Vluchtelingen de ‘kindekes Jezus” van vandaag?

Dat is een uitspraak die ergens, in één of ander forum van ‘onze’ media, te lezen stond.

Het is een op het eerste gezicht hartveroverende stellingname: Jezus’ ouders waren toch ook op de vlucht? Ze vonden nergens onderdak, de deuren werden voor hun neus hardvochtig dicht geslagen. Tot ze in arren moede moesten volstaan met een oude koestal. Om er een hulpeloos, pas geboren hummeltje in neer te leggen.

Hoe bars kunnen mensen zijn door hen vluchtelingen onderdak te weigeren?

De vergelijking met de toestanden van vandaag ligt inderdaad voor de hand, doch er vallen wel wat opmerkingen bij te maken.

De ouders van Jezus van Nazareth waren voor zover we thans uit archeologisch en historisch onderzoek weten vrome Joden. Als er iets van het romantische verhaal klopt, waren ze helemaal niet op de vlucht, maar waren ze in hun eigen geboorteland op weg naar een censusbureau.

Maria moest, wellicht wat te vroeg, onderweg bevallen.

Met de beste wil van de wereld kun je mensen die in hun eigen land naar een censuskantoor op weg zijn geen ‘vluchtelingen’ noemen. Het doet me denken aan Hirsch Balin die eens zei dat zijn grootouders vanuit Alkmaar in Amsterdam waren ‘geïmmigreerd’. In normaal Nederlands noemen ze een dergelijke handelwijze verhuizen. Niet ‘immigreren’. Dat is bewust knoeiend taalgebruik.

De situatie van de ouders van Jezus was dus fundamenteel anders dan deze van oorlogsvluchtelingen.

Derhalve gaat de vergelijking niet op.

 

Ik verdenk de auteur van de lezersbrief er niet van dit onderscheid te willen negeren. Het is hem om het principe te doen: wie uit lijfsbehoud op de vlucht is, heeft recht op opvang. Dat is een plicht van puur menselijk meedogen.

Is er iemand die daaraan twijfelt? Een paar jaar geleden heb ik zelf een klein sociologisch onderzoekje gedaan. Daaruit bleek helemaal niet dat de modale mens dat menselijk meedogen niet wil opbrengen.

Zelfs op de bedoelde fora vind ik niets dat me doet vermoeden dat een belangrijk deel van de bevolking niet bereid zou zijn vluchtelingen uit menselijk meedogen op te vangen.

Dat is dus het punt niet.

 

Er zijn evenwel enkele ‘maars’.

De grote vraag luidt namelijk of we wel voldoende de echte vluchtelingen van nep-gangers onderscheiden.

Wat doe je immers met de jonge Afghaan die tegen zijn hospita zegt dat vrouwen met korte mouwen om seks vragen, en dat dit “zijn cultuur” is? Of die vlakaf stelt dat immigranten voorrang moeten krijgen op de autochtone bevolking?

Wekt het verbazing dat mensen die zoiets te horen krijgen moeite hebben om hun boosheid te onderdrukken?

Daarbij komt nog de vraag wat een jonge kerel, in bezit van al zijn vermogens en voorzien van een hoge dosis testosteron, in West-Europa komt uitrichten, terwijl er in zijn eigen land zoveel werk is aan het herstel van de brokken die de oorlog veroorzaakte. Vooral als je weet dat hij afkomstig is uit een provincie waar vrede heerst. De jongeman in kwestie deelde zelf mee dat hij geen echte vluchteling is, maar op zoek is naar een betere wereld. Hij voegde er nog aan toe dat de meeste van zijn mede-gangers dezelfde verlangens koesteren.

Ik ben niet in de mogelijkheid om zijn veralgemening uit te testen. Doch onze overheid zou dat wél moeten doen.

Iedereen begrijpt dat mensen op zoek willen gaan naar het land waar de gebraden kippen je in de mond vliegen. Maar enig realisme mag toch wel geëist worden. En als de genaamden dan nog commentaar denken te mogen hebben over de manier waarop die kippen gekruid zijn, dat is er dan toch wel even over.

Denk niet dat ik overdrijf. De man in kwestie kiepert met regelmaat zijn maaltijd onaangeroerd in de afvalbak, omdat hij hem niet aanstaat. Vervolgens verwijt hij de autochtonen dat ze hem laten hongeren.

Dit is geen verzonnen verhaaltje.

Het is écht.

De waarheid is bovendien dat grote delen van de jonge bevolking uit die streken voor de Westerse, christelijke cultuur slechts misprijzen heeft. Zij voelen zich superieur.

Zolang we dat niet ten volle in onze geesten laten doordringen zullen we het probleem van het terrorisme nooit kunnen beheersen.

 

Wat er dan met dit soort lieden moet gebeuren?

Dat staat vaak in de hoger genoemde fora te lezen. Alleen staat het er rauw en brutaal. Doch het moet duidelijk zijn dat lieden die in de volle kracht van hun leven zijn geen respect verdienen als ze een oorlogssituatie misbruiken om voor zichzelf het paradijs op aarde te zoeken. Ze dénken helemaal niet aan hun arme kindertjes – als ze die al hebben.

Voor hun houding bestaat een simpel woord: egoïsme.

Ik kan geen reden bedenken waarom ik voor egoïsme door de knieën zou moeten.

 

Oh ja: voor een dergelijke zienswijze is er binnen de storm van politieke correctheid die over ons raast geen ruimte. Je hoort immigranten van welke origine ook te verwelkomen. In naam van de diversiteit, weet je wel? Wie volhoudt dat ook de blanke cultuur – mogen we dat korte woordje nog gebruiken, ja? – recht op voortbestaan heeft, krijgt de stilaan uitrafelende scheldpartijen naar het hoofd geslingerd. Racisme! Discriminatie! Stereotypering! Populisme! Extreemrechts!

 

Mag ik duidelijk zijn? Ik wil geen egoïsten in huis. En ik zal vluchtelingen helpen. Let wel: vluchtelingen! Maar ik wil ook dat die ons, onze cultuur en onze goederen respecteren en onze vrouwen met rust laten. En ik wens dat zodra het gevaar voor hun leven geweken is, ze terugkeren naar hun land om het weer op te bouwen. Ik zal ze nog geld meegeven ook.

 

Ik heb er geen probleem mee dat mensen uit andere windstreken bij ons hun toekomst willen komen opbouwen. Ik aanvaard evenwel niet dat ze dit als een recht opeisen, zodat wij plaats zouden moeten maken omdat binnenwandelaars dat nu eenmaal willen.

Gelovig of niet: de kerk moet in het midden staan, zo niet krijgen we ruzie en onze kinderen hebben ook hun rechten.

Pas als iedereen zijn verantwoordelijkheid opneemt en ieder de ander in zijn waardigheid aanvaardt, pas dan, en geen seconde eerder, kunnen we als verlichte mensen praten over een zich opdringende herziening van de verdeling van de goederen van de aarde.

 

 

Jaak Peeters

Nieuwjaar 2017

Journalistiek ‘populisme’

Het is voor onze samenleving noodzakelijk om te blijven hameren op de spijker van de kwaliteit van het maatschappelijk debat, ook al blijven velen doof voor waarschuwingen.

Dezer dagen was het weer eens zover: de heer Pieter Lesaffer meende in een krantencommentaar zijn licht te moeten laten schijnen over de loodgieterij die hij aan de opeenvolgende Belgische staatshervormingen toeschrijft (HNB 3/12/2016).

Dat er bij die staatshervormingen een te grote dosis loodgieterij in het spel is geweest weet zowat iedereen. Maar het is ook een evidentie dat hervormingen nooit honderd procent deugdelijk zijn. ‘Honderdprocentigheid’ is jammer genoeg niet des mensen. Het is ook evident dat hervormingen alleen maar mogelijk zijn langs de weg van de geleidelijkheid. Het alternatief is de tirannie. Dat wil zeggen dat elke staatshervorming allicht enige vorm van loodgieterij kan worden toegeschreven. Alleen oppervlakkigheid – gemeenlijk populisme genoemd – leidt tot de gedachte dat een ingewikkeld probleem dat het gevolg is van een verkeerde staatsconceptie in 1830, in één grote, machtige efficiëntie-scheppende beweging kan opgelost worden.

Lesaffer deelt ons mee dat goed bestuur in de eerste plaats moet gaan over efficiënte manieren om de bewoners van dit land zo goed mogelijk te bedienen. Als dat meer België betekent, dan is dat maar zo: “de vraag is niet ‘meer Vlaanderen of meer België’, maar wat het beste werkt.”

Vooreerst de uitspraak dat het niet gaat om al dan niet méér Vlaanderen.

 

Als de heer Lesaffer zijn geschiedenis zou kennen, zou hij weten dat wat vandaag Vlaanderen heet het product is van een democratische ontvoogdingsbeweging. Postmodernisten doen daar lacherig over en doen de Vlaamse ontvoogdingsbeweging af als een beweging van gefrustreerde burgermannetjes. Maar hoe zou onze wereld eruit zien zonder die gefrustreerde burgermannetjes?

Mede daarom gaat het wel degelijk wél om “méér Vlaanderen”. Lesaffer moet overigens aangevoeld hebben dat zijn standpunt moeilijk vol te houden is, want hij erkent dat besturen ook een emotionele dimensie bezit. Daarmee lijkt hij de emancipatie in de sfeer van de emotie binnen te voeren. Opgelost is de hele Vlaamse zaak: een kwestie van emoties. Laten we nu maar overstappen naar ernstiger onderwerpen…

 

In een niet door hem bedoelde zin heeft hij natuurlijk gelijk: het woord Vlaanderen kun je vervangen door bijvoorbeeld Mexico, Oost-Timor of de arbeidende volksklasse. Emancipatie is in velerlei betekenis universeel. Helaas versterkt zulks Lesafffers uitspraak niet bepaald.

 

Toch is dat niet de belangrijkste kritiek op zijn schrijfsel.

Moet een regering haar burgers bedienen? Is het niet zo dat in een democratie burgers zichzélf moeten bedienen – niet door corrupt te handelen, doch door hun dagelijkse democratische praxis? Een overheid opvatten als een instantie waardoor men bediend moet worden maakt dat die overheid altijd tekort schiet, want altijd zijn er mensen die zich niet goed bediend voelen. Het is aantrekkelijk de overheid voor te stellen als de dienaar van de bevolking, maar de democraat ziet door een regering heen vooral zichzelf bezig. ‘Bediening’ heeft daar niet zo veel mee te maken.

 

Ten tweede: wat is efficiënt? Goedkoper? Dan zal de efficiëntie nooit groot genoeg zijn. Betere dienstverlening voor dezelfde prijs? Dan moet men eens uitleggen wat betere dienstverlening is, want dat is voor iedereen verschillend. Sneller antwoorden op de vragen van de burgerij, bijvoorbeeld? Dat kan, maar is dat beslissend om een hele staatsstructuur aan af te meten?

Efficiëntie wordt door iedereen anders gedefinieerd. Zodoende neemt een beroep op de efficiëntie de meningsverschillen niet weg. Wat als efficiënt gezien wordt, schuift bovendien altijd weer op. Je bereikt het ideaal nooit.

 

Er is een nog dieper liggende kwestie.

 

Hoe belangrijk ook: efficiëntie màg gewoon nooit de ultieme of zelfs voornaamste maatstok zijn in het bestuur. Efficiëntie is een norm die misschien past in het bedrijfsleven, waar wereldwijde onderlinge concurrentie noopt tot besparingen en kostenminimalisering. Doch in de politiek gaat het niet op de eerste plaats over dingen zoals kosten, doch over op elkaar botsende meningen, over mens- en wereldvisies. Politiek herleiden tot een zaak van efficiëntie ontneemt de politiek haar specifieke karakter als maatschappelijke plaats waar de democratie gepraktiseerd wordt. Wie alleen efficiëntie in rekening brengt, moet terugvallen op criteria zoals snelheid of prijs – afhankelijk van de voorkeur van wie kiest. Die criteria kunnen wiskundig worden uitgedrukt. Wie de beste wiskundige cijfers voorlegt, bestuurt dus het best.

Maar dat betekent nog niet dat hij de beste democraat is of het best rekening houdt met de specificiteit van de bestuurden. Hitler en Stalin waren zéér efficiënt, net als Big Brother. Als efficiëntie de hoofdnorm wordt, verdwijnt navenant de ruimte die nodig is om een democratisch proces te laten verlopen. Democratie onderstelt onvolkomenheid. Anders zijn meningsverschillen gewoon ondenkbaar. Er is dan inderdaad maar één wiskundige uitkomst.

 

Denkt Lesaffer slim uit de hoek te komen door een onderscheid te maken tussen efficiënte manieren om te besturen en efficiënt besturen? Eidoch: wat is het toepassen van efficiënte bestuurstechnieken anders dan efficiënt besturen? Spielerei met woorden verandert niets aan het probleem.

 

Als Lesaffer – en met hem de CD&V-jongeren – hun klassieken hadden gelezen zouden ze meteen begrepen hebben dat hun efficiëntiedenken maar heel gedeeltelijk spoort met democratie.

Ze zouden dat al in het inleidend hoofdstuk van Hannah Arendts Vita Activa hebben kunnen lezen.

Wat meer kennis van de geschiedenis en van de klassieken zou ons voor veel journalistiek populisme behoeden.

 

 

Jaak Peeters

December 2016