Of het woord effectief bestaat in het Frans, weet ik niet. Ik vind het in ieder geval niet meteen in het woordenboek. Maar het is voor iedereen duidelijk wat ermee wordt bedoeld: het is de verzamelterm voor een stel zichzelf journalist noemende figuren, die het bij de uitoefening van hun professie met de deontologische regels niet zo nauw nemen. Er spreekt een zekere afkeuring en zelfs enig misprijzen uit de term.
De vraag is dan natuurlijk: welke zijn die deontologische regels dan wel?
Het is duidelijk dat er tenminste twee types van journalisten bestaan en dus ook twee verschillende stellen van deontologische regels.
Om te beginnen heb je de reporter. Hij is de man resp. vrouw die verslag doet over een of ander feit dat als “nieuws” kan worden aangemerkt. Er vallen hier nogal wat overwegingen te maken. Bijvoorbeeld: kan de journalist selectief zijn in het doen van verslag, of hoort hij te trachten zo volledig mogelijk te zijn of alles wat hem onder ogen komt tot nieuws te promoveren? Het antwoord erop zal genuanceerd zijn, maar niemand twijfelt eraan dat er wél spelregels in acht moeten worden genomen. Zo is het niet erg deontologisch dat een kermiskoers in Achterhoven-kerk op de voorpagina terechtkomt en het nieuws over de begroting van de Vlaamse regering op de zevende bladzijde. Het is evenmin verantwoord om stukken uit een geheel te selecteren en andere te verzwijgen, om zodoende bij de lezer een indruk op te roepen die niet overeenstemt met de geest van wat zich feitelijk heeft voorgedaan. Voorts mag men van een reporter verwachten dat hij zich onthoudt van beoordelende opmerkingen bij zijn verslag.
Dat zijn nogal hoge eisen en het is menselijk gesproken erg moeilijk om er telkens weer aan de voldoen. Bijgevolg is de reportersstiel niet voor iedereen weggelegd.
Er is ook politiek gekleurde journalistiek. Columnschrijverij, zeg maar.
Dit soort journalistiek is zinvol, waar ook in dit geval weer zijn een aantal opmerkingen op hun plaats.
Ten eerste kan de columnschrijverij niet altijd dezelfde ideologische kleur hebben, want dàn klopt er kennelijk iets niet.
Ten tweede moet de schrijver duidelijk maken dat hij niet aan verslaggeving doet, maar dat hij zijn eigen, gekleurde mening neerschrijft.
Ten derde verlaat de journalist die zich aan dit soort journalistiek begeeft de rangen van de plechtstatige, officiële journalistiek en vervoegt hij de bent van de columnschrijvers in den lande. Dat betekent dat hij geen enkel recht kan puren uit zijn status van journalist en dus ook niet mag verwachten dat zijn schriftuur hoger wordt aangeslagen dan de pleegsels van andere columnschrijvers.
Het spreekt vanzelf dat media tussen beide vormen van journalistiek een scherp onderscheid moeten maken.
Welnu: op verschillende manieren wordt er tegenwoordig tegen deze simpele, door een even simpele leek neergepende regels gezondigd. Of dat vandoen heeft met het wegvallen van het sacrament van biecht weet ik niet, maar het lijkt erop dat dit soort zonden hand over hand toeneemt.
Neem nu een persoonlijk experiment.
Op verschillende manieren werden er op verschillende fora van een bepaald, zichzelf kwaliteitskrant noemend blad bijdragen geplaatst, echter telkens onder dezelfde naam. Vreemd genoeg mocht geen enkele bijdrage het licht zien. Aan de andere kant prijken de bijdragen van een aantal andere figuren telkens weer, voor verschillende onderwerpen en met telkens dezelfde namen.
Dat wekt de indruk dat de redacteur in kwestie er een persoonlijke vriendenkring op na houdt, al dan niet met de bedoeling zijn eigen ideologische overtuiging extra te doen onderstrepen. Het bedoelde experiment werd niet één keer, maar verschillende keren uitgevoerd. Welke rol speelt de redacteur in dit geval? Die van reporter – het verslag (laten) doen van wat er leeft, of die van politiek gekleurd activist?
Het is vreemd hoe in een ander zichzelf kwaliteitskrant noemend blad commentaarschrijvers altijd weer de figuur van Bart Dewever of zijn partij onder vuur nemen, maar haast nooit vragen stellen bij de opstelling van bijvoorbeeld Groen. Een ruwe telling levert een ratio op van zowat 30 tegen 1. Dat is geen toeval, maar bewuste keuze. Natuurlijk kàn dat, maar wààr ergens komt dat blad ervoor uit dat het zich op die manier opstelt?
Redacties slingeren nogal eens met de opinie van hooggeleerde dames en heren uit de academische wereld. Maar ook hier weer is de selectiviteit opvallend. Niet alleen gaat het om telkens weer dezelfde geleerde figuren, maar àls er dan eens een illustere onbekende door de mazen glibbert , blijkt die een eentalig Engels curriculum te voeren, nota bene voor filosofie, waarmee hij toont géén filos sofia te wezen, maar een publicatiejager, die effe is vergeten dat hij ook plichten heeft tegenover de gemeenschap die hem de kans gaf een ‘Ph. D.’ te halen. Frans de Waal – om maar een voorbeeld te noemen – laat wat anders optekenen. Nochtans wordt zo iemand opgevoerd, vanzelfsprekend weer om de kiezer vooral te behoeden voor een foute stem die kennelijk vooral niet Vlaamsbewust mag wezen. Een andere interpretatie laten sommige schrijfsels echt niet toe.
Wat is dat voor een journalistiek waarin in dezelfde krant dezelfde persoon nu eens het verslaggeverspetje op staan heeft en op de volgende bladzijde als een geëngageerd columnschrijver uit de hoek komt? Begrijpen die mensen dan niet dat er zodoende een probleem van geloofwaardigheid ontstaat?
En waarom verschijnt er niets, maar dan ook niets over de verzuchtingen van een partij waarvoor men het misschien niet heeft, maar die toch honderdduizenden kiezers vertegenwoordigt? Waar zit hier de verslaggeving?
En dezer dagen maken we mee dat een journalist vragen stelt in de zin van “Waarom stigmatiseert U een hele volksgroep?” en dan verbaasd staat als de bevraagde het vertikt daarop de antwoorden. Die journalist schijnt wel te denken dat hij de Inquisitie moet herinstellen. Wat hier immers gebeurt is iemand betichten van stigmatisering en hem vervolgens vragen naar zijn motieven. Dat is het werk van de rechtbank. Niet van een tweederangsjournalist. En neen: de journalist heeft niet in alle omstandigheden het recht om gelijk welke vraag te stellen. Dat hangt namelijk af van de rol die hij wil spelen. Afhankelijk van die rol staat het de andere partij vrij om in te spelen of er het zwijgen toe te doen.
Dit zijn voorbeelden van het door elkaar halen van twee types van journalistiek of het niet naleven van de regels ervan. Het roept het beeld op van een journalistenbent dat kennelijk zijn eigen deontologie niet meer kent of er bewust een loopje mee neemt.
Zoiets noemt men inderdaad journaille.
Jaak Peeters
Sept 2012