Het is niet de eerste keer dat nadenkende mensen de wenkbrauwen fronsen bij het woordmisbruik van ACV-baas Cortebeeck en zijn collega’s vakbondsbazen. Deze week was het dan weer eens zover: de heer Cortebeeck waarschuwde dat de solidariteit niet in gevaar mocht gebracht worden. Hij had immers gehoord dat de regeringsonderhandelaars in Brussel sommige delen van de sociale zekerheid willen regionaliseren.
Telkens als het woord “splitsen” in verband met de sociale zekerheid valt, steigeren de vakbondsmanitoes van dit land als een paard dat door een hommel gestoken werd.
Nochtans schept een klein beetje zindelijkheid in het denken meteen heel wat duidelijkheid – waardoor de schijnheiligheid van de heren Cortebeeck, De Leeuw en nog een paar andere dynasten uit die kringen meteen in het licht wordt gesteld.
Solidariteit verwijst namelijk naar de algemene menselijkheid. Ze laat zich niet aan grenzen van welke aard ook binden. Solidariteit die zo is opgezet, dat ze ophoudt aan de grenzen van een staat, is geen solidariteit. Bovendien heeft solidariteit iets vandoen met nood of noodtoestanden. Als ik uit pure onbaatzuchtigheid aan mijn buurman een fles wijn cadeau doe, omdat ik weet dat hij een fanatiek wijndrinker is, ben ik van geen kanten solidair. Hij kan die fles immers ook zelf kopen, en misschien zelfs makkelijker dan ikzelf. Maar als diezelfde buurman door een politiebeambte bekeurd wordt voor een overtreding waarvan ik weet dat niet mijn buurman, maar iemand anders ze beging, dan is het mijn menselijke solidaire plicht de politieman daarop te wijzen, ook al weet ik dat een azijnige politieman mij op de bon zou kunnen slingeren wegens insubordinatie. Het liberalistische rechtssysteem waarin we gedwongen zijn te leven is niet bepaald bevorderlijk voor een werkelijk solidaire gedragswijze. In het voornoemde geval zou een rechter mij namelijk kunnen berispen: ik moet immers mijn persoonlijk belang bij de zaak van mijn buurman kunnen bewijzen. Welnu: wie solidair is, gaat voorbij aan welk belang dan ook, behalve het puur menselijke belang van de persoon of groep waarmee men solidair is.
Een sociaal zekerheidssysteem is dus géén solidariteitssysteem, maar een systeem van wederzijdse verzekering. Wij hebben met het verlopen van de jaren een maatschappelijk sociaal stelsel uitgebouwd, dat verondersteld wordt ieder van ons te verzekeren van een inkomen als de normale kanalen daartoe niet langer openliggen. In de volle zin van het woord is het sociale zekerheidssysteem een collectief georganiseerd contractueel systeem, waarbij iedereen iets in de pot legt, om daar vervolgens, als de in het contract beschreven omstandigheden zich voordoen, een beroep op te doen. In dat laatste geval vragen wij onze medeburgers niet dat ze met ons “solidair” zouden zijn, maar dat ze afspraken van het contract dat we onderling gesloten hebben ook werkelijk nakomen. Dat is precies wat er gebeurt als een verzekeringsmakelaar mij de kosten van mijn aangereden auto uitbetaalt. Is die verzekeringsmaatschappij in dat geval “solidair” met mij? Wie zal dat geloven? Als het sociaal zekerheidssysteem inderdààd zou berusten op solidariteit, waarom voelde men dan de nood om zoiets als een OCMW te organiseren?
Het is duidelijk dat het begrip “solidariteit” een andere inhoud en een ander bereik heeft dan dat van “sociale zekerheid”.
Solidariteit en sociale zekerheid zijn dus principieel twee verschillende dingen. Als ik met iemand solidair ben, “verzeker” ik hem niet. Ik tracht hem uit de nood te halen, maar als dat is gebeurd, verwacht ik dat hij vervolgens zichzelf zal behelpen. Ik sluit met hem geen overeenkomst om hem, vanwege het feit dat hij ooit weer in nood zou kunnen raken, tot het einde van zijn dagen een som gelds te betalen of voor hem een spaarrekening te openen. De gulheid waarmee zovelen geld schonken voor de getroffenen in Haïti brengt hen er toch niet toe om een soort Belgisch – Haïtiaanse sociale zekerheid te organiseren?
Het kan overigens best dat als iemand op mijn solidariteit een beroep doet, er tegelijk iemand anders is, wiens de nood veel prangender is. In dat geval moet ik misschien kiezen, als mijn draagkracht onvoldoende is om beide noden tegelijk te lenigen.
Een sociale zekerheid kan op vele, vele manieren worden georganiseerd. Men kan een pensioenstelsel opbouwen volgens het (verouderde) repartitesysteem, maar ook via een kapitalisatie, eventueel aangevuld door fiscale inkomsten. Men kan sociale zekerheid in concentrische cirkels organiseren. Eerst de gemeente, vervolgens de provincie enzovoort. Of men kan een sociale zekerheid organiseren in het kader van een bedrijfstak. Wat belet er, bijvoorbeeld, de ambtenaren om onder elkaar een ambtenarenzekerheid te organiseren? Als zij onder elkaar zo’n overeenkomst in elkaar zouden knutselen, welk algemeen menselijk principe zou er dan worden geschonden?
De hardnekkigheid waarmee de Belgische vakbondsbonzen de huidige organisatie van de sociale zekerheid bewaken, is dan ook verdacht. Het doet zeer sterk vermoeden dat de vakbond – en dan wordt daarvan de top bedoeld – er belang bij heeft dat er aan de organisatie van het Belgische sociale verzekeringssysteem niet geraakt wordt. Men kan zich bijvoorbeeld afvragen of een splitsing van de sociale zekerheid, die vanzelfsprekend met zich zou brengen dat de boeken moeten worden opengedaan, misschien de buitenlandse investeringen van de vakbonden boven water zou halen. En misschien ontdekken we dan allemaal tot onze verbijstering – maar niet noodzakelijk onverwacht – dat zij fiscale fraude plegen, door hun inkomsten op buitenlandse beleggingen te verzwijgen.
Of dat zo ook werkelijk is, kan niemand zeggen, totdat die boeken inderdaad opengaan. Maar het bovenvermelde discours is zo duidelijk dat het ook aan de top van de vakbonden goed bekend moet zijn. Dus weten ook zij best wel dat hun gescherm van het begrip solidariteit om de huidige organisatie van de sociale zekerheid per sé in stand te houden, zandstrooierij is.
Wie anderen bewust op een verkeerd been wil zetten, heeft daar, naar algemeen aanvoelen, redenen toe. Zo iemand wenst iets te onttrekken aan de openbaarheid.
Het wordt tijd dat ook die boeken opengaan.
Jaak Peeters
Augustus 2010