Dit volk pleegt zelfmoord

In het begin van de twintigste eeuw moedigden de socialisten en de vakbonden de Vlamingen in Brussel aan Frans te leren. De kennis van die taal zou hun sociaaleconomische positie verbeteren en zou hen het respect van de Franstaligen opbrengen. Wat er echt gebeurd is weten we inmiddels allemaal: het Frans werd de voertaal in Brussel, de Nederlandstaligen werden een volstrekte minderheid en van respect voor deze laatsten is nog altijd even weinig sprake als in het begin van de vorige eeuw.

Integendeel: de zogeheten Brusselse olievlek breidt zich uit over heel Vlaams-Brabant. Ze loopt nu tot in Grimbergen en stoort zich niet langer aan de grens van de randgemeenten. In de meeste van die randgemeenten is het Nederlands een minderheidstaal geworden en is de feitelijke voertaal Frans. In hun gemeentehuizen hoor je nauwelijks nog Nederlands. Als van overheidswege geëist wordt dat de taalregeling gevolgd wordt, trekken de Franstaligen naar een of ander Europees hof en halen daar veel te vaak hun gram.

En onze pers? Die vermeldt gewoon. Als fait divers. Even belangrijk als het afvriezen van de druiven in het voorjaar van 2017. In de postmoderniteit is immers niets van wezenlijk belang.

Nu hebben onderwijskoepels het in hun hoofd gehaald om de volledige voorrang van het Nederlands in héél Vlaanderen onderuit te halen. Leerlingen van allochtone komaf mogen nu hun moedertaal spreken, zelfs in de klas. Hoe zoiets pedagogisch in zijn werk moet gaan is een raadsel.

De trend is duidelijk: nadat Brussel verfranst werd door de schuld van voornamelijk Vlaamse ‘leiders’, na de Vlaamse randgemeenten die nu verfranst worden – eveneens door de schuldige nalatigheid van de Vlaamse zelfbenoemde elite-, wordt nu heel Vlaanderen verbeulemanst. Alweer door een zelfbenoemde Vlaamse elite.

Het idee om de moedertaal toe te laten en de volstrekte voorrang van het Nederlands is compleet fout.

Ten eerste is de vergelijking met de Vlaamse kinderen die destijds gestraft werden omdat ze “Vlaams” praatten, verkeerd. Die Vlaamse kinderen waren namelijk autochtonen, natuurlijke bewoners van hun eigen land.

Ten tweede: mensen met kennis van zaken, zoals Eugeen Roosens, zijn formeel: autochtone minderheidsgroepen moeten gerespecteerd worden in hun eigenheid, dus ook in hun taal. Doch wie bewust van buitenaf immigreert kan geen beroep doen op de rechten van autochtone minderheden, vermits hij of zij niet autochtoon is. Voor zo iemand geldt wat Aboutaleb, burgemeester van Rotterdam, ooit zei: Nederlands leren of ophoepelen!

Sommigen verwijzen naar wetenschappelijke onderzoeken. Sta me toe daarmee eens spottend mee te lachen. In dit soort materie kun je vaak zowat alles bewijzen. Wetenschappelijke bewijsvoering is veel moeilijker dan velen denken. Neem nu de opwarming van de aarde. Statistieken zouden een plotse verwarming laten zien vanaf het begin van de industriële revolutie. Echter: coïncidentie is nog steeds geen bewijs. Een echte bewijsvoering vereist een tegenproef. Wat zou er gebeuren als de industriële revolutie niet had plaatsgehad? In het onderhavige geval kan men proberen de parameters van het onderzoek in overeenstemming te brengen met een toestand zonder industriële revolutie. Maar in menselijke zaken is zulke bewijsvoering veel lastiger. Je kunt de bestaande mensen niet weghalen of de parameters aanpassen, want elke situatie wordt door mensen altijd opnieuw ervaren en geïnterpreteerd. Het enige wat mogelijk is zijn controlegroepen, doch ook dat is zelden sluitend. Iedere onderzoeker weet dat.

Ten vierde: als we het Nederlands degraderen tot één van de talen in Vlaanderen, halen we ook haar status weg. Voor vele allochtonen is de taal van de Koran sowieso al het hoogst geklasseerde taal. Die staat dus per definitie in ongelijke concurrentie met het Nederlands, dat bij vele allochtonen ook al niet niet de status van bijvoorbeeld het Frans heeft. Veel Maghrebijnen zijn opgegroeid met de gedachte dat België een Franstalig land is.

Kortom: deze voorstellen vormen een aanslag op de culturele eigenheid van Vlaanderen.

Net als in het begin van de twintigste eeuw zijn de socialisten er als de kippen bij om “meertaligheid” aan te prijzen als een middel tot sociale mobiliteit. Ik begrijp maar niet hoe het Berbers, het Arabisch, het Turks, het Koerdisch of welke taal dan ook een middel tot sociale promotie kan zijn.

Ik begrijp evenmin waarom àndere elites –de christendemocratische, bijvoorbeeld- zo zwijgzaam toezien. Ooit kwamen zij op voor de ontvoogding van Vlaanderen. Ik weet nog de tijd dat christelijke organisaties uit het middenveld – om het ACW niet te noemen – busreizen organiseerden naar de IJzerbedevaart. Ik ben zelf ooit met zo’n bus meegereisd.

Tegenwoordig is voor die mensen kennelijk niets nog van belang. Ook hun eigen christelijke natuur niet, vermits notoire islamieten op hun lijsten prijken. Het postmodernisme slaat werkelijk overal toe.

Wie dit alles plaatst op de achtergrond van een dramatisch dalende demografie kan niet anders concluderen dan dat dit volk ‘ooit zo machtig en trots’ bezig is zelfmoord te plegen.

Ik had gehoopt dat ik in de aanloop van kerst 2017 iets positiefs had kunnen schrijven.

Helaas.

Jaak Peeters

December 2017

Eindeloos torent een afzichtelijke gigantische macht hoog boven ons uit…

Ik zie dan voor me een ontelbare massa van in alle opzichten gelijke mensen, die heel egocentrisch bezig zijn met het rusteloos najagen van de onbeduidende, burgerlijke genoegens waarop zij hun hart hebben gezet. Ieder op zichzelf genomen vormt een eigen wereldje waarbuiten het lot van de anderen zich voltrekt. Zijn gezin en zijn kennissen betekenen voor hem de mensheid, want ofschoon hij zich beweegt onder zijn medemensen, neemt hij ze nauwelijks waar. Hij is met hen in voortdurende aanraking zonder dat zij hoegenaamd iets voor hem betekenen.(…) Boven al deze egocentrische individuen torent een enorm bevoogdend machtsapparaat als enige instantie die hun welzijn garandeert en hen van de wieg tot het graf begeleidt. Het is allesomvattend, voorziet en regelt alles tot in details en wel met fluwelen handschoenen.

En elders:

De overheid zal een net spannen van ingewikkelde, gedetailleerde en eenvormige verordeningen waardoor zelfs de meest originele en wilskrachtige geesten zullen worden gelijkgeschakeld.

Deze citaten komen uit Alexis De Tocqueville (1805 -1859) in zijn Democratie in Amerika.

Ieder zou deze citaten uit het hoofd moeten leren, want anders dan De Tocqueville meende, vinden we dit bevoogdend machtsapparaat niet zozeer in Amerika, doch vooral in ons eigenste Europa, dat zelfs zijn laarzen aan de VN-resoluties veegt, zoals in de Catalaanse kwestie is gebleken.

Wie opgegroeid is en gevormd als bewust mens die tracht zelfstandig te denken en die zichzelf onafgebroken bijschoolt door lezing en zelfstudie, voelt als vanzelf het verzet in zich opborrelen. Onrecht en onoprechtheid, bedrieglijke listigheid en allerlei valsheid schreeuwen om verzet.

Jong en zonder ervaring werpt men zich in het gewoel, vastbesloten om het verzet vol te houden tot de tijden keren. Wie jong is koestert zich immers in de illusie dat er na slechte betere tijden komen, omdat men wil blijven geloven in de goede krachten in de mens.

Niet zozeer materiële toestanden roepen verzet op, al is op dit punt voorzeker niet alles in orde.

Veel erger, veel ingrijpender, veel snijdender zijn de aanslagen op de eerbaarheid en de integriteit van mensen, welke vorm deze aanslagen ook mogen aannemen. Daarbij vergeleken zijn materiële misstanden weliswaar erg, doch minder stekend – tenzij ze precies de uiting zijn van misprijzen voor de waardigheid van de mens.

Zoals Multatuli gelezen wilden worden, zo wil de in een democratische geest gevormde mens gehoord worden. Hij schruwelt als hij dingen leest zoals: interessant, doch niet relevant. Dixit niettemin H. van Rompuy, door sommigen nog steeds met een waas van onaantastbare heiligheid omgeven. Was Lucifer ooit niet ook een engel?

Om die relevantie: daar gaat het om.

Doch ouder geworden en in besef dat de krachteloosheid uiteindelijk onvermijdelijk is, dringt heel scherp zich onverbiddelijk het besef op dat het verzet dat men zolang heeft geboden vrijwel vruchteloos blijkt te zijn geweest. De strijd die men zovele jaren lang met vuur heeft gestreden lijkt op niets uit te lopen. Het lijkt allemaal zinloos. Of men vraagt zich verwoed af of men z’n hele leven lang niet de verkeerde tegenstander heeft bestreden en het werkelijk gevaarlijke beest ongemoeid heeft gelaten.

Gaandeweg, naarmate men ouder wordt, ervaart men dat het net zich steeds verder sluit. Heel deskundig worden alle gaten dichtgeplamuurd. De pers, die plaats bij uitstek waar het verzet vorm zou kunnen krijgen, komt in de handen van dezelfden die mee de touwen van het net aantrekken. Waar de kranten voorheen vrije stukken opnamen, wordt dit voorrecht thans alleen nog toegemeten aan een kleine schare gelukkigen, waarvan nochtans verwacht wordt dat ze uiteindelijk binnen de lijntjes blijven kleuren, zodat het systeem zelf geen gevaar loopt. Waar tot voor kort mensen hun hart konden luchten in lezersrubrieken, zijn deze nu afgeschaft. Omdat het modereren ervan te duur is, omdat er teveel onzin in staat of er teveel gescheld in voorkomt of nog: omdat het altijd weer dezelfden zijn. Niet relevant.

Vervolgens worden we verondersteld aan verkiezingen deel te nemen. Dat lijkt dan de laatste uitwijkplaats voor een mens die, doortrokken van de geest van de democratie, tenminste de hoop koestert enige invloed te kunnen doen gelden opdat de wereld waarvoor hij zijn hart vasthoudt alvast nog een tijdlang buitengaats zou kunnen worden gehouden.

Maar ook hier weer geldt de afschuwelijke uitspraak van van Rompuy: interessant, doch niet relevant.  De staatsregeringen waarvan wij zoveel verwachtten zijn niet langer relevant. De laatste wijkplaats waar de democraat zich kon op terugtrekken, werd hem ontnomen.

Blijft alleen nog een  afzichtelijke gigantische macht die eindeloos hoog boven de bewuste modale mens uittorent. De wereld van George Orwell, diens Big Brother, neemt nu onweerstaanbaar plaats in onze wereld en weldra stellig ook in onze geesten. Een machtig conglomeraat van een zich eindeloos ver verheven wanende politieke elite en een duister kluwen van economische machten, waarvan de kracht ieders verbeelding ontglipt: ziedaar waartegen het verzet moet gericht worden.

Verzet is nooit zinloos. Albert Camus putte er de zin van het leven uit in een wereld die voorts veeleer absurd is en zijn positie verdient wel meer dan gewone aandacht. In het verzet toont zich namelijk de bewuste, democratisch handelende de burger, de burger die door Hannah Arendt zo lyrisch werd beschreven.

Dit is de geest waarin ik recent een kort werkje heb geschreven onder de titel: De valse belofte. De ondertitel luidt: Waarom de burger de EU niet vertrouwt.

Maar net zo goed had ik kunnen schrijven: waarom de EU de burger niet vertrouwt, want die EU blijkt gebouwd op het wantrouwen tegenover die burger en tegenover de positieve krachten in die burger. Zodoende werkt de EU driftig mee aan het dichtpappen van alle uitwegen die de democraat mogelijks zouden kunnen resten om zijn verzet vorm te geven.

Het boekje (77 blz.) kan verkregen worden bij Uitgeverij Polemos en kost 12,5 eur. Ofwel bij de auteur, dit laatste door storting van 14 eur. (portkosten inbegrepen) op rekening BE97 4132 0628 9149, met vermelding van naam en adres.

De Valse Belofte (Jaak Peeters)

Jaak Peeters

Okt. 2017