Brief van een verontwaardigde vader

Boos was ik, dezer dagen, om de reacties van sommige figuren op de houding van een minister die de subsidie aan een universiteit dreigde te bevriezen omdat ze vragen had over de manier waarop diezelfde universiteit zich had opgesteld in verband met verkrachting van een studente door een universitair personeelslid.

De manier waarop sommigen in het parlement die minister hebben aangepakt, tart elke verbeelding. Het enige wat ik hierbij kan voelen is: verontwaardiging en gramschap.

Het ‘liberale’ parlementslid in kwestie verweet de minister bars dat zij haar bevoegdheden te buiten ging. De minister zou zich als een Romeins keizer hebben gedragen: in willekeur.

Een minister die druk uitoefent op een instelling waarvan één van de personeelsleden een jonge vrouw verkracht gaat haar bevoegdheden te buiten!

Wat had ze dan moeten doen? Voorwenden dat er niks aan de hand was?

Wie is hier de hypocriet?

Die jonge vrouw, letterlijk neergedrukt door een figuur die onderwijl zijn eigen wellust botviert, terwijl het slachtoffer overspoeld wordt door angst, woede en zelfverwijt, op het ogenblik dat de adrenaline door haar aderen giert en haar haar hele neurofysiologische structuur in luttele minuten traumatisch door elkaar wordt gehusseld, zodat een ervaren psycholoog jaren nodig heeft om de neuronale bedrading van het meisje weer min of meer in orde te krijgen…en een minister die hierop inhakt gaat haar bevoegdheden te buiten?! Terwijl iederéén uit de slof zou moeten schieten- zoals de minister zelf heeft laten horen, trouwens, in plaats van te struikelen over spitsvondigheden in verband met bevoegdheden.

Ik stel me voor welke traumatische ervaring een verkrachting is. Ik zie voor me de neuropychologische chaos die in de geest van het slachtoffer door zo’n schanddaad wordt aangericht. Ik zie hoe een heel leven verwoest wordt en het onvermogen van dat jonge leven om nog ooit een normale omgang te hebben met een man die ze liefheeft. Dat alleen maar omdat één ziekelijke figuur niet in staat was zichzelf te beheersen en zich heel zelfzuchtig te buiten gaat aan het schenden van de diepste eigenheid van een ander mens.

En de minister die zich hierbij opwindt is de pineut?

Je moet maar durven. Het lijkt erop dat voor sommigen niets echt belang heeft. Of: dat alles relatief is – dus van de macht van het moment afhangt. Is dat de manier waarop wij onze menselijke samenleving vorm willen geven?

Dat wordt allemaal niettemin helemaal anders als het om hedendaagse verhaaltjes gaat, zoals daar zijn: racisme en gendertheorieën of – nog zo’n links-liberaal melodietje-: ‘stigmatisering’. En o wee als iemand het aandurft zelfs maar kritiek te uiten op deze vertelsels vanuit de links-liberale wereldvisie.

Stel je voor dat de minister de bedoelde subsidie kritiekloos zou hebben toegekend. Was de minister dan wél binnen haar bevoegdheden gebleven? Is dat ‘liberaal’ bestuur?

Ik heb toch wat problemen met dat ‘liberalisme’ zoals het zich in de feiten manifesteert.

Wat is dat voor een lering die wel geregeld de halve samenleving uitscheldt voor extreemrechts maar intussen uithaalt naar mensen die slechts willen dat de simpele principes van het leven worden gevolgd? Wat is dat voor een liberalisme waarvoor er kennelijk geen vaste waarden bestaan die het verdedigen waard zijn en dat dus letterlijk alles ‘ironisch’ of ‘relatief’ opvat – zelfs de zeer ernstige dingen, zoals we nu zien- behalve ongetwijfeld als het om de eigen dada’s gaat? Wat is een liberalisme zélf waard als het aaneenhangt van de relatieve constructies die worden opgevoerd als dat even goed uitkomt?

Dat is dan een liberalisme dat het niet de moeite vindt van welgemeende boosheid uit de slof te schieten bij zoiets als een verkrachting.

Ik néém die postmodernistische relativiteit en dito ironie verduveld niet, als mijn dochter onder het weerzinwekkende lijf ligt van een ziekelijke geest die door hormonen verblind alleen zijn eigen wellust najaagt, terwijl hij zijn geslacht tegen de wil van mijn dochter baantjes laat trekken in het meest intieme deel van een jong vrouwelijk lichaam.

Op zo’n moment weet ik dat het links-liberale postmodernisme het grootste egoïstische zelfbedrog is dat de mensheid ooit heeft voortgebracht. Want ik weet zeker dat de getroebleerde uitzinnigheid van een verkrachting nooit hard genoeg veroordeeld kan worden. Verkrachting vloekt immers op de meest felle wijze met elke vorm van fylogenie, want elke ouder, van welke zoogdierensoort ook, zou zich doodvechten om de eigen kroost te beschermen tegen onheil en wandaden.

Oprechtheid is een innerlijke richtlijn, schrijft Tinneke Beeckman. De onoprechtheid die uit deze links-liberale uitval naar een minister blijkt, toont dat de innerlijke richtlijnen voor het links-liberalisme met meer dan gewone kritische geest moeten bejegend worden.

Ik erger me aan de schier grenzeloze hypocrisie van een politieke strekking die in een minister liever een berekenende politieke machine zonder menselijk gevoel wil zien of zich liever verliest in dromerige postmodernistische theorieën, eerder dan een mens van vlees en bloed te steunen die het opneemt voor slachtoffers van wandaden.

Ik kan voor Demir niet stemmen: ze behoort tot een andere kieskring.

Jammer, want ik wil een mens zijn.

Jaak Peeters

November 2022

Over non-binaire mensen en genderproblemen

Inleiding

We worden tegenwoordig om de oren geslagen met termen zoals non-binaire genderidentiteit. Sommige politici grijpen dit zelfs aan om subsidiëringsregels aan te passen: men subsidieert niets dat niet non-binair is. Geen enkele genderidentiteit mag domineren. Veel mensen kijken hiervan terecht op en vragen zich af wat er aan de hand is.

In deze bijdrage zal ik eerst iets zeggen over genderidentiteit, vervolgens zal ik aandacht geven aan de sluiting van de grootste Britse genderkliniek en het Cass-rapport dat aan de basis ligt van die sluiting en vooral aandacht geven aan de kwalijke aspecten van het knoeien met seksuele identiteit.

Ik maak hierbij gebruik van een recent artikel in het Tijdschrift voor Geneeskunde[1].

Ik wil vervolgens doorgaan op de sociologische en maatschappelijke factoren waardoor dit genderverschijnsel de laatste decennia de kop opsteekt, want het was voordien onbekend.

Het is ook interessant om aan deze materie enkele verder reikende beschouwingen te wijden.

Genderidentiteit en genderysforie.

We hoorden er tot voor enkele tientallen jaren nauwelijks wat van.  Maar volgens onderzoeken is 0,5% tot 4% van de volwassen bevolking ‘transgender’. Een transgender is iemand bij wie de genderidentiteit (zich man of vrouw voelen) niet overeenkomt met het geboortegeslacht. Die mensen voelen zich onbehaaglijk, ze lijden aan wat medici noemen genderdysforie. Voor deze groep spreekt men over non-binaire mensen, dit is: de mannelijkheid resp. vrouwelijkheid zijn niet dominant.

Ik hoef niet toe te lichten dat deze dominantie voor een aantal personen, vooral van extreemlinkse signatuur, een doorn in het oog is. Dit soort mensen eist dan ook een grondige herziening van onze terminologie en onze maatschappelijke gedragswijzen. Het valt op dat deze opstelling nogal fel neigt naar het woke-gedoe van tegenwoordig.

De sluiting van de Britse genderkliniek

Genderproblemen bij jongere kinderen worden aangepakt met puberteitsremmende medicijnen. Als dit soort medicijnen wordt toegepast ontwikkelen de secundaire geslachtskenmerken (borsten, haren) zich minder snel. Dat gebeurt dan, bijvoorbeeld, bij meisjes wier puberteit op hun achtste begint door te komen.

Maar er rezen vragen over de veiligheid van deze puberteitsremmers. Prof. Hillary Cass maakte daarover een rapport. Ze was vooral bezorgd over het welzijn en de gezondheid van kinderen die zich in deze situatie bevinden. Er was sprake van ADHD, angststoornissen en autisme. Volgens haar is het niet uitgesloten dat het gebruik van puberteitsremmers de cognitieve ontwikkelingsprocessen in de hersenen verstoren. Dat heeft belangrijke gevolgen op lange termijn, bijvoorbeeld bij schoolprestaties.

Omdat de zaak van de veiligheid niet in orde was, sloot de genderkliniek haar deuren.

Knoeien met genderidentiteit

Je kunt het toedienen van dit soort medicijnen aan jonge kinderen “knoeien” vinden. Maar zoals ik al schreef kan een onbehagen over het eigen lichaam ook bij kinderen verstoringen veroorzaken.

Die kinderen lijden dus aan genderdysforie of genderonbehagen.

Sommigen onder hen ondergaan een transitie, dit is: er wordt fysisch ingegrepen op het geslacht, bijvoorbeeld door het toedienen van hormonen. Het blijkt dat vele van deze mensen op latere leeftijd behoorlijk slecht in hun vel zitten en soms aansturen op het stopzetten van hormoonbehandeling en zelfs een heelkundige reconstructie. “Ik dacht het geluk te vinden, maar dat is niet gelukt”, zo vertelt een psychiatrisch verpleegster over sommige van haar genderpatiënten.

Dit feit wijst op de mogelijkheid dat er wellicht geen voldoende grondige psychologische aanpak is geweest voor men een behandeling startte.

Er is dus reden om te denken aan knoeien met genderidentiteit – zonder een bepaalde medicus concreet op de korrel te willen nemen.

Seksuele identiteit doortrekt de hele zijnswijze van de mens en dit van in zijn vroege jaren. Het volstaat niet om wat pilletjes toe te dienen om dat onbehagen op te lossen. Het gaat om menselijk welbevinden.

Waarom hoorden we daar voorheen niet van?

Omdat de media er tegenwoordig spel van maken. Het is opvallend dat het aantal jongeren met genderonbehagen de laatste jaren erg toeneemt. De media smullen van smeuïge verhalen over mensen die trots zijn op het feit dat ze niet-binair zijn, dat ze genderfluïde zijn.

Er werd op Europese schaal een oproep gedaan om te stoppen met de eenzijdige berichtgeving over gendertoestanden. De auteurs van die oproep eisten dat de volledigheid van de aspecten van deze problematiek aan de orde komt en dat de media stoppen met het doen voorkomen als zou het ontbreken van manifeste mannelijkheid resp. vrouwelijkheid een na te streven waarde zou zijn.

Sociologische factoren

Ook de pers draait mee in de wervelingen van de ideeën en opvattingen in de maatschappij. Het volstaat dus niet om de media met de vinger te wijzen. De reclame voor het non-binarisme werkt immers veel minder als daar geen ruimere voedingsbodem voor bestaat.

Denken we even terug aan, zeg maar, de jaren 80 van vorige eeuw. Niet dat toen alles beter was. Maar er waren een paar opmerkelijke verschillen in ons levenspatroon. Je hoeft maar de Tv-uitzendingen te herbekijken waar Mies Bouwman haar flitsende optreden ten beste gaf. Kan iemand zich voorstellen dat Mies Bouwman enige twijfel zou hebben laten bestaan over het feit dat ze een vrouw was? Of denk aan de uitzendingen van Schipper naast Mathilde: daar werden twee figuren neergezet waarvan de een duidelijk mannelijk was en de ander even duidelijk vrouwelijk

Denk even aan het onderwijs. Er waren jongensscholen en er waren meisjesscholen. Gescheiden. Je was een meisje en dus hoorde je in de meisjesschool.

Die toestanden waren gekenmerkt door een duidelijk geprononceerd beeld van mannelijkheid resp. vrouwelijkheid.

Onder invloed van een overdreven seksegelijkschakeling moesten mannelijkheid en vrouwelijkheid hun eigen uitgesproken imago inleveren. Scholen werden gemengd; in de kerk zaten voortaan niet langer mannen langs de ene en vrouwen langs de andere kant.

In plaats van een maatschappijbeeld waarin mannelijkheid en vrouwelijkheid duidelijk van elkaar waren gescheiden, kwam een fluïde gelijkschakeling. Vrouwelijkheid en mannelijkheid mogen niet langer worden beklemtoond, maar moeten getemperd worden. Behalve als er geld mee valt te verdienen.

Een maatschappij in verwarring

We zien hier het verschijnen van een maatschappij waarin steeds meer elke beklemtoning van het eigene en het specifieke ongewenst is. Idem dito, overigens, met onze identiteit als Vlamingen. Die moest de plaats ruimen voor de multiculturele maatschappij. Als die dan uitloopt op vormen van misdraging die men vroeger niet kende, zoekt men de schuld bij… de Vlamingen zelf! De Taalunie schijnt nu zelfs de taal zelf de schuld te willen geven van een aantal maatschappelijke misstanden want daar vindt men dat we onze taal moeten zuiveren van “binaire” ideeën.

Dat toegenomen genderonbehagen is een teken van een maatschappij in algehele verwarring, een maatschappij waarin duidelijke beeldvorming over ieders aard en rol niet alleen ontbreken, maar zelfs ongewenst is.

Kinderen ontwikkelen hun eigen identiteit met de jaren. Ze moeten hun identiteit immers nog vinden. Dat is voor hun geslachtsidentiteit niet anders. Als ze moeten opgroeien in een maatschappij die duidelijke identitaire beeldvorming bestrijdt, krijgt een belangrijk aantal kinderen het ook met hun genderidentiteit moeilijker. De maatschappij werkt hun natuurlijke ontwikkeling ronduit tegen.

En dat zien we dus in de toeneming van het aantal jongeren met genderdysforie.

Als we als leken iets willen doen voor onze kinderen in hun zoektocht naar hun identiteit, gender en andere, dan moeten we voor veel meer ondubbelzinnige duidelijkheid in onze maatschappij zorgen.

Zodoende hebben de lieden die zich verzetten tegen de multiculturele maatschappij wel degelijk recht op wat meer respect. Het ‘rot op met die identiteit’ is al bij al een luxehouding van verwende rechtse jochies die zich als linkse hemelbestormers voordoen. En misschien moeten we maar eens wat minder losjes omspringen met openlijk seksuele uitingen. Dat schept nodeloos verwarring bij kinderen die op dat gebied nog niet goed in hun vel zitten.

Geen weerbaarheid meer

Een maatschappij in verwarring heeft geen centrale doelen meer waar iedereen zich achter schaart. Niets is nog belangrijk genoeg om samen voor te strijden. Zo’n maatschappij verliest haar weerbaarheid. Secundaire onderwerpen gaan de totaliteit overheersen en problemen die in een gezonde maatschappij altijd wel een oplossing vinden, gaan woekeren als een kanker die alles aanvreet. Zo’n maatschappij wordt de speelbal van groepen die het hardst roepen.

De genderproblematiek is daarom een signaal dat het met onze samenleving compleet misloopt.

Dat doet niets af van het psychologisch lijden van mensen met genderdysforie. Het is wel kritiek op die groepen, die onze maatschappij zouden moeten leiden.

Jaak Peeters

September 2022


[1] M. Finoulst en P. Vankrunkelsven. ’s Werelds grootste genderkliniek sluit jaar deuren wegens vragen over de veiligheid van puberteitsremmers. 1 september, 2022, blz. 744 -749.

Uitzonderlijke feiten vragen uitzonderlijke actie…

Zopas verscheen op de webstek van www.dwarsliggers.eu een artikel met een inhoud waarvan ik zelf schrok.

Hoewel ik met de jaren wel wat gewoon ben geworden, was de inhoud van deze bijdrage voor mij zodanig explosief, dat ik het een morele plicht vind om er bijzondere aandacht voor te vragen. Ik heb niet de gewoonte om teksten van andere webstekken over te nemen, maar in dit geval breekt nood wet.

Ik geef hierna de volledige tekst van het artikel weer, mét behoud van het lettertype en indeling.

Schrik er niet te veel van, beste lezer, want het zal ook u snel duidelijk worden welk buitengewoon probleem hier aan de orde wordt gesteld.

U vindt de tekst op volgend adres:

https://www.dwarsliggers.eu/index.php/28-economie/918-wordt-bisfenol-a-de-pfos-van-de-windenergie

Waarde lezers,

In de aanloop naar het nieuwe politiek jaar willen we een onderwerp aansnijden dat u en vooral de politici ten zeerste aanbelangt. We zullen daar nog heel veel over horen, ook al zal dat niet vanzelf gaan.

Wanneer men onder politieke druk nieuwe technologieën toepast, mogen we niet verrast zijn wanneer er later ‘onvoorziene’ problemen opduiken. We zagen dat met de Covid-19-vaccinatie, waarbij de farmareuzen hun verantwoordelijkheid voor ‘ongekende’ nevenwerkingen afwentelden op de overheid. 

Gevoeliger wordt het voor ons hier te lande wanneer de eigen (vooral) Vlaamse industrie daarin een mondiale rol speelt. We hebben het over de bouw van offshore windmolenparken. De in Antwerpen gevestigde holding Ackerman & Van Haaren speelt daarin met de firma DEME een voortrekkersrol.

Wordt Bisfenol A de PFOS van de windenergie?

door gastauteur Dr. ir. Eric Blondeel

Poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS) zijn chemische stoffen die door de mens zijn gemaakt. Zij komen van nature niet in het milieu voor. Voorbeelden van PFAS zijn GenX, PFOA (perfluoroctaanzuur) en PFOS (perfluoroctaansulfonaten)

Teflon is de best gekende PFAS-variant, onder meer gebruikt als de antiaanbaklaag van braadpannen. PFAS-stoffen zijn evenwel erg giftig. Ze worden verantwoordelijk gesteld voor een groot aantal ernstige gezondheidsproblemen zoals leverbeschadiging, teelbal- en nierkanker, schildklierproblemen…

Het probleem is dat ze zeer gemakkelijk in het milieu verspreid raken. Zo vond men PFAS-resten op het Tibetaanse hoogland en op Antarctica. Ze verdwijnen slechts heel moeizaam uit het milieu. Met andere woorden: ze stapelen zich langzaam op en kunnen door accumulatie niveaus bereiken die schadelijk zijn voor levende wezens.

PFOS wordt wereldwijd toegepast in smeermiddelen, coatings, verven, vernis enz.  Zelfs vanaf 1970 ook in klasse B blusschuim voor het blussen van vloeistoffen. Het zijn op fluor gebaseerde verbindingen met een hoge stabiliteit waardoor men dacht dat die ongevaarlijk waren.

Recent in het nieuws

Minister Zuhal Demir van milieuzaken kreeg dit lastige dossier op haar tafel. Een van de redenen waarom PFOS, één van de PFAS-stoffen, recent in het nieuws kwam is de drastische verlaging van de limietwaarden van PFAS. Dat gebeurde pas in 2018. Toen was het meteen groot alarm. Voorheen werd door politiek en pers aangenomen dat deze producten, alhoewel al verboden, volgens OVAM vrij ongevaarlijk waren. Naar verluidt werd tussen de minister en 3M een akkoord bereikt om de gronden rond de fabriek te saneren. Maar daarmee is niets gezegd over de wereldwijde verontreiniging door het gebruik van deze PFAS-stoffen.

Bisfenol A

Bisfenol A (of BPA) is een synthetische organische verbinding waarvan een van de reactanten fenol is en die gebruikt wordt bij de productie van allerlei plastics. De bijgevoegde letter A wijst op het gebruik van aceton als tweede reactant.

Er bestaan ernstige vermoedens dat Bisfenol A een verstoring van de hormonenwerking bewerkstelligt. Dat maakt bisfenol verdacht. Men moet weten dat blootstelling aan hormoon ontregelende chemicaliën in verband wordt gebracht met ongeveer 80 ziekten. Daaronder teelbalkanker, zwaarlijvigheid en voortplantingsstoornissen. Vooral ongeboren en jonge kinderen zijn kwetsbaar omdat hun hormonenstelsel nog in ontwikkeling is.

Al in 2012 waarschuwde de Wereldgezondheidsorganisatie voor de mogelijk kankerverwekkende eigenschappen van hormoonontregelende stoffen en concludeerde dat deze stoffen een wereldwijde bedreiging vormen voor de volksgezondheid

Bisfenol A wordt gebruikt als basis voor plastics en epoxyharsen. Het fijnstof hiervan zijn de gekende microplastics die in de atmosfeer en het milieu terecht komen en als een heus paard van Troje gezien worden, want in gunstige atmosferische omstandigheden is Bisfenol A vrij stabiel, maar wanneer de condities veranderen kan Bisfenol A uit de stofdeeltjes lekken, oplossen of vrijkomen en een gevaar worden voor mens en milieu.

Het is dus geen wonder dat de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) onlangs de innamequota van bisfenol A in voeding aanzienlijk heeft verlaagd van een toelaatbare dagelijkse inname van 4 microgram in 2015 tot 0,04 nanogram per kg lichaamsgewicht en per dag.

Welnu: de reductie van Bisfenol A gaat waarschijnlijk dezelfde richting uit als PFOS, met een vermindering met een factor 100 000. Hierbij is het uitkijken naar de mediabelangstelling.

Bisfenol A levert ook voor water ernstige problemen. 1 kg Bisfenol maakt 10 miljard liter water onbruikbaar. Dit goedje weren uit het milieu wordt dus essentieel, ook al laat Richtlijn 2020/2184/EG waarden toe die 37,5 keer hoger zijn dan de WHO-aanbeveling.

Er is ook hier nog een lange weg te gaan.  

Bisfenol A en windmolens

Windmolenwieken bestaan uit glasvezel die met epoxy worden geïmpregneerd om ze sterker te maken. Epoxy bevat 30-40% aan Bisfenol A. Gevolg: het fijnstof dat afkomstig is van eroderende windmolenwieken bevat dan ook een hoog gehalte aan Bisfenol A.

En we schreven al dat Bisfenol A erg schadelijk is.

Windturbinebladen zijn de grootse verbruiker van epoxy kunststoffen. In 2013 ging 27% (69.000 ton) van alle epoxyhars naar de productie van windmolens. De jaarlijkse wereldwijde productie van Bisfenol A op zijn beurt is meer dan 10 miljoen ton, en er wordt de komende jaren een aanzienlijke stijging verwacht.  

Dat roept ernstige vragen op

Principieel zou BPA in epoxy geen probleem mogen zijn voor de volksgezondheid omdat het ingekapseld zit in de epoxy matrix en de windturbinewieken een beschermende coating krijgen. De praktijk is anders, vooral door de enorme tonnages aan slijtagegevoelige windmolenwieken. We zeiden al dat er grote risico’s zijn dat Bisfenol A precies via windmolens in het milieu kan komen.        

De kat en de spreekwoordelijke bel

De kat werd de bel aangebonden door een publicatie van de Noorse Turbine Group  en ook in OpinieZ.

Vooral de voorrand van de wieken van windturbines is onderhevig aan felle erosie. Hoewel die erosie van windmolenwieken voor windmolenfabrikanten het allergrootste probleem is en wegens onderhouds- en reparatiekosten en tot hun core business hoort, zijn er geen verifieerbare gegevens beschikbaar over de hier vermelde problematiek. En als in folders toch grafieken voorkomen zijn de cijfergegevens gewist.

Merkwaardig allemaal!

De University of Strathclyde publiceerde in 2021 de meetgegevens van slijtagesimulaties op ongecoate P10 epoxy onder weercondities van regen en hagel. De bedoeling was het produceren van een kaart waarop de intensiteit van de erosie voor windturbines te zien is.

Die meetresultaten waren echter in principe niet direct bruikbaar voor wieken, omdat alleen met de slijtage van de voorrand van de wieken dominant is. Maar de resultaten werden door de Noorse Turbine Group gebruikt om de hoeveelheid epoxystof voor het hele oppervlak van de wieken te berekenen. Dat gaf niet minder dan 62 kg epoxystof over het totale oppervlak per jaar! 

Herinner u dat epoxy 30 tot 40% BPA bevat.

Dat onrustwekkende getal werd (terecht) sterk betwist: sommigen kwamen uit op slechts 150 gram per jaar. 

Ook Factcheck Vlaanderen reageerde. Ze stelt dat de erosie 640 gram per molen en per jaar bedraagt. Jammer genoeg gaat ook factchecker gaat zwaar in de fout want hij gebruikt niet-verifieerbare gegevens. De windindustrie is immers extreem discreet, gesloten en onbetrouwbaar. De belangenverenigingen zoals de World Wind Energy Association of het in Brussel gevestigde Wind Europe geven niets vrij, ook geen statistieken rond gevaren, accidenten, veiligheid, gezondheid, of menselijk leed.

En wat vrijgegeven wordt blijkt fout , zo waren er in 2014 wereldwijd 117 gekende torenbranden terwijl de industrie  er slechts 12 rapporteerde. Brand is na wiekslijtage het tweede grootste windturbineprobleem waarbij veel giftige stoffen vrijkomen…

Er broeit iets

Zo geeft men voor de voorrand van de wieken slechts 5 jaar slijtagewaarborg. Maar Siemens Gamesa moest in maart 2018 een “nood”-bladreparatie uitvoeren aan 140 van de 175 turbines in het 630 MW leverende London Array windpark vanwege eerder dan verwachte erosie van de voorrand. Dit kwam een ​​maand nadat Siemens Gamesa gedwongen was 87 van de 111 turbines te repareren in een 400 MW-park in Anholt, Denemarken. In beide gevallen ging het om turbines van 3,6 MW met een rotordiameter van 120 meter en geïnstalleerd in 2013.

Het feit dat deze relatief kleine turbines al op minder dan vijf jaar ver gevorderde erosie op dergelijke schaal vertonen, benadrukt de ernst van het probleem waarmee de (offshore) windindustrie wordt geconfronteerd.

Hoeveel materiaal in het milieu terecht gekomen is weet men niet en ook de kosten van de reparatie zijn niet bekend. Bij die reparaties werden zelfs reservewieken gemonteerd. Feit is evenwel: erosie is nu een van de belangrijkste redenen voor uitval bij windmolens. Bovendien blijkt dat de meeste van deze reparaties het slechts een paar jaar uithouden.

Verwacht mag worden dat het probleem zelfs nog zal toenemen. Dat komt enerzijds door de toename van windmolens op zee, waar de slijtage 40% hoger is, en anderzijds geeft het streven naar grotere doormeters van molenwieken en hogere wieksnelheden (om de investeringskosten te drukken) grotere erosie en dus meer schade voor het milieu.

En dan is er nog het MER

Vlaanderen.be schrijft: ‘Milieueffectrapportage’ is een onderzoek naar de mogelijke milieugevolgen van bepaalde activiteiten of ingrepen (projecten, plannen, beleidsvoornemens of programma’s). Een milieueffectrapport (MER) wordt opgemaakt vóór de projecten of plannen worden uitgevoerd. Zo kunnen schadelijke effecten voor het milieu in een vroeg stadium worden ingeschat en opgevangen.

De EU-regelgeving eist in het “Nevele Arrest”  dat een plaatsingsvergunning voor windmolens onderworpen is aan de MER-rapportering.

Windmolens moeten in het belang van de volksgezondheid aan bijkomende eisen voldoen. Momenteel is voor de volksgezondheid het door windmolens voortgebrachte geluid al zo’n nieuwe eis.

Aangezien het nu ontegensprekelijk vaststaat dat windmolens ook chemische vervuiling veroorzaken met gevaarlijke stoffen zoals Bisfenol A (BPA), een stof die de WHO wereldwijd bedreigend noemt, waarvan 1 gram 10 miljoen liter water giftig maakt en dat schadelijk is voor mens, dier en milieu, is het essentieel dat deze materie opgenomen worden in het MER.

Windmolenwieken geven van 0,5 tot 2,5 gram zuiver Bisfenol (BPA) per jaar af. Vergeleken met de cijfers van Factcheck Vlaanderen wellicht veel te lage cijfers.

Berekent over een levensduur van 20 jaar komt dit neer op een vernietiging van 100 miljoen tot 500 miljoen liter water per molen. Niet bepaald verwaarloosbaar omdat dit in de voeding terecht komt en zelfs in de bloedbaan. Maar ook dat cijfer is waarschijnlijk gezien de reputatie van de windindustrie een onderschatting.

De windenergiesector heeft deze bui waarschijnlijk al lang zien hangen en volgens het artikel Verborgen Belangen in Literatuur Windturbines van Universiteit Twente controleert/manipuleert de sector. Ze sussen met niet- onderbouwde minimalistische cijfers en proberen de publicaties onder controle te houden, ”de windenergie-industrie slaagt erin om te manipuleren door een constante stroom van informatie in de discussie rondom windturbines te houden, om zo de aandacht af te leiden van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek naar de gezondheidseffecten en risico’s van windturbines op mens en dier. Bestuurders en onderzoekers moeten kritischer kijken naar de financiering van onderzoek en welke invloed de industrie kan hebben gehad in wetenschappelijke publicaties.” Tot op heden zijn bewindvoerders gedwee de windenergielobby gevolgd, maar nu komen de kwalijke gevolgen naar boven en wordt negeren een politiek heet hangijzer.

Een ander levensgroot probleem waarmee de MER aan de slag moet is dat er nog steeds geen oplossing is voor het bergen van de versleten wieken die tot 60 ton zwaar zijn en om de 15 à 20 jaar aan vervanging toe zijn. Het verzagen en ingraven is zwaar milieubelastend, ook omdat Bisfenol A dan permanent naar het grondwater lekt. Met de regelmaat van een klok beweren bedrijven een oplossing te hebben echter zonder vrijgave waarop de bewering gesteund is.

Milieuverenigingen?

Frappant is dat de milieuverenigingen het steeds hebben over de toepassing van het voorzorgprincipe als er nog maar de minste twijfel bestaat. Denk maar aan bestrijdingsmiddelen en het dagelijks etaleren van de eis voor een circulaire economie. Maar over Bisfenol A en ingegraven turbinewieken zwijgen ze als vermoord. Nu windturbines milieutechnisch in de gevarenzone belanden, is het er windstil. Alvast is de Schotse regering wakker geworden.  

PFOS deed terecht veel stof opwaaien. Maar wie het dossier van Bisfenol A (BPA) bekijkt, vraagt zich af of de windmolens die overal in het landschap worden rondgestrooid niet voor een minstens even grote en gevaarlijke stofwolk zullen zorgen.

We eindigen met de vraag:

Wanneer schieten de beleidsverantwoordelijken wakker

of wordt het opnieuw een PFOS verhaal?

En nu ik dan aan de slag ben… Hierna volgt nog een korte presentatie van een recent ontwikkelde webstek: www.yellowlion.org

Deze webstek is opgebouwd door Frans Vandenbosch, een Nederlandsdenkende Vlaming in hart en nieren.

Wie de ondertiteling van www.doorstroming.net leest, ziet meteen waarom deze nieuwe website mijn aandacht heeft getrokken.

Wie is Frans Vandenbosch?

Laat me hem in zijn eigen woorden voorstellen:

Frans Vandenbosch (Chinese naam 方腾波 Fāng Téngbō) is een Vlaming die jarenlang in China heeft gewoond. Eerder heeft hij heel China doorkruist en meer dan 50 grote en kleine steden en dorpen door het hele land bezocht.
Tijdens zijn professionele activiteiten in China ondersteunde hij bedrijven in de automobiel-, medische, elektronica- en kunststofverwerkende sectoren.

Hij was enige tijd gastdocent aan de Qingdao University, was keynote spreker op conferenties voor Chinese ondernemers en gaf interviews voor Chinese zakenbladen.

Als Technology Director bij TGI leidde hij de styling, het ontwerp en de engineering van nieuwe Chinese auto’s.
Hij is medeoprichter en senior consultant bij IIGS (International Institute on Governance and Strategy) een geopolitieke think tank in Beijing en de auteur van o.a. “Statecraft and Society in China” over basispolitiek in China.

Deze YellowLion site gaat over China en geopolitiek, over mensen en vrede.

De teksten zijn in het Chinees – een taal die de meerderheid van onze lezers ongetwijfeld meester is – maar ook in het Engels en het Nederlands.

Men vindt er dus informatie in die in onze Mainstreammedia veelal nergens te bespeuren valt.

Ik zal deze referentie meteen op een concretere wijze vorm geven door te verwijzen naar een artikel in de aangehaalde webstek dat handelt over de media, een onderwerp dat ikzelf al vaker aan de orde heb gesteld.

https://yellowlion.org/nl/de-vrt-is-niet-links/

Veel leesgenot!

Jaak Peeters

Augustus 2022

Over reclame en informatie, onderwijs en Bildung.

Overaanbod aan reclame en informatie

Hebt u dat ook, lezer? Die reclame die je bij wijlen de oren uit komt? Zoiets als;: “daar heb je ze weer!”.

Sla de krant open en de reclame springt je in het gezicht. Op radio en TV is het een kakafonie van boodschappen die je hemelse of toch zeker geweldige producten en diensten aanprijzen. Daar zit één voordeel aan: tijdens de reclame kun je naar het toilet, want je moest toch hoognodig. En dan mis je niets van je favoriete detectiveprogramma.

Nog even en je moet betalen om géén reclame te ontvangen. Een omgekeerde wereld denk ik dan.

En dan heb ik het nog niet over de boekskes – dames en andere boekskes, want denk maar niet dat de heren zich laten doen! In die boeskes is het al reclame wat de klok slaat met hier en daar nog iets anders tussendoor.

D’er moet veel geld aan verdiend zijn…

Wat andere mensen doen, weet ik niet. Maar ikzelf blader zo snel als mogelijk is doorheen alle reclame. Als het dan toch eens gebeurt dat ik TV kijk, doe ik mijn uiterste best om zo weinig mogelijk door reclame lastig te worden gevallen. Ik zap meteen door naar wat me zinniger lijkt, al is de waarde van de rest op TV ook nogal eens twijfelachtig.

Ik weet verdomd goed dat ik mezelf wat wijsmaak als ik denk: “oh, ik hoor of zie dat toch niet!” Vergis je maar niet: je hoort en ziet het wél. Alleen is dat niet bewust. Maar intussen is een deel van je mentale informatieruimte, je mentale harde schijf, door die zogeheten niet-opgenomen informatie bezet.

Wat hier geschreven wordt over reclame geldt voor alle informatie. Reclame is tenslotte een vorm van informatie.

Er scheelt nogal wat aan de kwaliteit van die informatie. Reclame is vaak onzinnig en opdringerig en de berichtgeving is al te dikwijls stuitend eenzijdig. Of je kijkt wanhopig ten hemel als je in een krantenartikel stuitende dt-fouten ziet staan of als je leest over “een aantal mensen aan wiens verlangens niet voldaan werd”.

Was het niet Nicolas Boileau die het schreef? Ce qui se conçoit bien, s’ énonce clairement. Het omgekeerde is even waar. En hebben krantenredacteurs niet een voorbeeldfunctie die alleszins verder gaat dan het dagelijks domweg vullen van een aantal krantenpagina’s?

We doorzien het reclameverhaal eigenlijk allemaal. Zelfs als die reclame zogenaamd subtiel wordt gevoerd. Alsof het bijvoorbeeld niet opvalt hoe tegenwoordig in alle reclames systematisch een blanke naast een gekleurde wordt getoond. ’t Zal wel dienen om het racisme te bestrijden, zeker? Denken ze nu echt dat wij allemaal dwazen zijn?

Beperkte verwerkingscapaciteit

Natuurlijk hebben we informatie nodig. Maar mensen kunnen per tijdseenheid maar een beperkte hoeveelheid toegeschoven informatie verwerken. Dat is het gevolg van de structuur en de werking van ons brein, maar eigenlijk geldt deze beperking voor elk informatieverwerkend systeem.

De kwestie is dat je moet kunnen selecteren: nuttig of zinvol ofwel niet nuttig of niet zinvol. Dat is echter minder gemakkelijk dan je denkt, zelfs als je op vinkenslag ligt om sluwe onderliggende boodschappen te pakken te krijgen. We hebben veelal niet de tijd om zo’n opzoekwerk te doen. We hebben gewoon te weinig capaciteit, zoals bedrijfsleiders dat zeggen.

Er is meer. Een gedeelte van wat ons aan informatie, reclame inbegrepen, toevalt behoort tot onze bewuste ervaring. Een veel groter deel bereikt alleen ons onbewuste brein, maar het neemt wél ‘schijfruimte’ in beslag. Hoe kun je dergelijke onbewuste informatie afzonderen – als ze niet eens bewust is?

Reclamejongens en -meisjes en alle berichtgevers zitten dus verwikkeld in een bikkelharde concurrentiestrijd om de schaarse, beperkte receptiemogelijkheden van het publiek. Ze moeten dan ook alle wapens inzetten waarover ze beschikken: het moet luider, agressiever, vaker, brutaler, vulgairder….

Minder diepgang

Er vindt een rooftocht plaats op de tijd en capaciteit die we nodig hebben voor de betere informatie. Kritisch beschouwen en nadenken vergt tijd en soms zelfs veel. Het vereist bijvoorbeeld het opzoeken van niet meteen beschikbare informatie. Dat vraagt dus nogal wat intellectuele schijfruimte. Maar die ruimte willen commerciële jongens en meisjes en hun collega’s berichtgevers nu net voor hén reserveren.

Het resultaat is al gemakkelijk dat er van dat opzoeken niets in huis komt en dus is de kritische diepgang de pineut.

Kijk ook eens naar de zogeheten sociale media. Die zijn niet alleen niet sociaal, want ze doen gebruikers aan hun smartphone kleven in plaats van met mensen rondom hen te praten. Ik zie zelfs fietsers die onder het fietsen tegelijk met hun smartphone bezig zijn – ik weet echt niet hoe ze het doen zonder tegelijk tegen een paal aan te botsen.

Sociale media zijn vooral gemaakt om simpele, beperkte boodschappen te verhandelen en daar past geen tijdrovend opzoekwerk in. Daar is geen tijd voor, want weer andere boodschappen drummen om de aandacht van de consument.

Het onderwijs moet concurreren

Laten we nu ons onderwijs even in dit licht beschouwen. Er worden immers nogal wat alarmkreten de lucht in gestuurd over de kwaliteit van dat onderwijs.

Ook dat onderwijs moet met de simplismen uit de informatiewereld wereld concurreren om intellectuele receptieruimte van de ‘harde schijven’ van de jongeren. En men mag soms al blij wezen dat de leerlingen nog net niet in de klas met hun smartphone bezig zijn.

De informatie die het onderwijs moet bieden is vaak lastig te verwerken en vereist dus inspanning. Ze bezit niet de gemakkelijke leukheid die jongeren overal rondom hen toegesmeten krijgen.

Kritisch nadenken krijgt het odium moeilijk en saai te wezen – terwijl het toch allemaal veel simpeler moet kunnen, niet?

Bovendien moeten leerlingen leren doordacht te communiceren en leren dat de warmte van het echte menselijk contact vaak verloren gaat in de massa van oppervlakkige ongebondenheid.

Waarom zo moeilijk doen over vriendschappen als je langs facebook vrienden bij honderden tegelijk kunt maken?

Het onderwijs krijgt het moeilijk

Ik vernam laatst dat de school de leerlingen tegenwoordig leert te “mindmappen”. Je maakt een kaart van een probleemsituatie door de verschillende aspecten van het probleem te associëren met de centrale vraag. Deze techniek is naar het schijnt uit Amerika komen overwaaien.

Met alles wat ik tot nu toe heb gezegd, zit daar een groot probleem in: je kun maar karteren als je de stof om te karteren al beschikbaar hebt. Die stof moet vooraf vaak met veel moeite in je hoofd worden gestampt. Maar dat valt erg lastig omdat de concurrentie om de geesten bikkelhard is en de kinderen hun aandacht over zoveel commercieel besnuffelde dingen moeten verdelen.

De strijd om de jeugdige geesten woedt al volop buiten de school.

Nu moet de school de strijd ook binnen haar muren voeren.

Het onderwijs krijgt het in die omstandigheden wel heel moeilijk. Er is geen onderwijsminister die deze worsteling alleen aankan.

Bildung

De kwaliteit van ons onderwijs is naar mijn oordeel al lang geen zaak meer van het onderwijs alleen. Het onderwijs ‘draait’ op een achtergrond van een manier van leven en samenleven. En daar moeten we met z’n allen voor kiezen. Dat is allemaal oneindig belangrijker dat al het woke- en politiek correcte gedoe tezamen. Sommige rectoren moeten dringend eens diep nadenken.

Mensen moeten van jongs leren te selecteren in de informatie die ze in hun hoofd toelaten. Ze moeten leren af te wijzen wat ze op dat ogenblik niet nodig hebben. Het is dus zaak om de massieve aanval van de zogeheten Big Tech op de inhoud van onze hersenpannen af te weren. Je moet geen boeksken kopen als je daar niets gerichts in zoekt. Je zet geen oortjes op als je met intellectuele dingen bezig bent. En je legt je smartphone weg als je die niet nodig hebt.

Voor meer doordachte informatie moet je bewust ruimte maken.

Zoiets moet men willen. Willen kan alleen een zelfbewust mens die heel doelgerichte inspanning levert. En men moet het leren. Het is … vorming.

En daarmee komen we terecht bij wat Wilhelm Von Humbolt Bildung noemde. Die Bildung moet in de samenleving zichtbaar en voelbaar aanwezig zijn. Ze moet in de lucht hangen, ze moet vanuit de openbare ruimte binnen zinderen. In de school moet ze de dominante streving van een bekwaam type leerkrachten zijn die deze Bildung belichamen. Ze moeten er de verpersoonlijking van zijn. In de bredere samenleving moet ze belichaamd worden door kritische burgers, die hun maatschappelijke en sociale verantwoordelijkheid opnemen. En ze moet ook in de media voldoende aanwezig zijn.

Cultuur- en onderwijsministers hebben veel werk voor de boeg.

Augustus 2022

Jaak Peeters

Veganistisch Gent: de verkeerde reden

Gent gaat veganistisch

De stad Gent heeft, zoals bekend, uitgevaardigd dat tijdens de bekende Gentse feesten (dit jaar van 15 tot 24 juli) tenminste de helft van de consumpties een niet-dierlijke oorsprong moet hebben.

In deze bijdrage spreken we dus over veganisme als bedoeld wordt dat we consumpties van niet-dierlijke oorsprong tot ons nemen.

Deze Gentse bepaling heeft tot heel wat spot aanleiding gegeven. Velen zien in deze maatregel de expressie van een soort groen fundamentalisme.

Het Gents stadsbestuur verantwoordt deze maatregel door een verwijzing naar de klimaatverandering. Men schijnt er daar in Gent van overtuigd dat als mensen minder of helemaal geen dierlijk voedsel zouden eten, dat meetbare gevolgen zou hebben voor de scores van de klimaatverandering.

Eerst een zijsprong: emoties en gevoelens bij dier en mens

In het dagelijks taalgebruik worden de begrippen emoties en gevoelens vaak door elkaar gebruikt, als synoniemen. Maar volgens wetenschappers is dat verkeerd. Emotie en gevoel zijn echt verschillende dingen.

Onlangs verscheen een artikel in Affective Science waarin een scherp onderscheid wordt gemaakt tussen beide begrippen[i].

Een van de auteurs is de bekende primatoloog Frans de Waal en die naam staat altijd garant voor een prikkelend discours.

Emoties worden in het algemeen gezien als een biologische en neurologische reactie binnen het dierlijke, inclusief menselijke, organisme op externe omstandigheden.

Dat is een mondvol, maar het betekent niets anders dan dat emoties in elk levend wezen ontstaan als een automatisme, telkens wanneer er gevaar is of spanning in de lucht hangt. Emoties horen bij een lichaam dat in alarmtoestand wordt gebracht.

Gevoelens zijn van een heel andere orde. Ze hebben te maken met al dan niet duidelijk bewuste belevingen. Mensen kunnen die onder woorden brengen. Dieren, voor zover we weten, niet.

Wetenschappers kunnen emoties meten of tenminste vaststellen. Gevoelens daarentegen: die houden zich schuil in onze ziel. Ze zijn op zich voor anderen niet toegankelijk. We komen pas achter de gevoelens van anderen als we de situatie op onszelf toepassen en dan vervolgens gaan uitzoeken of anderen het ook zo aanvoelen. Daarvoor hebben we taal nodig.

Hebben dieren emoties? Reken maar dat de kat die halsoverkop voor een hond in een boom vlucht emoties heeft. Maar heeft ze ook gevoelens? We weten dat niet, want we weten niet wat er in haar ‘ziel’ omgaat. Omdat we de kattentaal niet kennen kunnen we het ook niet toetsen.

Als we ons dus afvragen of ook dieren gevoelens hebben, dan botsen we op het ontbreken van talige expressiemogelijkheden die mensen wel bezitten.

Toch zijn er redenen die ons doen vermoeden dat alvast sommige diersoorten een soort gevoelens zouden kunnen hebben.

Als de dieren in kwestie een voldoende grote hersenpan hebben zou het kunnen dat ze hun emoties ook beleven. Ze hebben dan namelijk genoeg hersenmassa om cognitieve inhouden te ontwikkelen. De meeste hondenliefhebbers zullen op dit punt onmiddellijk aan hun hond denken.

Er is volgens de auteurs van het aangehaalde artikel in het geval van een aantal dieren in ieder geval een voldoende overeenkomst tussen de menselijke hersenen en die van dieren. In die gevallen spreken we – niet zonder onszelf met enige arrogantie te bejegenen – dan ook over “hogere diersoorten”.

Een straf argument voor het bestaan van die overeenkomst is de ontdekking dat er ook bij sommige diersoorten zogeheten spiegelneuronen voorkomen. Dat zijn zenuwcellen in de hersenen die ‘vuren’ zodra men bij iemand anders gevoelens opmerkt. Onze hersenen spiegelen zich dus gedeeltelijk aan het gedrag van anderen. Bij sommige diersoorten blijkt dat dus ook het geval.

En dus nemen de auteurs van het genoemde stuk aan dat sommige dieren niet alleen emoties kennen, maar ook een gevoelsleven hebben.


Terug naar Gent

Wat heeft dat alles met het vleesverbod in Gent te maken?

Als een vleesverbod bij Gentse feesten ons wil doen geloven dat hiermee de klimaatverandering wordt aangepakt, dan moet men daar in Gent toch eerst nog een overweldigend grote berg argumentatie aandragen.

De vraag of rundsvlees voor mensen echt wel een efficiënte bron van eiwitten is zeker terecht. De fermentatie van grassen bij grazers veroorzaakt bovendien een belangrijke methaanuitstoot. Doch dat is geen voldoende reden om het vlees tout court te laten: er bestaan ook kippen en varkens en elke keukenfanaat weet dat melk en boter moeilijk uit de keuken weg te denken vallen.

Tot nader bericht past het bijgevolg kritisch de wenkbrauwen te fronsen, want door simpelweg alle voeding van dierlijke oorsprong uit te bannen doen we onze soort misschien meer kwaad dan goed.

Maar als we zien dat de oude opvatting als zouden dieren en mensen fundamenteel verschillen op wetenschappelijke gronden moet herzien worden en dat alvast sommige diersoorten net als mensen een gevoelsleven hebben, dan moeten we toch het geweer van schouder gaan veranderen – soms letterlijk.

Er is inderdaad in de recente wetenschap een sterke evolutie naar een beeldvorming volgens welke de overeenkomsten tussen mensen aan de ene kant en hogere diersoorten aan de andere kant veel meer moeten beklemtoond worden. Dat geldt zeker voor verschillende soorten zoogdieren.

Als we dan uiteindelijk gedwongen worden aan te nemen dat vele dieren gevoelens beleven, dan rijst een heel andere, levensgrote vraag: met welk recht slachten wij wezens die soortgelijke gevoelens ervaren als wijzelf?  

Kort gezegd: we weten het niet zeker, want we kunnen met onze koebeesten niet praten. Maar wat als de koeien die wij naar het slachthuis voeren daar vol doodsangsten aankomen?

Veganisme om de klimaatverandering tegen te houden behoort niet bepaald tot het rijk van de realistische mogelijkheden. Het is gewoon een bespottelijke illusie.

Als we evenwel moeten erkennen dat we de dieren ook als bewoners van deze planeet moeten beschouwen en we sommigen onder hen zelfs moeten erkennen als bezitters van gevoelens, net als wijzelf, dan rijst er wel degelijk een belangrijk ethisch probleem.

Daarmee zou het veganistisch optreden van het Gentse bestuur een échte grond krijgen.

[i] Mariska Kret, Jorg Massen en Frans de Waal. My fear is Not, and Never Will Be, Your Fear: On Emotions and Feelings in Animals. 10 maart 2022. Het onderscheid tussen emoties en gevoelens was twee decennia geleden het onderwerp van een internationaal symposium in Amsterdam.

Jaak Peeters

juni 2022

De primitieve mechanismen van het machtsspel

Wat het machtsspel met een mens doet

Max Weber definieerde macht als het vermogen om anderen te beïnvloeden of hun gedrag te bepalen, eventueel tegen hun zin in.

Macht en machtsuitoefening hebben een wat schrikwekkend effect op mensen. Niemand wil het voorwerp zijn van machtsuitoefening. Macht wekt vrees op.

Nochtans leven we allemaal in heuse netwerken van macht: in de familie, de kennissenkring, op het werk, in onze economische bezigheden en in onze deelname aan het politieke leven. In sommige netwerken bezitten we zelf enige macht, in de meeste daarentegen zijn we veeleer de speelbal van de machtsstructuren.

Macht is dus overal in de maatschappij aanwezig, zelfs als we ons daar niet van bewust zijn.

Macht is ook een diepgewortelde drang. Je vind hem overal in het dierenrijk.

Macht heeft ook een evolutionaire betekenis. In het natuurpark van de Hoge Veluwe burrelen de hertebokken elk jaar in de paartijd. Ze gaan elkaar te lijf om de onderlinge machtsverhoudingen te bepalen.

Machtsuitoefening geeft ook wellustgevoelens. Een vietnamveteraan schreef eens: “ik had een gevoel van macht. Het gevoel dat ik kon vernietigen. In Vietnam wist je dat je de macht had levens te nemen. Je kon een vrouw verkrachten en niemand kon je wat maken. Als je erop uit trok had je een goddelijk gevoel.” Er bestaat ook een duidelijke band tussen de uitoefening van macht, het doden en seksuele opwinding.(1)

Kernaspecten

Macht kent  van nature geen grens. Macht is, zoals George Orwell ooit schreef, een doel op zich. Dat doel heeft de neiging altijd weer verder op te schuiven.

Mensen aanvaarden de werking van macht makkelijker dan men geneigd is te denken. Als voorbeeld moge gelden dat zovele Duitsers hun ogen sloten voor de afschuwelijke feiten van de Holocaust. Meer zelfs: ze werkten er aan mee, waarbij ze elke gedachte aan het kwaad verdrongen. Macht verblindt.

Ook machthebbers zelf lijden aan blindheid. Wie macht uitoefent neemt het bezit ervan als een vanzelfsprekendheid. Hij gelooft steeds meer in de juistheid van zijn belissingen. Hij ervaart dat hij het juiste doet en de nevenschade onbelangrijk is.

Machtsuitoefening schijnt in te spelen op een uiterst primitief mechanisme in de menselijke geest: we hebben behoefte aan de wereld die uiteenvalt in de simpele dichotomie van goed tegen kwaad. Machtsuitoefening loopt makkelijk uit op een vijandbeeld tegen welke de macht moet ingezet worden. Het bestrijden van dat kwaad wordt vervolgens het grote centrale doel van de machtsuitoefening. Churchill raakte er steeds meer van overtuigd dat een oorlog met Duitsland noodzakelijk was en de Amerikanen zagen de strijd tegen het communistisch gevaar als hun mundiale hoofdopdracht.

Macht raakt dan ook verweven met emotie en ideologie: macht verblindt het denken zelf.

Wie dat alles zo bekijkt, beseft dat macht ten dienste staat van het psychologisch eigenbelang en soms zelfs gewoon maar van het politieke of economische eigenbelang. Zo is Kennedy de Vietnamoorlog begonnen omdat hij vreesde anders niet herverkozen te zullen raken.(2)

Toepassing op het machtsgevecht in Oekraïne

Al die aspecten komen terug in het verhaal dat ons – de goegemeente – voorgeschoteld wordt over de gebeurtenissen in Oekraïne. Poetin is de ploert en de arme Oekraïners zijn de slachtoffers. De slechte moet met alle middelen worden bestreden. Van de weeromstuit zijn de westerse mogendheden die wapens aan Oekraïne leveren de goeden door te strijden tegen het kwaad, verpersoonlijkt door Vladimir Poetin. De Oekrainse zaak toont dus de gang van klassiek machtsdenken.

Men verantwoordt de machtsuitoefening tegen Rusland met de mededeling dat anders Rusland heel Oost-Europa zou inlijven. Vandaar de afwijzing van Mededjevs idee van Eurazië. Dat lijkt echter nogal veel op freudiaanse projectie. Maar het werkt, want zowel dat vijanddenken als die veronderstelde Russische expansiedrang blijken voldoende om de westerse opinie mee te krijgen in de machtstrijd tegen Rusland. De felheid en algemeenheid waarmee westerse leiders er tegenaan gaan wekt het vermoeden dat ze zelf echt geloven dat ze het goede doen.

Maar wie toekijkt voelt met de ellebogen dat belangen ook bij de westerse machtsuitoefening niet afwezig zijn.

Blindheid en gekleurde waarheid

Zopas publiceerde kolonel b.d. Pierre Therie deel één van een doorwrocht essay waarin hij duidelijk maakt dat de zaken in het geval van Oekraïne echt wel genuanceerder liggen(3).

Zijn verhaal maakt duidelijk dat de Oekraïnse staat  niet zo’n onschuldig eerstecommuniezieltje heeft als Zelensky doet voorkomen. Zo werd, tegen alle afspraken in, het Russisch verboden en Russische boeken in de ban gedaan. De Russische buitenlandminister Lavrov vroeg zich af wat Frankrijk zou doen als België het Frans zou afschaffen.

Therie wijst ook op de nogal verdachte rol van de Amerikaanse CIA in Oekraïne en hoe deze dienst ijverde om Oekraïne, alweer tegen alle afspraken in, de NAVO binnen te loodsen.

Kolonel Therie wijst er, gesteund door feiten, op dat in elke oorlog de waarheid het eerste slachtoffer is.

Hoewel er feitelijke getuigenissen zijn over een weinig benijdenswaardige behandeling van Russische bevolking door Oekraïne, wordt daar ten onzent nergens melding van gemaakt. Als de blogs van een Amerikaan, die met een Russische getrouwd is, duidelijk maken dat Poetin op een geweldige steun van de bevolking mag rekenen en dat vele jongemannen vrijwillig dienst nemen in het Russische leger, dan wordt daar nergens melding van gemaakt. De uitspraken van Lavrov worden honend bejegend en de Russen begaan, volgens de westese media, de ene misdaad tegen de menselijkheid na de andere.

Van westerse misdaden: geen spoor. Die  doen alleen goede dingen…

De pers gevangen in een machtslogica

Dat kan geen zinnig mens geloven. Oorlog is altijd weer hetzelfde: de blinde razernij die de tegenstander in de meest letterlijke zin kapot wil maken. Wie in oorlog is doet dit, ongeacht wie hij of zij is. Alles wordt gericht op de vernietiging van “De Vijand” – wie of wat hij ook is.

In de Oekraïnse kwestie zijn we getuige van een botsing tussen westerse en Oosterse machtssferen. Daarbij zijn de genoemde universele wetmatigheden ten volle werkzaam.

Dat die algemene wetmatigheden geenszins blijken uit het verhaal van de westerse pers dwingt ons te besluiten dat ook zij in de klem zit in het westerse machtsdiscours. De pers volgt trouw de principes die hier werden uitgelegd.

Uiteindelijk zijn de feiten voor wie de tijd wil nemen nochtans vrij simpel. Vele documenten zijn op het internet te vinden. Ze zijn toegankelijk zelfs voor wie geen journalistieke opdracht heeft maar bereid is even te zoeken. En de literatuur illustreert ten overvloede hoe macht werkt en hoe mensen in een machtsspel elke redelijkheid verliezen(4)

Zelfs intelligente politici trappen in de val.

Toch blijven perslui en zovele anderen meegaan in een machtslogica, met alles wat daarbij hoort.

Als de journalistieke en politieke wereld eerlijk begaan wil zijn met de rechte gang van zaken in de wereld, dan moeten zij als eersten tenmiste op zoek moeten gaan naar de volledige waarheid. Daar begint namelijk de weg die loopt naar de vrede.

Dat ze dat niet doen bewijst hoe krachtig de primitieve mechanismen van het machtsspel zijn.

Zolang mensen elkaar met knots en hamer te lijf gingen bleven de gevolgen van machtsconflicten al bij al nog binnen de perken.

Maar als er een kernoorlog van komt, dan moeten we met Bertrand Russel zeggen: “Men zegt dat na de volgende oorlog de wereld aan de ratten zal zijn. Ik hoop dat ze het een prettige wereld zullen vinden. Maar ik ben blij dat ik er dan niet meer zal zijn.”


(1) Jan de Laender. Het hart van de duisternis. Davidsfonds, 1996, blz. 75. In Mauk Mulder, De logica van de macht (Scriptum, Schiedam,2004) wordt macht vooral vanuit een sociologisch gezichtspunt besproken. Hier beperken we ons tot de psychologische kant.

(2) De Laender, blz. 98.

(3) https://www.dwarsliggers.eu/index.php/14-politiek/904-oorlog-in-europa-deel-i

(4) Le Bon, Freud, Desmet, Foucault, Canetti, de Laender, Lorenz,  Arendt, Macchiavelli, Pinxten, Kinneging, Ricoeur, van Putten…. De lijst is eindeloos.

Jaak Peeters

Juni 2022




Moeten we weldra de mens redden? En hoe?

Rooie Frank in actie

Mensen uit de wereld van de zorg houden met de grootste argwaan het gedoe van onze bloedrode minister van volksgezondheid, Frank Vandenbroucke, in het oog. De man heeft zich namelijk in het hoofd gehaald alle zorgverleners te verplichten zich met (vooralsnog slechts voorlopig goedgekeurde) vaccins te laten inenten. Weigeren ze dat, dan verliezen ze hun baan.

Op een ogenblik dat bevragingen uitwijzen dat 44% van het zorgpersoneel uit de zorg zou willen stappen, onthou je je van acties die de uitstroom nog vergroten.

Dat zou je denken.

Daarvoor is Rooie Frank echter veel te koppig.

In ongeveer alle landen van deze aardbol, zelfs in Australië waar men in de Covidcrisis een soms ronduit extremistische houding aannam, heft men de beperkingen op. Alleen Taiwan en China (zouden ze dan toch één maatschappij vormen?) houden vast aan quarantaines.

Je zou denken dat men in België dezelfde kant zou opgaan.

Rooie Frank heeft het zo niet begrepen. Hij heeft er zelfs wat op gevonden: hij wil een wet maken die pas in voege treedt als de nood misschien ooit nijpt. Ooit, in de toekomst.

Wat juristen hierop zeggen weet ik niet. Ik ben geen jurist. Maar dit lijkt een verzekeringsmanie van iemand die echt gelooft dat de mens bij machte is om zich tegen elk denkbaar euvel op voorhand te wapenen. Een soort ultieme superverzekering.

Dood en ziekte horen bij het leven, net als de mooie kanten van het leven.

Een bedenkelijke ontwikkeling

Ik kan de kritiek op mijn verhaal al horen, nog voor die is uitgesproken: het is toch goed om voorzorgen te nemen? Tenslotte heet het socialistische ziekenfonds van Antwerpen toch ook “De Voorzorg”?

Dat is juist. Het is verstandig zijn voorzorgen te nemen. Maar dan moeten de maatregelen wel in proportie zijn. Je voert geen nieuwe verplichtingen in als iedereen ze afschaft. Je gaat niet naar links, als de hele wereld de andere kant op gaat. Dan ben je een nukkige stijfhoofdige eenzaat. Bovendien: er bestaat ook nog zoiets als persoonlijke vrijheid en recht op lichamelijke integriteit. Zeker als uit studies blijkt dat de bedoelde verplichting een nogal betwistbaar effect heeft.

Meer zelfs: de maatregelen mogen geen dystopische consequenties hebben.

Dat is de vraag die oprijst wanneer we constateren dat de Wereldgezondheidsorganisatie bezig is met het installeren van een soort gezondheidswereldregering.

Onlangs werd namelijk bekend dat een aantal politici hebben opgeroepen om een pandemieverdrag te sluiten. De WGO zou alle informatie en onderzoeksresultaten over pandemieën verzamelen, coördineren, er de passende maatregelen uit afleiden en die dan vervolgens ook uitvaardigen.

In onder meer de Nederlandse Volkskrant stond de vraag te lezen of deze plannen een geniepige verdere stap naar een wereldregering zijn.

Daar lijkt het verdacht veel op, te meer omdat we allemaal weten dat een aantal steenrijke westerse oligarchen zoals Soros, Rockefeller, Gates en co best wel voor zo’n wereldregering te vinden zijn.

Mijn standpunt is dat dit een bedenkelijke ontwikkeling is.

Huxley als uiteindelijke dystopie

Ik herlas dit voorjaar het boek van Aldous Huxley: A Brave New World, vertaald als Een heerlijke nieuwe wereld.

Men kent het verhaal. In die ‘heerlijke’ nieuwe wereld is voortplanting voorwerp van totale wetenschappelijke mechanisatie geworden. De menselijke foetus groeit op in een kunstbaarmoeder, wordt automatisch gevoed en krijgt daarbij de voeding die geschikt is voor de ontwikkeling van het soort mens waartoe de foetus wordt opgekweekt. Alles is wetenschappelijk onder controle. Meters en tellers registreren elke afwijking, waardoor er meteen kan worden ingegrepen als er wat misgaat. Het hele proces levert statistieken en tabellen op die tonen dat deze kweekwijze de gelukkigste mensen oplevert.

Zo, wat kan er dan fout zijn?

Wat er fout is kan ieder lezen in het boek zelf: de man die in verzet gaat en zijn persoonlijke vrijheid opeist ziet ten langen leste geen andere uitweg meer dan zichzelf te verhangen.

Willen we echt een wereld waarin ‘experts’, gretig bijgesprongen door kortzichtige media, ons elke dag opnieuw om de oren slaan met statistieken en tabellen, waaruit blijkt dat wie tegen elke ‘wetenschappelijke redelijkheid’ in de natuurlijke baarmoeder verkiest, de vrucht blootstelt aan X percent meer kans op ziekten?

Oh ja: dat is maar een verhaal. Ja? Jammer: maar de mens lééft in verhalen! Die verhalen bepalen zijn gedrag – niet de wetenschappelijkheid. En de geschiedenis heeft de realiteit van de banaliteit van het kwaad pijnlijk aangetoond. Toen ging het ook om een verhaal…

Huxley is actueler dan ooit.

Hoe ons daartegen verzetten?

Is dit de wereld die we willen? Is dit het mensbeeld dat na 2000 jaar westerse beschaving als enige overeind blijft? Willen we een wereld die bestaat uit een amorfe, hersenloze massa, die bovendien  dom genoeg is om de politiek die hen van hun menselijkheid berooft zelfs nog toe te juichen? Een massa die zich laat opjutten door kleffige media om als een troep blatende schapen de lui die van de norm afwijken uit de gemeenschap te stoten?

En vooral: wat doe je daartegen?

Toen Frederik Willem III door Napoleon verslagen was, wilde hij het bewuste burgerschap nieuw leven in blazen. Hij ging te rade bij de Duitse filosoof Wilhelm von Humboldt.  Von Humboldt zette in op het onderwijssysteem. Hij vond dat de ruwe natuurlijke mens eerst moet worden opgeleid om zich als een bewust burger te gedragen. Dat moest door de kracht van de kunst en de rede.  Von Humboldt was van mening dat kunst en poëzie direct verbonden zijn met het meest nobele in de mens. Daarom zijn zij het medium waarin de waarlijk ontwikkelde burger ontwaakt.

Wij hebben aan deze gedachtegang het begrip Bildung gegeven.

Dit onvertaalbare Duitse begrip doet aanvoelen dat menselijkheid alleen denkbaar is in het kader van een nobele voornaamheid, die de mens ertoe brengt van zijn eigen leven een kunstwerk te maken, het hoogst mogelijke na te streven en zijn kinderen met die boodschap op te voeden.

Deze Bildung is het, die we meer dan ooit nodig hebben.

Jaak Peeters

Mei 2022

Is Eurazië echt zo’n gek idee ?

Van Lissabon tot Vladivostok: over een andere wereld?

Er zijn mensen die zich ergeren als ze de gewone riedeltjes niet horen klinken. Het ongewone stoort. Maar in de wetenschap en in een ‘wokeloze’ samenleving moeten we vrij over alles kunnen spreken.

Dat is ook van toepassing op het onderhavige, dat een ‘heet’ onderwerp is.

Dit is de argumentatie waarom ik, na wat twijfelen weliswaar, besloten deze tekst te publiceren.

Het is een poging om aan een zo open mogelijk debat bij te dragen.

In wat volgt wil ik enkele ideeën aanvoeren die te maken hebben met zoiets als een Eurazië (let op de formulering!), zonder daarmee welke vorm van suprematie door wie of wat dan ook op het oog te hebben of te aanvaarden.

Om de zaak niet te gecompliceerd te maken blijft het aspect ‘West-Europa’ in deze bijdrage onbesproken.

Eurazië is een theorie over machtssferen. De theorie is al tenminste 120 jaar oud. De grondidee in de hiernavolgende tekst is dat sindsdien de omstandigheden zodanig zijn veranderd dat Eurazië vandaag iets heel anders zou kunnen betekenen dan 120 jaar geleden: namelijk een gemeenschap van soevereine volkeren van Gibraltar tot Vladivostok, die door de interdependentie in de moderne wereld met elkaar samenwerken.

Eurazië: de oorsprong van de theorie

In Gazet Van Antwerpen wees David Criekemans erop dat de Euraziatische theorie ‘gelanceerd’ werd door de Britse geograaf Sir Halford Mackinder, in 1904.

Als geograaf en als Brit zag Mackinder (1861-1947) heel duidelijk dat het Britse imperium voor het al bij al kleine Brittannië (toen 310 000 km2) nooit meer dan een losse verzameling van overzeese gebieden kon zijn, en dat Brittannië uit zichzelf te klein was om een lange dominantie over al die gebieden vol te houden. Zijn theorie heette niet voor niets The geographical pivot of history.[1]

Mackinder was sommige democratische ideeën niet onwelgevallig en ook dat bracht hem ertoe op zoek te gaan naar een geopolitieke situatie die stabieler zou zijn dan wat door het kleine Brittannië ooit zou kunnen bereikt worden.

Het is me onduidelijk of de Zweed Kjéllen (1864-1922) Mackinder beïnvloed heeft. Maar ook Prof. Kjéllen was als geograaf werkzaam. Hij was van oordeel dat staatsmacht en maatschappij bij elkaar moeten horen. Dat was revolutionair, want de staten van de 17e en 18e eeuw waren vooral maaksels van kleine elites en dus geenszins vergelijkbaar met de staatsnaties zoals wij die vandaag kennen[2].

Kjéllen was voorstander van de organische staat, waarin de staatsmacht dient om wet, gezondheid en welvaart voor de hele bevolking te garanderen: een moderne gedachte. Dit idee kan Mackinder hebben beïnvloed.

Het is niet moeilijk om een lijn te trekken van die organische staatsopvatting naar de Euraziatische ideeën van Mackinder. Want als zo’n organische staatsmassa groot genoeg is kan ze uiteindelijk inderdaad dominant worden, precies omdat ze op de brede steun van een grote, samenhangende bevolking kan rekenen. Dat was voor een vooraanstaande Brit wellicht geen prettig vooruitzicht, want zulke grote massa zat er voor Brittannië niet in.

Het kernland van Eurazië

Geografen snappen al heel lang het belang van de enorme landmassa die bestaat uit Afrika en Azië, waarbij wat we gewoonlijk Europa noemen in feite een groot schiereiland van Azië is.

In moderne termen: deze landmassa, die soms de naam Hartland (Heartland) draagt, omvat 84 miljoen km2 met bijna 6 miljard mensen. Het kernland daarvan identificeerde Mackinder met het huidige Europees Rusland en het westen van Siberië. We moeten dus onderscheid maken tussen het hartland, dat een continentaal begrip is, en het kernland, dat het dominerende centrum van dat hartland is.

Mackinder voerde voor zijn opvattingen meer argumenten aan dan wij vandaag misschien geneigd zijn aan te nemen.

Hij werkte in de tijd dat de Transsiberische Spoorweg werd aangelegd. Daarmee werd in 1891 begonnen. In die jaren, toen er van luchtvaart nog geen sprake was, was de spoorlijn de ideale methode om ver uit elkaar gelegen landstreken met elkaar te verbinden. De trein ging veel sneller dan de oude karavanen.

Het begon in die jaren ook door te dringen dat er in het hier genoemde Russische kernland nogal wat bodemschatten te vinden waren. In een tijd van een opkomende industrialisatie was dat een aantrekkelijk vooruitzicht.

Voor mensen als Mackinder was het nog onmogelijk te voorspellen welke rol gebieden zoals China of India ooit zouden kunnen spelen. Zelf was zijn eigen Brittannië de Europese continentale mogendheden vooruit. Zoals algemeen bekend had de industriële revolutie vooral in Groot-Brittannië een aanvang genomen en dat had het land een voorsprong gegeven.

Ook de Verenigde Staten van Amerika boden toen nog niet het beeld van een echte wereldmogendheid.

Maar scherpe waarnemers zoals Mackinder begrepen dat de industrie zich over de hele planeet zou verspreiden. Op dat ogenblik zouden gebieden zoals het hoger genoemde Russische kernland het oude, vermoeide Brittannië overtroeven.

Achteraf bekeken was de gedachtegang van Mackinder verre van dom. Het is dus heel goed denkbaar dat hij zijn medeburgers vooral wilde waarschuwen en aandrong op een politiek die de naderende neergang van Brittannië zou kunnen afwenden.

Eurazië vandaag

In principe is Eurazië tegenwoordig de naam voor een supercontinent, bestaande uit de Aziatische en Europese landmassa, dus zonder Afrika maar wel mét de Arabische wereld[3], die immers via de massieve, 450 km. lange Kaukasus met de hoofdmassa verbonden is[4] en voorts via Iran stevig vastzit aan wat wij gewoonlijk Azië noemen. De oppervlakte is zo’n 55 miljoen km2 en de bevolking ongeveer 5,2 miljard. De opvattingen van Mackinder toepassend is het kernland daarvan dus het hoger genoemde Rusland.

Mackinder kon het niet weten, maar de vraag is of het kernland van die enorme landmassa ook vandaag nog gesitueerd kan zijn in het huidige Rusland. V. Poetin denkt dat misschien wel, al is dat met de nogal eenzijdige informatie die ons vanuit het Oosten toekomt moeilijk te bevestigen. Het is echter heel twijfelachtig of men daar in Arabië, Iran, India, Zuidoost-Azië en China zo over denkt.[5]

De reacties in de West-Europese kranten lieten aan duidelijkheid niets te wensen over, toen Mededjev het idee van een “Eurazië van Lissabon tot Vladivostok” boven haalde. Ook Mededjev zal vermoedelijk het genoemde Russische kernland voor ogen hebben gestaan.

We zwijgen overigens over de ideeën die een dergelijke gedachtegang oproept in de landen die enkele decennia tot de Sovjet-Unie behoorden.

De vraag bij dit alles is ook of Mackinder het soort staatsstructuur voor ogen stond zoals we die vandaag kennen. Het is bijvoorbeeld nuttig eraan te herinneren dat wat we nu als een vanzelfsprekendheid aanvaarden, namelijk een omvangrijke wetgeving over sociale voorzieningen, pas in de tweede helft van de twintigste eeuw algemeen is geworden.

De gedachte afgeschreven?

Toen Mededjev de Euraziatische gedachte oprakelde stonden onze kranten bol van de protesten. Ook David Criekemans had er geen goed woord voor over toen Mededjev zei: “Het doel is de vrede van de toekomstige generaties Oekraïners en de mogelijkheid om eindelijk een open Eurazië op te bouwen van Lissabon tot Vladivostok.”[6] Criekemans zag er voornamelijk Russische expansiedrang in. Zelfs hij vond het bijzonder onrustwekkend dat Rusland nog altijd de naziretoriek gebruikt.

Tussendoor moet me van het hart dat deze laatste uitspraak misschien ook door enige emotie is ingegeven.

De nazi’s zagen hun Groot-Duitsland alleszins als hét toekomstige kernland. Ik vermoed sterk dat Mackinder deze pretentie van de hand zou hebben gewezen en wel om dezelfde reden waarom hij de dominantie van Brittannië zag eindigen: te klein in verhouding tot het immense hartland zoals hij dat zag[7].

Er zijn op de uitspraken van Mededjev wel meer negatieve reacties gekomen. In de algemeen anti-Russische stemming van het laatste jaar mag men misschien niet anders verwachten – althans niet in de media.

Maar er bestaan wel mensen die veel verder kijken. Een voorbeeld is Prof. Yvan Vanden berghe, die schreef dat wat zich in Oekraïne afspeelt een botsing is tussen een Russische en Amerikaanse invloedssfeer.[8]

Men hoeft geen grote verbeeldingskracht aan de dag te leggen dat de Oekraïense oorlog inderdaad draait rondom invloedssferen[9]. Hetzelfde geldt voor de tussenkomsten van het EU-hoofdkwartier, dat immers uit is op zijn eigen machtssfeer.

Daarmee zitten we helemaal in de gedachtewereld van Mackinder. De kranten spotten met de idee van Mededjev, maar ik vrees dat ze niet altijd even diep hebben nagedacht. Ze hebben een idee afgeschreven dat – weliswaar in andere vorm – wel eens veel vruchtbaarder zou kunnen zijn dan vele journalisten denken.

Dominantiestreven

Zoals bekend is de IJzertoren in Diksmuide niet alleen een permanente eis naar waarachtig zelfbestuur, doch ook een striemende aanklacht tegen elke oorlog, dus ook deze in Oekraïne. We hebben in West-Europa een soort ingebakken sympathie voor wat mensen in oorlogsgebieden overkomt, wellicht mede omdat we een paar generaties lang de communistische Sovjet-Unie hebben moeten afweren en omdat we als klein Vlaams volk onze sympathie als vanzelf naar de overweldigde partij laten gaan.


Dat is allemaal best hooggestemd, maar of het veel zoden aan de dijk zet is wat anders.

Als we aan Eurazië denken moeten niet op de eerste plaats aan Oekraïne denken, zoals Mededjev doet voorkomen, maar effectief… aan héél Eurazië, dus Azië en Europa samen.

Daar bestaan twee krachtige argumenten voor, die bovendien met elkaar zijn verbonden.

Ten eerste: een primitief streven naar dominantie is de menselijke soort ingeboren. Mannen willen (vaak) over vrouwen domineren, leidinggevenden over ondergeschikten, economische groepen en bedrijven over collega-bedrijven of groepen en, inderdaad: staten over staten.

Michel Foucault heeft zich daar diepgaand over gebogen: zelfs het gebruik van woorden heeft al een dwingende betekenis. Wie de macht heeft om de woorden te kiezen, bepaalt tegelijk welke ideeën verspreid raken, want een woord is het centrum van een cluster van betekenissen en die cluster reist mee met de gebruikte woorden.

Dat betekent dat er wellicht géén middel valt te bedenken om het dominantiestreven van ons genus om te buigen tot een soort universele sympathie.

Dat betekent ook dat er ook in een Eurazië altijd landen en streken zullen zijn die naar dominantie streven – om over China niet te spreken.

Het voordeel echter van de omvang en de verscheidenheid van zo’n reusachtig gebied als Eurazië is dat geen enkele partij groot genoeg is om voor lange tijd de volledige dominantie te verwerven en dat derhalve compromissen altijd noodzakelijk zijn. Of Mackinder daar ook zo over zou denken, weet ik niet.

De grote opdracht van de politiek bestaat dan uit het tot stand brengen van een steeds wiebelend evenwicht.

Ten tweede: in een dergelijke grote structuur wordt het denken in termen van volkssoevereiniteit mogelijk, omdat geen enkel volk op zich groot genoeg is om de ontwikkeling van alle anderen blijvend te blokkeren. Daarom zou het bestuur van zo’n superorganisatie hetzelfde kunnen doen als wat Mark Elchardus in zijn Reset over de EU schrijft: “Een ‘nuttige’ Unie zou een moedige en radicale stap kunnen zetten. Zij zou moeten streven naar een verdrag dat het mogelijk maakt de zelfbeschikking van regio’s vreedzaam te laten verlopen”[10]

Realisme

Er is nog iets anders. Sommige volkeren hebben een vreselijke geschiedenis achter de rug en ze dragen nog steeds de last daarvan met zich. In Rusland werd pas in 1861 de lijfeigenschap afgeschaft, maar de sociale tweedeling in rijk en (héél) arm en de algemene corruptie bleven, wellicht tot op de dag van vandaag. Wantrouwen zit zodoende in de Russische ziel ingebakken.

Psychologen weten dat trauma’s uit het verleden spanningen in het heden veroorzaken[11]. Ze weten ook dat alleen voldoende positieve tegenkoppeling de nawerking van negatieve gevoelens vanuit vroegere traumatische ervaringen kan opheffen. Aan die voorwaarde is niet altijd voldaan.

Ook dat behoort tot de realiteit van het menselijk bestaan.

De meeste mensen gaan er van uit dat oorlog tussen Europese staten hoogst onwaarschijnlijk is. Dat komt ook omdat de belangen onderling verknoopt zijn geraakt. Onze angst voor de oorlog is echter verlegd naar een nieuwe – of vernieuwde – vijand: Rusland.

Hoe zoiets mogelijk is? Dat komt omdat de angsten in onze ziel eigenlijk nooit echt gestild kunnen worden: onze angsten dringen zich altijd weer op. Bovendien is onze soort relatief agressief en ook dat blijkt niet te onderdrukken.

En werkelijk: dat gevreesde Rusland blijkt nu effectief in staat om oorlog te voeren – waarbij we voor het gemak in het voorbijgaan even de ‘prestaties’ van de VS over het hoofd zien. Het doet ons vermoeden dat de collectieve afwijzing van de Russische invasie ook eens vanuit een dieptepsychologisch standpunt mag onderzocht worden.

Maar als het in één grote structuur bij elkaar brengen van verschillende volkeren een vredestichtend effect heeft omdat het de oude trauma’s tegenkoppelt en elkaars belangen verknoopt, waarom zou dat dan ook niet denkbaar zijn bij het project van Mededjev? Als die verknoping ook Rusland meeneemt?

Oh ja: er is China en er is India. En China heeft misschien ook de ambitie te domineren. Nu is het gedrag van mogendheden altijd onvoorspelbaar. Maar als ik me niet vergis zijn de Chinezen verstandig genoeg om in te zien dat het niet in hun belang is om spanningen te veroorzaken bij hun eigen klanten of leveranciers. Bovendien is het helemaal niet zo zeker dat Chinezen in staat zijn of zullen blijven om al de rest van dat enorme Eurazië onder de knie te houden. Wat nog belangrijker is: de technologie van onze tijd is zo divers en zo allesomvattend dat één land niet op elk gebied dominant kan zijn. China zou bijvoorbeeld kunnen streven naar leiderschap op het vlak van kunstmatige intelligentie[12]. Maar om op elk gebied van de menselijke technologie de nummer één te zijn, daar is zelfs China te klein voor[13].

Ook in een wereld die tegenover 1900 grondig is veranderd kan men dat Eurazië-idee, zelfs in moderne zin opgevat en in de geest van Elchardus, misschien nog een tikje naïef vinden. Maar de geografische feiten zullen uiteindelijk toch onontkoombaar zijn: een of andere vorm van Eurazië zal zich wel altijd als een interessante mogelijkheid presenteren.

En voor wie aan de mensenrechten denkt: zijn die beter gegarandeerd als we in Qatar olie kopen in plaats van in Rusland?

Misschien is het wijs over Eurazië na te denken.

Jaak Peeters

April 2022


[1] https://www.bedeutungonline.de/what-is-heartland-theory-meaning-definition-explanation/

[2] Kjéllen zou op zijn beurt wel eens beïnvloed kunnen zijn door de Duitser Ratzel, in wiens werk het begrip      Lebensraum nogal prominent aanwezig was.

[3] En Turkije!

[4] Afrika is niet verbonden met het aldus opgevatte Eurazië, behalve via de zowat 90 km brede landengte van Suez naar Port Said. Aan de westelijke zijde van Turkije heeft de watergrens tussen Europa en het Midden-Oosten slechts de omvang van een breed kanaal. De Bosporus is slechts 700 meter breed.

[5] Dat kan een bron van Russisch chagrijn zijn.

[6] GVA, 6 april 2022, blz. 3.

[7] Het is denkbaar dat de Nazi’s dat zelf ook wel beseften en precies daarom vooral een groot land wilden veroveren.

7.https://doorbraak.be/een-russisch-amerikaanse-oorlog-in-oekraine/ Zie voor een gekleurde maar toch niet oninteressante aanvulling hierbij: https://youtu.be/Mecmaw2IyAw. Interessant is ook: https://www.lewrockwell.com/2022/04/thierry-meyssan/the-end-of-western-domination/

[9] We moeten er niet al te flauw over doen, maar West-Europa heeft in deze zaak niets in de pap te brokkelen.

[10] Mark Elchardus, Reset, blz. 522.

[11] Zie bijvoorbeeld: Bessel van der Kolk. Traumasporen. Uitgeverij Mens, 2016.

[12] Daar streven ze ook echt naar.

[13] Sommige Chinese regeringsinstanties maken zich zorgen over de mogelijke bevolkingsdaling van China, dat uit zou kunnen komen op 650 miljoen.

Afpakken die yachts! In naam van de Europese Waarden…

Ik heb een nogal simpele theorie over het recht op bezit.

Wie werkt, mag bezit verwerven. Wie harder dan gemiddeld werkt, mag meer dan gemiddeld bezit verwerven. Wie niet kàn werken, mag zoveel bezit verwerven als hij zou hebben verworven, als hij normaal had kunnen werken.

En wie niet wil werken? Die moet maar onder een brug slapen.

Ik vind dit rechtvaardig. Ieder ontvangt waar hij recht op heeft krachtens zijn eigen sociale inbreng.

Ik heb waarlijk geen greintje sympathie voor rijke stinkerds die het bestaan om rond te varen in een yacht van 150 miljoen. Zoveel kan een mens met hard werk of sociaal verantwoord ondernemen onmogelijk bij elkaar rijven. Het is de vrucht van egoïsme.

Zoals bekend heeft de Europese Unie zopas beslist om de yachts van rijke Russen in beslag te nemen.

Waarom doet die EU dat? Omdat ze van oordeel is dat die oligarchen, zoals ze heten, een naar verhouding tot hun arbeidsprestaties veel te groot deel van het algemeen beschikbare eigendom tot zich hebben getrokken?

Het is hoogst twijfelachtig dat er veel sociale overweging heeft meegespeeld toen men besloot die yachts in beslag te nemen. Het yacht van Onnassis werd ook nooit in beslag genomen, zomin als de yachts van rijke Amerikanen of steenrijke Saudi’s.

Dat overkomt alleen Russische oligarchen.

Het heeft, kort gezegd, allemaal weinig met sociale rechtvaardigheid te maken. Zomin als de fiscale voorkeursbehandeling van rijke voetballers iets met sociale rechtvaardigheid heeft te maken.

Het heeft, vooreerst, van doen met wraak. Het is een puur politieke wraakneming tegen het Russische regime dat nu Oekraïne is binnengevallen. Het doel is niet de bezitters van de yachts te treffen. Het doel is het Russische regime te treffen.

Als iemands eigendom in beslag wordt genomen moet de eigenaar uit hoofde van zijn eigenaarschap een of andere wet hebben overtreden. Men kan iemand immers niet straffen zonder reden – gesteld dat het aan de EU is om Russische oligarchen te straffen.

Over welke concrete wetgeving gaat het dan wel? De Russische? De Franse? De Nederlandse?

De EU, altijd tuk op het opstapelen van nog meer macht, maakt van de bij de bevolking opgeklopte anti-Russische gevoelens misbruik om nog meer macht te verwerven. Energie en defensie staan voortaan uitdrukkelijk op het EU-verlanglijstje. Tegelijk spelen de nationale  regeringen het spel mee door er tegen elke grondwet in lustig op los te censureren, na het onwelgevallige nieuws eerst als fake te hebben bestempeld.

De EU, met haar hooggeroemde morele waarden, verdraagt geen weerwoord.

Het gaat dus, ten tweede, om brute macht. Om te laten zien hoe machtig die EU wel is, pakken ze sommige Russen hun eigendom af. Dat is niet alleen grof. Het is primitief en zelfs kinderachtig. De gewone Rus heeft er geen cent meer mee.

Ten derde en op het voorgaande aansluitend, treft men grote delen van de Russische economie. Een politieke boycot komt echter altijd vooral op de schouders van de zwaksten. Reken maar dat het de gewone Rus is die zijn baan zal kwijtspelen.

De EU- potentaten weten dat ze door overtreding van eigendomsregels de Russische oligarchen van het heersende regime weliswaar benadelen, maar daarmee toch vooral onschuldigen treffen. Ze plegen in feite chantage om het Russische regime te raken.

Maar intussen hebben die potentaten getoond dat ze de hooggestemde “Europese Waarden” hoog in hun vaandel dragen, toch?

Ik wist niet dat het willekeurig afpakken van iemands eigendom tot de Europese waarden behoort. Ik dacht dat zulke inbeslagname alleen mocht na gerechtelijk onderzoek waaruit blijkt dat er wetten werden overtreden. Hoe dit te rijmen valt met het capricieuze afpakken van iemands eigendom met als enig resultaat dat het politieke regime waartoe de eigenaars behoren wat gepest worden is voor mij een volstrekt raadsel.

Wat ik nu wel met zekerheid weet: de EU is volkomen onbetrouwbaar. Ze bemoeit zich met alles en is ook tot alles in staat. Reken maar dat daar ook oorlog bij hoort zodra ze over een leger beschikt.

Heel haar optreden spoort trouwens mooi met het huidige CIA-achtige scenario tegen Rusland. Die CIA heeft haar lessen geleerd sinds Afghanistan, Irak en Syrië, toen er geen georchestreerde media-acties waren zoals nu voor Oekraïne, maar wel kritiek opklonk .

De CIA is Amerikaans. Wat als de EU haar eigen CIA zal hebben?

Het robbertje rijkeluipesten zal misschien wat kietelen aan het Poetinregime.

Meedeinen op de golven van selectieve collectieve verontwaardiging is voor sommigen nuttig. Maar intussen slaagt de EU erin de relaties met Rusland voor twee generaties te vergiftigen. Terwijl we elkaar nodig hebben, als we tenminste niet vermalen willen worden tussen de grote machten.

En die hooggeroemde Europese Waarden?

Die hebben alweer een flinke knauw gekregen.

Jaak Peeters

Maart 2022

Mark Elchardus en de soevereine volksgemeenschap

Uitgangspunt

In het najaar van vorig jaar verscheen van de bekende socioloog Mark Elchardus Reset (Ertsberg, 2021). Het omvangrijke boek lijkt het intellectueel testament van de auteur, die lange jaren de huisideoloog van de socialistische partij werd genoemd.

De bewuste Vlaming en Nederlander die schrijver dezes is kijkt van het corpus zelf van dit boek nauwelijks verwonderd op: we worden door een hardvochtige liberale orde in de hoek gedrumd en we verworden tot vereenzaamde individuen die ontheemd zijn nadat hen hun gemeenschapsaanhorigheid werd ontnomen, allemaal in de greep van Big-Tech, de EU en hun nationale aanhang.

Het is onmogelijk een boek van meer dan 500 bladzijden binnen het hier toegemeten bestek volledig samen te vatten.

Ik ent mijn commentaar daarom vooral op het laatste hoofdstuk van zijn werk: De Europese Unie tussen markt en gemeenschap(pen). Daar wil ik een aantal opmerkingen aan ophangen.

Eerst dit

Elchardus voert nogal wat evidentie aan om liberalisme en democratie als elkaars tegenstanders op te stellen. Het liberalisme herleidt de mens immers tot een individueel producent en/of consument, die uit is op zijn voordeel. Het gaat ervan uit dat als je alles maar op zijn beloop laat er uiteindelijk een evenwicht ontstaat tussen de belangen van alle groepen binnen de maatschappij.

Om de liberale praxis mogelijk te maken moet het liberalisme de inmenging van de staat zo klein mogelijk maken.

De sociale misstanden van de negentiende eeuw en die van het huidige neoliberalisme hebben overduidelijk bewezen dat deze gedachtegang ongewenst is.

Vele nationale staten zijn tegen het liberalisme ingegaan en hebben correcties aangebracht in de liberale politiek. Volgens Elchardus zijn we nu evenwel weer onder een (neo)liberale pletwals terecht gekomen.

Volks-en staatsnationalisme

Die nationale staten van vandaag zijn echter het product van de natiebouwers van de achttiende en negentiende eeuw en van hen, die hieruit inspiratie haalden. Ze traden in de voetsporen van de Engelse een Franse staatsbouwers.

Die staatsbouwers schiepen een min of meer homogene nationale identiteit, een nationale cultuur, een nationale taal, nationale geschiedenis en nationale symbolen. Kortom alles wat de bevolking ertoe kon brengen zich met de nationale staat te identificeren. Ze schiepen de nationale staat.

Dat liep niet altijd van een leien dakje.

Cromwell voerde in Ierland een harde verengelsingspolitiek met het oog op de vernietiging van de Ierse taal en de verspreiding van het Engels: heel Groot-Brittannië moest immers dezelfde taal voeren (de oorlog van 1649 tot 1663). In Frankrijk sprak nog in 1853 minder dan de helft van de bevolking Frans. Met harde hand werden de Vlamingen, de Elzassers, de Catalanen en de Bretoenen verfranst. Oud-premier Rocard heeft dat enkele jaren geleden openlijk erkend.

Vlaamsbewuste mensen spreken in zo’n geval van staatsnationalisme: het volk moet aangepast worden aan de staat, terwijl het volksnationalisme de staat wil modelleren naar het volk. Hoe de volksnationalistische actie in haar werk gaat vindt men bijvoorbeeld in het werk van M. Hroch.

Democratie, volksnationalisme en een Europese unie

Naar mijn interpretatie associeert Elchardus het begrip democratie met of andere vorm van volksnationalisme en niet met staatsnationalisme.

Democratie dan weer vereist een minimale sociale en culturele samenhang, waardoor een wederzijdse identificatie mogelijk wordt. Ieder moet zichzelf ervaren als een deel van een gemeenschap van mensen die samen horen.

Dat besef van samenhorigheid gaat verder dan de natuurlijke solidariteit die verschijnt als mensen anderen, waar ook ter wereld, bij ontij bijspringen. De solidariteit binnen een gemeenschap wordt dan ook geïnstitutionaliseerd.

Volksnationalisme is de beste manier om die samenhorigheid politiek vorm te geven. Zo’n volksnationalisme is misschien niet rationeel, maar het is wel naar de maat van de levende mens.

Dat volksnationalisme loopt uit op volkssoevereiniteit, dat wil zeggen: een verzameling burgers die zichzelf als natie definieert en op eigen gezag beslist hoe het met de natie verder moet.

Die volkssoevereiniteit botst echter op de eisen van het neoliberalisme: géén staatsbemoeienis! Geen hinderlijke overheden!

Volgens Elchardus kan deze volkssoevereiniteit niet op tegen het internationaal kapitalistisch geweld. Ik weet niet of hij hierbij zonder meer gelijk heeft, want het geval van Singapore laat een ander beeld zien. Omdat Elchardus uitgaat van de noodzaak die volkssoevereiniteit te handhaven maar die anderzijds met machtstekorten geconfronteerd ziet, gelooft Elchardus dat zoiets als een Europese Unie van belang is.

Staatsnationalistische tendensen in de Europese unie

De Europese Unie functioneert als iets tussen een (unitaire) staat en een losse verzameling landen in. Zoiets kan echter niet blijven bestaan als er geen diepergaande beleving van samenhorigheid voorhanden is.

Op dat gebied zijn er nogal wat problemen, zoals blijkt uit de manier waarop landen zoals Hongarije en Polen de laatste tijd brutaal aangepakt werden. Eigenlijk komt het erop neer dat de Europese elites vooral uit West-Europa komen, een neoliberale insteek volgen en eisen dat de meer op het gemeenschapsdenken gerichte oosten zich bij de West-Europese denkwijze neerlegt en dus alvast gedeeltelijk de eigen identiteit opgeeft.

Dat is een duidelijk staatsnationalistische manier van handelen. Daarom vloekt ze met het idee van de volkssoevereiniteit, die voortbouwt op de specificiteit van de betrokken nationale identiteit.

De EU moet de oude staten vervangen

Elchardus beschrijft wat velen onder ons al langer weten: de EU is een project dat na twee verwoestende oorlogen voorgoed de vrede op het continent wilde brengen. Daartoe moest ‘het nationalisme’ (dixit ooit Frans Timmermans!) worden uitgeroeid en vervangen door een Europees samenhorigheidsgevoel – lees: een Europees (staats)nationalisme.

Dat werd dan vastgelegd in een “Grondwet voor Europa” – eigenlijk een verdrag, dat in Frankrijk en Nederland in referenda werd afgewezen, nadat het ook in Denemarken op de klippen was gelopen. Men heeft dat verdrag nochtans toch doorgevoerd, zonder nieuwe referenda.

Al in 1977 ontvouwde de Europese Commissie grootste plannen voor een ‘Europees cultuurbeleid’ gericht op identiteitsopbouw – duidelijk geïnspireerd op de 18-eeuwse staatsbouwers. Men wilde het onderwijs, de geschiedschrijving, de massacommunicatie, inrichting van musea en zoveel meer Europees ‘homogeniseren’. Het plan werd door de nationale staten van de tafel geveegd.

Wat er wel kwam: een vaandel (officieel een logo), een volkslied, een munt, het Schengenakkoord, een Europees Hof van de Rechten van de Mens en een Europees hof van Justitie – een soort Europees hooggerechtshof. We weten inmiddels dat die laatste twee instanties zich manifest activistisch opstellen.

De conclusie uit deze uiteenzetting is dezelfde als die welke ik in mijn De valse belofte (Polemos 2017) heb geformuleerd: men wilde de nationale staten vervangen door een Europese staat en daartoe moest de cultuur, het denken, de taal, de geschiedschrijving en dies meer aangepast worden aan de nieuwe Europese staat. Business as usual. Niks origineels. Staatsnationalisme zoals vanouds.

Elchardus zegt het niet zo scherp, maar zijn positie is wel heel duidelijk als hij de houding die de EU ingenomen heeft tegenover het vrijheidstreven van Catalonië en Schotland afkeurt – en vermoedelijk denkt hij hierbij ook aan Vlaanderen. Zijn standpunt is dat in een Europa dat echt democratisch wil zijn de eerbied voor de volkssoevereiniteit groot genoeg moet zijn om het uiteenvallen van staten op te vangen zonder dat mensen elkaar de keel beginnen over te snijden.

De kernvraag is nu: wat kan een EU echt betekenen, gesteld dat die niet in de richting van een staatsnationalistische organisatie uitgaat?

Een ander Europa

Om de betekenis van Europa te definiëren moeten we in ieder geval af van de hoger beschreven klassieke staatsgedachte, van het business as usual.

Europa moet dan worden: een volkerengemeenschap.

In dat geval vervelt de EU tot een volkerengemeenschap van Gibraltar tot … ja, waarom eigenlijk niet? …Vladivostok.

Onze verhouding met Rusland verandert dan op slag.

We zijn eraan gewoon geraakt Rusland als onze vijand te zien, of tenminste als “niet-Europees”, en dus niet bij Europa horend. Historisch is dat onzin, want Rusland maakte altijd al deel uit van de Europese politiek. Rusland is ook geografisch intens met het westerse deel van Europa verbonden. Er ligt geen hoge bergketen tussen Rusland en de rest van Europa, noch een diepe zee.

Er is meer, veel meer

Wie toekijkt naar de ontwikkeling van de West-Europese samenleving kan moeilijk een heerlijke toekomst voorspellen: niet de klimaatverandering, maar onze eigen manier van leven bedreigt ons het meest. Zoals het gebruik van allerlei stoffen en producten die voor heel lange tijd ons leefmilieu vervuilen. We verloren onze arbeidslust en we hebben onszelf wijsgemaakt dat het manna uit de hemel kan vallen zonder ervoor te moeten werken.

Tegelijk verloren we de wil om iets groots te bouwen, om onze beschaving te verdedigen.

We zijn terecht gekomen in het Laat-Romeinse panem et circenses, makkelijke prooien voor grijpgrage kapitalisten.

We verloren uit het oog dat we in een geglobaliseerde wereld in een concurrentiële verhouding staan met andere wereldregio’s, en dat op elk niveau.

En we vergaten dat de basis van dat concurrentievermogen in een hoogkwalitatief onderwijs ligt. “Iedereen een diploma” is jammer genoeg niet zo wijs…

En misschien is het precies dat wat het Rusland van vandaag ons kan bieden: ze hebben niet het geld dat wij onnadenkend kunnen verteren – althans nog niet. Maar ze hebben wel een uitstekend onderwijs, zo wordt me meegedeeld door mensen die zicht hebben op de Russische situatie. En dus mogen zij hopen goeie ingenieurs, medici en specialisten van allerlei slag te kunnen opleiden.

Die politiek zal haar vruchten afwerpen.

Een kritische bezinning

En zo zien we hoe een boek van een socioloog ons voert naar een kritische bezinning over onze eigen levenswijze. Elchardus wijst ons op het belang van de gemeenschap waarvan we deel uitmaken en waaraan we wellicht meer te danken hebben dan we zelf willen horen. In deze coronatijden met een zich onbeschoft opdringende totalitaire macht van de verschillende “big-structuren” moeten we eerst en vooral, zo leert ons Mark Elchardus, terugkeren naar onze eigen oorsprong. Naar de simpele feiten van ons bestaan op deze kleine planeet, als levende mensen onder elkaar. Dààr en nergens anders vinden we de juiste context waarin zovele zich opdringende vragen moeten geplaatst worden.

Die kritische houding geldt evengoed voor het onderwerp waarmee we zowat dagelijks geconfronteerd worden: Europa.

Europa moet iets anders zijn dan alleen maar staatsconstructie nummer zoveel. Als Europa geen aansluiting vindt bij het existentiële aanvoelen van volkeren, dit is: de Europese mens tot hulp is, dan dient de EU uiteindelijk tot niets. Meer zelfs: de suggestie die uit zijn boek oprijst is dat zulke EU alleen maar het neoliberaal kapitalisme ten goede komt.

In deze tijden van niet ongevaarlijke politieke spanningen zouden dergelijke overwegingen wat feller in onze media aan bod mogen komen.

Ik weet niet in welke mate Elchardus aan dit alles gedacht heeft.

Maar de lezer die ik ben alleszins wél.

Jaak Peeters

Februari 2022