Journalistiek ‘populisme’

Het is voor onze samenleving noodzakelijk om te blijven hameren op de spijker van de kwaliteit van het maatschappelijk debat, ook al blijven velen doof voor waarschuwingen.

Dezer dagen was het weer eens zover: de heer Pieter Lesaffer meende in een krantencommentaar zijn licht te moeten laten schijnen over de loodgieterij die hij aan de opeenvolgende Belgische staatshervormingen toeschrijft (HNB 3/12/2016).

Dat er bij die staatshervormingen een te grote dosis loodgieterij in het spel is geweest weet zowat iedereen. Maar het is ook een evidentie dat hervormingen nooit honderd procent deugdelijk zijn. ‘Honderdprocentigheid’ is jammer genoeg niet des mensen. Het is ook evident dat hervormingen alleen maar mogelijk zijn langs de weg van de geleidelijkheid. Het alternatief is de tirannie. Dat wil zeggen dat elke staatshervorming allicht enige vorm van loodgieterij kan worden toegeschreven. Alleen oppervlakkigheid – gemeenlijk populisme genoemd – leidt tot de gedachte dat een ingewikkeld probleem dat het gevolg is van een verkeerde staatsconceptie in 1830, in één grote, machtige efficiëntie-scheppende beweging kan opgelost worden.

Lesaffer deelt ons mee dat goed bestuur in de eerste plaats moet gaan over efficiënte manieren om de bewoners van dit land zo goed mogelijk te bedienen. Als dat meer België betekent, dan is dat maar zo: “de vraag is niet ‘meer Vlaanderen of meer België’, maar wat het beste werkt.”

Vooreerst de uitspraak dat het niet gaat om al dan niet méér Vlaanderen.

 

Als de heer Lesaffer zijn geschiedenis zou kennen, zou hij weten dat wat vandaag Vlaanderen heet het product is van een democratische ontvoogdingsbeweging. Postmodernisten doen daar lacherig over en doen de Vlaamse ontvoogdingsbeweging af als een beweging van gefrustreerde burgermannetjes. Maar hoe zou onze wereld eruit zien zonder die gefrustreerde burgermannetjes?

Mede daarom gaat het wel degelijk wél om “méér Vlaanderen”. Lesaffer moet overigens aangevoeld hebben dat zijn standpunt moeilijk vol te houden is, want hij erkent dat besturen ook een emotionele dimensie bezit. Daarmee lijkt hij de emancipatie in de sfeer van de emotie binnen te voeren. Opgelost is de hele Vlaamse zaak: een kwestie van emoties. Laten we nu maar overstappen naar ernstiger onderwerpen…

 

In een niet door hem bedoelde zin heeft hij natuurlijk gelijk: het woord Vlaanderen kun je vervangen door bijvoorbeeld Mexico, Oost-Timor of de arbeidende volksklasse. Emancipatie is in velerlei betekenis universeel. Helaas versterkt zulks Lesafffers uitspraak niet bepaald.

 

Toch is dat niet de belangrijkste kritiek op zijn schrijfsel.

Moet een regering haar burgers bedienen? Is het niet zo dat in een democratie burgers zichzélf moeten bedienen – niet door corrupt te handelen, doch door hun dagelijkse democratische praxis? Een overheid opvatten als een instantie waardoor men bediend moet worden maakt dat die overheid altijd tekort schiet, want altijd zijn er mensen die zich niet goed bediend voelen. Het is aantrekkelijk de overheid voor te stellen als de dienaar van de bevolking, maar de democraat ziet door een regering heen vooral zichzelf bezig. ‘Bediening’ heeft daar niet zo veel mee te maken.

 

Ten tweede: wat is efficiënt? Goedkoper? Dan zal de efficiëntie nooit groot genoeg zijn. Betere dienstverlening voor dezelfde prijs? Dan moet men eens uitleggen wat betere dienstverlening is, want dat is voor iedereen verschillend. Sneller antwoorden op de vragen van de burgerij, bijvoorbeeld? Dat kan, maar is dat beslissend om een hele staatsstructuur aan af te meten?

Efficiëntie wordt door iedereen anders gedefinieerd. Zodoende neemt een beroep op de efficiëntie de meningsverschillen niet weg. Wat als efficiënt gezien wordt, schuift bovendien altijd weer op. Je bereikt het ideaal nooit.

 

Er is een nog dieper liggende kwestie.

 

Hoe belangrijk ook: efficiëntie màg gewoon nooit de ultieme of zelfs voornaamste maatstok zijn in het bestuur. Efficiëntie is een norm die misschien past in het bedrijfsleven, waar wereldwijde onderlinge concurrentie noopt tot besparingen en kostenminimalisering. Doch in de politiek gaat het niet op de eerste plaats over dingen zoals kosten, doch over op elkaar botsende meningen, over mens- en wereldvisies. Politiek herleiden tot een zaak van efficiëntie ontneemt de politiek haar specifieke karakter als maatschappelijke plaats waar de democratie gepraktiseerd wordt. Wie alleen efficiëntie in rekening brengt, moet terugvallen op criteria zoals snelheid of prijs – afhankelijk van de voorkeur van wie kiest. Die criteria kunnen wiskundig worden uitgedrukt. Wie de beste wiskundige cijfers voorlegt, bestuurt dus het best.

Maar dat betekent nog niet dat hij de beste democraat is of het best rekening houdt met de specificiteit van de bestuurden. Hitler en Stalin waren zéér efficiënt, net als Big Brother. Als efficiëntie de hoofdnorm wordt, verdwijnt navenant de ruimte die nodig is om een democratisch proces te laten verlopen. Democratie onderstelt onvolkomenheid. Anders zijn meningsverschillen gewoon ondenkbaar. Er is dan inderdaad maar één wiskundige uitkomst.

 

Denkt Lesaffer slim uit de hoek te komen door een onderscheid te maken tussen efficiënte manieren om te besturen en efficiënt besturen? Eidoch: wat is het toepassen van efficiënte bestuurstechnieken anders dan efficiënt besturen? Spielerei met woorden verandert niets aan het probleem.

 

Als Lesaffer – en met hem de CD&V-jongeren – hun klassieken hadden gelezen zouden ze meteen begrepen hebben dat hun efficiëntiedenken maar heel gedeeltelijk spoort met democratie.

Ze zouden dat al in het inleidend hoofdstuk van Hannah Arendts Vita Activa hebben kunnen lezen.

Wat meer kennis van de geschiedenis en van de klassieken zou ons voor veel journalistiek populisme behoeden.

 

 

Jaak Peeters

December 2016

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *