Voor me ligt het essay De Chrono-crisis van Lawrence Urbain dat zopas bij uitgeverij Polemos uitkwam.
Urbain, die in een kort werk van zowat honderd bladzijden schetst waarom de economische crisis in Europa ontstond en zal blijven duren, maakt ons duidelijk dat wat tegenwoordig De Europese Unie heet, dringend fundamentele keuzen moet maken. Of beter nog: dat wij, burgers, dringend keuzen moeten maken, vooral over dat Europa. Voor Urbain moet Europa werk maken van een échte ‘eenheid in verscheidenheid’. Dat is wat anders dan het systematisch ontkennen van de gekunsteldheid van de huidige Europese constructie, waarvan de zichzelf Parlement noemende vergadering – met een verwijzing naar Derk-Jan Eppink – veel weg heeft van de Volkskammer van de ter ziele gegane DDR. Nochtans is die ontkenning kenmerkend voor de heersende groepen binnen de EU en de onderhorige nationale politieke structuren. En is ze opvallend kenmerkend voor de slaafsheid waarmee de pers die heersende groep achterna kakelt. Aldus Frans Crols, die het in zijn naschrift ook heeft het over een ‘luie propagandapers’.
Ik ben geen econoom en de hoofdzakelijk economische uiteenzettingen van Urbain zijn voor een leek niet altijd even makkelijk om volgen. Maar als ik hem goed aanvoel zou hij zich kunnen vinden in een soort Europese superhanze. De oude Hanze, die verspreid lag van Noord-Frankrijk tot Novgorod, in de buurt van Sint Petersburg, was een verbond van handelaren en van steden. Ze was in hoofdzaak van economische aard, hoewel machtselementen en concurrentiële wrijvingen al snel voor donkere wolken zorgden. Maar ze was voor alles een zaak van vrije mensen en vrije steden.
De Hanze heeft het uitgehouden tot omzeggens het begin van de zestiende eeuw. Toen begonnen namelijk de vorsten pogingen te ondernemen om de Hanze onder hun controle te krijgen. Het begon eerst in Polen en Pruisen en in Rusland. Daarna zagen andere vorsten er ook wel wat in.
Historici zullen in deze korte schets vooral veel hiaten vinden.
Waar het hier evenwel om gaat is het feit dat de Hanze los stond van staatsgezag of welkdanig ander centraal gezag ook. De mensen deden hun ding in vrijheid en leefden daarmee in een andere levenssfeer dan die van de politieke en militaire machten. Maatschappij en staat waren verschillende levenssferen.
Vanaf de zestiende eeuw trachtten de vorsten op de economie greep te krijgen. Waarom ze dat wilden kan hier buiten beschouwing blijven. Essentieel is dat de politiek hiermee een totaliserende weg op ging.
Nog later, in de achttiende eeuw, begon het politieke staatsgezag zich efficiënter te organiseren. Meer dan ooit trachtte dat staatsgezag de hele samenleving naar zijn hand te zetten. Het is de eeuw waarin volgens Ernest Gellner en Eric Hobshawm het zogeheten nationalisme ontstond – deze laatste marxist meende dat de staat om sociale redenen het economisch leven moet reguleren. Door het ombouwen van de verzameling burgers die onder hun politiek gezag vielen tot een min of meer samenhangende ‘natie’, hoopten zij de doeltreffendheid van hun regnum te verhogen voor de concurrentiestrijd met andere regna.
Slachtoffer van dit verhaal was de maatschappij zelf, die verzameling van vrije burgers en, in het spoor daarvan, de volkeren die in die regna onder het gezag van centraliserende politieke machten vielen.
De wrok die hierdoor werd opgeroepen was de oorsprong van de talrijke separatismen en van nieuwe staten in latere eeuwen.
Er is echter nog wat anders aan de hand, iets veel onheilspellenders. Doordat al te veel macht naar de centrale politieke sanhedrins verschuift en dus aan de greep van de burgerij onttrokken wordt, neemt het democratisch gehalte in de samenleving af. De burgerij leert het af om een alles-overschouwend standpunt in te nemen: dat doet immers de politiek wel en daar heeft de burgerij toch geen greep op. Tegelijk verdwijnt de algemene weerbaarheid van de burgers en in het spoor daarvan ook de collectieve en dus ook de militaire weerbaarheid. De mensen trekken zich op hun eigen leventje terug, elke dag weer druk bezig – of zoals Alexis De Tocqueville dat zo welsprekend zei: als een onoverzienbare massa bezig met het nastreven van hun eigen, kleine dagelijkse genoegens, ieder voor zich, zonder zich te realiseren dat er ook nog zoiets is als de gemeenschap. En soms, als de belastingen te hoog worden of de politiek weer eens een onwelkome beslissing neemt, wordt de cafétoog het toneel van het onafgebroken gezanik over de politiek en over het uitzuigen van de arme werkmens – die het nota bene nooit beter had dan nu – door de bazen. We schuiven de politiek alle verantwoordelijkheid toe en vergeten voor het gemak de onze. We maken het ons gemakkelijk, geven ons over aan sport en spel en trachten vooral buiten het bereik van de politiek en haar ambtenarij te blijven. We laten de zorg voor de gemeenschap over aan de politiek – of aan wat tegenwoordig de privésector heet, die winst puurt uit de verzorging van ouderen, zieken of de opleiding van onze jongeren – fundamentele taken die een zichzelf respecterende maatschappij onder eigen beheer zou moeten houden. Maar zelfs dàt laten we los. Almaar groter wordt zo ons eigen onvermogen om de zorg voor onszelf en ons eigen lot zelf ter hand te nemen. En tegelijk werpen we de schuld voor alles wat fout loopt altijd weer op de politiek, die hierop geen ander antwoord weet dan een nog méér regulerende greep.
Urbain zelf spreekt over een oud, versleten, suf en nalatig Europees continent. Helaas geldt dat niet eens op de eerste plaats voor het economische verhaal.
We zien derhalve hoe, geleidelijk aan, de politiek haar tentakels uitstrekt over het hele leven van mensen en volkeren, om dat leven dan vervolgens naar de politieke wensen te organiseren en te sturen.
Hannah Arendt zou hier spreken over totalitarisme, en ze beschrijft deze totale greep op de maatschappij in Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie als voorbeelden van datzelfde totalitarisme.
Maar het ziet er naar uit dat die totalitaire machtsgreep al enkele eeuwen geleden is begonnen met het inpalmen van het economisch leven door de politiek, zodat er uiteindelijk nog maar één sfeer in de menselijke samenleving overblijft die ertoe doet, namelijk de politieke.
Natuurlijk ontsnapt ook vandaag nog een gedeelte van de economie aan de greep van de politiek. Dat kan omdat die economie zich planetair organiseert en de politiek in dat opzicht (nog) niet volgt. Toch heeft de van iedereen verlaten burger daar maar weinig aan. Zulke planetaire economie trekt zich in werkelijkheid eveneens terug uit de burgerlijke maatschappelijke verbanden – anders komt ze onvermijdelijk in de greep van de politiek. Het is alsof de economie met die maatschappijen van de mensen niet echt iets te maken heeft of wil hebben, behalve als leveranciers van grond, arbeidskracht en marktpotentieel. De hedendaagse multinationale onderneming is in principe naamloos, statenloos en identiteitsloos. Ze behoort dus helemaal ook niet tot de wereld van de handelaar of de handelende stad. Maar al gebruikt ze in haar eigen belang de middelen uit de maatschappij: ze laat die maatschappij voor het overige tenminste met met rust. Voorlopig legt ze de burgerij geen verplichtingen op.
Doch in de wereld van de politiek in brede zin is dat helemaal anders. Daar treffen we een situatie aan met een totalitair karakter.
Datzelfde euvel geldt nu voor de Europese Unie die weliswaar subsidiariteit belijdt, doch diezelfde subsidiariteit dagelijks en steeds vaker met de voeten treedt: Europa bemoeit zich met zowat alles wat denkbaar is.
De finale uitkomst van deze gang van zaken is precies de wereld van de Big Brother, waarin de staat – of de politiek – zelfs de darwiniaanse evolutie wil gaan bepalen. Dat laatste is het toch wat de heer Hitler voor ogen stond: het scheppen van een superieur volk? Daartoe leek hem het Duitse bij uitstek geschikt en dus moest hij voor dat komende Herrenvolk ook een groot Lebensraum veroveren.
Wat ik hiermee wil zeggen? Dat de EU zoals die sommige sinistere politieke figuren voor ogen staat langs dezelfde kant van de barrière staat als al diegenen die altijd weer hebben gemeend dat hén het recht toekomt mens en volk te sturen in de richting die zij goedvinden. Als ik venijnig mag zijn: langs dezelfde kant waar ook Herr Hitler en Vadertje Stalin te vinden zijn.
We moeten ons afvragen of het organiseren van zoiets als een Europees leger – waarop tegenwoordig geroepen wordt – die greep van de politiek op de totaliteit van ons leven niet nog versterkt en dus de ondemocratische en weerbaarheidbrekende effecten kan opwekken waarover hiervoor sprake. Een Europees leger versterkt onze weerbaarheid niet, het verzwakt die veeleer. Weer eens schuiven we immers de eigen verantwoordelijkheid voor onze defensie van ons weg. We verpletteren zelf de vrije maatschappij door onze verantwoordelijkheid door te schuiven naar een EU waarop we van geen kanten ooit enige greep zullen krijgen. Wat we nodig hebben is een samenwerking van zelfbewuste burgers en even zelfbewuste en weerbare volken. Een EUVO, misschien, een confederaal verband zoals de NAVO? Of kunnen misschien wat bescheidener beginnen met een Beneluxleger? Snel zal blijken hoe moeilijk dat al niet is…
Het boekje van de jonge Lawrence Urbain roept dit soort waarschuwende gedachten op. De superhanze die bij het lezen van zijn tekst bij me opkomt als een vorm van verzet tegen pedante overheidsbemoeienis en dito beter-weten-pretentie is precies het tegendeel van de totaliserende tendentie die ook Hannah Arendt verafschuwde, maar die helaas in de ontwikkeling van de huidige EU steeds duidelijker naar voren komt. Een dergelijke superhanze zou immers een sterke tegenmacht vormen. Per definitie zou die naar diversiteit streven – niet de diversiteit van de politiek correcten die aan de vrijheid van de burger het land hebben, maar de diversiteit die het gevolg is van het onttrekken van belangrijke levenssferen aan de greep van de politiek. En tegelijk zien we hoe zo’n superhanze iets heel anders moet zijn dan de multinationale economie van vandaag.
(Volks)nationalisten moeten daarom goed nadenken waar ze mee bezig zijn, als ze de woorden Europa en EU in de mond nemen.
Het is noodzakelijk belangrijke levenssferen zelf in de eigen hand te houden, buiten het bereik van machtige politieke groepen zoals de EU. Anders blijft de crisis in Europa duren, zelfs al hervindt de economie haar adem.
Jaak Peeters
April 2017