De opdracht van de kunstenaar

Slechts weinigen hebben weet van het bestaan van Anthony Smith’s boek Nations and Nationalism in a Global Era. Het boek werd in 1995 gepubliceerd en, voor zover mij bekend, bestaat er nog steeds geen Nederlandse vertaling van.

Met die Nederlandse vertalingen is er trouwens wat aan de hand. Alleen de geschriften van Eric Hobshawm, marxist en gloeiende vijand van elke vorm van volksnationalisme of bevrijdingsnationalisme en Ernest Gellner, wiens afkeer voor het nationalisme nauwelijks voor die van Hobshawm moet onderdoen, vindt men in Nederlandse vertaling. Meer genuanceerde teksten van Anthony Smith, Walker Connor, David Miller, John Hutchinson of de jongere Catalaanse Montserrat Guibernau zijn er in het Nederlands niet te vinden.

Men moet zulks ten gronde betreuren, want over nationalisme en etniciteit valt echt wel meer te vertellen dan wat de beide hiervoor genoemde heren te bieden hebben.

Misschien is dat euvel – het ontbreken van een evenwichtig geheel aan teksten van internationaal gehalte over nationalisme en etniciteit in het Nederlands – mede debet aan de afwijzende houding van vele inlandse Nederlandstalige intellectuelen en kunstenaars tegenover het eigen, inlands nationalisme: ze kennen er niks van, ze begrijpen het niet, ze kunnen het gewoon niet plaatsen.

De manier waarop toneelacteurs als Koen de Bouw of de voorts toch niet onverdienstelijke Jan Decleir Bart Dewever of de toch als links bekend staande voorzitter van het Vlaamse Parlement, Jan Peumans, neerbuigend of zelfs beledigend bejegenen, vraagt in ieder geval om een gedegen repliek.

Ik zal dat hier doen aan de hand van inzichten uit het hierboven aangehaalde boek van Smith.

Nationale bewegingen worden vrijwel altijd opgeroepen door intellectuelen, meestal schrijvers of alleszins kunstenaars.  Ze gaan  op zoek naar een authentiek verleden van hun volk, voor zover dat natuurlijk nog terug te vinden is. Niet de volle historische waarheid is wat telt. Het komt erop aan een verhaal op te bouwen dat een existentiële waarde bezit. Daarmee wordt bedoeld dat deze nationale verhalen de gemeenschap voorzien van een gemeenschappelijk referentiekader dan mensen aanspreekt. Dat referentiekader, dat dus als canon kan gaan fungeren, stelt een verleden era van het volk in kwestie aanwezig, waaruit blijkt welke opmerkelijke daden figuren uit dat volk ooit hebben gepresteerd en zelfs tot welke eerbiedwaardige prestaties dat volk ooit in staat is geweest.

Enkele voorbeelden zullen duidelijk maken wat hier wordt bedoeld.

Historici en schrijvers gaan op zoek naar wat er gebeurde in de Bataafse revolutie, naar de  exploten van van der Capellen en Ondaatje en co. Of ze grijpen naar de gebeurtenissen van de oorlog tegen Spanje, de geuzenverhalen en de moedige en onbaatzuchtige inzet van Willem van Oranje, zijn volharding nadat zovelen van zijn mede-edelen door Alva waren vermoord en nadat twee eerdere pogingen om de Spanjaarden te verjagen waren mislukt.

Dergelijke verhalen maken duidelijk dat Nederland – tenminste de Zeven Provinciën – ooit moedig, manhaftig en krachtig waren en dat deze mensen derhalve tot stichtelijk voorbeeld van de huidige generaties kunnen worden verheven.

Een gelijkaardig verhaal vindt men in het verhaal van de Slag van de Gulden Sporen. Of Jan Breydel ooit heeft bestaan is nogal twijfelachtig – Pieter de Coninck zeker wel -, maar het voorkomen van de slag toont de hedendaagse Vlaming dat zijn voorgangers tot grootste prestaties in staat waren en dus tot voorbeeld van de hedendaagse Vlaming strekken, zodat die zich echt niet hoeft te laten doen.

Dat dergelijke verhalen gedeeltelijk maar nooit volledig op verdichtsel berusten, is van ondergeschikt belang. Historische feiten komen immers nooit in hun volledige juistheid tot ons. Frans – Jos Verdoodt schreef ooit niet voor niets: “Geschiedenis is nooit geschiedenis”. Elke intellectueel weet dat geschiedenis altijd weer interpretatie is. Geschiedenis heeft overigens twee functies: ten eerste is het een puur wetenschappelijke poging om de feiten boven te halen; ten tweede gaat het om het beschikbaar stellen van de geschiedenis als bron van lessen voor de huidige generaties.

Dat intellectuelen dus nationale verhalen construeren is minder onredelijk dan sommigen, zoals Lode Wils, ons willen voorhouden.

Overigens moeten we goed weten dat deze inventieve activiteiten van intellectuelen zowat universeel zijn. Ook Franse intellectuelen hebben de bestorming van de Bastille geromantiseerd en de eedaflegging op het Marsveld in Parijs op 14 juli 1790 werd door intellectuelen en kunstenaars uitvoerig beschreven en vol romantische overdrijving afgebeeld. Elke natie heeft behoefte aan een nationale canon dat als gemeenschappelijk referentiekader dienst kan doen. Zonder zo’n kader valt een gemeenschap onverbiddelijk uit elkaar, ontstaan er elkaar bestrijdende groepen, opstanden en omwentelingen en stort de economie in elkaar.

In zowat alle naties hebben intellectuelen en kunstenaars dit onmisbare werk verricht. In het verleden ging het, bij de Israëlieten, om de schijvers (‘profeten’) over de tijden van David en Salomon. Bij de Grieken valt Homeros niet weg te denken en bij de Romeinen wordt die rol gespeeld door mensen als Livius. In latere tijden, in Finland bijvoorbeeld, waren het Elias Lönnrot en Akseli Gallen-Kalela, die in Karelië op zoek gingen naar de wortels van de authentieke Finse cultuur. Schilders zoals Vasili Surikov in Rusland of Diego Rivera in Mexico hebben nationale heroïsche taferelen op het witte doek gebracht. Ook componisten hebben zich met dit werk bezig gehouden. Sibelius, Dvorak, Wagner en nog anderen gebruikten etnische inhouden om hun werk uit te bouwen. Men denke slechts aan de Nibelungen van Wagner. Wie Tsjaikovski’s 1812 hoort, kan de overweldigende klokken niet mislopen, die jubelen om de overwinning op de horden van Napoleon.

Ook vandaag nog zijn er kunstenaars die hun volk een spiegel voorhouden. Denken we maar aan Serjei Eisenstein, die met zijn film Pantserkruiser Potemkin de Russen een verhaal van moed en opoffering voorzette.

Niemand van al deze kunstenaars heeft er ooit aanspraak op gemaakt de volle waarheid en niets dan de waarheid te brengen. Niemand onder hen ook heeft zijn volk ten oorlog opgejaagd. Altijd weer werden ze gedreven door een diepe sociale zin, die ze begrepen als de opdracht om hun volk het goede, het schone, het hogere voor te houden. Moed, zelfopoffering, inzet voor de hele gemeenschap: het zijn waarden die tegenwoordig onder druk staan.

Heden ten dage worden we geteisterd door hoger genoemde artiesten van het slag van Thomas Lanoye – iemand die uitgerekend een heel ander voorbeeld heeft gekend, nl. dat Cyriel Coupé, beter bekend als Anton van Wilderode – of Kristien Hemmerechts, die in haar eigen vader beter heeft gezien. En in Nederland krijgen we te maken met de literaire capriolen van Adriaan van Dis en zijn geestesgenoten.

Wat die mensen bindt is een voelbare, zichtbare, haast meetbare afkeer voor de waardigheid van hun eigen, etnisch-nationale cultuur. Ze houden zich integendeel bezig met het inbeuken op politici die de geschiedenis kennelijk beter beheersen dan zij en zich voornemen om van hun volk een volwaardige, moderne, civiele gemeenschap te maken. Namen hoeven niet: ze zijn hiervoor te vinden.

Of ze vinden het nodig erop te wijzen dat Conscience, schrijver van hét grote Vlaamse epos, zelf een Franstalige was of tenminste het Frans beter beheerste dan het Nederlands – alsof dat iets afdoet van de waarde van zijn werk. Terwijl aan de andere kant iemand als Godfried Bomans ( “Het kleine insectenboek”), Felix Timmermans, die met zijn Pallieter een universeel type neerzette, of Nest Claes die in Kosthuis van Fien Janssens scherpe kritiek uitoefende op de franskiljonse denationalisering van Vlaanderen in de negentiende eeuw, gewoon vergeten worden of afgedaan als passé.

Ja, die mensen uit die tijden spraken beter Frans dan Nederlands. Hoe kon het ook anders, vermits ze in het Frans naar school moesten en in die taal moesten werken?

Waarom komt er bij de Lanoyes en de Hemmerechtsen van vandaag niet het idee op dat we het hier met een fundamenteel onrechtvaardige toestand te maken hebben – iets wat zelfs Benno Barnard nu lijkt te begrijpen? En dat een Belgische staat, die sommigen onder hen aanbidden wegens “geen identiteit” ( wat onzin is), hier zonder meer etnocide heeft willen plegen en daarom alle recht om nog morele uitspraken te doen voorgoed verspeeld heeft – zoals neonazi’s er ook beter het zwijgen toe doen.

Anthony Smith schrijft in het genoemde boek dat de drijfveer van vele “nationalistische” kunstenaars te vinden is in de drang naar rechtvaardigheid. Hun bedoeling bestond eruit de etnische natie, waarvan ze deel uitmaakten, haar plaats onder de volkeren en dus haar waardigheid terug te geven, zoals Ernesto Cabral, de door de Portugese geheime politie vermoorde verzetsstrijder in West-Afrika, ooit zo pakkend schreef.

Door het terugbrengen van de gemeenschap tot bij haar existentiële kern konden deze mensen verhopen dat deze gemeenschap weer de trots en de kracht zou vinden die hun voorvaderen in het verleden tot grootste daden had gebracht. Dat referentiekader blijkt telkens weer gecentreerd rondom een groots verleden en heeft niets maar dan ook niets met “nationaal chauvinisme” te maken, zoals sommige politici met enige regelmaat in het Europees parlement weten te verkondigen, om de naam van Neelie Kroes niet te noemen – alsof de EU zelf zo’n schone staat van dienst kan overleggen!

Voor zover kunstenaars laboreren aan het collectieve referentiekader, oefenen ze invloed uit op de toekomstkansen van hun gemeenschap. Daar hoort niet lichtzinnig mee omgegaan en nog minder nihilistisch of vanuit een vreemde vorm van doodsdrift.

Het is mogelijk dat sommigen ingepakt worden door een negativistisch postmodernisme, dat hen wellicht in het nieuws brengt en hun werk doet verkopen. Als dat zo is, bewijzen ze zelf dat ze veel minder origineel zijn dan ze zelf denken. En ze bewijzen vooral dat ze geen duidelijk beeld hebben van de taak van een kunstenaar in de gemeenschap.

 

Jaak Peeters

Dec. 2012

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *