Het wrede lot van de geborneerdheid

In 1835 geeft de in Frankrijk verblijvende Duitse dichter en schrijver Heinrich Heine een boek uit onder de titel Religie en filosofie in Duitsland.

 

In een heerlijk vloeiende taal, waarvan zelfs de Nederlandse vertaling nog altijd uitloopt in een sierlijk Nederlands, vertelt Heine het verhaal van de wandelende, disputerende schriftgeleerden bij het concilie van 1433, in een bos nabij Basel. Druk gesticulerend en helemaal verdiept in hun geleerde discussies, worden de monniken plots opgeschrikt door een lieflijk gekweel van een nachtegaal. Het melodieuze gezang van de kleine vogel is zo verrukkelijk, dat de monniken verbaasd pas op de plaats maken en vol bewondering beginnen te luisteren. Plots sist één van de aanwezige monniken dat een dergelijk harmonisch geluid onmogelijk aards kan zijn en in de hemel moet thuishoren. Bijgevolg, zo bedenkt de door christelijk zondebesef doordrenkte monnikenziel, moet deze vogel wel een duivel zijn die hen door zijn gezang komt verleiden, zodat zij in hun geleerde disputatie onderbroken worden.

Daarop begint één van de monniken een duivelbezwering te prevelen.

Het verhaal gaat dat de vogel daarop onder spottend gelach opvloog.

Voor Heine toont dit verhaal het wrede kenmerk van een tijd waarin alles wat lieflijk, aangenaam en werelds is voor duivelswerk werd versleten. Zelfs de nachtegaal werd verketterd! De ware christen, schrijft Heine,wandelde met angstvallig gesloten zintuigen als een abstracte schim in de bloeiende natuur rond.

Dit verhaal van de beroemde Duitser kwam op bij het lezen van de titel in De Morgen van 5 maart ’11, waarin de genaamde Erwin Mortier verklaarde dat het cultuurbeleid in Vlaanderen meer Belgisch moet worden.

De zichzelf kwaliteitskrant noemende Morgen had er niet beter op gevonden dan deze stuitende uitspraak als grote kop op zijn titelpagina te plaatsen, op een zo opvallende manier, dat het vrijwel onmogelijk is te geloven dat hierbij geen bewust opzet in het spel is.

Niet de naam Mortier is hierbij het belangrijkste, maar het feit dat een dergelijke uitdagende titel de kop van een Vlaamse krant kan sieren.

Cultuurbeleid was zowat het eerste beleidsdomein dat de Vlamingen in de ontvouwing van hun emancipatie in eigen beheer kregen. Het huidige Vlaams Parlement werd immers voorafgegaan door een Cultuurraad.

Wie nu zo openlijk komt verklaren dat uitgerekend dàt deel van het beleid, dat bij uitstek aan de Vlaamse gemeenschap toekomt en dus nu net niet Belgisch kan zijn, toch weer Belgisch moet worden, kan moeilijk ontsnappen aan de verdenking van pure kwaadaardigheid. Hier is zonder enige twijfel bewuste agressiviteit in het spel, zoals de lompe agressiviteit van een redactie die als een overjaarse puber schopt en stampt, en bijt in de hand die hem helpend wordt aangereikt.

Heinrich Heine krijgt hierdoor echter op een onverwachte en pijnlijke manier gelijk: aan de wortel van onze cultuur lijkt een kwaadaardige demon verscholen, die er behagen in schept om alles wat mensen aangenaam is, hen opwekt of oproept tot het geloof in het eigen kunnen te belasteren en te beschimpen.

Er zijn ook in Vlaanderen krachten aan het werk die er alles aan is gelegen om te voorkomen dat de Vlaming genoegen schept in het eigen, zelfredzame bestaan en die van hem de aanvaarding eisen van een lijdend en geborneerd leven in eindeloze zielenpijn.

Heine schrijft deze rol toe aan de Christelijke kerk.

In onze geseculariseerde tijd lijkt de rol van de christelijke kerk te zijn overgenomen door een andere maatschappelijke groep, die zichzelf evenwel als een nieuwsoortige kerk opstelt. Op een vreemde manier zoekt deze nieuwe kerk de naargeestigheid van de Middeleeuwse mens in stand te houden, ditmaal niet door te slingeren met banbliksems over hel en verdoemenis, maar door de naïeve, goedmenende gewone burger om de oren te slaan met een al even betuttelend dogmatisch canon.

Van de hedendaagse simpele burger wordt verwacht dat hij namelijk vrijwillig afstand doet van de resultaten van zijn eigen nationale ontvoogding. Die is immers des duivels, want ze is nationalistisch en bijgevolg kàn ze niet anders zijn dan duivelachtig. Moderne Vlamingen die zichzelf geëmancipeerd opstellen zijn arrogant en opstandig, op dezelfde manier als de goedlachse Middeleeuwer op z’n zachtst verdacht lichtzinnig en neigend naar onaanvaardbare wellust heette als hij niet overtuigend genoeg door de wereld dwaalde als de abstracte schim van Heine. Geëmancipeerd te willen zijn is een onomstotelijk bewijs van aanstellerige hovaardij van een volk waarvan het lot alleen maar dat van dienende deemoed en nederigheid kan zijn en dient daarom verworpen als de verfoeilijkste verdorvenheid van nauwelijks nog menselijk te noemen uitvaagsel.

Tegenover dergelijke grenzenloze slechtheid past alleen de scherpe, schrille, met heilige verontwaardiging in plechtige en voor het gewone volk ontoegankelijke artistieke bewoordingen uitgeschreeuwde berisping vanwege de Nieuwe Bestrijders van het Kwaad, verzameld in de redacties van Vlaanderens Nieuwsoortige Media.

Deze felle roskamming klinkt nog heftiger als ze bovendien opklinkt uit de mond van iemand als Erwin Mortier. Want Erwin Mortier, moet U allemaal goed weten, is homo en dààrom uitmuntend begenadigd en begiftigd met het bijzondere alleenrecht alle niet-homo’s te waarschuwen voor de krochten van de nationalistische helleput. Alleen een grote dosis dagelijkse zelfkastijding kan de schandvlek uitwissen die gewone, van beperkte vermogens voorziene en daarom begeleiding van node hebbende Vlamingen spreiden als ze zich aan de liefde van man tot vrouw te buiten gaan, en dit alles nog veel meer, als ze zich daarenboven nog eens aan de onvoorstelbare misdaad van een nationale ontvoogding willen overgeven.

Voor deze verderfelijke vorm van hoogmoed en helaas nu eenmaal onvermijdelijke vorm van wellust, moet de modale Vlaming dan maar boeten onder de vorm van eeuwigdurende financiële transfers, en het is de heilige plicht van Vlaanderens Nieuwe Bestrijders van het Grote Kwaad dit volk, dat sedert 13 juni 2010 totaal dreigt te ontsporen, met voor het Goede Doel schor geschreeuwde keel te waarschuwen voor het afschuwelijke lot dat het te wachten staat als het zijn zonden niet terstond afzweert en zich schikt naar de oekazen van de Nieuwe Kerk.

 

De Morgen en Co zetten op hun manier de wrede, mensontkennende Middeleeuwen verder.

Of zijn zij het, die hun geborneerdheid niet de baas raken?

 

 

Jaak Peeters

Maart 2011

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *