Twintig jaar geleden, in 1991, publiceerde de inmiddels al verschillende jaren overleden Amerikaanse filosoof Daniel C. Dennet zijn Consiousness Explained. De Nederlandse vertaling, die onder de titel Het bewustzijn verklaard in 1993 verscheen, oogstte niet de bijval die deze nochtans heel fatsoenlijke vertaling van een waardevol boek verdiende. Dennet ontvouwt in dat dikke boek – Amerikanen schrijven altijd dikke boeken – een bewustzijnstheorie, die ook voor hedendaagse lui die zich over het probleem van de identiteit willen buigen, interessante perspectieven biedt.
Voor zover bekend, neemt nochtans niemand de moeite om hierop in te gaan.
Om zijn visie te verduidelijken vergelijkt Dennet de werking van de menselijke geest met de lotgevallen van een hedentendage via elektronische weg verspreid artikel.
Men kent het verschijnsel.
Een auteur stuurt naar een aantal relaties een tekst door, die hij of zij na veel doorhalingen en wijzigingen uiteindelijk geschikt acht om aan het oordeel van de goegemeente te worden prijsgegeven. Vanzelfsprekend blijft zijn rondzending niet zonder antwoord. Er lopen commentaren binnen, sommige positief, andere kritisch maar begrijpend en nog andere afwijzend. Enigszins korzelig begint de auteur aan zijn weerwerk. Een applaudisserend commentaar wekt een vriendelijke collegiale reactie op. Een kritisch commentaar brengt de auteur er misschien toe zijn oorspronkelijke tekst toch nog te veranderen of aan te vullen. Ronduit afwijzende commentaren kunnen ertoe leiden dat de auteur, gekwetst door zoveel onbegrip, het artikel herschrijft en voorziet van een notenapparaat dat het vorige met een factor drie overtreft.
Of dat laatste de betrokken commentaarschrijver van mening doet veranderen, valt eerlijk gezegd te betwijfelen. Maar in ieder geval bestaan er in dat geval intussen twee versies van eenzelfde artikel.
In werkelijkheid zijn het er echter veel meer: op kritische opmerkingen zal de auteur reageren met lichte aanpassingen in zijn tekst. Maar omdat die opmerkingen niet allemaal op hetzelfde ogenblik in de bus vallen, zal de auteur verschillende lichte aanpassingen na elkaar aan zijn tekst aanbrengen.
Dat betekent dat er van eenzelfde tekst tegelijk verschillende versies bestaan. Elk van deze versies is voor het oog van de commentaarschrijver de juiste versie, aangezien hij of zij als commentarist niet op de hoogte is van wat andere critici hebben geopperd. Afhankelijk van het perspectief van de commentaarschrijver, zullen diens opmerkingen verschillen van die van andere commentaarschrijvers. En zo is er wel altijd een voldoende oorzaak waarom al die versies van hetzelfde artikel het levenslicht hebben aanschouwd.
Dat is niet alles.
Want al die opmerkingen van collega’s hebben de auteur aan het denken gezet, en dat brengt mee dat hij zijn visie op sommige punten wijzigt en het artikel opnieuw herschrijft.
Zodoende bestaat het artikel niet alleen in de ruimte, maar ook in de tijd in verschillende versies.
Dennet gebruikt dit gemakkelijk te herkennen beeld als metafoor voor de werking van de menselijke geest.
Op ieder ogenblik gaat doorheen onze hersenpan een onafgebroken stroom van impulsen. Sommige ervan vinden hun oorsprong in al eerder opgedane ervaringen of eerder opgedane kennis en zijn dus van innerlijke oorsprong. Andere zijn afkomstig uit de buitenwereld, die immers ook bij voortduring verandert. Daar komt nog eens bij dat de hersenen onafgebroken interpreteren en veronderstellingen maken.
Als het dus mogelijk zou zijn om een soort overzichtsfoto te maken van de toestand van de geest van een bepaalde persoon, dan zouden we constateren dat die toestand almaar evolueert. En omdat de hersenen uiteraard onthouden, zouden we merken dat men op hetzelfde ogenblik eigenlijk tegelijk verschillende overzichtsfoto’s zou kunnen maken, die allemaal relevant en zinvol zijn.
De menselijke geest blijkt dus veranderlijk en veelzijdig. Het beeld dat we van een persoon krijgen – of het beeld dat we dénken dat er is – hangt af van het standpunt dat we innemen en het moment waarop we het beeld maken.
Dat geldt evenzeer voor de persoonlijkheid die we aan onze medemensen tonen.
Welnu: identiteit kan men – om een héél lang verhaal kort te maken – opvatten als een geheel van mentale en fysieke inhouden en bijpassende gedragingen dat die bepaalde persoon kenmerkt.
Als Dennets beeld klopt, dan betekent dit dat onze identiteit weliswaar bestaat, maar voortdurend evolueert en dat het bovendien afhangt van de (vaak uitwendige) omstandigheden, welke aspecten van die identiteit zich openlijk manifesteren.
Merk op dat dezelfde – enigszins ruwe – definitie van identiteit ook kan gelden voor een groep.
Ook een groepsidentiteit kan nooit anders worden beschreven dan als een momentopname, die bovendien standpuntelijk is, omdat inhouden worden naar voren gehaald die in die omstandigheden relevant zijn.
En zo kan iemand – zonder een naam te noemen – in de klas een beminnelijke leerkracht zijn, maar in andere omstandigheden een beestachtige psychopaat. Of kan een volk dat we als zachtaardig kennen, in sommige omstandigheden plots tot vreselijke wreedheden in staat blijken.
Het komt me daarom steeds meer voor dat we over identiteit veel meer in termen van standpuntelijkheid en beweeglijkheid moeten gaan praten.
Jaak Peeters
Sept 2011