Theresa May ‘verloor’ dus de verkiezingen. Volgens Trouw won noch verloor ze en volgens Het Laatste Nieuws boekte ze “een Pyrrhusoverwinning”. De Standaard had het over “een zware nederlaag”, maar die laatste quotering zal niemand verbazen. Een verlies van 3,9% is tamelijk veel, maar De Wever zal in 2019 tevreden kunnen zijn als zijn partij haar verlies tot 3,9% kan beperken. Voor een regeringspartij is een dergelijk verlies niet ongewoon.
May heeft ongetwijfeld goed nagedacht en zich goed laten adviseren toen ze de vervroegde verkiezingen uitschreef. De peilingen waren toen ongetwijfeld gunstig voor haar en de politieke vooruitzichten daarom rooskleurig, vooral met het oog op de onderhandelingen over de Brexit.
Commentaren buitelen nu over elkaar. Over wat te gebeuren staat en wat de positie van May zal zijn en welke haar regering zijn zal. Voor eurofielen zoals Caroline de Gruyter zal een verzwakking van de positie van May tegelijk een versterking van die van de EU betekenen. Voor handelaren zal de daling van de waarde van het pond uitvoerkansen scheppen. Iedere commentator zal ons zijn of haar wijsheid meedelen.
Heerementijd! Wat de uiteindelijke consequenties van deze verkiezingsuitslag zullen zijn, zullen we pas over enkele jaren kunnen beoordelen. We laten ons dus niet leiden door de waan van de dag.
Als de uitslag helemaal anders is dan May en haar medestanders met kennelijk grote zekerheid hadden verwacht, dan kun je verschillende redenen bedenken waarom haar prognose niet uitkwam.
Eén reden kan zijn dat haar eigen campagne te zwak was en die van haar tegenstander merkelijk sterker.
Een ander stuk van de verklaring kan zijn dat nu mensen zijn gaan stemmen, die het bij de Brexit niet hebben gedaan: het kiespubliek is gedeeltelijk veranderd.
Een derde reden kan te vinden zijn in de rol van de media. Daar zitten nogal wat eurofielen tussen. Die hebben de lessen getrokken uit de Brexit-campagne en hebben hun eigen framing aangepast. De pers doet zoiets voortdurend. Zo bracht Gazet van Antwerpen een groot artikel over een terminale vrouw die door de VDAB verplicht werd te solliciteren, op straffe van schorsing van haar uitkeringen. Schrijnend, inderdaad. Maar tegenover dat geval staan er waarschijnlijk vele honderden waar het wél goed loopt. Daar zwijgt de pers over. Zo doet men aan sfeerschepping en de media zijn daar bedreven in. Ze kunnen dat nu ook zij deze verkiezingen hebben gedaan.
Er is echter nog een vierde element, dat je nooit aan bod ziet komen.
Voldoet de structuur van de westerse samenlevingen nog wel aan de voorwaarden om die door middel van verkiezingen te besturen? Zijn verkiezingen nog wel een goed politiek middel?
Deze vraagstelling komt voort uit de constatering dat onze samenlevingen buitengewoon ‘divers’ zijn geworden. Ter linkerzijde predikt met het alleszaligmakend karakter van die diversiteit, die sedert Vertovec superdiversiteit is geworden: er is in een samenleving geen eigenlijke meerderheid meer. De samenleving is een samen-leven geworden van diverse onderscheiden groepen, die ieder in hun eigen schoot hun eigen regels en zelfs hun eigen wetten volgen. Zo geldt in sommige delen van Londen de sharia. Overheid en politie weten dit, doch de betrokken groepen zijn zo machtig dat de politie niet langer de naleving van de wet kan verzekeren. Zij kan zich alleen toeleggen op de excessen: moorden, bijvoorbeeld.
Te onzent wordt deze zogeheten superdiversiteit bejubeld door de marxist Blommaert, met in zijn spoor en in een wat afgezwakte vorm DS-redacteur Tom Naegels. Vooral de zichzelf Groen noemende politici sloven zich uit om de diversiteit aan de man te brengen. Nu loopt er zelfs een ‘studie’ over de Vlaams nieuwkomers in het superdiverse Berchem. U leest het goed: Vlamingen zijn nieuwkomers in hun eigen stad. Zo ver gaat het geknoei met de begrippen. Extreemlinks deinst voor niets terug.
Het vreemde is dat niemand zich zorgen schijnt te maken om de kosten én de gevaren die dergelijke diversiteit met zich brengt. In zijn boek onder de titel superdiversiteit zingt het groene ex-gemeenteraadslid Dirk Geldof weliswaar de lof van die superdiversiteit, maar nergens in de 213 bladzijden van zijn boek vinden we iets over de kosten of de gevaren van zijn droomwereld. Wie naar de webstek van Groen gaat en vervolgens in de zoekfunctie kosten diversiteit of heterogeniteitskosten of iets dergelijks intikt, krijgt geen antwoord. Hebben zij zelf zich dan nooit afgevraagd of heterogeniteit wel eens veel duurder en lastiger zou kunnen zijn dan homogeniteit? Dat ze ontregelend en vervreemdend werkt, in plaats van ze te bejubelen omdat ze de traditionele samenleving kapot maakt? Wat dat laatste is het ware doel van de linkse hemelbestormers.
Maar concreet verwijzend naar de Britse situatie luidt de vraag of een land dat uiteenvalt in de hoger genoemde grote, van elkaar sterk onderscheiden groepen, nog wel met de klassieke democratische methoden te besturen valt. De waarheid is dat een dergelijk land eigenlijk bestaat uit verschillende landen, waarvan de morele, culturele, politieke en zelfs financiële belangen elkaar vaker dan gewenst in de weg zitten. Anders gezegd: Groot-Brittannië, in het bijzonder de grote steden, is een land dat uit verschillende landen bestaat, en daarom zoiets als België in het groot is. Een dergelijk land kan alleen bestuurd worden via een diplomatieke conferentie van permanente aard. Maar dat inzicht is niet doorgebroken en May en de anderen willen nog steeds handelen alsof Groot-Brittannië een land met een aantal minderheden zou zijn, doch wel met één Leitcultuur.
De situatie wordt verergerd doordat de Britse jeugd – bij ons is het niet beter – onder invloed van het postmodernisme en het modieuze Europanationalisme en dito kosmopolitisme elke richting kwijt is. Leerden de Britse jongemannen en –vrouwen destijds nog hoe een bewust Brits volk eruit zou moeten zien, dan is deze homogeniteit scheppende beeldvorming verdwenen.
Doch een volk dat het nationale burgerschap in deze onzekere en verwarrende tijden niet geleerd heeft, wordt willoos voorwerp van al dan niet buitenlandse groepen en van de hoger genoemde framing in de media.
Anders gezegd: het ontbreken van een homogeen nationaal zelfbeeld kan ertoe leiden dat nochtans goed bedachte overwegingen uiteindelijk op hun tegendeel uitdraaien. Dat kan ook nu gebeurd zijn.
In het voorbijgaan weze erop gewezen dat dit gebrek aan homogeniteit ook eigen is aan de EU-staat. Die is immers zoals La Belgique, maar dan honderdvoudig. In plaats van samen te brengen, zou de EU-staat, net als Groot-Brittannië, wel eens op een verzameling van op zichzelf functionerende sub-landen kunnen worden.
Geen wonder dat die EU-staat niet bepaald een voorwerp van democratische bestuur is.
Technocratie
Hoe moeten dergelijke hyperdiverse landen dan bestuurd worden, als het op een democratische manier kennelijk heel moeilijk is?
De oplossing ligt voor de hand en het voorbeeld voor het grijpen: het bestuur wordt in de werkelijkheid waargenomen door een technocratische elite. Die laat haar optreden legitimeren door iets wat zich een parlement wil noemen. Veel van de dossiers zijn echter zo ingewikkeld, dat geen enkel parlementslid bij machte is om het algemeen overzicht te behouden. De grote meerderheid van de parlementsleden stemt dus zoals ‘de partij’ dat voorschrijft. Daarmee is de democratie verdwenen. Immers: als al de parlementsleden, die voltijds met de politiek bezig zijn, de ontwikkelingen niet bij kunnen houden, hoe kunnen we dan verwachten dat de onopgeleide gewone kiezer dat kan? Geen wonder dat die afhaakt of protesteert en stemt voor wat de elite en de media ‘populistische’ partijen noemen.
Een andere homogeniteit?
Een andere mogelijkheid is dat één van de groepen waaruit de zogeheten diverse maatschappij van tegenwoordig bestaat de macht in handen krijgt, zichzelf tot de nieuwe, intern homogene feitelijke meerderheid verheft, en vanuit die positie de spelregels gaat bepalen.
Dan doen zich het scenario voor dat Michel Houellebecq in zijn Soumission beschrijft: de nieuwe homogene meerderheid – niet in getal, maar in feitelijke machtsuitoefening – is onaantastbaar, laat haar positie niet onderuit halen en de anderen, de autochtone bevolking inbegrepen, rest alleen zich zwijgzaam te schikken naar de orders van de nieuwe meesters.
Ter linkerzijde predikt men de autonomie en vrijheid van de groepen die de bezongen superdiverse samenleving vormen. Via een samenwerking van deze groepen zouden we tot een nieuwsoortige confederale bestuursvorm komen. Die zou dat als confederatie nog democratische kenmerken dragen.
Het probleem is dat iedereen dat spel eerlijk moet meespelen. Dat wil zeggen dat elke groep bereid moet zijn zich aan een stel algemene gedragregels te onderwerpen. De meeste ‘gewone’ mensen zullen dat doen: ze gaan, zoals iedereen, uit werken, doen hun boodschappen met of zonder hoofddoek en maken zich boos als één van de kinderen kwajongensstreken heeft uitgehaald. Maar hun elites: dat is andere peper. En als van deze elites één groep vals speelt en de eerste beste kans grijpt om zichzelf in de macht hijsen is het hek van de dam.
De kans is dus groot dat dit alles uitloopt tot één groot, onoverzichtelijk kluwen van elkaar bestrijdende of zelfs naar het leven staande groepen. We zien in Syrië wat dat betekent. Als er géén macht zich daarboven kan stellen kan deze situatie immers alleen op conflicten uitdraaien.
Dan zal heel luid en krachtig de roep om een Grote Leider opklinken.
Die zal er dan gekomen zijn, mede dank zij de diversiteitspleidooien van onze ‘groene’ vrienden.
En mét die superdiversiteit wordt dan niet alleen onze van oudsher homogene samenleving begraven, doch eveneens onze democratie. Zo verschijnen nu drie mogelijkheden: een technocratie, een nieuwe homogene leidende doch niet-autochtone groep of een Grote Leider. Geen van de drie lijkt me aantrekkelijk.
Jaak Peeters
Juni 2017