Vergadertechnische onkunde

De Belgische politiek heeft het probleem Brussel-Halle-Vilvoorde opgelost. Dat beweren tenminste de politici die zeggen een akkoord over de splitsing van het genoemde kiesarrondissement te hebben gesloten.

Of het probleem echt is opgelost, is hoogst twijfelachtig, aangezien – en dat kan geen mens ontkennen – de Vlaamse onderhandelaars de zes Randgemeenten aan de Brusselse expansiezucht hebben opgeofferd. Bovendien hebben ze de drie opstandige FDF-burgemeesters benoemd, tegen de wil van de Vlaamse regering in. Federale onderhandelaars hebben daarmee een aanslag gepleegd op Vlaamse bevoegdheden die door andere Vlaamse onderhandelaars vroeger al eens met toegevingen werden betaald. Zodoende hebben ze deur naar nieuwe eisen nog verder opengeduwd.

Jean-Pierre Rondas heeft in een vrije tribune in een bepaald, zichzelf kwaliteitskrant noemend Nederlandstalig Belgisch dagblad het nieuwe akkoord deskundig neergesabeld. Dat hoeft hier niet nog eens te gebeuren.

Het gaat erom op te sporen waarom een dergelijk akkoord überhaupt mogelijk was.

De reden daarvoor is ten minste ook vergadertechnisch.

Laten we kort en bondig zijn: dagenlang, wekenlang vergaderen, soms wel 15 uur aan één stuk door: dat houdt geen normaal mens vol. Fysiologen vertellen ons dat de menselijke hersenen in dergelijke omstandigheden slecht beginnen te functioneren. Slaaptekort veroorzaakt problemen in de voeding van de hersencellen en ontregelt het slaap-waakmechanisme. Maar men moet geen fysioloog zijn om te begrijpen dat de menselijke grenzen bij dit soort aftakelende activiteiten overschreden worden. Mensen die, zoals schrijver dezes, zich ooit verdiepten in vergadertechnieken en daarover zelfs cursus gaven, weten dat men vergaderingen na een paar uur moet onderbreken. De benen moet gestrekt worden, er moet gelegenheid zijn om iets te eten, een luchtje te scheppen en zich wat te ontspannen.

Men vraagt zich dus af wat de lieden die rond de onderhandelingstafel zaten bezielde om op zulke flagrante wijze de meest fundamentele principes van het vergaderen te negeren.

Het antwoord ligt natuurlijk voor de hand: de dames en heren wilden een akkoord, tot welke prijs dan ook, want de electorale hete adem van N-VA begon hun nekharen zowaar te verschroeien. En zodoende heeft men gegrepen naar de oeroude, beproefde Belgische onderhandelingstechniek: deze van de mentale en fysieke uitputtingsslag. Dezelfde dames en heren vergeten daarbij evenwel dat ze in die omstandigheden niet meer normaal functioneren en dat de producten van hun mentale gesticulatie de toets van de redelijkheid niet kunnen doorstaan, noch die van de wijsheid of het gezond verstand. Simpel gezegd: wie op deze manier ‘onderhandelt’ kàn gewoon niet anders bereiken dan een draak. Dàt het een draak is geworden, is inmiddels zelfs al door iemand als Bert Anciaux bevestigd – en dat wil wat zeggen.

Dat is niet alles.

Dergelijke vergaderingen horen te geschieden aan een ronde tafel. Een lange tafel schept de mogelijkheid sommige deelnemers tijdelijk te isoleren of dat soort spelletjes te spelen, want met een ronde tafel niet kan.

Derde fout: een verkeerd uitgangspunt bij de Vlaamse onderhandelaars.

Het kan zijn dat de jeugdigheid van de onderhandelaars verhinderd heeft dat ze oog hadden voor dit fenomeen, maar de Vlaamse onderhandelaars hebben onvoldoende in de gaten gehad wat de Franstaligen echt drijft.

Wie even naar die fameuze ‘metropolitane gemeenschap’ kijkt, vraagt zich meteen af wat hier achter zit. Want geef toe: de Franstaligen hebben een punt, als ze zeggen dat Brussel een invloedssfeer heeft die veel verder reikt dat de huidige 25 gemeenten. Het punt is echter, dat dit feit geldt voor élke grote stad. Men kan een dergelijke metropolitane gemeenschap perfect verdedigen voor Antwerpen. De voelbare socio-economische invloed van Antwerpen reikt van Essen tot Boom en van Sint-Niklaas tot Lier. Toch is er hier geen sprake van de oprichting van zo’n metropolitane gemeenschap. Men hoort iets dergelijks evenmin voor Luik, noch voor Charleroi. Zoiets geeft toch te denken? Waarom alléén Brussel? De zaak wordt nog duidelijker als we even de vergelijking maken van het gedrag van de Vlaamse immigranten in Waals-Brabant met dat van de Franstalige immigrees in Vlaams-Brabant. We horen niets over faciliteiten voor Vlamingen in Waals-Brabant. Er worden daar geen Vlaamse lijsten ingediend bij de verkiezingen. Er zijn daar geen pesterijen tegen autochtone Franstaligen. Allemaal dingen die schering en inslag zijn in Vlaams-Brabant, waar het om Franstalige immigranten gaat.

Neem daar het feit bij dat Franstaligen in het algemeen rondlopen met een heus taalcomplex – getuige de uitspraak van Julien Benda in zijn Discours à la nation Européenne: de taal van Europa moet het Frans zijn, want dat is de taal van de Rede. En in de Shame – betoging hebben we allemaal een bord gezien met daarop de tekst: “als je een zo locale taal spreekt, hoor je je wat bescheidener op te stellen”.

Het beeld is toch duidelijk? Het hele concept van de metropolitane gemeenschap heeft een Franstalige expansionistische achtergrond. Punt, uit.

De Vlaamse onderhandelaars hadden vooraf grondig kennis moeten nemen van de irrationele drijfveren van hun tegenstanders.

Dat is kennelijk niet gebeurd. En als het wel is gebeurd, dan zijn ze op een onverantwoord lichtzinnige wijze omgesprongen met de belangen van hun gemeenschap.

Laten we hopen dat we hier te maken hebben met vergadertechnische onkunde.

 

 

Jaak Peeters

Sept. 11

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *