Anti-Europese houding neemt toe

Voor het eerst zijn er meer mensen die negatief staan tegenover Europa dan positief. Hiermee wordt dan geïllustreerd wat Walker Connor in de jaren negentig van vorige eeuw schreef in diens Ethnonationalism. Connor maakte daarin brandhout van het door de eurofilie aangehangen dogma dat de nationale gevoelens mettertijd plaats zouden maken voor een Europees nationaal gevoel. Nog onlangs sprak een donderjagende Guy Verhofstadt in een zichzelf kwaliteitsblad noemende krant over een evolutie van kleine naar grote eenheden en hij verwees daarmee naar het opgaan van de Griekse stadstaten in een grotere Griekse staat.

Verhofstadt is niet bepaald een groot kenner van de geschiedenis. Anders zou hij hebben geweten dat Griekenland, na gehelleniseerd te zijn geweest door Alexander de Grote, bezet door de Romeinen en uiteindelijk ten prooi te zijn gevallen aan het Islamitisch imperium, een zo ingewikkelde geschiedenis heeft, dan zijn simpele conclusies op z’n minst voorbarig zijn. We weten gewoon niet eens wat er met Athene is gebeurd in de dagen van de Romeinse overheersing, hoe de cultuur daar is geëvolueerd en of de bevolking al dan niet ten gronde is veranderd, zodat er van een Atheense natiestaat geen sprake meer kon zijn. Bovendien wist zelfs Herodotos al dat de Grieken één enkele ethnos vormden. In zijn verslag van de strijd van de Grieken tegen Xerxes behandelt Herodotos de Grieken als één etnie, die dezelfde goden aanbad en de dezelfde taal sprak.

Ongetwijfeld ligt wel meer van dit soort onbeholpen onwetendheid aan de basis van de fictie van de Europese nationaliteit. Men kan rustig aannemen dat de meeste Europese technocraten en dito politieke ijveraars weinig meer historische kennis bezitten dan Verhofstadt.

Zulks is, zoals eenieder begrijpt, niet bepaald een stevige basis voor vergaande en verstrekkende samenwerking op lange termijn.

Connor maakt ons duidelijk dat de verwarring in de terminologie een van de oorzaken is van falend beleid ten aanzien van het nationale fenomeen.

Zo spreekt men in het Europese jargon altijd maar over natiestaten of “nationale staten”. De meeste Europese staten zijn evenwel geen natiestaten, omdat ze bestaan uit verschillende naties, uit delen van naties of gewoon een historisch samenraapsel van verschillende etnische brokken zijn.

Neem de staat België. Dat bestaat, zoals bekend, uit Nederlanders die zichzelf Vlamingen hebben genoemd, Walen, die zichzelf hebben laten verfransen en “Brusselaars”, die  veelal uit puur eigenbelang een eigen “nationaliteit” willen vormen. Dan heb je nog het stukje “Oostkantons”, een oorlogsbuit uit 1918, waar België meende “vergoed” te moeten worden met een stukje Duits grondgebied. Hoe “nationaal” is deze Belgische staat? Van een Belgische natie is minder dan ooit sprake. Integendeel groeien de Waalse en de Vlaamse natie zienderogen. Brusselaars willen ook al een eigen natie. En de 80.000 Duitsers willen best ook wel een eigen deelstaat.

Groot-Brittannië wordt geconfronteerd met de dreiging van een Schots separatisme. Als dat plaats zou vinden, durft niemand te voorspellen of het slapende Welshe nationalisme niet ook zou ontwaken. Hoe “nationaal” is Groot-Brittannië? Men kan zo doorgaan naar Spanje. Joegoslavië  en Tsjecho-Slowakije bestaan inmiddels al niet meer. Connor stelt dat minder dan tien ten honderd van de zogeheten “nationale staten” dat ook werkelijk zijn.

Maar als de zichzelf hoogverheven achtende “grote” politici voor deze fenomenen blind blijven en hardnekkig blijven doordrammen over niet-bestaande nationale staten, mogen ze niet verbaasd zijn als ze plots met dat gehate nationalisme te maken krijgen. Ze moeten dan de schuld – als daar sprake van zou zijn – niet op de nationalisten steken, die immers niet bereid blijken om zonder morren op te gaan in de droomstaat van de heren eurocraten,  maar op zichzelf, omdat ze de zich door dromen en illusies hebben laten leiden en niet door de realiteit.

Door de Europese “eenmaking” als de gelijke polen van een magneet tegen elkaar geperst, worden de oude etnische groepen zich juist nu bewust van hun etniciteit. Geleerde figuren van het slag van Blommaert, Rummens en co begrijpen maar niet waarom ze de “miserie” niet hebben zien aankomen en kletsen dan uit hun nek over “populisme”, vaak zonder dat fatsoenlijk te definiëren of toe te lichten waarom dat “populisme” dan per sé slecht zou moeten zijn.

Ze verzinnen dan allerhande verklaringen voor het oprijzen van nationalisme. Connor noemt er vier: economische of politieke achterstelling, vervreemdingsgevoelens in de moderne massastaat wat naar tribalisme zou doen grijpen, theorieën over centrum-periferieverhoudingen die weliswaar beschrijven, doch niets verklaren en het prestigeverlies van de nationale staat.

Maar Connor pleit ervoor het nationale te bezien zoals dat is: het ontwaken van volken, een proces dat volgens hem intrinsiek verbonden is met de ideeën van de Franse Revolutie, toen het volk adel en koning opzij duwde en zichzelf tot legitieme macht uitriep. Etniciteit en democratie hebben elkaar gevonden. Het grondprincipe is dat een gemeenschap niet door vreemden mag bestuurd worden, hetgeen sinds de eerste Wereldoorlog het principe van het zelfbeschikkingsrecht is geworden.

Op de opvatting van Connor dat de begindagen van dat volksbeschikkingsrecht bij de Franse Revolutie liggen, valt wat af te dingen. De Frans-Vlaamse oorlog in de dertiende en veertiende eeuw was meer dan een simpele dynastieke oorlog. Idem dito voor het Zwitsers Eedgenootschap.

Maar in ieder geval wijst Connor erop dat het nationale besef op de eerste plaats een psychologisch en existentieel gegeven is. Allerlei modernistische etiketten doen daar niets van af. En evenmin is het realistisch om de geschiedenis in simplistische zin te interpreteren en kritiekloos aan te nemen dat de etnische gevoelens door Europese nationale gevoelens zullen worden vervangen.

Als de recente geschiedenis van de Verenigde Staten iets duidelijk maakt, is het wel dàt. Misschien wel meer dan ooit is daar sprake van Amerikaanse Latino’s, Italiaanse Amerikanen, autochone Indianengroepen enzovoorts.

Als de Europeanen – wat dat ook zijn moge – zich dus afkeren van “Europa”, vindt iets plaats, wat voor onbevooroordeelde waarnemers heel vanzelfsprekend is.

 

Jaak Peeters

Mei 2013

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *