Nederland een Nederlandstalig land? Dat is mis!

Een “onzichtbaar” onderwerp.

De Nederlandse taalkundige M. Verrips stelt dat in Nederland steeds meer kinderen met meerdere talen opgroeien[1]. Volgens moderne inzichten bij een aantal taalwetenschappers is het opgroeien in een meertalig milieu goed voor de taalontwikkeling.

In de grote steden van Nederland spreekt 60% van de mensen thuis een andere taal dan de landstaal. Er is dus sprake van meertaligheid. Maar volgens Verrips is daar onvoldoende aandacht voor. En dus is het probleem “onzichtbaar”.

Zodoende stelt zij voor door te gaan met het zogeheten “taalvriendelijk onderwijs”. Daarbij passen leerlingen in de klas niet alleen het Nederlands toe, maar ook andere talen. Zo begrijpen ze, volgens Verrips, beter de leerstof. Onderdompeling in één schooltaal is volgens haar geen goede methode om het leertraject van kinderen te verbeteren. Nederland beschouwen als een Nederlandstalig land is volgens haar dus ook om die reden fout.

Het vraagstuk van de meertaligheid.

Nederlanders hebben nooit echt met meertaligheid te maken gehad, althans niet in eigen land. Dat is anders in Vlaanderen waar het Frans lange tijd zelfs volstrekt dominant was. Ze hebben dan ook veel minder oog voor de problemen die meertalige toestanden met zich brengen.

Om een eerste insteek te maken in deze materie maken we een onderscheid tussen persoonlijke meertaligheid en maatschappelijke meertaligheid.

Een mens is meertalig als hij of zij meer talen beheerst dan alleen maar de moedertaal. Of het waar is dat een mens zoveel keren mens is als hij talen kent, is op de eerste plaats een gezegde. Maar zeker is dat de kennis van meerdere talen verrijkend is. Dat is tegelijk kritiek op de mode van vandaag: men volstaat tegenwoordig met Engels. Dat noemt men dan “een brugtaal”. Dat is een verarming, want wie leest er nog iets van Antoine De Saint-Exupéry in het Frans of de Geschichte des Abfalls der vereinigten Niederlande van Friedrich Schiller in het Duits?

Een meertalige maatschappij is iets totaal anders. Een dergelijke maatschappij bestaat uit verschillende taalgroepen, die ieder normaal hun eigen moedertaal leven en waarvan de leden misschien zelfs ééntalig zijn. Hier doelt meertaligheid niet op de aanwezigheid van meerdere talen bij één persoon, maar op de aanwezigheid van talige groepen. Dan spelen sociologische groepsprocessen en die concentreren zich vaak precies rondom de talen.

Inclusiviteit.

Dat is een term uit het modernistisch taalgebruik die, zoals vele van de termen uit dat modernistische wereldje, vooral verwarrend en verhullend is. ‘Inclusie’ betekent op de allereerste plaats ‘integreren, opnemen, toevoegen, deelnemen.’[2]

Inclusiviteit vereist het scheppen van een omgeving waarin alle individuen, ongeacht hun achtergrond, cultuur enz. volwaardig kunnen functioneren binnen een bepaalde groep. In dit geval is die groep de Nederlandse of Vlaamse samenleving.

Dat lijkt simpel, maar de adder zit ook hier onder het gras. Als er sprake is van inclusie, gaat het naar normaal aanvoelen om de opneming in een groep als een volwaardig lid. Maar dat is niet wat de protagonisten van de meertalige maatschappij op het oog hebben. Die menen immers dat “nieuwkomers” hun eigen moedertaal moeten behouden. Ze pleiten dus voor een maatschappij die uit onderscheiden groepen bestaat.

Nieuwkomers zichzelf zouden zichzelf kunnen ervaren als ‘meertalige personen’. Zoals de taalkennis van een Vlaming die ook Duits en Frans spreekt geen hinderpaal hoeft te zijn om zich te volle in de gemeenschap van de Vlamingen te engageren, zou een nieuwkomer ook zo kunnen functioneren. Er zijn er die dat doen. Hoewel namen noemen altijd riskant is, willen we toch één naam noemen: Özcal Akyol, de man die met een uitgestreken gezicht op NPO mensen interviewt.

Maar jammer genoeg zijn mensen niet zo rationeel als sommigen zouden willen en zijn mensen altijd vatbaar voor de hierboven genoemde sociologische processen: vele nieuwkomers identificeren zich namelijk met hun eigen oorsprongsgroep. Daardoor ontstaat een onaangename animositeit tussen de autochtone Nederlandse groep en de groep waartoe de betrokken allochtoon behoort. Inclusiviteit wordt dan een illusie, simpelweg omdat de nieuwkomer niet in staat is om de sprong naar de opname in de (in dit geval) Nederlandse samenleving te maken.

Hoe meer anderstaligen er zijn, hoe groter dat probleem wordt want de identificatie met de eigen oorsprongsgroep wordt dan interessanter. Preken voor meer begrip en inclusief gedrag bij de autochtonen stoot in het beste geval op schouderophalen of hoongelach. In de praktijk komen we uit op een maatschappij waarin een aantal groepen tegenover elkaar staan. Dat is precies het omgekeerde van inclusiviteit.

Die fameuze brugtaal

Verrips ziet geen graten in wat zij ‘een brugtaal’ noemt. In de praktijk is dit het Engels. Volgens haar verloopt het gesprek tussen verschillende groepen dan “het meest gelijk en eerlijk”. Maar dat is alweer géén inclusiviteit – zelfs het tegendeel ervan. Iedereen begint Engels te leren en behoudt intussen zijn eigen moedertaal. Dat is exclusiviteit of apartheid en dat leidt onverbiddelijk tot vervreemding.[3]

In dit verhaal wordt een klassieke fout gemaakt. Men vat een taal voornamelijk op als een communicatiemiddel.

Een waar gebeurd feitje zal dit duidelijk maken.

Je moet het je voorstellen: aan de kassa van een klein supermarktje staat een hoop klanten aan te schuiven om hun aankopen te betalen. Om van de verpakkingen af te raken heeft de supermarkt de lege dozen aan diezelfde kassa op een hoopje opgestapeld, zodat de klanten hun aankopen in één of meer van die dozen kunnen stoppen. In het geval in kwestie heeft het personeel zijn uiterste best gaan om de stapel zo te maken, dat hij zo weinig mogelijk ruimte inneemt.

Dan komt er een klant die precies die doos helemaal onderaan de stapel nodig heeft. Heel voorzichtig trekt hij de doos naar zich toe, maar de operatie loopt jammerlijk mis en de hele voorbeeldig opgebouwde stapel valt uiteen op de vloer.

Natuurlijk heeft de hele rij aanwezigen het voorval zien gebeuren. De klant staat daar een beetje beteuterd met zijn uitgekozen doos in de hand. Dan draait hij zich om naar de mensen aan de kassa en zegt: “het had nog véél erger kunnen zijn!”, waarop de hele troep in een lach schiet.

Wat hier gebeurt is menselijke communicatie. Die gebeurt uiteraard met taal, maar aan de woorden hangt een hele wereld van betekenissen vast, die in dit geval duidelijk op de lachspieren heeft gewerkt.

Stel je voor dat een paar nieuwkomers in de rij staan en gewoon niet begrijpen wat de klant met de doos in zijn hand aan betekenissen overdraagt: hooguit zullen ze glimlachen omdat ze anderen zien lachen. En aan de kassa zullen ze gebruik maken van een “brugtaal”. Maar die brugtaal zal nog altijd niet de finesse, de menselijke teneur van de boodschap hebben overgedragen, zoals die van de man met zijn doos bij de in elkaar gestuikte stapel dozen. En als die ‘brugtaal’ dat wél zou doen, dan zou ze geen brugtaal meer zijn, maar een volwaardige als een moedertaal functionerende taal, die in sociologische omstandigheden de bestaande moedertaal kan vervangen.

Dat is alweer géén inclusiviteit.

De sociaal-politieke dimensie

Nederland was tot voor kort een eentalige staat. Het land heeft geen enkele ervaring met de feitelijke praktijk van een maatschappij die bestaat uit verschillende van elkaar onderscheiden taalgroepen. Als de verdedigers van de multiculturele maatschappij wat in het rond zouden kijken zouden ze zien dat multiculturele staten instabiel zijn. Of ze vallen uit elkaar, of de dominante groep slorpt de subgroepen zodanig op, dat die geen sociologisch gewicht meer hebben.

Vlaanderen heeft die ervaring wel, met name in Brussel.

Nog rond 1900 was Brussel een dominant Nederlandstalige stad. De populaire TV-serie Jeroom en Benzamien illustreerde dat heel duidelijk.

Maar Brussel was en is ook het centrum van de franstaligheid in België en die was, zoals bekend, niet bepaald vriendelijk tegenover de Vlamingen, ook al vormen die de meerderheid in deze staat. De Brusselse bovenlaag was dus Franstalig en dat feit verleidde vele Vlamingen ertoe hun eigen taal te verloochenen, in de hoop in de rangen van de voornamen te worden opgenomen.

Maar in de decennia na WOII streken grote aantallen nieuwkomers neer in en rond Brussel. Velen onder hen kwamen uit landen die traditioneel op Frankrijk waren georiënteerd. De feitelijke situatie in Brussel en hun eigen achtergrond bracht de nieuwkomers ertoe Brussel als een Franstalige stad te ervaren. Het gevolg was dat, àls er al sprake was van een brugtaal, dat niet het Engels, maar het Frans was.

Omdat de transfer vanuit bijvoorbeeld Marokko naar Brussel op zichzelf menselijk gesproken een diep ingrijpende actie is, ervoeren deze mensen de neiging om zich met de eigen oorsprongsgroep te identificeren. En als ze dan toch de brug naar de Brusselse samenleving moesten maken, dan werd die brugfunctie door het Frans opgenomen.

Hier ziet men de concrete werking van de zogenaamde multiculturaliteit geïllustreerd, zoals ook Verrips en haar geestesgenoten die in Nederland denken te moeten propageren.

Om het bondig en enigszins brutaal te zeggen: in een multiculturele situatie is er gewoon geen sprake van inclusiviteit, behalve voor zeldzame gevallen zoals Akyol of burgemeester Aboutaleb van Rotterdam. In de praktijk draait de multiculturaliteit uit op de werking van het recht van de sterkste, alle lyrische en aandoenlijke beschrijvingen ten spijt. En wat wellicht het ergste is van alles: uiteindelijk leidt dit alles tot een geestelijke verschraling, waarbij de Lucifer van Vondel voor de gewone Nederlander ontoegankelijk is geworden. En blijft alleen nog de sociaaleconomische machtspolitiek over.

Jaak Peeters                                                                                                                                                           Juli 2024


[1] Isidore van Westing. Rekenen in het Frans, spellen in het Nederlands. Hoe meertaligheid de taalontwikkeling bevordert. Neerlandia, 2024 nr 2, blz. 40-41.

[2] https://synonyms.reverso.net/synoniem/nl/inclusie.

[3] De reactie hierop heet volksnationalisme. Dat werd uitvoerig beschreven door Miroslav Hroch in diens Social Preconditions of National Revival in Europe. Cambridge University Press, 1985.