Nationalisme en planetarisme.

Nationalisten reageren terecht boos als hun de sloop van Joegoslavië voor de voeten wordt gesmeten. Ze krijgen de doden, de ontheemden en alle menselijke en materiële miserie die daarbij hoort op hun bord. Allemaal de schuld van het nationalisme.

Ik hoef ze niet op te noemen, de individuen die dit soort beschuldigingen met een arrogante regelmaat en met een stuitende wellust de wereld inslingeren. Ze vullen tegenwoordig de kolommen van kranten, die destijds het epitheton “kwaliteitskrant” eer aan deden.

 

Welbegrepen nationalisme verwijst naar een gedroomde wereld, een wenselijke wereld, een wereld die thans oe-topos is, maar geen utopia mag blijven.

De nationalist gaat uit van één, fundamentele, existentiële ervaring: een individu bestaat niet in zijn afzonderlijkheid. De reden is niet dat hij (of zij) als louter individu niet zou kunnen bestaan, omdat die gemeenschap nodig is om zelfs maar te kunnen bestaan. Neen: de nationalistische ervaring vangt nog een stap vòòrdien aan: er is geen sprake van een individu zonder een gemeenschap en omgekeerd, omdat de beide begrippen elkaar vooronderstellen.

Als een kind verwekt wordt, dan wordt het geïntegreerd in de gemeenschap zodra de ouders weten dat het op komst is. Ze gaan op zoek naar namen, vragen zich af hoe de kinderkamer in te richten, of het een jongen of een meisje zal zijn en wanneer ze het grote nieuws tegen hun eigen ouders zullen vertellen.

Dat betekent niets anders dan dat een kind al van bij zijn verwekking verweven wordt in een kluwen van banden en relaties, ook al beseft geen van de betrokkenen dat zelf. Een “kostbaar weefsel”, schreef een bekend politicus eens.

Aan het andere uiteinde van het leven gaat het niet anders. Als vader overlijdt, dan worden zijn foto’s onder de kinderen verdeeld. Die vertellen op hun beurt tegen hun kinderen over grootvader en diens exploten, zodat grootvaders relaties zich uitstrekken tot ver voorbij de grens van diens eigen, individuele bestaan. Men zegt soms dat we in onze kinderen voortleven.

Welnu: de gemeenschap is niets anders dan dit weefsel van relaties en banden en van de “knopen” die in al deze relaties tot stand komen. Dat gaat inderdaad het individuele bestaan ver te boven, maar veronderstelt het vanzelfsprekend wel. De gemeenschap beperkt zich dus niet tot een opeenstapeling van individuen, want dat zou duidelijk een theoretische extractie zijn, die in de werkelijkheid niet echt zou bestaan. Mensen zijn knooppunten in een immens, onoverzienbaar netwerk, dat ze zelf mee constitueren.

Een net zonder knopen is geen net. En een knoop zonder draden is geen knoop.

Daarom zijn, naar mijn oordeel, individu en gemeenschap op een ‘ontologisch’ niveau – met excuses voor dat woord – zodanig met elkaar verbonden, dat ze elkaar voor-onderstellen.

Een individu heeft dus altijd een oorsprong: de gemeenschap waarvan hij een deel is. Het netwerk waarin hij verwezen zit, mààkt het individu. Nationalisme is niets anders dan de beleving van deze twee-eenheid van mens en gemeenschap.

Nu komt mijn volgende stap.

De “gemeenschap” is, nogal vanzelfsprekend, op de allereerste plaats die groep van mensen, die elkaar van nature verstaan. Nogal wiedes dat het netwerk onder die mensen veel dichter zal zijn.

De waarheid is echter dat het netwerk, waarvan we een stukje zijn, zich veel en veel verder uitstrekt dan de gemeenschap die ons gewoonlijk voor ogen staat.

Een makkelijk begrijpbaar signaal hiervoor is het verschijnsel van de universele, menselijke solidariteit. We voelen ons betrokken bij het leed van andere mensen, ook al zijn die duizenden kilometers van ons verwijderd en zijn ze ons volkomen onbekend. Daaruit leren we dat we allemaal deel uitmaken van een netwerk, dat uiteindelijk de hele planeet omvat. We zijn ons dat netwerk meestal niet bewust, maar het is er wel. En in een nog ruimere betekenis ergeren we ons aan het voornemen van sommige Tanzaniaanse bewindslieden om door de beroemde Serengetti een snelweg te trekken. We trekken onbewust partij voor de zodoende bedreigde dieren, een bewijs dat we er ons mee verbonden voelen.

Alles welbeschouwd omvat “onze gemeenschap” de hele planeet, met heel haar hebben en houden.

Hier vindt de filosofische onderbouwing van het planetarisme van de nationalist zijn oorsprong: de eigen gemeenschap als de concrete vorm, waarin de planetaire gemeenschap zich op die plaats manifesteert.

Er bestaan bijgevolg geen tegenstelling tussen nationalisme en planetarisme. Ze vullen elkaar zelfs aan.

En met de gedroomde wereld die hieruit dan volgt, is niets mis.

Integendeel.

 

 

Jaak Peeters

Augustus 2010.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *