Een schotschrift. Over de geplande historische canon van Vlaanderen.

 

In Wetenschappelijke Tijdingen van april 2021 verscheen een artikel van M. Boone onder de titel: “Geschiedenis en geschiedschrijving als gewillige dienstmaagden van de politiek? Casus: de historische canon van Vlaanderen.”

 

Niet zonder de wenkbrauwen te fronsen heb ik geprobeerd dit bijna 37 bladzijden lange epistel tot het einde toe uit te lezen. Ik kan jammer genoeg niet anders dan dit stuk de kwalificatie ‘wetenschappelijk’ ontzeggen. Ik noem het een schotschrift: een pamflet dat op een smadelijke wijze de politiek van de huidige Vlaamse regering aanvalt en dit onder de vlag van wetenschappelijkheid.

 

Ik ben zelf slechts commentator, geïnteresseerd lezer van historisch werk en dus geen vakman. Toch dwingt mijn visie op wat in het algemeen wetenschap is en wat wetenschap voor een samenleving betekent me tot een zeer kritische positie tegenover de inhoud van het genoemde stuk. Om het kritisch te fileren zou ik de mogelijkheden van deze commentaarreeks verre overschrijden. Dus beperk ik me tot enkele punten.

 

Het is van belang erop te wijzen dat een Vlaamse historische canon recht moet doen aan de volledigheid van de geschiedkundige feiten. Als Boone dus wijst op het gevaar dat zo’n canon zou gebruikt kunnen worden om de huidige politieke constructie die Vlaanderen heet te legitimeren, dan heeft hij naar mijn oordeel gelijk. Alleen ben ik bang dat de inpassing van de Vlaamse geschiedenis door Boone en zijn geestesgenoten in de historische omstandigheden niet de mijne is. Bijvoorbeeld: wat is Boones houding als ik vraag naar de betekenis van de Statenbijbel (1637) in die Vlaamse canon? Zal er sprake zijn over de verhouding Zuidelijke – Noordelijke Nederlanden?

Zelf ben ik bang dat de canon die in de maak is te ‘klein-Vlaams’ zal zijn.

 

Een tweede punt is dat historici de opdracht hebben om zo nauwkeurig mogelijk uit te zoeken wat de feiten en omstandigheden waren die de gemeenschap die we vormen – of zouden moeten vormen – tot de huidige status hebben gebracht. Ik erken dat dit ontzettend moeilijk is, omdat de historicus de exacte feiten nooit helemaal kan achterhalen en nooit in staat is de (emotionele) waardering van het moment opzij te zetten. Bovendien is experimenteren onmogelijk.

 

Het idee van zo’n canon werd door N-VA-politici gelanceerd. Hoewel bij mijn weten iemand als Christiaan Vandenbroeke zo’n canon niet ongenegen was en het idee dus niet echt een origineel N-VA-idee is, is de nauwelijks verholen suggestie onwetenschappelijk dat deze canon om die reden ‘nationalistische ideeën’ zou ondersteunen. Als daar bovenop nog eens uitspraken komen over een doorgeschoten nationalisme – uiteraard geassocieerd met de twee wereldoorlogen -, dan hebben we te maken met politiek geïnspireerde uitspraken of  met opiniëring. Dan bezondigt de schrijver zich aan de fouten die hij anderen verwijt.

 

De stelling van Boone – en van hem niet alleen – is dat geschiedenis zich nooit tot eeuwige waarheid laat canoniseren. “Een officiële versie van het verleden opleggen, als dienstmaagd voor het politieke heden, is typisch voor totalitaire regimes.”

Dat is juist – zij het onvolledig. Jammer voor Boone, maar het idee van die Vlaamse canon is vooral afgekeken van Nederland. Daar werd de canon van het kabinet Balkenende in 2006 al in 2011 aangepast aan de nieuwere inzichten. Als de Vlamingen hetzelfde doen, valt het verwijt van Boone dus weg, want er is dan sprake van ‘voortschrijdend inzicht’. Tenzij je het Nederland van Balkenende totalitair wil noemen.

 

Boone gaat m.i. echter écht in de fout als hij stelt dat geschiedenis geen punt voor zoiets als een parlement.

Geschiedschrijving als vak is dat inderdaad niet. Maar geschiedenis is veel meer: het is een door de gehele gemeenschap gedeelde beeldvorming, waarop die gemeenschap een stuk van haar samenhang  bouwt. Zonder die samenhang vervalt de gemeenschap in totale chaos. Hoe denken mensen als Boone de moderne zogeheten diverse samenleving leefbaar te houden als er geen gemeenschappelijk doorleefd referentiekader beschikbaar is? Hoe denkt men überhaupt gemeenschap te kunnen vormen zonder enig referentiekader? En hoe denkt men immigranten, afkomstig uit een cultuur die zichzelf superieur waant, ertoe te brengen zich met de nieuwe samenleving te identificeren, als die ten aanzien van haar eigen verleden niet enige mate van trots manifesteert? En hoe denkt men dat referentiekader met enig gezag te presenteren zonder de steun van een parlement?

 

Geschiedenis in deze laatste zin is dus géén exclusief voorrecht van een club van zichzelf wetenschapper noemende historici. Geschiedenis, opgevat als collectieve beeldvorming is eigendom van de hele gemeenschap, weliswaar geadviseerd door vakhistorici.

Dat is meer dan ooit het geval, zeker in een tijd waarin op vele plaatsen meer dan de helft van de bevolking een andere moedertaal voert dan de Nederlandse.

Door de geschiedenis als een exclusief domein tot zich te trekken, maakt men dezelfde fout als die vaak verweten wordt aan de opstellers van een canon: elitarisme.

 

Als men het daar bovenop nog eens nodig vindt om de figuur van Robert van Roosbroeck uitdrukkelijk in verband met de collaboratie te memoreren, dan gaan de bellen af. Zolang is het niet geleden dat de links georiënteerde historicus Eric Defoort op een congres van met name N-VA een vertegenwoordiger van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie op de tribune toverde.

 

Neen: dit is geen wetenschappelijk betoog.

Het is een schotschrift.

 

Onwillekeurig denk ik nu aan de kop in het allesbehalve flamingantische blad De Morgen van 19 april 2021: “Vernietigende kritiek op Super League. Ik walg ervan. Neem die clubs al hun punten en al hun geld af.”

Toch vreemd dat het verhaal van Boone spontaan deze kop oproept…

 

 

 

 

Jaak Peeters

Mei 2021

Ongepaste nieuwsjagerij door perslui in Urk. Alleen in Urk?

Het Nederlandse stadje Urk is ook in Vlaanderen welbekend: het voormalige eilandje in de vroegere Zuiderzee, waar een groot monument herinnert aan de talrijke vissers die in de woelige wateren van die Zuiderzee de dood vonden.

Vandaag behoort het tot de Nederlandse Bibblebelt: een streek van streng gelovige mensen voor wie God en gebed een centrale plaats in het leven innemen.

Met de visserijgeschiedenis in het achterhoofd geen toestand die verwondering wekt.

 

De Sionskerk in Urk hield midden in coronatijd diensten met een grotere aanwezigheid dan sommigen welgevallig was. Dat trok de aandacht van de paparazzi van PowNed, een wat duistere Nederlandse zendvereniging. Zoals het volleerde paparazzi past hadden de ‘journalisten’ geen hoge pet op van wat zij als christelijke sociale zin interpreteerden. Ze bestookten, opvallend gewapend met grote micro’s en dito camera’s, ongenood de kerkgangers met verwijtende vragen “of ze getest waren” en “of het verantwoord is met zovelen in één gebouw bij elkaar te komen”. Kennelijk wilden ze de kerkgangers deelgenoot maken van het heersende angstcomplex. Ze maakten het zo bont dat ze post hadden gevat op een gereserveerde parkeerplaats, waarvan ze verjaagd werden doordat een bestuurder kennelijk niet zinnens was zich door de opdringerige paparazzi te laten doen, zodat deze laatste moest wegspringen.

 

De nogal agressieve reactie op de aanwezigheid van de opdringerige nieuwsboeren stootte in sommige Urkse milieus op afkeuring: “mensen denken nu dat we geloofsgekkies” zijn.

 

Gert-Jan Segers, leider van de ChristenUnie, noemde de agressie van enkele kerkgangers in Krimpen en Urk “beschamend”. Daar voegt hij echter wel aan toe: “Ik kan weinig intellectueel respect opbrengen voor mensen die in misdragingen van Gods grondpersoneel bewijs zien van de juistheid van hun eigen ongeloof.”

Zelf heb ik de beelden van de gebeurtenissen gezien: https://www.nu.nl/media/6125086/automobilist-die-op-powned-verslaggever-inreed-komt-voor-de-rechter.html

Om eerlijk te zijn: het verbaast me niks dat één van die ongenode gasten een schop tegen de billen kreeg…

Met dit verhaal op de achtergrond wil ik enkele punten maken.

Ten eerste. Het optreden van sommige journalisten lijkt vaak eerder op nieuwsjagerij dan op verslaggeving. Ik ben geneigd de opdringerige, onbehoorlijke wijze waarop zij in Urk meenden te mogen optreden op die manier te kwalificeren. Journalistiek is een heel moeilijk vak. Het heeft een grote maatschappelijke implicatie. Het is  van groot belang dat de journalistiek de burger correct informeert. Daartoe moet de journalist zelf op de eerste plaats de dingen zo afstandelijk mogelijk benaderen. Wat zij in Urk hebben gedaan voldoet van geen kanten aan deze eis.

Ten tweede. Ook de journalistiek heeft het dezer dagen moeilijker dan gewoonlijk. We moeten dat erkennen. Er heerst een algehele sfeer van gespannen angst in een maatschappij waarvan eenieder weet dat de posities soms ver uit elkaar liggen. Sommigen willen de hele maatschappij platleggen. Anderen verwijzen naar buitenlandse voorbeelden en willen de greep lossen. Nog anderen wijzen, zeker niet onterecht, op de bijzonder kwalijke maatschappelijke en psychologische gevolgen van de politiek. In deze gespannen sfeer moeten journalisten de rechte koers blijven varen. We moeten erkennen dat dit geen sinecure is. Maar wat in ieder geval mogelijk moet zijn is dat elke vragensteller zijn vragen neutraal formuleert en de ondervraagde niet meteen op een beschuldigend bedje legt.

Ten derde. Als een gesloten kerkgemeente van oordeel is dat ze in gemeenschap hun aanhankelijkheid aan God moeten belijden, dan moeten ongevraagde journalisten op jacht naar sensationeel nieuws daar niet in binnendringen. Een beetje eerbied voor wat anderen geloven is niet misplaatst. Zelf zijn ze immers van mening dat hun eigen bezigheid door niets of niemand mag gehinderd worden, want ze tonen zich hoogst verontwaardigd als ze door kerkgangers weggejaagd worden. Maar kennelijk komt niet in hen op dat deze regel ook voor diepgelovige kerkgangers telt.

Ten vierde. De uitspraak van de Brusselse rechter, dat namelijk de Covid-maatregelen in principe onwettig zijn doordat een geldende pandemiewet ontbreekt, zou ons op een juridisch probleem moeten wijzen. Er bestaat bijvoorbeeld twijfel of de overheid vaccinatie tegen Covid-19 wel kan opleggen. De gezondheidswet van 1/9/1945 laat dit toe, maar de wet op de patiëntenrechten geeft patiënten dan weer het recht om medische interventie te weigeren. Ook het Europees Hof van de Rechten van de Mens bekrachtigde in 2012 dit standpunt  door te stellen dat verplichte vaccinatie een inbreuk op het respect voor de lichamelijke integriteit kan zijn. En het Belgische hof van Cassatie meende dat het recht op privé- en gezinsleven beperkt kan worden ten bate van de algemene volksgezondheid. Dat moet een journalist tot nog meer zorgzaamheid aanmanen.

Ten zesde en voortvloeiend uit het vorige punt: de sleutel voor de correcte benadering van de Covid-problemen ligt in een objectieve documentatie met wetenschappelijk onderbouwde argumenten. Nu zijn er op dit ogenblik een berg aanwijzingen dat deze documentatie in ieder geval niet eensluidend is en daarom zit de hele zaak vol dubbelzinnigheid. Voor de leek is het vrijwel onmogelijk om een min of meer gedegen beeld van de toestand te krijgen. De rol van de journalistiek rijst dan hoog op.

Ten zesde: wie toekijkt ziet hoe Big Tech bezig is de controle over de wereld over te nemen begrijpt dat een vrije pers voor de democratie van levensbelang is. Die Big Tech deinst er zelfs niet voor terug een Amerikaans president te censureren. De taak van die vrije pers is te belangrijk om haar te laten belasteren door stompzinnig opjagen van per slot van rekening onschuldige diepgelovige kerkgangers. De hinder die ze in Urk tegen hun optreden ondervinden vergaat in het niets in vergelijking met de schade die de Big Tech aanricht.

De reactie van sommige kerkgangers op de paparazzi in Urk moge dan misplaatst zijn, het optreden van de paparazzi spoort op geen enkele wijze met de opdracht van de media.

Jammer genoeg krijgen we te vaak de indruk dat dit nieuwsjagen ook in Vlaanderen te veel concrete praktijk is…

 

Jaak Peeters

April 2021

 

Als toemaatje:

Het Tahrirplein in Caïro en later het Maidan-plein in Kiev werden de arena waarin zich een melodrama afspeelde voor het oog van de televisiecamera’s in de vorm een strijd tussen goed en kwaad. Er waren nog goede verslaggevers die grote risico’s namen (…) om uit te kunnen leggen dat dit ongenuanceerde beeld niet het hele verhaal vertelde.” (uit Patrick Cockburn, De nieuwe heilige oorlog, Amsterdam University Press, 2015, blz. 135.)