunnen we met Rijksnederland een hoop dingen samen en dus goedkoper doen.

De Grauwes boek kan dus net zo goed bezien worden als een pleidooi tégen het voortbestaan van België.

De transfers kosten de modale Vlaamse belastingbetaler zowat 2200 eur per jaar. De Grauwe beweert nu dat Vlaanderen helemaal niet door Wallonië afgeremd wordt. Wil hij nu zeggen dat een systematisch verlies van 2200 eur per belastingbetaler en per jaar er niet toe doet? Dan verwacht ik toch wel wat meer uitleg, want 2200 is meer dan wat een gemiddeld werknemer per maand netto incasseert. En àls Vlaanderen dan toch niet door Wallonië wordt afgeremd, volgt daar dan uit dat wij ons zelfbeschikkingsrecht moeten opgeven?

Dan is er een volgend punt: staatshervormingen moeten degelijk zijn. Dat zijn ze in België niet. Van de 5 resoluties van het Vlaams parlement is er één verwezenlijkt. Die mensen die deze resoluties hebben opgesteld wisten best wat ze deden: die 5 resoluties hangen samen. Afzonderlijk betekenen ze niets. Voorbeeld: als Vlaanderen fiscale bevoegdheden heeft, moet het ook de controle daarop kunnen uitoefenen en behoeft het dus een eigen Hoog Gerechtshof, want ergens moet er een ultieme uitspraak mogelijk zijn. Dat Vlaanderen dus bij die Belgische staatshervormingen niet meteen een zichtbaar voordeel heeft in vergelijking met Wallonië zou dus wel eens in de lijn van de verwachtingen kunnen liggen, al moet ook dat onderzocht worden.

Johan van Overtvelt zei dat de staatshervormingen veel te gebrekkig zijn om economisch effect te kunnen hebben. Om economisch effect te hebben, moet je bijv. de loonlasten kunnen beïnvloeden. Maar die bevoegdheid blijft onverkort Belgisch! De Grauwes boek ondersteunt dus de positie van N-VA, waarvoor die partij best wel dank zal zeggen.

Voorts is er de vraag of de Vlaamse regeringen wel doeltreffend gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheden die de staatshervormingen boden. Misschien heeft men in Wallonië de hand beter aan de ploeg geslagen. Met als opmerking dat dit laatste wel erg gemakkelijk is, als je vanuit het buitenland elk jaar een smak geld toegeworpen krijgt…

Tenslotte nog dit: als Vlaanderen noch Wallonië voordeel doen met de opeenvolgende staatshervormingen, bewijst zulks dan ook de meerwaarde van de staat België?

Het is mogelijk dat de kranten die het bericht brachten, de plank volkomen misslaan en de boodschap van de Grauwe totaal mismaakt aan hun publiek voorschotelen.

Maar als we niet kwaadaardig doen dreigt dit boek, dat heel toevallig net voor het congres van NVA verschijnt, bezien te moeten worden als een verkiezingsstunt…

De Grauwe is te verstandig om niet in te zien dat hij een berg vragen moet beantwoorden, omdat zijn argumentatie anders aan alle kanten rammelt en hij moet weten dat hij sommige vragen zelfs niet eens kàn beantwoorden. Het is mogelijk dat zijn boek op sommige vragen een antwoord geeft en dat is dat op zich nog maar eens een sneer in de richting van onze media. Die hebben er dan voor de zoveelste keer nog maar eens een potje van gemaakt. Of ze gebruiken De Grauwe in het kader van hun eigen verkiezingsengagement. Het zou niemand verbazen.

Jammer zou het namelijk zijn dat een man van dat kaliber zich voor de kar van reactionaire krachten zou laten spannen. En dus zou bereid zijn de suggereren dat al dat gehervorm de schop op moet en we terug moeten naar het oude unitaire België.

Jaak Peeters

Januari 14

Pyongyang aan de Zenne?

Op 18 december schreef de maoist, Blommaert-discipel en PVDA-ideoloog Ico Maly een stuk waarin hij, net als al zijn andere al dan niet extreem-linkse vrienden, N-VA bewust en uitdrukkelijk neoliberaal noemde. Het was een antwoord op een stuk van Liesbeth Homans.

Ik zal deze kwalificatie kort duiden: ze is bedoeld om N-VA in de rechtse, dus anti-progressieve en meteen onderverstaan slechte hoek weg te zetten.

Maly en zijn geestesgenoten schuwen daartoe geen valse technieken. Eén ervan is staalhard te liegen over wat de tegenstander écht zegt, het adagium indachtig: “mentez, mentez! Il y en restera toujours quelque chôse!”

De recente congresteksten van N-VA zijn immers bijzonder helder. N-VA wil alle Vlamingen een sociale zekerheid bieden, die hun zekerheid is. “Een sociaal beleid specialiseert zich niet in subsidies en uitkeringen, wel in het voorkomen van armoede en het scheppen van sociale mobiliteit.”( p. 8 van de congresbrochure). En voorts: “Verandering is nodig om onze welvaart en ons welzijn veilig te stellen en ons sociaal weefsel te beschermen” (p.8)

De brochure bevat tientallen uitspraken van dit soort. Het is dus geen toevallige uitschuiver.

Wat zégt N-VA hier eigenlijk? Ik zwijg hier over de teksten van het Vlaams Belang die vaak een gelijkaardige strekking uitstralen, maar die ikzelf onvoldoende ken.

Wat hier staat is dat N-VA grondige structuurhervormingen wil, precies om het paradepaardje van vele zichzelf links noemende roepers veilig te stellen, nl. de onderlinge solidariteit en sociale zekerheid. Door die aan te passen aan de noden van de Vlamingen en de eisen van de moderne tijd, door ze betaalbaar te houden of te maken en door ze pro-actief te laten functioneren, zodat problemen worden voorkomen in plaats van post factum opgelost, wil N-VA ons welzijn veilig stellen en de samenhang in onze samenleving beschermen. Maly beweert dat wie de overheid afslankt, daardoor de sociale zekerheid eveneens afslankt. Dat is pertinent onwaar. Wie de overheid afslankt en die arbeidskracht in een productieve economie inzet, schept meer middelen, onder meer voor sociale zekerheid. Maly is verstandig genoeg om dat zelf in te zien, verkiest een andere houding. En evengoed weet hij dat nergens ter wereld het recht op uitkering bij werkloosheid onbeperkt geldt in de tijd. Maar ook dat verzwijgt hij.

De N-VA-positie is zonder meer het tegengestelde van neo-liberalisme, waarbij Maly zélf erkent dat N-VA zich distantieert van het individualisme. Maar de heer Maly moet eens uitleggen hoe je liberalisme überhaupt zelfs maar kunt dénken, zonder tegelijk een fel individualisme te onderstellen? Maly beweert dat N-VA zich niet van neoliberale doctrines an sich distantieert. Wil de heer Maly eens nader omschrijven welke die doctrines dan wel zijn mogen? Ik alvast vind er in zijn tekst niets over. Dat is nogal vreemd allemaal: aan de ene kant de grondslag van het liberalisme verwerpen, doch aan de andere kant wél de doctrines onderschrijven? Dat lijkt me eerder op het rondspuien van intellectuele mist dan op een heldere analyse.

Maly moet nog wel meer uitleg geven. N-VA ( en eigenlijk alle Vlaamsdenkenden in ons land) gebruiken volgens hem de natie als steunpilaar van het neoliberalisme. Maar wat richt links dan in Europa uit? Links doet toch driftig mee aan de opbouw van Europa? Gebruikt links dan ook Europa als steunpilaar van het neoliberalisme – want de politiek van de EU kan toch moeilijk anders dan als liberaal worden omschreven? Zou meneer Maly dan niet eens eerst zijn linkse vrienden aanporren tot stichtelijker gedrag? Ingevolge Maly’s eigen standpunt dat het neoliberalisme op een niveau boven de natie moet worden bestreden, kan ik moeilijk anders dan Maly’s linkse geestesgenoten nul op het rekest geven.

Onze extreemlinkse landgenoten moeten trouwens onderling wat beter overleggen. Want Maly beweert dat neoliberalen voor het behoud van de naties zijn, terwijl zijn partijgenoot Thomas Decreus in De Wereld Morgen precies het omgekeerde beweert. Tja: als extreemlinks àlles beweert, wordt het wel moeilijk om er enig geloof aan te hechten. Ik ga hier niet verder op in. Peter de Roover heeft dat overigens in Doorbraak al gedaan. Wie naar de feiten kijkt, weet meteen dat Maly en zijn geestelijke vrienden ofwel liegen, ofwel scheel kijken.

Ik daag hen trouwens uit om eens persoonlijk met Johan van Overtvelt te gaan praten en dan vervolgens eerlijk te zeggen of de kwalificatie die ze hem geven, nl. die van neoliberale hardliner, wel zo klopt. Wedden dat niemand onder hen dat gesprek ooit voerde? Ik heb dat dus wél gedaan. Van Overtvelt beschouwt economie als toepassing van wiskunde. Net zoals een ingenieur wiskunde moet toepassen om goede bruggen te bouwen, moet de econoom wiskunde toepassen om goede economische maatregelen te nemen. Dat heeft niets met doctrines van doen, zoals Maly en co denken. Overigens is Van Overtvelt veel kritischer tegenover het neoliberalisme van de EU dan extreemlinks zelfs maar bevroedt. Deze politiek duwt nl. miljoenen Grieken in de armoede. Dixit Van Overtvelt.

Is dat de vermaledijde neoliberale N-VA-hardliner waarvoor Maly waarschuwt?

Dan valt het allemaal nog wel mee, zou ik denken.

Er is iets anders, dat me véél meer dwars zit.

Maly valt het grondprincipe van onze menselijke samenlevingen zelf aan.

Ziehier wat Maly zelf schrijft:

De basis van het N-VA-project is het ‘nieuw nationalisme’. Dat nationalisme koppelt een klassiek etnisch natiebegrip (wij zijn Vlamingen omdat we hier geboren zijn en delen dus een taal en een cultuur) aan een voluntaristische natie (nieuwkomers zijn welkom als ze Vlamingen onder de Vlamingen willen worden). Meteen wordt duidelijk dat het eerste natiebegrip dominant is: nieuwkomers zijn welkom als ze zich schikken naar de waarden, normen en de taal die ‘typerend’ is voor de oernatie. Die natie mag dan wel nieuwkomers welkom heten, het is de bedoeling dat ze die natie sterker maken en uitbreiden. Ze worden dus niet geacht die natie te veranderen. Het ultieme doel van dat nieuw nationalisme is hetzelfde doel zoals in elk nationalisme van de 20ste eeuw: natie wordt natiestaat.

Wat dat betekent? Dat betekent dat we als Vlamingen zouden moeten afzien van de verwijzingen naar het oude Vlaamse illo tempore in de Vlaamse collectieve ziel, naar de inval van de Germanen, naar de Slag van de Gulden Sporen, Jacob van Artevelde, Nicolaas Zannekin, Jan zonder Vrees en de graven van Egmont en Hoorn – en daarmee de verwijzing naar ook de Noordelijke Nederlanden, het tegenwoordige Rijksnederland: dat alles vormt immers basis van de etnische Vlaamse identiteit. Anthony Smith, die als geen ander dit soort toestanden heeft ontleed, omschrijft zes attributen voor elke etnie: 1. Een eigen naam voor de collectiviteit; 2. Een mythe van een gemeenschappelijke oorsprong: 3. Gedeelde historische herinneringen; 4. Een gemeenschappelijk cultureel kenmerk; 5. De ervaring van een eigen, historisch thuisland; 6. Een significante mate van onderlinge solidariteit.

Die kenmerken zijn allemaal terug te vinden in onze Vlaamse identiteit. Ze gelden trouwens universeel, ook voor zogeheten“primitieve” stammen. Voor wie niet van etnische denkwijzen houdt: ik vind in de criteria van Smith niet één ongewenst element. Ik verklaar dus dat dit etnisch-nationaal denken op zich helemaal niet ongewenst is.

Dààr knijpt echter het schoentje.

Maly wil namelijk niet dat de Vlamingen hun etnische eigenheid behouden. Hij wil helemaal géén etnische identiteit, nergens, vermits het hier om universele principes gaat. En Vlamingen moeten hun identiteit veranderen. Ànders gezegd: zij moeten zichzelf van hun eigen wortels wegsnijden, zichzelf ontwortelen. Etnisch zelfmoord plegen.

Wij, Vlamingen, worden door Maly en andere linkse extremisten verondersteld bereid te zijn tot collectieve etnische zelfmoord.

Wat er voor die etnische identiteit in de plaats moet komen? De verwijzing naar de Leer van de Heilige Marx natuurlijk, naar het illo tempore van de sociale onderdrukking van de proletarische massa door de kapitalistische bandieten, zodat de strijd altijd kan worden voortgezet. Tot in der eeuwigheid, zonder einde. Ziedaar het extreemlinkse universalium. Kortom: dit is de verwijzing naar de oude oermythe van de eeuwige strijd tussen de Goede Krachten en de Krachten van de Duisternis, zowat de meest primitieve oermythe die eens mens maar verzinnen kan. De zoveelste versie van de utopie dus van een ideale wereld, afgezet tegenover de ellende en de donkerte, veroorzaakt door de Slechten en de Bozen.

Dat alles ruikt niet alleen naar stalinisme, dat is het ook werkelijk. Het wijst zeer uitdrukkelijk naar de zelfbeschuldigingen in de schijnprocessen van het stalinistische Rusland, de zuiveringen en de executies in het Noord-Korea van vandaag, de Goelags waar Sacharov en zovele anderen moesten boeten voor hun eis naar het recht op vrijheid van denken. Dit is een maatschappij waar iemand die niet zuiver in de leer is neergeschoten kan worden, omdat hij niet past in de Grote Leer, veelal belichaamd door de Grote Leider en waarin iemand altijd niet zuiver genoeg in de leer kan worden bevonden en dus worden weggezuiverd.

Die leer is die van de illusies van de klassenstrijd tegen de grootst denkbare slechtheid van het prive-bezit. Arm tegen rijk. Het Grote Kwaad van vandaag heet voor de protagonisten van het neostalinisme niet Het Kapitaal zoals bij Marx en Engels, maar draagt de naam neoliberalisme.

Extreemlinks heeft, dunkt me, weinig reden om met enige trots zijn leerstellingen aan te prijzen.

Want tegenover de vrij duidelijk omschreven, uiterst menselijke streefdoelen van het Vlaamse nationalisme ( en dat niet alleen!), dat op eigen krachten en tegen het regime in zowat het grootste vredesmonument van de wereld neerzette, kan het neostalinisme alleen de rauwe werkelijkheid van de moordpartijen van de Sovjets, Mao en Pol Pot aanvoeren. Met als enige argument dat die zuiveringen nodig waren om tot hun utopische maatschappij te komen.

Ik denk hierbij aan Frank van Dun, die duidelijk gemaakt heeft dat utopieën nog nooit tot vrede of menselijkheid hebben geleid, maar altijd tot duisternis, dood en ellende. Dat we vandaag een klein beetje vrijheid hebben, is voor alles te danken aan de onafgebroken inzet van miljoenen vrije burgers die elke dictatuur altijd weer hebben bestreden. De feiten laten zien dat precies in een maatschappij die stabiel is, omdat ze op het principes van het etnische illo tempore berust, en die de ruimte biedt aan het vrije, open debat van mensen met uiteenlopende meningen, de welvaart en het welzijn de grootste kansen maken. In de maatschappij die ons voor ogen staat is er geen plaats voor egoïstisch liberaal-kapitalisme, dat met wat meer ijver dan vandaag door een menselijk socialisme zou moeten worden bestreden. Maar er is evenmin plaats voor een doctrinaire Stalinistische orthodoxie. Ik vraag me af wanneer er rond dit laatste een cordon sanitaire wordt gelegd, want daar is duizend keer meer reden toe dan voor het thans bestaande.

Niemand betwist dat bijzondere omstandigheden bijzondere maatregelen kunnen vereisen. Maar in een wereld waarin 80% van de bevolking door Marx als “bourgeoisie” zou worden omschreven is er geen sprake van ‘bijzondere omstandigheden’.

Het ergert me ten zeerste dat een krant, die opgericht werd vanuit een vlaamsbewust standpunt, haar kolommen open stelt voor lieden die onze vrije maatschappij, die we van onze voorgangers geërfd hebben, ten bate van hun eigen ideologische illusies willen afbreken.

Alleen al ons respect voor onze voorgangers dwingt ons de waanideëen van Maly, Blommaert, Decreus en co met groot misprijzen af te wijzen.

Kort en duidelijk: wij willen geen Pyongyang aan de Zenne.

Jaak Peeters

Dec 2013

Op zoek naar zichzelf

Dezer dagen congresseert de SPA, de socialistische partij van Vlaanderen. Het is meteen al het tweede congres van deze partij op één jaar tijd. Dat is opmerkelijk, want een partij die het nodig heeft om binnen één jaar twee keer te congresseren, kan niet langer ontkennen dat ze een levensgroot existentieel probleem heeft.

En ondanks dit gecongresseer lijkt het er nog steeds niet op dat de Vlaamse socialisten zichzelf hebben teruggevonden. Het is zelfs de vraag of deze zoektocht niet hopeloos te laat komt.

In een zichzelf hoogachtend weekblad, waarvan ik hier om fatsoensredenen de naam niet vermeld, verklaarde de grote ideoloog van de SPA, Carl Devos, dat deze partij de morele plicht heeft weer bij het gewone volk aansluiting te vinden.

Volgens de geleerde politoloog uit Gent is de SPA teveel een bestuurderspartij geworden, die haar eigen ideologische “fond” is kwijt geraakt. Ze is vervreemd van haar eigen achterban, zeg maar, en , meer nog: van haar eigen bestaansreden. Daarom pleit Devos ervoor om out of the box te gaan denken.

Ik moet zeggen dat bij dergelijk gegoochel met Engelse termen mijn wantrouwen tot op de grootste hoogten wordt opgevoerd. Wie immers stelt dat er “out of the box” moet worden gedacht, geeft meteen te kennen dat het van geen kanten goed zit met zijn gekoesterd object.

Het is niet de eerste keer dat Devos zin partijgenoten oproept om eens écht en diep na te denken. Enkele maanden geleden pleitte hij er zelfs voor om de naam te laten vallen: “ de SPA moet op de schop”, liet hij optekenen. Toen verklaarde deze geleerde heer dat de SPA naar zijn smaak veel te defensief optreedt en het hele gebied van de solidariteit en gelijkheid met veel meer durf en enthousiasme voor zichzelf moet verdedigen. De linkerzijde, verklaart Devos, is te veel versnipperd over een SPA, PVDA en Groen. Voor de enen te links, voor de anderen te rechts, lijkt de SPA wel geplet te worden en meteen naar de tweede linie gespeeld door partijen als CD&V en N-VA.

Tja: zo’n analyse is geen kattenpis.

Ze komt neer op het neersabelen van het partijbeleid tijdens het laatste decennium.

Ze is de erkenning dat de SPA gewoonweg met de verkeerde dingen bezig is geweest.

Oh ja: de SPA werd geplaagd – zo zegt men dat – door een wel héél lange rij schandalen. Iemand heeft zich eens geamuseerd met het oplijsten van deze schandalen. Wie de man of vrouw die deze oefening deed concreet is, weet ik niet, maar hij of zij kwam aan het ronde getal van 150 schandalen en schandaaltjes sinds 1973.

Persoonlijk vind ik een aantal items uit deze lijst nogal wat bij de haren getrokken: het lijkt erop dat de auteur alles uit de kast heeft gehaald om het ronde getal van 150 te bereiken. 150 klinkt immers veel indrukwekkender dan 50 of 70. Sommige van deze schandalen hebben niets met het socialistische karakter van de deugnieten te maken. Onterecht onkosten inbrengen komt overal voor, en niet alleen in politieke partijen. Medewerkers in het zwart betalen is inderdaad asociaal, maar niet specifiek socialistisch. Een kabinet verbouwen voor een te hoge prijs is onfatsoenlijk, maar gebeurt helaas wel vaker en niet alleen in de openbare sector.

Maar er zijn wel een aantal dingen gebeurd die echt niet hadden mogen geschieden. De Agusta-affaire was er zo een. De fraudereeks in Charleroi is een ander. Guy Mathots parcours was niet altijd even kosjer. De benoeming door Onckelinx van bepaalde allochtone figuren tegen het dringende advies van de Staatsveiligheid in, kàn niet, evenmin als het exclusief toewijzen van allerlei juridische overheidsopdrachten aan een “verwante” van een socialistisch minister. En dan is er het lege Zilverfonds – al is die zaak voorzeker niet uitsluitend voor rekening van de SPA. En de gedragswijze van “de Keizer van Oostende” geeft ook al kwalijke geuren af.

Die lijst is natuurlijk te lang.

Op dezelfde manier als het onafgebroken onderling vechten van kopstukken van het Vlaams Blok deze partij onnoemelijk veel stemmen heeft gekost, heeft de veel te lange rij schandalen vele sociaaldenkende mensen ertoe gebracht de SPA de rug toe te keren.

Ik weet echt niet of “out of the box”- denken zal volstaan om deze mensen terug te winnen.

Naar mijn oordeel zit het probleem van de SPA overigens veel dieper.

De partij wordt verweten alles en nog wat door staat en overheid te willen regelen. Daartoe is eindeloze controle nodig. Een deel van de linkerzijde heeft het kennelijk moeilijk met het aanvaarden van het feit dat de meeste mensen wel degelijk positieve impulsen tonen. Het lijkt er sterk op dat dit deel van de linkerzijde de modale mens niet vertrouwt en zich daarom verplicht ziet om de samenleving met hele resems controlemechanismen te overladen.

Ik begrijp niet zo goed dat een verstandig man als Carl Devos op dit punt niet door wil boren. Immers: wie de samenleving bombardeert met controlesystemen, bouwt op een structurele manier het wantrouwen in. Achterdocht wordt een centrale drijfveer van het politiek beleid en een onuitwisbare kleur van het onderlinge menselijke verkeer. In die omstandigheden pleiten voor solidariteit en voor warmte in de samenleving, lijkt op z’n zachtst contradictorisch.

Niettemin is er voor links wel degelijk een groot werkterrein weggelegd.

Vooraf moet het begrip “links” dan goed worden gedefinieerd. Ik volg hier de definitie van Ludo Abicht: links wil emancipatie.

Zoals bekend komt dit laatste begrip voort uit de Romeinse praktijk, waar het betekende dat de familievader zijn zoon officieel “ontvoogde”, waarna vader en zoon voortaan dus op dezelfde maatschappelijke hoogte stonden.

De gelijkheid waarover Devos spreekt moet dus niet zijn gericht op de nivellering, de gelijkschakeling naar onderen, zoals de socialistische praktijk al te veel is, maar op het optrekken naar het hoogst mogelijke niveau van iedereen die daar rijp voor is. Bij de Romeinen werd niet iedere zoon op dezelfde leeftijd ontvoogd: de familievader oordeelde of zijn zoon daartoe rijp was geworden. Gelijkheid kan namelijk ook worden gevonden in het optrekken van iedereen tot op het hoogste niveau, ongeacht zijn afkomst.

Een tweede element in de term emancipatie dat beklemtoning verdient, heeft te maken met het afleggen van de uitsluitend materiële dimensie van emancipatie. Kortweg: wie niet op elk terrein van het menselijk er-zijn ontvoogd is, is niet ontvoogd. Socialisten zijn al te lang opgesloten geweest in de zorgelijkheden om de materiële kansen van hun publiek. Emancipatie stond gelijk met politiek burgerschap en vervolgens met sociaal-economische positie.

Doch dat is maar een klein deel van het verhaal.

Mensen zijn namelijk existentiële wezens. Ze leven voornamelijk in een wereld van geestelijke betekenissen. Mensen strijden voor ideeën net zo goed als voor materieel voordeel. Een typisch – en meteen pijnlijk – voorbeeld zijn de godsdienstoorlogen, zoals er thans een woedt in Syrië. Miljoenen zijn gevallen voor de illusies die hen door hun geestelijke leiders werden voorgespiegeld.

Een ander voorbeeld is de hedendaagse golf van zelfmoorden. Hoeveel procent van de zelfmoorden zou het gevolg zijn van financiële problemen? Iedereen kent het antwoord, weliswaar niet cijfermatig: de overgrote meerderheid van de zelfmoorden vindt plaats omdat men “het niet meer ziet zitten”: vanwege de zinloosheid van het bestaan. Enkele jaren geleden verscheen van Edwin Ysebaert een boekje, dat naar mijn gevoel veel te weinig aandacht kreeg: “Wij, Vlamingen zijn eenzame mensen”. Als er één zaak duidelijk is na het lezen van dit boekje, is het wel dat zelfmoorden veelal nauwelijks wat met geldzaken vandoen hebben.

De zorgen van de hedendaagse mens liggen dus helemaal niet op het materiële vlak. De menselijke emancipatie moet zich dus voortaan in een andere richting bewegen.

Het socialisme heeft op dit punt de boot gemist.

Nationalisten weten dit maar al te goed, want groot is het verlangen bij vele nationalisten om sociaal denkende mensen in hun rangen te verwelkomen. Eidoch: die komen niet. Die zitten opgesloten in hun materialistisch verhaal. Alsof culturele en nationale ontvoogding niet ook emancipatie zijn.

In zekere zin zijn nationalisten daarom betere socialisten dan de SPA zelf.

Nochtans is er, alweer, stof genoeg.

Ik heb in deze reeks eerder al uitgehaald naar het economistische denken in de zorgsector. Sedert de privatisering verspreidt deze ziekte zich sneller dan ooit. Verpleegkundigen en zorgverstrekkers worden beschouwd als “kosten”. Op hen moet bespaard worden, want anders versmalt de winstmarge van het ziekenhuisbedrijf te zeer. Een ziekenhuis is een bedrijf geworden, dat, zoals onlangs met rusthuizen is gebeurd, door buitenlandse groepen kan worden opgekocht.

Niemand schijnt het perverse karakter van dergelijke manipulaties in de gaten te hebben. Ziekenhuizen worden namelijk door de Sociale Zekerheid betaald, dit is: door de belastingbetaler. Door ziekenhuizen te privatiseren en daarmee in handen van buitenlandse kapitaalgroepen te spelen, scheppen we de mogelijkheid dat diezelfde buitenlandse kapitaalgroepen zichzelf verrijken met ons zuurverdiende belastingsgeld. Kan iemand hiervoor een aanvaardbare argumentatie bedenken?

De hele golf van privatisering is er mede op aanstoken van de EU gekomen, die zelf beheerst wordt door liberaal-kapitalistische principes.

Omdat ze uitgaan van het belang van de hele volksgemeenschap is voor nationalisten de zaak duidelijk: een maatschappij moet opkomen en zorg dragen voor haar kinderen, zieken, ouden van dagen. Als ze dat niet doet, is ze ziek. Zwaar ziek. Ze moet dus tenminste het beheer over zorginstellingen voor zich houden.

Nu kan ik over dat liberalisme kort zijn.

Het liberalisme is bedrieglijk en verdraait de feiten.

Liberaal-kapitalisten halen altijd weer Adam Smith van de stal. Diens “onzichtbare hand” zou, bij terugtreding van de overheid, ervoor zorgen dat de dingen in de samenleving uiteindelijk in hun beste plooi vallen.

Dat is niet alleen niet waar, zoals de negentiende eeuw ten onzent en de schrijnende sociale misstanden in landen als Bangladesh vandaag laten zien. Het is ook maar één kant van het verhaal. Smith hééft inderdaad zijn fameuze “Wealth of Nations” geschreven. Maar hij heeft ook nog àndere boeken geschreven, waarin hij met name en met grote klem pleit voor een streng optreden met het oog op sociale rechtvaardigheid. Ik zie liberalen nooit naar deze laatste geschriften verwijzen.

Een andere figuur is John Locke, die verklaarde dat zoveel land als iemand bewerkt en bewint door hem als zijn eigendom mag worden beschouwd.

Vissers weten wat hier bedoeld wordt: wie aan de waterkant een visplaats bouwt, heeft het recht om die plaats ook nadien te gebruiken. Juristen hebben daar een term voor. Maar dat betekent helemaal niet dat de visser in kwestie deze plek ook “bezit”, zoals Locke beweert. Meer nog: de gronden waarover Locke spreekt waren niets anders dan de weidegronden voor de buffels van de Noord-Amerikaanse Indianen. Het ging er dus niet om deze gronden “te bewerken en te bewinnen”, want ze waren al in gebruik. Ze werden aan de Indianen met gebruik van valse methoden ontnomen.

Het hedendaagse liberaal-kapitalisme heeft zich nooit aan deze oneerlijke grondslagen kunnen onttrekken. Het blijft daarom doordesemend van onoprechtheid in het najagen van persoonlijk gewin.

Heel terecht is hiertegen het socialisme opgestaan, slechts schoorvoetend – en dan nog veel later – hierin door het katholicisme bijgetreden.

Socialisten zouden dus trots moeten zijn – het tegendeel dus van de huidige onzekerheid en onrust over de eigen bestaansreden waarvan Devos gewag maakt.

Het is een historisch gelukkige ontwikkeling dat de proletarische massa waarover Engels en Marx het hadden verdwenen is. Ze heeft plaats gemaakt voor een min of meer gegoede burgerij. Maar ook die burgerij is het slachtoffer van de malversaties van het moderne liberaal-kapitalisme, dat zelf ontspruit aan de eeuwige menselijke drang naar macht en bezit en dus nooit definitief verslagen zal zijn.

Als de heer Devos dus verklaart dat de SPA aansluiting moet zoeken bij het gewone volk, dan gaat het om deze middenklasse, die inmiddels gevormd wordt door artsen, advocaten, leraren, kleine ondernemers, goed betaalde arbeiders, vertegenwoordigers, bedienden en leidinggevenden in bedrijven.

Wat voor de SPA het ergst van al is, is dat dit terrein thans al stevig bezet is, en wel door N-VA en CD&V, die met elkaar strijden om de suprematie op precies dit terrein van deze middenklasse die Devos dus voor zijn SPA wil reserveren.

Dat de SPA op zoek is naar zichzelf is duidelijk.

Als ze deze zoektocht met succes wil afronden, zal ze nog heel vaak moeten congresseren. Want, voor zover ik kan zien, strijden de nationalisten voor de allereerste keer voluit en met gelijke wapens op het sociaal-economisch terrein, waar niemand tot voor kort voor hen een plaats had toebedacht.

Voor de SPA zou het dus wel eens definitief te laat kunnen wezen.

Jaak Peeters

December 2013

De ware inzet van de komende verkiezingen?

In de Groene Amsterdammer van 24 oktober ’13 schreef Marcel ten Hooven een opmerkelijk artikel over een ontwikkeling in Rijksnederland die te onzent aan de aandacht ontsnapt. Nochtans gaat het om een uiterst interessant fenomeen dat veel meer zou moeten bijdragen tot het opschudden van het stoffige Vlaamse politieke wereldje.

De nieuwe partijvoorzitter van het CDA, de Rijksnederlandse Christendemocratie, zet namelijk radicaal in op “een kleinere overheid, lagere lasten en geen nivellering”. De overheid moet zich zo ver mogelijk uit het maatschappelijke leven terugtrekken. Die overheid blijkt namelijk te veel een sta-in-de-weg, “te traag, te groot en te machtig”.

En ja hoor: het gaat ook om een stuk ontmanteling van de verzorgingsstaat. Die is in de jaren onmiddellijk na de oorlog met veel goede bedoelingen opgebouwd om mensen van allerlei zorgen te bevrijden. Evenwel is het gevolg geweest dat de mensen hun zelfredzaamheid ontnomen werd en de motivatie om zelf verantwoordelijkheid te nemen verdween. Mensen werden van de verzorgingsstaat afhankelijk gemaakt.

Wat meer is: de verzorgingsstaat had een soort unieke één-op-één relatie tussen zichzelf en het van de staat afhankelijke individu in het leven geroepen. Intussen kruimelde het cement tussen de mensen onderling weg, omdat die elkaar niet langer nodig hebben.

De nieuwe CDA-voorzitter, die luistert naar de naam Sybrand van Haersma Buma, treedt daarmee in de voetsporen van de in Vlaanderen ongetwijfeld beter bekende Jan-Peter Balkenende en diens voorganger, Elco Brinkman. Deze beide heren hadden al eerder afstand genomen van de toch wel vreemde en enigszins naargeestige doch bijbelse term “compassie”. Volgens vele Christenen hoort de overheid in een aantal gevallen te interveniëren en wel precies vanuit deze compassie.

Maar dat compatieuze verdwijnt dus uit het jargon van het CDA.

Wat er dan in de plaats moet komen?

Er moet een vruchtbare bodem worden geschapen voor nieuw particulier initiatief. Er moet een spontaan proces op gang worden gebracht waarin de burgers opnieuw zichzelf organiseren.

Critici antwoorden daarop dat als dat proces van zelforganisatie niet op gang komt, er slechts een liberale woestenij overblijft.

Marcel ten Hooven besluit dat het CDA misschien nog nauwelijks een Christelijke partij kan genoemd worden, doch veeleer een nieuwsoortige liberale partij.

Vooraleer hierop in te gaan, wil ik de aandacht trekken op de paralellen tussen wat zich in het CDA afspeelt, en datgene wat gaande is binnen de Vlaamse N-VA.

Want wanneer je de Christelijke dimensie pur sang weghaalt, dan lijkt het verhaal van N-VA namelijk wel erg sterk op dat van het CDA in Rijksnederland.

Marcel ten Hooven zit niet bepaald op de eerste rij als het aankomt op het applaudisseren voor rechts. Hij ziet de ontwikkelingen binnen het CDA dan ook met lede ogen aan.

De vraag is of we hier waarlijk rechtse ontwikkelingen aan het werk zien en of ten Hooven zich niet vergist.

Want heel anders dan het liberalisme, zet het nieuwe CDA in op de volledigheid van de menselijke verantwoordelijkheid – niet op het economische alléén. Dat wil zeggen dat het CDA ervan uit gaat dat mensen uit zichzelf een dosis sociale zin bezitten en dat het beter is dat enorme potentieel aan solidaire zin spontaan aan het werk te laten. Alles op de schouders van de staat te leggen is vooral een uiting van wantrouwen in de goede krachten in de mens.

Natuurlijk is dit een gok en niemand weet of hij zal uitkomen.

Maar toch is het naar mijn mening terecht om die gok te wagen. Wie rondom zich kijkt merkt heel veel spontaan menselijk meevoelen. Mensen trekken uit zichzelf niet ten oorlog – om deze boude boutade nog maar eens te herhalen. Je ziet dat bij herhaling als dura lex ertoe leidt om volkomen geïntegreerde doch volgens de officiële papieren illegale vluchtelingen uit te wijzen, zoals onlangs nog gebeurde. Misschien is inderdaad de verzorgingsstaat te ver doorgeschoten en heeft zijn haast totalitaire bemoeizucht mensen de kans ontnomen om hun solidariteit voluit aan het werk te laten, zoals, wellicht vreemd genoeg, in het geval van de teruggestuurde doch geïntegreerde Afghaan. Misschien is de al te veel doorgeschoten verzorgingsstaat zelfs een van de oorzaken van de vaak verdoemde verzuring. Want wie van het krijgen moet leven, heeft nooit genoeg.

En inderdaad is deze visie totaal anders dan die van het liberalisme. Dat is van nature gericht op zelfverrijking, daarbij, nogal naïef, gelovend dat de goedheid zich wel uit zichzelf over de samenleving zal verspreiden. De excessen van de negentiende eeuw hebben geleerd dat zulks een gore illusie is. Wie inzet op zelfverrijking spreekt de laagste instincten in de menselijke ziel aan. Daar kan niets goeds uit voortkomen.

Het antwoord op die excessen was het socialisme en zijn doorgeschoten verzorgingsstaat.

Maar nu moet er een weg gevonden worden tussen die betuttelende verzorgingsstaat en het zelfzuchtige op zelfverrijking georiënteerde liberalisme. Dat particuliere initiatief is dus niet alleen van economische aard: het is van “nationale” aard, waarbij “nationaal” wordt opgevat als een term die verwijst naar het samen delen van dezelfde symbolische wereld van onderlinge solidariteit. In Vlaanderen komen we dan op de Vlaamse natie uit.

Die weg moet een innig samenspel vormen tussen vrijheid aan de ene kant en verantwoordelijkheid voor de gemeenschap aan de andere kant.

Als de tekenen niet bedriegen, dan zou de totstandkoming van dat innige samenspel wel eens de ware inzet van de komende verkiezingen kunnen zijn.

Jaak Peeters

Oktober ‘13

Alweer die vermaledijde pers!

Ik geloof al lang niet meer in de eerlijke wil van “de pers” om de burger zo objectief mogelijk voor te lichten. Het echt niet de eerste keer dat ik zoiets zeg. Nu de verkiezingsstrijd begonnen is, valt het allemaal nog meer op. Het loopt zelfs de spuigaten uit. Nu al. En het is nog 7 maanden te gaan tot aan de verkiezingen.

Ik las onlangs in een eertijds rechts, Vlaamsgezind dagblad dat op de Linkeroever wordt uitgegeven hele verhalen over de dommigheden van een aantal figuren die in Turnhout hun eigen N-VA-burgemeester onderuit hebben gehaald. Daarmee hebben ze hun eigen coalitie opgeblazen. Het weze gezegd dat mijn persoonlijk oordeel veel harder is dan dat wat hun eigen partij heeft uitgesproken.

Maar dat terzijde.

De Turnhoutse coalitie is dus gebarsten.

Wat lees ik, een paar weken later, in diezelfde krant?

“Ook barsten in de coalitie in Geel”. Er is daar een N-VA-CD&V – coalitie aan de macht met een N-VA-burgemeester.

Wie ik erover aansprak, vroeg me of de N-VA van Geel dezelfde grol wil uithalen als die van Turnhout. Nu zijn de feiten zeer duidelijk. Niet de N-VA van Geel is intern verdeeld, maar wel de CD&V, van wie de voormalige OCMW-voorzitter het bestond om alle in het schepencollege gemaakte afspraken aan zijn laarzen te lappen. Uit frustratie, wellicht, omdat de partij waartoe hij behoort na zowat 70 jaar haar absolute meerderheid kwijt is.

Dat is natuurlijk iets totaal anders dan in het perceptie-spoor van Turnhout te schrijven over “ook barsten in de coalitie in Geel”. Er zijn daar helemaal geen barsten. Er zijn barsten binnen de CV&V.

Weet de journalist niet dat zijn titel suggestief is en geenszins de waarheid weergeeft? Een ontkenning zou een misappreciatie van de intellectuele capaciteiten van die journalist zijn.

Nu begrijpt iedereen wat er aan de hand is. Journalisten zijn namelijk ook kiezers en ook zij hebben hun eigen politieke voorkeur. In het genoemde geval is de kans groot dat de journalist zijn functie mede te danken heeft aan zijn politieke voorkeur. Zijn krant stond altijd al bekend als Christendemocratisch.

Maar dat geeft hem echt niet het recht om een sfeertje te scheppen.

Vandaag lees ik in Het Laatste Nieuws dat De Wever zijn partijgenoten tot kalmte oproept. Ook dat is sfeerschepperij. Het lijkt alsof de minder gunstige peiling de hele N-VA machinerie uit evenwicht heeft gebracht. In Knack schreef de communist Maly dit trouwens met zoveel woorden.

Ik heb de moeite genomen om enkele N-VA afdelingen rond mij na te vragen. Ik heb nergens paniek gevonden, noch onrust en ik heb al evenmin het gevoel gekregen dat de partij uit evenwicht is. Er is wel veel realisme en de wil om geen fouten meer te maken.

Maar ook hier weer is het sfeertje geschapen.

Op een gelijkaardige wijze vindt de lezer regelmatig boodschappen die de N-VA negativisme verwijten: afbreken wat anderen doen maar geen eigen positieve bijdragen zou voor N-VA kenmerkend zijn. Voor de zichzelf kwaliteitskrant noemende bladen zijn daar kampioen in. De website lezen is kennelijk te lastig.  De prestaties van de ministers nakijken evenzeer. Het lijkt er overigens sterk op dat de lezersbrievenpagina’s bewust gestuurd worden. Ik heb dat namelijk zelf getest en verschillende keren ondervonden dat geargumenteerde brieven die tégen de teneur van het becommentarieerde stuk ingaan gewoon niet verschijnen. Toeval?

Waar N-VA aan het bestuur deelneemt, hoor ik doorgaans best wel goede berichten. Alvast niet slechter dan waar die partij niet aan de macht is. Waar N-VA in de oppositie is beland is het haar taak de politiek van de meerderheid door de mangel te halen. Daarvoor dient oppositie toch? Als de SPA in Antwerpen soms wel heel erg harde kritiek uit, dan lees ik nergens een journalist die het over negativisme heeft en al zeker niet in de zichzelf progressief noemende pers.

Het is duidelijk dat een deel van het journalistieke korps niet liever zou willen dan N-VA de weg van het Blok/Belang opgaat.

Zij mogen dat willen en ze mogen zelfs hopen dat het zal gebeuren, maar ze moeten hun taak als voorlichter scheiden van hun persoonlijke overtuigingen als politieke persoon.

Ze dragen door zo te handelen namelijk zélf bij aan het ontstaan van een negatieve sfeer in de samenleving die ze nu aan N-VA ( en voorheen Het Blok) verwijten. Door zelf zo vaak aan negatieve sfeerschepping te doen, verspreidt die negatieve sfeer zich over de samenleving – en zelf hopen ze dat die sfeer zich vastzet op de door hen gehate partij.

Dat is vals spel. Dat is hatelijk. Dat is de maatschappij zélf beschadigen om hun eigen enggeestigheid te doen zegevieren. Want een samenleving die in een negatieve sfeer baadt verliest het vermogen om de uitdagingen aan te pakken.

Het lukt een aantal figuren binnen het journalistenkorps kennelijk niet om N-VA af te maken, zoals ze dat met het Vlaams Belang hebben gedaan. Ze beseffen dat het daarvoor te laat is. Daarom laten ze de beschadigingsmolen op volle toeren draaien. N-VA vernietigen kan misschien niet, haar beschadigen wél.

Daarmee sluiten ze naadloos aan bij wat verschillende Franstalige topfiguren bij het aantreden van deze federale regering hebben gezegd: wij moeten de NVA terugdringen. Collaboratie heet zulks. Het anti-flamingantisme druipt er bij sommigen werkelijk af. Zij discrimineren, want ook de Vlamingen hebben de nationale rechten van de Denen, de Ieren, de Tsjechen…och, de lijst is zo lang!

Natuurlijk zijn er journalisten die het best wel fatsoenlijk willen doen. Hen wens ik veel sterkte toe. Want de molen lijkt voornamelijk te worden gedraaid door een aantal lieden, wier boosaardigheid moeilijk kan worden ontkend. Het moet zwaar werken zijn in zulk milieu vol afbraak en negativisme.

En Ik? Ik zal met grote wellust op de koppen van de ware negativisten van deze samenleving blijven kloppen.

 

 

Zakken dicht!

Wat is er toch aan de hand met de Vlaamse pers? Wie de kranten – over de VRT zwijgen we best, liefst zo zedig mogelijk – doorneemt, kàn niet anders dan deze vraag te stellen. Een heel pijnlijke vraag.

Een korte bloemlezing slechts.

Op 10 september 2013 vormden 1,6 miljoen Catalanen een menselijke ketting van 400 km, naar het voorbeeld van de Litouwers. Wie de moeite neemt even door onze “Vlaamse” pers te lopen, staat versteld over de onverschilligheid waarmee dit toch belangrijke feit verslagen wordt. De Standaard volstond voor het hele feit met 135 woorden, de lengte van een flinke lezersbrief. Het Laatste nieuws vond 98 woorden voldoende, net als De Morgen – die, zoals iedereen weet, steeds overzichtelijker schrijft, hetgeen met 98 woorden moeilijk anders kan.

Tegelijk staan diezelfde kranten vol van de commercieel goed doordachte fratsen van Astrid Bryan. Haar blootloperij op Tomorrowland verleidde het Laatste Nieuws tot het plegen van  222 woorden…

Iederéén stelt zijn prioriteiten.

Als democratie nog iets betekent, dan zou een normaal mens verwachten dat een ketting van 1,6 miljoen mensen toch wel een klein beetje aandacht waard is, temeer daar de gebeurtenissen in Catalonië wel eens een grote invloed zouden kunnen hebben op de toestanden in Schotland en misschien ook Vlaanderen. Het minste dat men kan zeggen is dat de pers haar democratische taak niet naar behoren volbrengt.

Een ander voorbeeld.

De “Blijde Intrede” van de heer Philippe Cobourg in Antwerpen was, zoals alle kranten wel verplicht waren mee te delen, niet bepaald een publiekstrekker. VTM had het over een tweehonderdtal fans van het koningshuis en een vijftigtal tegenbetogers. In De Standaard werd dat: “ enkele honderden fans” en “enkele tegenbetogers”. Tweehonderd is niet “enkele honderden” en “vijftig” is niet “enkele”. Natuurlijk weten ze dat bij De Standaard ook wel, zodat er maar één conclusie overblijft: “lezersbedrog”. Een straf woord, maar helaas onontkoombaar.

Wat moet dat worden met dat blad als ook zijn laatste degelijke journalist, Guy Tegenbos, verdwijnt wegens bereiken van de pensioenleeftijd?

Nog een voorbeeld.

Het halve “Vlaamse” krantenwereldje schreeuwde moord en brand omdat het N-VA – college van Antwerpen 1400 ambtenaren laat afvloeien – zonder naakte ontslagen weliswaar, zodat niemand zijn werk verliest. Termont, de alom bekende Nieuwspraak-ridder uit Gent, wist ons mee te delen dat Gent zo’n duizend ambtenaren laat afvloeien. Herinnert iemand zich iets van heisa over dit Gentse feit ergens in onze kranten? De provincie Limburg ontslaat 50 ambtenaren. Naakte ontslagen. Dat in een provincie die door de sluiting van Ford al zo zwaar getroffen werd. Herinnert iemand….

“Het wordt eentonig,” schreef Eduard Douwes Dekker…

Och, als het daartoe zou beperkt blijven.

Maar zowat élke dag klinkt er in de “Vlaamse” pers kritiek op het lik-op-stukbeleid van Dewever in Antwerpen. Nu wordt datzelfde lik-op-stukbeleid al jaren gevoerd in Rotterdam, met overigens goed resultaat. Wie is er in Rotterdam burgemeester? Ahmed Aboutaleb. En waar blijft het protest van de moraalridders in Knack en co op het beleid in Rotterdam? Meer zelfs: Antwerpenaren delen mij mee wat tevreden te zijn dat je tegenwoordig weer over de Groenplaats of het Astridplein kunt lopen, zonder lastig gevallen te worden door junkies of dronkelappen. Iets over gelezen in Knack?

Nu ik het toch over Knack heb.

Humo II – het origineel is altijd beter dan de kopie, maar dat had Oosterwaal eerder moeten weten – voert nog steeds de aartsmaoist Jan Blommaert op. Of nog: Bleri Lieshi. Of Ilco Maly. Beide laatsten toevallig promovendi bij…jawel: Jan Blommaert. Blommaert is een gedegen taalkundige. Maar als hij over politiek begint slaan al zijn stoppen door en bestaat hij het iemand als Etienne Vermeersch een “intellectuele lapzwans” te noemen. Zou de redactie van Knack niet wat meer zorgzaamheid aan de dag leggen bij het uitkiezen van haar “columnisten”?

Neen, dus.

Nog een mooie: “hypocriete N-VA zet de deuren wagenwijd open voor Roemenen en Bulgaren op de Vlaamse arbeidsmarkt.” Zo ongeveer staat breed uitgesmeerd de uithaal van SPA-er Crombez in het Nieuwsblad van 13 september. Die krant had daar 177 woorden voor over. Hoewel zowel Crombez als de redactie best wel weten dat de Vlaamse regering gewoon niet de bevoegdheid heeft om die Roemenen of Bulgaren te weigeren – oekazes van het oh zo gezellige Europa, weet U wel? – gaan ze beide – de redactie én Crombez – lustig door met het verspreiden van leugens. Anders kan men zoiets toch niet noemen? Dat Crombez door de verkiezingskoorts is gegrepen kan iedereen begrijpen. Maar waarom plaatst de redactie geen commentaar bij de toch wel erg hatelijke uithaal van de SPA-er? En stel je voor dat Muyters zou gedààn hebben wat Crombez zegt? Welk gehuil zou er dan opstijgen? Kan iemand zich niet de koppen in onze “Vlaamse” pers voorstellen – het eeuwig geheven vingertje van Yves Desmet op kop?

Iedereen die een klein beetje kritisch ingesteld is, stoot elke dag opnieuw op dergelijk journalistiek geknoei.

De “Vlaamse” pers is gewoon onvlaams, om niet te zeggen: “anti-Vlaams”. Nu de verkiezingen naderen, zal dat soort geknoei alleen maar toenemen. De V-partijen zouden er dus goed aan doen hun mediabeleid op deze ergerlijke toestand af te stemmen en via alle mogelijke alternatieve kanalen de man en vrouw in de Vlaamse straat te informeren over de juiste toedracht.

En de lezer?

Die is gewaarschuwd. Ondernemen kan die veel geplaagde lezer niets, behalve geen kranten meer te kopen, al doet hij dat gelukkig steeds minder.

Maar hij kan in ieder geval wel zijn zakken potdicht gesloten houden.

 

 

Jaak Peeters

Sept. 2013