Alles hangt van de definitie af. Maar als we de definitie aannemen die een bekend links auteur, Ludo Abicht, aan links geeft, dan staat links voor emancipatie. Met deze definitie staat Abicht echt niet alleen. De columnist van Aktief, het ledenblad van het marxistisch- geïnspireerde Masereelfonds, Koen Dille, houdt er dezelfde mening op na. Links is voor hem ‘totale bevrijding’.
Wat die ‘totale bevrijding’ dan wel betekenen moet, is niet altijd even duidelijk. Zeker is dat het om gelijkberechtiging van mannen en vrouwen gaat; een menswaardige positie van werknemers in bedrijven; de voortdurend volgehouden eis om de minstbedeelden in de gemeenschap de kans te geven een beroep te doen op ons aller solidariteit en nog wel van dat soort dingen. Kortom: allemaal eerbiedwaardige dingen.
Doch ‘totale bevrijding’ zou ook kunnen betekenen dat de individuele persoon zich moet losmaken uit de vaak onopgemerkte banden die hem sinds ’s mensenheugenis in de greep houden. Daarbij denken we natuurlijk allereerst aan dingen zoals de vader- en moederrollen of de bevrijding uit de greep van zelfverklaarde elites, die vinden dat zij het recht hebben anderen voor te schrijven wat die te doen en te laten hebben – een verhouding waarop Abicht in zijn nieuw essay Gewoon volk eerst hard op inzet.
Hoever reikt echter het bereik van deze ‘totale bevrijding’?
Want conservatieven voeren terecht aan dat de meeste van de banden die ons definiëren onbewust zijn. Meer zelfs: sommige ervan kunnen we zelfs niet loswrikken. Zodra onze ouders weten dat we over een aantal maanden zullen geboren worden, sjorren ze ons vast in allerlei sociale netten. Ze doen dat met de allerbeste bedoelingen: ze willen ons een goede peter en meter bezorgen; ze hechten eraan goede afspraken te maken omtrent onze opvang als zijzelf uit werken moeten; ze treffen regelingen met artsen en verpleegkundigen om over onze gezondheid te waken en wat al meer. In werkelijkheid wordt het nog niet geboren individu dus ingeweven in een netwerk van relaties, waarvan het zich van geen kanten bewust is. Meer nog: zònder dat netwerk zou ons bestaan ondenkbaar zijn.
Waar blijven we dan met de door links hooggeroemde ‘totale bevrijding’?
Er is meer.
In De Groene Amsterdammer van 23 februari 2012 schrijft Frans Verhagen: “ Als je iets hebt opgebouwd dat staat als een huis, dan word je vanzelf conservatief als het wordt bedreigd. Progressief kun je zijn in het gebruik van de middelen tot behoud van dat bouwwerk.” Nou: uiteindelijk draait dus elk progressisme uit op een vorm van conservatisme?
Het gaat zelfs niet eens om één simpele vorm van conservatisme.
Want niet alleen doen we er met z’n allen maar best aan om goed vast te houden wat we samen hebben opgebouwd – vindingrijkheid in de methoden om de verworvenheden vast te houden mag je rustig progressief noemen. Intussen gaat het toch maar om iets dat zowat tegengesteld is aan ‘totale bevrijding’ – men denke aan de uitspraak dat de modale Vlaming met een baksteen in de maag wordt geboren. Maar wat doen we met al die relaties die rondom ons werden gespannen zonder dat we daar zelf iets over beseften, zoals onmiddellijk na onze verwekking? Hoeveel van ons gedrag wordt bepaald door dit soort invloeden van buitenaf en wat zou er van onze beschaving overblijven als we er zouden in slagen om al die invloeden ongedaan te maken?
Alsof dat niet volstaat, schrijft diezelfde Frans Verhagen nog: “Wie hard werkte, hard studeerde, zijn kansen pakte, die kon studeren, zichzelf verbeteren.”. Ogenblikje! Hebben we het hier niet over rechtse thema’s? Kwaliteit, degelijkheid en dat soort eigenschappen… dat noemen we toch rechtse eigenschappen?
Dat betekent dus dat een linkse emancipatiebeweging uitmondt in een maatschappij waarin rechtse principes van gelding zijn. Meer nog: zonder die rechtse principes kan er van emancipatie zelfs geen sprake zijn.
Wat bovendien opvalt is dat Verhagen schrijft over ‘kansen pakken’. Ook dàt is toch een rechtse houding? Wijst dat niet naar het verfoeide liberaal kapitalisme?
Deze associatie is overdreven natuurlijk, maar het moge duidelijk wezen dat er tussen links en rechts meer verband bestaat, dan beide strekkingen soms bereid zijn te erkennen. Het gaat niet – zoals zo vaak – om een gepolariseerd of-of, maar om een wederzijds versterkend en-en.
En dan komen we weer aan bij de toestanden hier ten lande.
Welke koers vaart de regering van de heer Di Rupo? Kun je zeggen dat zijn maatregelen mensen ertoe aanzetten kansen te pakken? Worden harde werkers en dito studeerders beloond voor hun inspanningen? Worden goede beheerders van bedrijven beloond? Worden er maatregelen getroffen om al deze middengroepen – de modale, hardwerkende Vlaming van een bepaald bekend partijvoorzitter – ertoe aangezet meer intellectuele of materiële waarde te produceren?
Of moeten we vrezen dat het allemaal zal blijven bij het klassieke morrelen in de marge en het verder aandraaien van de duimschroeven voor wie een beetje verworven heeft, zodat de motivatie om erin te vliegen wegdampt? Het traditionele ‘linkse’ recept dus? Waarbij de zichzelf rechts noemende partijen in deze regering een wel heel zware verantwoordelijkheid dragen.
De vraag luidt: hoe zwaar wegen deze partijen binnen deze regering?
Jaak Peeters
Maart 2012