Antropologen leren ons dat in illo tempore primitieve maatschappijen een bok in de woestijn joegen, nadat die door allerhande bezweringen en betoveringen ritueel beladen was met de zonden van de leden van de betrokken maatschappij. Zodra de bok uit het gezicht verdwenen was voelde de groep zich opgelucht, bevrijd van de drukkende last van het gevoel van schuld en tekortkoming vanwege de fouten die men in het voorbije jaar gemaakt had.
Op dit ritueel staat het stempel ‘primitief’. Wij, hedendaagse mensen, zijn van mening dat wij dergelijke belachelijke rituelen achter ons hebben gelaten. We kunnen ons overigens niets voorstellen bij een dergelijk ritueel, behalve dat het zich afspeelt in een omgeving, waar de vooruitgang nog geen voet aan de grond heeft. In een van wetenschappelijk denken doortrokken samenleving zoals de onze, maken dergelijke obscure praktijken geen kans.
Tenminste: dat maken we onszelf graag wijs. Er zijn zelfs politici die oprecht menen dat wij deze primitieve gedragingen achter ons hebben gelaten en dat wij werkelijk in de era van de wetenschap zijn beland.
De Duitse filosoof Martin Heidegger wees ons in dit opzicht al terecht, toen hij wees op de gevaren van een al te kortzichtig rechnend Denken, zoals hij dat noemde. ‘Denken’ was voor Heidegger veel meer dan het toepassen van wetenschappelijke logica. Denken vereist in eerste instantie openstaan voor de volheid van de werkelijkheid. Heidegger presteerde het ooit om een vol uur college te geven over de katheder waaraan hij stond als hij les gaf. Dat was namelijk een oud meubelstuk van respectabele leeftijd, door de last van de jaren enigszins scheefgezakt, en kriepte telkens Heidegger erop leunde. Een vol uur college over wat zich allemaal aan ons voordoet wanneer men van op een oude katheder lesgeeft! Naar verluidt hingen de studenten aan zijn lippen.
René Girard heeft het zondebokmechanisme tot één van zijn centrale gezichtspunten in zijn antropologie gemaakt. Het zondebokmechanisme laat volgens hem een geweldseconomie zien: door de bok ritueel met de ‘zonden’ – dit is: al wat fout ging in het voorbije jaar – te beladen en hem vervolgens uit de groep te verdrijven, verdrijft men tegelijk de spanningen en dus het potentiële geweld uit de groep. Op vergelijkbare wijze heeft Sigmund Freud een drifteneconomie uitgewerkt, hetgeen door sommige hedendaagse jonge journalisten – om niet de naam te noemen van een redacteur van een weekeindmagazine van een zichzelf toonaangevend noemende krant – kennelijk niet echt begrepen werd.
Beide virtuozen van de menselijke geest stellen dat hun opvattingen aanspraak kunnen maken op algemene geldigheid.
Voor de drifteneconomie van Freud lijkt dat nogal aannemelijk.
Voor de geweldseconomie van Girard valt het al wat moeilijker te vatten. En wat het zondebokmechanisme zelf betreft: dat zulks nog in onze tijd werkzaam zou kunnen zijn, kan er bij vele zichzelf ontwikkeld noemende lieden echt niet in.
En toch.
Eerst waren er de fascisten. Nooit werd duidelijk gedefinieerd wie of wat daarmee bedoeld werd, maar het kwam erop neer dat ze het grootste kwaad dat ons overkomen kan belichaamden. Ze moesten dus te vuur en te zwaard bestreden worden. Als het fascisme was uitgeroeid: dan zou de zon helder schijnen.
Vervolgens waren de racisten aan de beurt. Sommigen onder hen hebben daar op een nogal sullige manier aanleiding toe gegeven, maar de mechaniek was ook hier herkenbaar: de racisten waren de dragers van het grootste kwaad dat de maatschappij kon overkomen.
Nadien werden de discrimineerders van allerlei slag het voorwerp van uitzuivering. Geen verschillen meer! Alle mensen gelijk: homo’s, hetero’s, mannen, vrouwen, allochtonen, autochtonen…O wee wie het aandurft deze gelijkheidsideologie aan te vallen: het centrum tegen het racisme waakt over de zedelijkheid des volks en staat klaar om op elk moment de procedure van de duiveluitdrijving uit te voeren.
Maar dat centrum heeft wat van zijn glans verloren. Niet alleen omdat velen het wat al te gortig begonnen te vinden en de bemoeizucht van een stel omhooggevallen ambtenaren beu werden, maar zeker ook nu blijkt dat dit centrum zélf helemaal niet immuun is voor het virus dat het beweert te bestrijden.
En tegenwoordig zijn de rokers aan de beurt.
Eerst werden ze verdreven uit de eetruimten. Daar viel meer dan één woord voor te zeggen. Maar dan moesten ze opkrassen van hun vertrouwde kruk aan de versleten toog van hun stamcafé. Hun sigaretje moesten ze wegdampen op de stoep van het betrokken etablissement. In bedrijven werden ze opgesloten in hokjes, waaraan nog net geen tralies waren aangebracht. De dames en heren ambtenaren – rokers kregen vervolgens te horen dat hun aanwezigheid op de stoep tijdens hun rookpauzes niet door iedereen werden geapprecieerd. En als klap op de vuurpijl bestonden sommigen het om het idee te lanceren het roken ook in de huiskamer verbieden, waarop anderen prompt vroegen of dan niet meteen een aangepaste versie van de Fuhrers Gestapo moest worden opgericht.
Het kan grappig lijken, maar het is dat bij nader inzien echt niet.
Het lijkt er namelijk sterk op dat deze maatschappij een onuitroeibare behoefte heeft om telkens weer groepen van mensen te identificeren, die aangewezen worden als de grootste boosdoeners van de maatschappij. Of het kwaad dat ze aanrichten in de werkelijkheid zo groot is als ervaren wordt is niet eens aan de orde: in de collectieve psychologie wordt hun aanwezigheid verbonden met een vaag, ongedefinieerd onbehagen van collectief falen. Deze uitgespuwde groepen worden op een doezelige manier geassocieerd met een schimmige collectieve schuld, die dan via moeilijk na te speuren wegen geconcretiseerd wordt in de praktijk die de betrokken groep ten kwade wordt geduid.
Dit is een boodschap van rampzalige aard voor al die lieden die van mening zijn dat onze moderne samenleving dit soort nevelige, onwetenschappelijke toestanden ontgroeid is. Op dezelfde manier als in oeroude, onnaspeurbare tijden is de hedendaagse mens opgenomen in subtiele netwerken van collectieve schuld en onschuld en niemand mag er zich over verbazen dat hij op een kwade dag plots in de rol van de zondebok terecht is gekomen, op dezelfde manier als de al bij al onschuldige roker van vandaag het geweten heeft. Meer zelfs: hoe meer een algemeen onbehaaglijk gevoel van collectief tekortschieten postvat, hoe groter de kans is dat allengs één of andere groep het schuldpakket op zijn rug geladen krijgt.
Hiermee mag nog eens duidelijk zijn dat de rationeel denkende mens van Verhofstadt en co niet bestaat, nooit bestaan heeft en dat wellicht ook nooit zal doen.
Dit alles zou sommige luidruchtige lieden tot een grotere mate van bescheidenheid moeten aansporen.
Jaak Peeters
Jan 12