De waanwereld van de geprojecteerde slechtheid

Covid-19 en, even tussendoor, de hype van de Black Lives Matter – waarvan de extreem-marxistische signatuur inmiddels duidelijk is – hebben een andere opmerkelijke gebeurtenis aan ons oog onttrokken.

 

Het gaat om de uitspraak van een gemeentelijke politica in Grimbergen, die uit het oog was verloren dat haar micro nog aanstond, toen ze na afloop van een debat zuchtte dat het zonder vreemden in het land allemaal simpeler zou zijn.

 

Het was alsof de hemel op de grond was gevallen. De politica in kwestie had een halsmisdaad gepleegd, ze was slecht en ze moest dus hangen.

Ze heeft haar functie inmiddels neergelegd.

 

Het gaat me in deze beschouwing niet over de inhoud zelf van de zin “alle vreemden weg”.

Voor wie bereid is – ik wik mijn woorden – kritisch na de denken zonder meteen de moralistische toer op te gaan, ontvouwt zich in deze drie simpele woordjes een hele wereld vol problematische toestanden en lastige vraagstukken. Die zijn even glibberig als de hele wereld van de waterstofillusies van EU-er Frans Timmermans of de aanpak van SARS-Co2.

 

Wat mij vooral opvalt is de storm van morele verontwaardiging. Hoe kan het bestaan: iemand die van oordeel is dat vreemden in Vlaanderen niet thuishoren? De wereld is toch van iedereen en het idee dat Vlaanderen het land van de Vlamingen is scheurt toch op het randje van het racisme?

 

Mijn slecht karakter kan het niet laten de ogen op een argwanend spleetje dicht te knijpen en loens te kijken in de ziel van de moreel verontwaardigden.

 

Wat we hier zien berust naar mijn aanvoelen op een heel primitief mechanisme dat stamt uit de vroegste tijden van het ontwaken van het menselijk bewustzijn. De primitieve wereld confronteerde de bewust geworden mens met het aangename van het leven, doch ook met het gevaar.

Goed en slecht.

Maar tegenwoordig kun je die primitieve dichotomische verdeling van goed versus slecht niet meer volhouden, zeker niet als het om mensentypes gaat. Niet dat er geen slechte mensen bestaan, maar mensen die alleen maar slecht zijn: die zijn echt niet zo talrijk. Hetzelfde geldt voor goede mensen.

Daarom is de harde dichotomie die bij deze verdeling in goeden en slechten wordt gehanteerd primitief en niet in overeenstemming met de werkelijkheid: de overgrote meerderheid is zowel goed als slecht.

 

Vanwaar die neiging om mensen desondanks in twee onnatuurlijke groepen in te delen en wel zo, dat de ene groep de andere automatisch uitsluit? Want wie zich tot de goeden rekent, kan niet anders dan ‘die anderen’ meteen naar de diepste krochten van de hel te verwijzen.

Ik denk dat mensen zich met deze voorstellingen identificeren omdat ze daardoor een goed gevoel krijgen. Ze krijgen de kans om zich tot de goeden te rekenen en dat voelt lekker, want ze hebben in hun jeugd, in illo tempore, bij voortduring te horen gekregen dat ze ‘goed’ moeten zijn.

Wie toch last krijgt van incorrecte gedachten kan nog altijd ongestoord een beroep doen op het oeroude psychologisch mechanisme van de projectie: de eigen houding verantwoorden door de onnoemelijke slechtheid van de ander in het licht te stellen, waardoor reactie zich opdringt. Niet reageren zou dan immers onbehagen opleveren.

Zoiets is zonder meer dwingend. En het werkt doeltreffend.

Maar het zijn wel waangedachten.

 

De conclusie dringt zich hoe dan ook op: een groot aantal mensen, waaronder velen die zich tot de goeden van deze wereld rekenen, leeft in een waanwereld. Een wereld die niet bestaat, omdat er nu eenmaal geen mensen bestaan die alléén maar goed of alléén maar slecht  zijn.

Het is overigens interessant op te merken dat de verdeling in goede en slechte mensen de basisversie is van zovele simpele dichotomieën in onze samenleving: rijk en arm, braaf en stout, wijs en onnadenkend enzovoorts.

 

In Vlaanderen is vooral “Groen” de vaandeldrager van de waanwereld van zelfverklaarde goedheid. Ontstaan uit het heel terechte verlangen om onze levenswijze socialer en ecologischer te maken, is de partij Agalev al snel afgegleden naar een uiterst primitief, nukkig en onverdraagzaam dichotomisch ‘goed versus slecht’- denken. Dat is inmiddels uitgegroeid tot een heuse kwaal, waaraan psychologen een heerlijke kluif hebben.

 

Jammer genoeg laten velen hun oren hangen naar de heilspreken vanuit een eenzijdige illusoire waanwereld vol geprojecteerde slechtheid.

 

Jaak Peeters

Augustus 2020