Zoals inmiddels algemeen bekend hoort te wezen, werd de Belgische ex-premier “president” van Europa. Iedereen weet dat zo’n president niet bestaat. Wel bestaat er een vaste voorzitter van de vergadering van staats-en regeringsleiders. Toch wordt, ook en vooral in de pers, telkens weer de titel “president van Europa” opgevoerd. Woorden zijn altijd het centrum van een cluster van betekenissen. Wanneer je een woord gebruikt, rijzen verwante betekenissen tegelijk mee op. Neurologen kennen dat verschijnsel. Het woord ‘president’ verwijst op die manier naar échte presidenten, zoals de Amerikaanse of Chinese president. Men hoopt dat de lezers onbewust de betekenissen die aan de genoemde presidentiële functies verbonden zijn, zullen overdragen op de genoemde raadsvoorzitter. Doel: de modale europeaan doen wennen aan de gewenste nieuwe machten. Taal en tekst zitten vol machtstructuren, wist Foucault.
Natuurlijk is zulks vals spel. Het is een slinkse vorm van communicatie waarbij door een belanghebbende partij de publieke opinie zodanig wordt bespeeld, dat die opinie op een ander punt uitkomt dan ze zelf had gewenst of gedacht. Het heeft iets van de verkoper die bewust oude kaas in plaats van een plak ham inpakt, terwijl de klant even de andere kant op kijkt.
Dat is meteen de opstap naar het volgende punt: de opvattingen van Merijn Oudecampsen, wiens doctorale thesis uit 2018 door Hans Achterhuis zowat onderuit werd gehaald. De conservatieve revolte, zoals het proefschrift van Oudecampsen heet, keert zich tegen Frits Bolkenstein en Pim Fortuyn die als conservatieve denkers worden opgevoerd. Van de manier waarop Oudecampsen dat doet laat Achterhuis geen spaander heel. Oudecampsen, die zich onder meer door Gramsci laat inspireren, schopt wild in het rond en toont zich daarmee onverdraagzamer dan de door hem gedoodverfde Fortuyn of Bolkestein.
Diezelfde Oudecampsen pleegde in Kritiek. Jaarboek voor socialistische discussie en kritiek eerder al een stuk onder de titel De roep van het volk. Populisme en de ruk naar rechts.
De tekst is symptomatisch. Er staan zeer zeker behartigenswaardige dingen in, maar bevat jammer genoeg ook minder smakelijke passages.
Kijken we even naar volgende tekst: “Populisme is een politiek die zich beroept op het volk en zich keert tegen het establishment.” Maar, schrijft Oudecampsen, met dat “volk” is er wat aan de hand. Dat volk is namelijk nooit gelijk aan de gehele politieke gemeenschap. Er worden altijd delen van uitgesloten, te beginnen met de elite. Oudecampsen gaat dan voort als een trouwe adept van de links-postmodernistische ideeënwereld, want tot die uitgeslotenen kunnen bijvoorbeeld ook Joden behoren, of, in onze dagen, moslims. En zo is de cirkel gesloten: populisten sluiten mensen uit. Ze doen dat net zoals Hitler en het bewijs van alles is hun houding tegenover de moslims. Populisten zijn dus onmensen en het is verkeerd hen gehoor te verlenen.
Maar kijken we eens nader naar de opvattingen van Oudecampsen zelf.
Er is, om te beginnen, nogal wat discussie mogelijk over de manier waarop hij zijn begrippen hanteert. Oudecampsen weet meteen zeker dat het genoemde volk het “begrip volk” verkeerd definieert. In werkelijkheid gaat het volgens hem om de zageventen die zich door de elite bedrogen voelen. Maar zo mogen die zageventen ‘het volk’ niet definiëren, vindt hij niet zonder morele afwijzing, want ‘het volk’: dat zou de hele staatsgemeenschap moeten zijn. Anders ga je je te buiten aan uitsluiting.
Waarom zou die gehele politieke gemeenschap gelijk moeten zijn aan het volk? Dat betekent immers dat de Vlamingen zichzelf niet als een apart volk mogen definiëren, maar alleen als Belgen. Anders sluiten ze een deel van de Belgische staatsgemeenschap uit. Idem dito voor Catalanen. En moet Europa dan één volk worden? Dat te eisen is dus een felle politieke stellingname van Oudecampsen zelf. Volk en politieke gemeenschap moeten voor hem samenvallen. De geschiedenis van de volkeren staat bol van de gevechten die zulks nastreven of bestrijden.
Het is echt niet zo simpel als Merijn Oudecampsen het voorstelt. Geen wonder dat Achterhuis geen hoge pet op heeft van het verhaal van Oudecampsen.
Het meest penibele van Oudecampsens verhaal is echter dit: er wordt een deel van de poitieke gemeenschap uitgesloten. Dit nu is het centre d’ intérêt van het linkse postmodernisme. Je vindt het overal terug. In de strijd tegen discriminatie, tegen racisme, tegen stigmatisering… tegen alles wat onderscheid maakt tussen mensen en groepen. Als je dat mundiaal doortrekt, kom je uiteindelijk erop uit dat er maar één mundiaal volk mag zijn.
Is dat wenselijk?
En kijkt Oudecampsen zelf niet scheef?
Als het volk zich tegen de elite keert, lijkt dat dan niet eerder een smeekbede opdat die elite zich bij dat volk zou aansluiten in plaats van een aparte groep te vormen? Oudecampsen legt de fout bij het volk. Dat domme, racistische volk zou de elite uitsluiten, maar misschien vraagt dat volk wanhopig dat die elite hààr kant zou kiezen. Het volk vraagt misschien niet liever dan dat de elite van “het volk” deel zou uitmaken!
Overigens: bij uitstek socialisten zouden moeten weten dat de hele geschiedenis bulkt van de conflicten tussen lagere en hogere klassen. Hoe kon anders de Franse revolutie ontstaan? Hier zien we dan toch groepen aan het werk die “elkaar uitsluiten”? Maar volgens Oudecampsen is het denken in termen van groepen die elkaar uitsluiten ongewenst populisme. Moet ik hier nu uit afleiden dat de Franse revolutie een ongewenste populistische revolte was?
Maar voor alles: Oudecampsen glijdt fijntjes heen over de échte klacht van het volk: het feit dat de elite geen oren heeft naar de bekommernissen van het volk, maar vooral bezig is met haar eigen agenda. Populair heet dat dan zelfverrijking. Maar zou het volk het niet veel liever anders zien? Het volk eist dat zijn stem in het beleid doorklinkt. De vaak gehoorde klacht luidt immers: “ze luisteren niet naar ons!” of nog: “wij kiezen voor partijen, maar de verliezers vormen de regering!” Daarmee neemt datzelfde volk een puur democratisch standpunt in: de belastingbetaler beslist méé, ongeacht zijn maatschappelijke positie. Beslissingen komen niet alleen toe aan een kleine fine fleur. Precies dit is nu het cruciale punt van het vermaledijde populisme.
De populistische politiek doet niets anders dan aan deze eis politieke vorm geven. Dat ze dat niet altijd even correct doet, doet daar niets van af.
De analyses van Oudecampsen en de zijnen weigeren te erkennen dat het volk zich niet alleen niet aan uitsluiting te buiten gaat, maar dat datzelfde volk ook zich zélf uitgesloten kan voelen. Het volk is dan zelf slachtoffer. Het wordt niet gehoord, zijn klachten niet ernstig genomen en het wordt ontdaan van de politieke bevoegdheid waar het krachtens zijn status als verzameling van soevereine burgers recht op heeft. In plaats daarvan krijgt het een politieke taart waarom het niet heeft gevraagd. Het volk wordt vervolgens verzocht de mond te houden en niet tegen te pruttelen – althans niet te luidruchtig.
Populistische politici eisen dan slechts dat de politiek stopt met haar vals spel en de door de bevolking gevraagde ham levert, en niet de kaas waar ze niet om gevraagd heeft.
Met deze eis is er niets mis.
Ze geeft ons het recht anders naar het verfoeide populisme te kijken.
Jaak Peeters
december 2019
Beste Jaak,
Zoals zo dikwijls uw stuk met plezier gelezen, maar één kleine bemerking toch, als u de Chinese president even “presidentieel” inschat als de Amerikaanse dan mag Charles zich toch ook president ( laten) noemen,:)